Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 |
Citeertitel | Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018, art. 1.3, 3.5.1, 3.6.1 en 3.6.2
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-01-2019 | 01-01-2019 | 22-05-2019 | Wijziging artt. 2, 2a, 3, 6, 7a, 10, Bijlage 1, 3, 4, Toelichting | 18-12-2018 | Rotterdams GBL nummer: 2018, nummer 169 |
01-01-2018 | 03-01-2019 | Nieuwe regeling | 19-12-2017 | Gemeenteblad 2017, nummer 215 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van de concerndirecteur van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling van 19 december 2017, registratienummer 17MO07400;
gelet op de artikelen 1.3, 3.5.1, 3.6.1 en 3.6.2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018;
Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018
In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
Artikel 2 Kwaliteitscriteria professionele ondersteuning via een pgb
Van professionele ondersteuning is sprake als de organisatie of zelfstandig werkende hulpverlener die door de cliënt is ingeschakeld voor de ondersteuning, voldoet aan het geheel van de eisen genoemd in één van de volgende onderdelen:
Er is sprake van een organisatie die:
staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel waarbij de activiteiten blijkens deze inschrijving bestaan uit het verlenen van ondersteuning die past binnen de kaders van de resultaatgebieden als bedoeld in hoofdstuk 3 van de verordening;
Een hulpverlener die een arbeidsovereenkomst heeft met de cliënt voor het leveren van ondersteuning binnen één of meerdere van de resultaatgebieden als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, onderdelen a, c, d, e of g, van de verordening of, indien en voor zover de hulpverlener:
beschikt, voor zover ondersteuning wordt geleverd binnen een resultaatgebied of ondersteuningselement, bedoeld in de artikelen 3.1.8, eerste lid, onder d, f of huisvesting als bedoeld in onderdeel g, voor de resultaatgebieden, genoemd in artikel 3.2.1, eerste lid, van de verordening over een locatie waar meerdere cliënten tegelijk kunnen verblijven; of
Artikel 3 Nadere verleningscriteria persoonsgebonden budget
Het college beschouwt een in het pgb-plan ten behoeve van een jeugdige beschreven hulpverleningsaanbod dat volledig overeenkomt met het aanbod van een zorgaanbieder die een contracts- of subsidierelatie heeft met de gemeente Rotterdam, als een passend aanbod in de zin van artikel 8.1.1, tweede lid, onder b, van de Jeugdwet.
Het college acht de kwaliteit en het resultaat van de beoogde ondersteuning zoals bedoeld in artikel 3.4.1, tweede lid, onder b en c, van de verordening, gewaarborgd bij:
Artikel 4 Geldigheidsduur besluit maatwerkvoorziening, individuelevoorzieningen en pgb
Het college verstrekt een individuele voorziening tot maximaal de dag waarop de aan de jeugdige toegekende, voortgezette of hervatte jeugdhulp in termen van artikel 1.1 van de Jeugdwet eindigt, maar in ieder geval op de leeftijd van 23 jaar.
Onder de gronden tot intrekking van een besluit, als bedoeld in artikel 2.3.10, van de Wmo 2015 en artikel 3.5.3 van de verordening, wordt ook begrepen de mogelijkheid tot intrekking als er op basis van gewijzigde regelgeving of gewijzigd beleid geen recht meer bestaat op de maatwerkvoorziening of pgb op de wijze zoals deze is toegekend.
Artikel 6 Tariefstelling persoonsgebonden budget maatwerkvoorzieningen en individuele voorzieningen
Het college betaalt het pgb voor professionele ondersteuning overeenkomstig het formele pgb-tarief, bedoeld in artikel 3.4.4, eerste lid, van de verordening, indien de organisatie of hulpverlener die de ondersteuning levert, voldoet aan de kwaliteitscriteria voor professionele ondersteuning, als bedoeld in artikel 2.
Artikel 7 Maximale pgb-bedragen resultaatgebieden maatschappelijkeondersteuning en jeugdhulp
De maximale pgb-bedragen voor voorzieningen op grond van de Wmo 2015, anders dan voor dienstverlening maatschappelijke ondersteuning zijn opgenomen in bijlage 2 en 3.
De cliënt die een hulp in dienst heeft voor dienstverlening waarvoor hij niet het tarief voor professionele ondersteuning ontvangt, kan aanspraak maken op een toeslag voor de verschuldigde werkgeverslasten als de cliënt naar het oordeel van het college op 4 dagen of meer week dezelfde hulp moet hebben en op de hulp daardoor artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 niet van toepassing is.
Indien het college op grond van de individuele situatie van de cliënt bij verstrekking van een maatwerkvoorziening aan een aanbieder een vergoeding zou hebben verstrekt op basis van de vrije trede, wordt het pgb op basis van deze vrije trede berekend conform artikel 3.4.4 van de verordening.
Artikel 7a Bijdrage algemeen gebruikelijke kosten
Een cliënt die verblijft in de crisisopvang huiselijk geweld is na acht weken verblijf een bijdrage voor algemeen gebruikelijke kosten, als bedoeld in artikel 4.1.1 van de verordening, verschuldigd van € 37,35 per week.
Artikel 8 Vrij besteedbaar bedrag
Het vrij besteedbaar bedrag, bedoeld in artikel 3.4.3, zesde lid, van de verordening, bedraagt € 25,- per kwartaal waarin ondersteuning is geboden.
Artikel 9 Blijk van waardering voor mantelzorgers
De attentie, in de vorm van een mantelzorgwaardering, die het college jaarlijks op grond van artikel 3.6.1, van de verordening beschikbaar stelt bestaat uit een Rotterdampas met daarop een OV-tegoed van € 25,-.
Als de Rotterdampas door toedoen van de mantelzorger onrechtmatig is verstrekt en het college gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 3.6.1, derde lid, van de verordening, sluit het college de mantelzorger uit van het recht op een attentie voor een periode van:
Het college kan een mantelzorgparkeervergunning verstrekken wanneer de ontvanger van de mantelzorg een beschikking bezit op grond van de cExterne link of de Wet langdurige zorg.
Artikel 11 Intrekking oude regelingen en beleidsregels
De volgende regelingen en beleidsregels worden ingetrokken:
De Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 (hierna: Nadere regels) hebben hun grondslag in de artikelen 1.3, 3.5.1, 3.6.1 en 3.6.2 artikel 1.4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 (hierna: verordening).
De Nadere regels bevatten regelingen over de maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning, de individuele voorzieningen jeugdhulp en het pgb.
De in de regels opgenomen begrippen en afkortingen komen overeen met die die in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, of de verordening worden gehanteerd.
Artikel 1 bevat de definities van een aantal begrippen in de nadere regels, die niet eerder in de wetgeving of de verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp zijn gedefinieerd.
Artikel 2 Kwaliteitscriteria professionele ondersteuning via een pgb
In de verordening is opgenomen dat voor de vaststelling van de hoogte van het pgb ook bepalend is of de ondersteuning wordt geleverd op professionele basis of in het informele circuit.
In dit artikel is uitgewerkt wat onder professionele ondersteuning wordt verstaan. Net als de professionele ondersteuning dient ook de informele ondersteuning te voldoen aan de algemene voorwaarden en kwaliteitseisen zoals genoemd in de verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp. Zo dient ook informele ondersteuning in het kader van een pgb naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit te zijn en in voldoende mate bij te dragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan beoogde resultaat.
Een aanbieder wordt als professionele aanbieder aangemerkt als deze aan de (cumulatieve) criteria van één van de onderdelen voldoet.
Onder de kwaliteitseisen vallen bijvoorbeeld:
Een zelfstandig werkende hulpverlener (zelfstandige zonder personeel of freelancer) moet ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel en ook door de belastingdienst worden aangemerkt als ondernemer. Daarnaast is een aantal, cumulatieve kwaliteitseisen genoemd, die vergelijkbaar zijn met de kwaliteitseisen die aan een organisatie worden gesteld.
Een voorbeeld van een wettelijk vereist register is het register dat voortvloeit uit de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (het BIG register).
Om aan te tonen dat een freelancer of zelfstandige zonder personeel (ZZP-er) door de belastingdienst wordt aangemerkt als ondernemer, kan hij hiervoor een modelovereenkomst bij de belastingdienst aanvragen.
De hulpverlener moet beschikken over een VOG als hij de werkzaamheden start.
Voor een reeds afgegeven VOG geldt dat deze niet eerder mag zijn afgegeven dan 3 maanden voor het tijdstip waarop de hulpverlener wordt ingezet voor ondersteuning.
Voor medewerkers die, anders dan éénmalig, worden ingezet bij de ondersteuning, geldt dat zij dienen te beschikken over een geldige VOG. Daarbij wordt uitgegaan van een maximale geldigheid van 3 jaar. Na het verstrijken van deze termijn dient opnieuw een VOG aan gevraagd te worden.
Artikel 2a informele ondersteuning
In de verordening is opgenomen dat voor de vaststelling van de hoogte van het pgb ook bepalend is of de ondersteuning wordt geleverd op professionele basis of in het informele circuit.
In artikel 2 is uitgewerkt wat onder professionele ondersteuning wordt verstaan.
Uitgangspunt is, dat voor een informeel pgb alleen vormen van ondersteuning in aanmerking komen die overeenkomstig het bepaalde in het zevende lid van artikel 3.4.1 van de verordening voldoen aan de voorwaarden voor dienstverlening door een persoon of een organisatie binnen het informele circuit.
Een cliënt kan dus niet via de ‘omweg’ van een informeel pgb, ondersteuning inkopen die door een al dan niet professionele organisatie of zelfstandig opererende hulpverlener wordt aangeboden.
Net als de professionele ondersteuning dient ook de informele ondersteuning in de zin van de verordening te voldoen aan de algemene voorwaarden en kwaliteitseisen zoals genoemd in de verordening. Zo dient ook informele ondersteuning in het kader van een pgb naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit te zijn en in voldoende mate bij te dragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan beoogde resultaat. Het uitgangspunt is dat niet-professionele, informele ondersteuning wordt betrokken vanuit het sociale netwerk. In de Wmo2015 is het sociaal netwerk gedefinieerd als: ‘personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt’. Ook in het kader van de Jeugdwet is het mogelijk de jeugdhulp te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, waaronder de ouders, onder de door het college bepaalde voorwaarden.
Toekenning van ondersteuning vanuit het sociale netwerk geschiedt in het kader van het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte met inachtneming van de relevante bepalingen inzake gebruikelijke hulp en mantelzorgondersteuning.
Slechts in uitzonderingsgevallen en onder zwaarwegende omstandigheden kan door het college worden toegestaan dat middels het informele tarief het pgb wordt besteed aan de inzet van een organisatie die niet aan de eisen van professionele ondersteuning voldoet.
Het college neemt in de beleidsregels op wat onder deze uitzonderingsgevallen wordt verstaan.
Artikel 3 Nadere verleningscriteria persoonsgebonden budget
In het eerste lid is geregelddat, indienblijktuit het pgb-plan dat de hulp die met eenpgbwordtingekochtvolledigovereenkomt met de hulp die de gemeenteninkooptbij de gecontracteerdejeugdzorgaanbieders, het verzoekvooreenpgbwordtafgewezen.
In het tweede lid gaat in op de waarborging van de kwaliteit van ondersteuning die middels het pgb wordt verleend. Het wijkteam, danwel de Wmo-adviseur en de cliënt zijn (meerdere keren) in gesprek met elkaar om uiteindelijk te komen tot een ondersteuningsplan. Indien er sprake is van hulpverlening in de vorm van een pgb, dan zijn de te behalen doelen en resultaten die beschreven staan in het pgb-plan gelijk aan de doelen en resultaten zoals beschreven in het ondersteuningsplan.
Onder b van het tweede lid staat dat een zorgovereenkomst onderdeel uit maakt van het pgb-proces. Een zorgovereenkomst is noodzakelijk aangezien op basis van deze zorgovereenkomst de betaling dient plaats te vinden. In deze zorgovereenkomst dient altijd de prestatie te staan die de hulpverlener gaat leveren. Met prestatie wordt het aantal uur, dagdeel, dag, aard van de werkzaamheden bedoeld.
Het onder c genoemde betreft, op basis van afspraken tussen gemeenten en rijksoverheid, de melding door gemeente en beoordeling door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd van nieuwe toetreders in de vorm van jeugdhulpaanbieders.
Een vermelding op het Inspectieloket Sociaal Domein en Jeugd van een aanbieder die na 1 januari 2015 is toegetreden en die een praktijkduur van minimaal 6 maanden heeft gehad, wordt na een periode van 3 maanden waarin de Inspectie zich een oordeel over de kwaliteit heeft kunnen vormen, door het college als een gedegen kwaliteitsindicator beschouwd.
Artikel 4 Geldigheidsduur besluit maatwerkvoorziening, individuele voorzieningen pgb
Uitgangspunt is, dat een besluit voor toekenning van een maatwerkvoorziening of individuele voor maximaal 5 jaar geldt.
Cliënt kan zich 8 weken voor het verlopen van de verstrekkingstermijn melden voor een onderzoek voor verlenging van de maatwerk- of individuele voorziening. Afhankelijk van de situatie van de cliënt, zullen in het geval verzocht wordt om een maatwerkvoorziening te verlengen, de onderzoekspunten van artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 uitgebreid of beperkt worden doorgelopen en volgt een nieuw besluit.
Vijf jaar is een maximale termijn, die niet uitsluit het pgb voor kortere duur te verstrekken. Dat kan bijvoorbeeld wenselijk zijn om na een bepaalde tijd (een half jaar, een jaar) te kunnen oordelen of de gestelde doelen worden behaald. Ook kan, gelet op de beperkingen van de cliënt, een korte(re) termijn meer voor de hand liggen zijn.
De inzet van de ondersteuning in het kader van de toepasselijke resultaatgebieden is de versterking van de zelfredzaamheid van de cliënt. Als er perspectief is op versterking van de zelfredzaamheid, kan de indicatie in stappen worden opgebouwd, waarbij de invulling van de indicatie in de diverse stappen anders kan worden ingevuld.
Het college kan een voorziening voor dienstverlening getrapt verstrekken, waarbij een afbouw in de omvang van de voorziening plaatsvindt gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening. Tevens is het mogelijk de indicatie getrapt op te bouwen, bijvoorbeeld in het kader van arbeidsmatige dagbesteding.
Als duidelijk is dat de cliënt blijvend op een maatwerkvoorziening zoals bijvoorbeeld een woonvoorziening, een rolstoel of ander hulpmiddel is aangewezen, wordt de indicatie voor langer dan 5 jaar (ook onbeperkt) afgegeven. Bij de bepaling van de uiteindelijke looptijd van het indicatiebesluit zal naar diverse aspecten worden gekeken, die allemaal te maken hebben met de verwachting of er wijzigingen in de situatie van de cliënt zullen optreden en zo ja, op welke termijn. Bij een looptijd langer dan vijf jaar kan bijvoorbeeld gedacht worden aan personen op leeftijd of een cliënt die is opgenomen in een WLZ-instelling.
Artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 geeft (limitatief) de gronden weer waarop een besluit kan worden ingetrokken. Een van de gronden is, dat er geen recht meer bestaat op de maatwerkvoorziening. Ten overvloede is in het vijfde lid opgenomen dat het recht ook gekoppeld is aan de regelgeving en het beleid van dat moment.
Artikel 5 Verplichtingen aan maatwerkvoorzieningen en pgb
Voor een maatwerkvoorziening die een cliënt in bruikleen ontvangt, sluit de cliënt een bruikleenovereenkomst af. Daarin worden bepalingen opgenomen die samenhangen met het gebruik van de maatwerkvoorziening. Wanneer de cliënt de voorziening middels een pgb aanschaft, wordt de voorziening eigendom van de cliënt.
In zijn algemeenheid geldt dat de cliënt zorgvuldig met de maatwerkvoorziening moet omgaan. Hiertoe wordt bijvoorbeeld gerekend: het op slot zetten van de rolstoel of vervoersvoorziening en het volgens afspraak stallen daarvan, het nalaten van het aanbrengen van versieringen of veranderingen die schade kunnen brengen aan de maatwerkvoorziening wanneer deze worden verwijderd (denk aan stickers, verven), het meewerken aan regulier onderhoud, de maatwerkvoorziening alleen te bestemmen voor eigen gebruik.
Ook dient de maatwerkvoorziening afdoende te zijn verzekerd tegen schade, verlies en diefstal. Bij bruikleen zal hierin zijn voorzien middels de bruikleenovereenkomst, bij een pgb dient de cliënt zelf zorg te dragen voor adequate verzekering. De kosten hiervan zijn meegerekend in de opbouw van het pgb budget voor het onderhoudsdeel.
Lid 3 Als een cliënt een maatwerkvoorziening meeneemt naar het buitenland, komt dit voor risico van de cliënt. Te denken valt aan beschadiging bij transport of diefstal. Als de maatwerkvoorziening hierdoor voortijdig moet worden vervangen, kan het college besluiten dat de kosten hiervan voor rekening van cliënt komen.
In artikel 3.5.1 lid 3 van de verordening is bepaald dat het niet nakomen door cliënt van de verplichtingen voor risico van de cliënt en kan leiden tot intrekking van de voorziening of pgb of door de cliënt te betalen vergoeding van schade, waartoe in ieder geval wordt gerekend de door het college of de leverancier te maken kosten voor vervanging of herstel.
Zo kan de leverancier van de maatwerkvoorziening in bruikleen de kosten die hij moet maken om de voorziening weer in oorspronkelijke staat terug te brengen, na overleg met het college, in rekening brengen bij de cliënt. Te denken valt aan het verwijderen van stickers of het weer in de oorspronkelijke kleur terugbrengen van de maatwerkvoorziening.
Artikel 6 Tariefstelling persoonsgebonden budget maatwerkvoorzieningen enindividuele voorzieningen
Het maximaalbeschikbarebedragvooreenpgb-aanvraag is, indiengebruikwordtgemaakt van eenhulpverlener die voldoetaan de criteria genoemd in artikel 2, 90% van het gecontracteerdezorg in natura-tarief of, bij het ontbrekendaarvan, de laagstemarktprijs.
Voorzieningen die worden uitgevoerd door medewerkers die geen inschrijving in het BIG-register of het Kwaliteitsregister Jeugd kunnen overleggen, worden als kwalitatief niet-toereikend geacht en komen hierdoor niet in aanmerking voor vergoeding via een pgb.
In het tweede lid is geregeld dat het informele tarief geldt voor aanbieders als bedoeld in artikel 2a. Dat wil zeggen voor aanbieders binnen het informele circuit en (indien gebruik wordt van de uitzondering van het tweede lid) voor aanbieders die niet voldoen aan de eisen om aangemerkt kunnen worden als professioneel aanbieder.
Bij het ontbreken van het type ondersteuning als ondersteuning in natura, geldt een percentage van de marktprijs, die aansluit bij de percentages zoals genoemd in de verordening.
De cliënt is verplicht zorgovereenkomsten aan te gaan met zijn zorgverleners. Om bewustwording te creëren in de uitgaven die met het pgb worden gedaan en daadwerkelijk regie te voeren over het pgb-beheer, is in het derde lid opgenomen dat de uitbetaling van de zorgverlener slechts plaatsvindt na accordering van de maandelijkse facturen door de budgethouder. Deze voorwaarde wordt opgenomen in de zorgovereenkomst die de budgethouder afsluit met de zorgverlener.
In de vierde alinea is opgenomen dat het college op de uitbetaling op declaratiebasis een uitzondering kan maken. Het college zal dit alleen doen als duidelijk is dat de dienstverlening gewaarborgd is.
Artikel 7 Maximale pgb-bedragen resultaatgebieden maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp
In de verordening is bepaald dat het pgb dat in het kader van de resultaatgebieden wordt verleend, wordt vastgesteld op basis van het pgb-plan dat de cliënt indient. Het pgb wordt vervolgens gemaximeerd op budgetten die afgeleid zijn van de budgetten die de gemeente voor de betreffende dienstverlening aan de gecontracteerde aanbieders betaalt. In de verordening worden hiervoor de kaders gegeven.
In de bijlagen 1 t/m 4 staat vermeld welke maximum bedragen horen bij de percentages zoals vermeld in de verordening voor respectievelijk maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp.
Bij maatwerkvoorzieningen kan in zeer bijzondere gevallen een afwijkend, hoger budget worden verstrekt, als de dienstverlening dermate complex is, dat de standaard treden niet toereikend zijn. In zo’n geval kan ook een afwijkend, hoger maximaal pgb-budget worden verstrekt.
Ook als de cliënt een pgb voor dienstverlening ontvangt voor een hulp op basis van het informele tarief, kan hij werkgeverslasten verschuldigd zijn. Dit is het geval als de hulp op 4 dagen of meer per week bij de cliënt werkzaam is. In dat geval kan de cliënt een toeslag aanvragen voor betaling van deze werkgeverslasten als het noodzakelijk is dat de cliënt steeds dezelfde hulp ontvangt.
Bepaalde jeugdhulpvoorzieningen zoals pleegzorg zijn op grond van het bepaalde in de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdhulp van verlening via een pgb uitgesloten. Daarom is in deze Nadere regels noch een formeel noch een informeel tarief voor deze hulpvoorzieningen opgenomen.
Artikel 7a Bijdrage algemeen gebruikelijke kosten
De crisisopvang slachtoffers huiselijk geweld is conform het bepaalde in artikel 4.1.3 van de verordening, uitgezonderd van het betalen van een financiële, al dan niet inkomensafhankelijke, eigen bijdrage. Deze crisisopvang heeft een duur van maximaal 8 weken.
Mocht door omstandigheden verlenging van de crisisopvang nodig zijn, dan is het de aanbieder toegestaan een bijdrage voor algemeen gebruikelijke kosten als bedoeld in artikel 4.1.1, van de verordening, aan de cliënt te vragen. Het maximale bedrag bedraagt € 161,80 per / € 40,45 per week. Dit bedrag is afgeleid van de minimale lage eigen bijdrage die op grond van artikel 3.12, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 in het kader van beschermd wonen van cliënten wordt gevraagd. Conform het in de verordening bepaalde brengt de aanbieder de verschuldigdheid en hoogte van de bijdrage vooraf duidelijk schriftelijk bij de cliënt onder de aandacht, evenals de wijze van inning.
Artikel 8 Vrij besteedbaar bedrag
Een pgb-houder die met zijn pgb dienstverlening inkoopt, komt vaak voor kleine kosten te staan die niet in het pgb-plan voorkomen. Hiervoor kan de pgb-houder een vrij besteedbaar bedrag gebruiken. De hoogte van dit bedrag is in deze regeling bepaald op € 25,- kwartaal.
Artikel 9 Blijk van waardering voor mantelzorgers
De gemeenteraad moet bij verordening regelen op welke wijze zij jaarlijks zorg wil dragen voor een blijk van waardering voor mantelzorgers. In artikel 3.6.1 van de verordening is geregeld dat de gemeenteraad dit op twee manieren wil vormgeven, namelijk door middel van een jaarlijkse dag voor de mantelzorger en een jaarlijkse attentie.
De attentie is in dit artikel verder uitgewerkt en bestaat uit een Rotterdampas met daarop een OV-tegoed van € 25,-. De mantelzorger moet een mantelzorgverklaring aanvragen bij de gemeente, waarmee hij vervolgens de Rotterdampas kan verkrijgen.
De mantelzorgverklaring kan in persoon of digitaal worden aangevraagd. In het derde lid is geregeld dat een mantelzorger recht heeft op één attentie per jaar, ongeacht de hoeveelheid personen waarvoor hij mantelzorger is. Er worden per kalenderjaar maximaal 6.500 attenties beschikbaar gesteld op basis van de mantelzorgverklaring en daarbij geldt dat deze op volgorde van binnenkomst van de verzoeken ter beschikking worden gesteld.
Het vijfde lid is een uitwerking van de bevoegdheid, zoals opgenomen in artikel 3.6.1, derde lid, van de verordening. Hierin staat dat het college bevoegd is om een persoon voor één of meerdere jaren uit te sluiten van het recht op een attentie, als deze onrechtmatig is verstrekt.
Uitsluiting geschiedt alleen als de verstrekking door toedoen van de persoon onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Bijvoorbeeld omdat de persoon onjuiste gegevens heeft verstrekt. Als daar sprake van is, kan het college de persoon voor één jaar uitsluiten als dit voor de eerste keer gebeurt. Als er sprake is van recidive, sluit het college de persoon voor drie jaren uit.
Artikel 11 Intrekking oude regelingen
Vanwege het in werking treden van de onderhavige nadere regels, worden de tot 1 januari 2018 geldende nadere regels en beleidsregels gelijktijdig ingetrokken.
Bijlage 1 Maximale pgb-bedragen voor dienstverlening maatschappelijke ondersteuning
Maximum pgb per week bij inzet van professionele ondersteuning (90% van ZIN-tarief) per trede
Mantelzorgondersteuning met verblijf inclusief individuele begeleiding |
Maximum pgb per week bij inzet van informele hulp (% van ZIN tarief: zie tabel) per trede
Mantelzorgondersteuning met verblijf inclusief individuele begeleiding (bedrag is per etmaal; 46,1% van ZIN-tarief) |
2. Verstandelijk beperkten extramuraal
Maximum pgb per week bij inzet van professionele ondersteuning (90% van ZIN-tarief) per trede
Mantelzorgondersteuning met verblijf inclusief individuele begeleiding |
Maximum pgb per week bij inzet van informele hulp (% van ZIN tarief: zie tabel) per trede
Mantelzorgondersteuning met verblijf inclusief individuele begeleiding (bedrag is per etmaal; 46,1% van ZIN-tarief) |
Hierbinnen valt ook de doelgroep Niet aangeboren hersenletsel (NAH). Voor personen uit deze doelgroep kan bij het resultaatgebied sociaal en persoonlijk functioneren het budget verhoogd worden met een opslag van 15%.
Maximum pgb per week bij inzet van professionele ondersteuning (90% van ZIN-tarief) per trede
Mantelzorgondersteuning met verblijf inclusief individuele begeleiding |
Maximum pgb per week bij inzet van informele hulp (% van ZIN tarief: zie tabel) per trede
Mantelzorgondersteuning met verblijf inclusief individuele begeleiding (bedrag is per etmaal; 46,1% van ZIN-tarief) |
Maximum pgb per week bij inzet van professionele ondersteuning (90% van ZIN-tarief) per trede
Mantelzorgondersteuning met verblijf inclusief individuele begeleiding |
Maximum pgb per week bij inzet van informele hulp (% van ZIN tarief: zie tabel) per trede
Mantelzorgondersteuning met verblijf inclusief individuele begeleiding (bedrag is per etmaal; 46,1% van ZIN-tarief) |
Voor deze doelgroep gelden de tarieven conform de “Tarieven landelijke raamovereenkomst Zintuigelijk Gehandicapten 2018”.
Maatwerkvoorzieningen waarvoor maximale pgb-bedragen zijn vastgesteld:
Onderhoud en reparatie inclusief BTW (voor periode levensduur) | ||
Voor de niet genoemde maatwerkvoorzieningen dient een prijsopgave te worden opgevraagd, of wordt de prijs door middel van offertes vastgesteld.
Maximale tegemoetkoming voor verhuiskosten maatschappelijke ondersteuning
De hoogte van de tegemoetkoming voor verhuiskosten als bedoeld in artikel 3.2.15, lid 2, van de verordening bestaat uit:
Pgb en financiële maatwerkvoorziening voor sociaal/recreatief vervoer
Bijlage 4 Maximale pgb-bedragen voor arrangementen jeugdhulp
Maximum pgb bij inzet van formele, professionele ondersteuning (90% van het ZIN-tarief)
Maximum pgb bij inzet van informele hulp (48,3% van het ZIN-tarief)
Vervoer van en naar dagbesteding en dagbehandeling jeugdhulp
Dit gemeenteblad 2017, nummer 215, is uitgegeven op 21 december 2017 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halve Maanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)