Organisatie | Doesburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering reclamebelasting 2018 |
Citeertitel | Verordening op de heffing en de invordering reclamebelasting 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2017 | 01-01-2019 | Nieuwe regeling | 21-12-2017 | Onbekend |
De raad van de gemeente Doesburg;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 november 2017;
gelet op artikel 227 van de Gemeentewet
vast te stellen de navolgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering reclamebelasting 2018
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Wet WOZ: de Wet waardering onroerende zaken.
onroerende zaak: de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.
Deze verordening is van toepassing binnen het gebied van de gemeente Doesburg, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (Bijlage 1).
Onder de naam reclamebelasting wordt een directe belasting geheven voor openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.
De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de onroerende zaak, waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten worden aangetroffen.
De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:
die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn aangebracht in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden aangebracht, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;
Artikel 6 Maatstaf van heffing
De heffingsmaatstaf is een bedrag dat afhankelijk is van de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar.
Als voor een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 11 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 30,00 en minder is dan € 1.750,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in vijf gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 13 Nadere regels door het college van B en W
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reclamebelasting.
De Verordening op de heffing en invordering van een reclamebelasting 2017 van 22 december 2016, nummer 8k, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.