Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Ronde Venen

Leidraad Dakopbouwen De Ronde Venen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Ronde Venen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingLeidraad Dakopbouwen De Ronde Venen
CiteertitelLeidraad Dakopbouwen De Ronde Venen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp
Externe bijlagenBijlage kaart Overzicht Bijlage kaart West Bijlage kaart Oost Bijlage kaart Rest

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling blijft na de herindeling van 1 januari 2011 nog uiterlijk twee jaar van toepassing voor het grondgebied van de voormalige gemeente De Ronde Venen

Deze regeling is door het college per 1 januari 2013 geldend verklaard voor het grondgebied van de voormalige gemeente De Ronde Venen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 160

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-11-2007Nieuwe regeling

14-11-2007

Nieuwe Meerbode, 21-11-2007

Onbekend
22-11-200701-01-2013Nieuwe regeling

14-11-2007

Nieuwe Meerbode, 21-11-2007

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Leidraad Dakopbouwen De Ronde Venen

 

Hoofdstuk 1. Inleiding

Artikel 1.1 Aanleiding

De gemeente De Ronde Venen wil met dit rapport een overkoepelend beleid met betrekking tot het toetsen en toestaan van dakopbouwen voor grondgebonden rijwoningen formuleren. Dit wordt nu geregeld d.m.v. een vrijstellingsregeling in verschillende bestemmingsplannen en daarnaast welstandsbeleid. Deze kaders werken op dit moment te beperkend en dienen ruimer te worden ingestoken. Om dit te bereiken is voor een tweezijdige benadering gekozen, namelijk juridisch-technisch en stedenbouwkundig. Hierdoor kan geadviseerd worden op welke plekken dakopbouwen gebouwd kunnen worden en op welke plaatsen beperkingen bestaan.

Artikel 1.2 Doelstelling

De twee hoofddoelen van deze rapportage zijn de volgende:

  • 1.

    Deze rapportage geeft aan waar binnen de gemeente De Ronde Venen dakopbouwen gerealiseerd kunnen worden op grondgebonden rijwoningen. Daarbij wordt aangegeven op welke plekken mogelijkheden en aandachtspunten bestaan, aangevuld met aanbevelingen op welke manier deze woninguitbreidingen tot stand zouden kunnen komen.

  • 2.

    Deze rapportage formuleert het toetsingskader voor het vrijstellingsbeleid van de gemeente De Ronde Venen. Onder andere de toetsing aan artikel 44 Woningwet en mogelijkheden tot een binnenplanse vrijstelling dan wel buitenplanse vrijstelling worden behandeld.

Dit rapport wordt gebruikt als richtlijn bij aanvragen voor dakopbouwen die niet voldoen aan de uitgangspunten binnen het betreffende bestemmingsplan.

Artikel 1.3 Leeswijzer

Om beide doelstellingen te bereiken is dit rapport op de volgende wijze geschreven. Allereerst gaat het tweede hoofdstuk in op de gehanteerde definities. Vervolgens worden de stedenbouwkundige uitgangspunten verwoord in hoofdstuk 3. De methodiek waarop dit hoofdstuk door bewoners kan worden gelezen is op de volgende bladzijde beschreven aan de hand van een voorbeeldaanvraag en een stroomschema. Hoofdstuk 4 gaat in op het juridische toetsingskader en richt zich meer op de baliemedewerker. Ook wordt een doorzicht gegeven naar de Nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening in hoofdstuk 5.

Voorbeeldaanvraag

Stap 1

“Mag ik deze opbouw plaatsen op mijn woning aan de Houtduif nr. 18?”

 

 

De voorgestelde opbouw blijkt na raadpleging door de baliemedewerker niet binnen het van toepassingzijnde bestemmingsplan “Mijdrecht Woongebied Zuid” te passen. Het adres valt wel binnen de aangegeven straten op de Overzichtskaart (Bijlage 1).

Conclusie: “De notitie “Dakopbouwen Ronde Venen” is op uw aanvraag van toepassing”

 

Stap 2

“Mag ik aan de voor- of achterzijde de dakopbouw plaatsen?”

 

 

Houtduif 18 is terug te vinden in Bijlage 2, Kaart West. Op deze kaart is af te lezen dat de woning aan de achterzijde grenst aan een “Hoofdroute” in geel en tevens deel uitmaakt van het “Wijksilhouet” in groen. Beide criteria sluiten daardoor een dakopbouw aan deze zijde van de woning uit. Aan de voorzijde is geen stedenbouwkundig criterium van toepassing.

Conclusie: “Aan de voorzijde mag u een dakopbouw plaatsen, aan de achterzijde niet”

 

Stap 3

“Hoe moet mijn opbouw aan de voorzijde er uitzien?”

Afhankelijk of de woning een plat dak of flauwe kap heeft kan worden gekozen uit twee opties*. Houtduif 18 blijkt een flauwe kap te hebben en komt in aanmerking om aan de achterzijde een opbouw te realiseren mits de in te dienen bouwplannen door de Welstandscommissie geaccordeerd worden. Zie ook paragraaf 3.2.3 Schetsen. Als rode draad voor de uitwerking worden bestaande opbouwen en materiaalgebruik binnen het straatbeeld aangemerkt.

 

 

Conclusie: “Het bouwplan dat u indient bij de gemeente moet lijken op al aanwezige dakopbouwen binnen uw woonblok (ook qua materiaalgebruik)”

* In paragraaf 3.2.1 wordt beschreven hoe kan worden nagegaan of de dakhelling steil dan wel flauw is.

 

Stroomschema:

 

 

Hoofdstuk 2. Definities

Om te verduidelijken over welke zaken dit rapport wel en geen uitspraken doet, worden in dit hoofdstuk definities voor verschillende terminologieën geformuleerd. Deze zijn afgeleid uit bestemmingsplannen en stedenbouwkundige vakliteratuur.

Gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

Rijwoningen

Blokken van meer dan twee aaneen gebouwde woningen, met uitzondering van hoekwoningen.

Kap

Een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk.

Dakhelling

De hoek tussen de kap met het horizontale vlak aan de voor- en achterzijde van de woning, uitgedrukt in graden.

(Bouw)hoogte van een bouwwerk

Gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk.

Dakkapel

Een ondergeschikte constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

Dakopbouw

Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak is (zijn) geplaatst.

Hoofdstuk 3. Stedenbouwkundige uitgangspunten

Dit hoofdstuk licht de kaartbeelden zoals opgenomen in de bijlagen toe en gaat in op de achterliggende gedachten van de verschillende criteria die zijn gebruikt. Daarnaast worden uitspraken gedaan naar aanleiding van de stedenbouwkundige inventarisatie in de vorm van een analyse. In de laatste paragraaf zal beeldend worden getoond op welke wijze de gemeente richting en vorm kan geven aan haar dakopbouwbeleid.

Artikel 3.1 Stedenbouwkundige criteria

Dakopbouwen zijn een eenvoudige manier om het woongenot te vergroten. Door de nok te verhogen kan, zonder dat er verhuisd hoeft te worden, het aantal vierkante meters bruikbaar woonoppervlak toenemen. Deze woningverandering heeft niet alleen invloed op de individuele situatie, maar kan ook gevolgen hebben voor het woongenot van de buren, de aangrenzende openbare ruimte, de wijk of zelfs voor de verschijningsvorm van het totale stedelijke gebied.

Uiteindelijk zijn zes stedenbouwkundige criteria geformuleerd waarmee de invloed van een opbouw op zijn directe omgeving kan worden omschreven. In Bijlage 2 is aangegeven op welke woningen geen dakopbouw kan worden gerealiseerd aan de -voor c.q. achterzijde, omdat één of meerdere stedenbouwkundige criteria van toepassing zijn.

Artikel 3.1.1 Dakhelling

Eén van de belangrijkste criteria om een dakopbouw wel of niet toe te staan wordt gezocht in de bestaande dakhelling van de woning. De meeste woningen in de Ronde Venen hebben een dakhelling die flauwer is dan 40°. Dit woningtype is dikwijls klein van opzet en heeft een vroege bouwdatum waardoor bij bewoners grote behoefte aan uitbreiding van bruikbare ruimte bestaat. Een dakopbouw biedt dit type woningen een groot potentieel aan bruikbare ruimte, dit in tegenstelling tot een dakkapel. Dakopbouwen zijn daarom voor woningen met een flauwe kap in principe toegestaan. Woningen met een steile dakhelling (>40°) bezitten op de bovenste verdieping voldoende bruikbare ruimte die men eventueel kan ‘openleggen’ met een dakkapel en daarom wordt op dergelijke woningen een dakopbouw niet toegestaan.

Artikel 3.1.2 Hoofdrouting

Binnen de wijkopzet van naoorlogse woonwijken is sprake van een duidelijke hiërarchie en scheiding van verkeersstructuren. Deze structuur vormt de kapstok waar een woongebied aan is opgehangen. Om zich te oriënteren zijn bezoekers en bewoners afhankelijk van de ‘afleesbaarheid’ van deze structuur. Een zogenaamde hoofdstraat heeft meer in zich dan een woonstraat. De beeldkwaliteit ervan is vaak zeer bewust ontworpen. Om de aanwezige beeldkwaliteit niet nadelig te beïnvloeden wordt gesteld dat op woningen gelegen aan de hoofdroutering geen opbouw kan worden gerealiseerd aan de straatzijde. Aan de achterzijde kan een minder streng beleid worden gevoerd.

De gebieden buiten de hoofdroutering – en dat zijn de meeste – worden vrijwel overwegend door de bewoners zelf bezocht. Daarin ligt de vrijheid voor bewoners om hun woning ook aan de straatzijde aan te passen.

Artikel 3.1.3 Beeldbepalende plekken

Waar men een woongebied binnenkomt en op locaties waar ‘hoofdroutes’ elkaar kruisen is vaak sprake van een beeldbepalende plek. Voor deze plekken geldt een ander ‘regiem’ dan voor achterafgelegen locaties. Voor beeldbepalende locaties geldt dat er geen opbouwen gerealiseerd kunnen worden. Alleen als daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de beeldkwaliteit ter plaatse door bijvoorbeeld een integraal plan voor de gehele plek, zijn dakopbouwen denkbaar (dit ter beoordeling van de Welstandscommissie).

Artikel 3.1.4 Wijksilhouet

De uitstraling die een wijk laat zien naar zijn omgeving bepaalt voor een groot deel de eerste indruk van die wijk en daarmee de identiteit. Onderdelen die bijdragen aan deze uitstraling zijn onder andere bouwhoogte, uniformiteit van woningen en ritmiek van de bebouwing. Door dit “wijksilhouet” is afleesbaar waar de entree zich bevindt, waar het wijkcentrum ligt en uit wat voor type woningen de wijk bestaat. Ook voor bezoekers kan het silhouet een houvast bieden om zich te oriënteren voordat zij de wijk betreden. Als sprake is van een helder silhouet heeft dit criterium tot doel de bestaande kwaliteit te behouden en daar waar mogelijk te verbeteren. Silhouetlijnen zijn getrokken waar de buitenkant van de wijk ligt in het zicht van omliggende toegangswegen. Op bebouwing die de beeldkwaliteit van een silhouet mede bepaald wordt geen mogelijkheid geboden een opbouw te plaatsen.

Artikel 3.1.5 Ensembles

Binnen een wijk of buurt kunnen stedenbouwkundige ensembles liggen met bebouwing die wat architectuur betreft sterke samenhang vertonen en ronduit kwaliteit in zich hebben. Te denken valt aan een bouwblok ontworpen in een karakteristieke architectuur stijl of een groep woningen met een gezamenlijke uitstraling. Bij dit criterium is het motto van toepassing dat “Het totaal meer is dan de som der delen”. Nieuwe ontwikkelingen die betrekking hebben op één of enkele eenheden kunnen afbreuk doen aan de totale samenhang van het ensemble. Voorgesteld wordt om dergelijke ensembles niet, dan wel op integrale wijze te veranderen om te voorkomen dat ze als ensemble uiteenvalt en niet meer als zodanig te herkennen is. Derhalve worden individuele aanvragen betreffende dakopbouwen niet gehonoreerd.

Artikel 3.1.6 Typologie

Van oorsprong zijn de onderzochte woongebieden opgezet met als uitgangspunt een zekere diversiteit in woningtypologie en ruimtelijkheid. Zo goed als ieder type woning kan in elke wijk worden aangetroffen in meer of mindere mate. Deze verschillen worden als een stedenbouwkundige kwaliteit gezien, vandaar dat wordt voorgesteld om deze kwaliteit om te behouden. De woningtypen die hiermee worden bedoeld zijn woningen met één laag (eventueel met kap) en die met lessenaarsdaken.

Artikel 3.2 Analyse aanwezige basistypologieën

Binnen de gemeente De Ronde Venen bestaat een grote diversiteit aan woningtypologieën. De foto-inventarisatie geeft hier een indruk van (zie bijlage). Uit deze diversiteit is een aantal basistypologieën gedistilleerd, waarbij gevarieerd wordt in hoogte, bouwlagen en dakhelling. Door onderstaande basistypologieën met elkaar te combineren kunnen zo goed als alle woningen worden gereconstrueerd.

Artikel 3.2.1 Woningen met kap

Voor woningen met een kap geldt als belangrijk criterium de dakhelling, de hoek die het dak maakt met het horizontale vlak. In onderstaande afbeelding is deze hoek aangeduid met een blauwe “D”. Indien deze helling steiler is dan 40° wordt een dakkapel geadviseerd, zie ook paragraaf 3.2.3.

Het is eenvoudig na te gaan of een woning een dakhelling heeft van meer dan 40°. Dit kan worden gemeten door de zogenaamde nokhoek te bepalen. De nokhoek is de hoek tussen de voor- en achterkant van het dak, op de afbeelding aangeduid met een blauwe “N”. Als de nokhoek meer dan 80° bedraagt, dan is de dakhelling steiler dan 40°.

 

 

Hieronder zijn met iconen en foto’s de verschillende basistypologieën van woningen met een kap weergegeven;

 

 

Artikel 3.2.2 Woningen met plat dak

Binnen de gemeente de Ronde Venen kunnen een drietal basistypologieën van woningen met een plat dak worden aangegeven. Variabel hierbij zijn het aantal verdiepingen. Hieronder zijn met iconen en foto’s de verschillende basistypologieën van woningen met een plat dak weergegeven;

 

Artikel 3.2.3 Opbouwmogelijkheden

In paragraaf 3.1 is beschreven welke stedenbouwkundige criteria voor beperkingen zorgen bij uitbreiding in de vorm van een dakopbouw. In Bijlage 2 is op kaarten aangegeven voor welke woningen één of meerdere criteria gelden. In deze paragraaf wordt geschetst hoe dakopbouwen eruit kunnen zien. De schetsen gelden voor alle woningtypologieën, onafhankelijk van de plek binnen de gemeente.

Optie 1 Woning met een kaphelling van minder of gelijk aan 40°

 

 

Optie 2 Woning met een plat dak

 

 

* Deze optie geldt tevens voor het type drive-in woningen, afgebeeld in paragraaf 3.2.2.

Hoofdstuk 4. Toetsingskader vrijstellingsbeleid

Artikel 4.1 Inleiding

Voor alle typen dakopbouwen geldt dat deze bouwvergunningplichtig zijn. Dit houdt in dat voordat begonnen mag worden met de werkzaamheden, bouwvergunning moet zijn verleend door burgemeester en wethouders. Dakopbouwen, zoals bedoeld in deze notitie, voldoen niet aan het Besluit Bouwvergunningvrije Licht Bouwvergunningsplichtige Bouwwerken (BBLB). Voor dergelijke dakopbouwen moet dan ook altijd een reguliere bouwvergunning worden aangevraagd.

Toetsing van de bouwvergunningaanvraag vindt plaats aan de hand van de in de Woningwet (Ww) opgenomen criteria. Eén van deze criteria is dat het bouwplan moet passen binnen het bestemmingsplan. Indien dit niet het geval is kan de bouwvergunning niet verleend worden. Het is echter mogelijk om, indien tegen het bouwplan geen onoverkomelijke bezwaren bestaan, vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen. Na het verlenen van vrijstelling kan alsnog bouwvergunning worden verleend.

Artikel 4.2 Betrokken bestemmingsplannen

Deze notitie heeft betrekking op de onderstaande gebieden, waarop bijbehorende bestemmingsplannen van toepassing zijn. In Bijlage 1 zijn de gebieden op kaart aangegeven.

 

Mijdrecht

 

Hofland

Woonkernen

Proostdijland

Woongebied Mijdrecht Zuid

Molenland

Woongebied Mijdrecht Zuid

Twistvlied

Woongebied Mijdrecht Zuid

Dorp

Dorpskern Mijdrecht, na de 1e herziening

 

 

Waverveen

 

Selijnsweg

Buitengebied De Ronde Venen

Cliffordweg

Buitengebied De Ronde Venen

 

 

Vinkeveen

 

Zuiderwaard

Woonkernen

Westerheul

Woonkernen

Dorp

Vinkeveen Zuid

Baambrugse Zuwe

Lintbebouwing Vinkeveen

Wilgenlaan/ Spoorlaan

Lintbebouwing Vinkeveen

 

 

Wilnis

 

Veenzijde

Woonkernen

Dorp

Kom Wilnis

 

 

Amstelhoek 1973

 

Mennonietenbuurt

Mennonietenbuurt

Dorp

Amstelhoek

 

 

De Hoef

 

Merelslag

Buitengebied De Ronde Venen

Mr. v.d. Meerendoncksstraat

Buitengebied De Ronde Venen

Artikel 4.3 Wijze van toetsing van de bouwaanvraag

Dakopbouwen zijn op grond van de Ww regulier bouwvergunningplichtig. De wijze van toetsing van de bouwaanvraag voor dakopbouwen dient volgens het onderstaande stappenplan plaats te vinden.

Artikel 4.3.1 Toetsing van de bouwaanvraag

Als eerste dient de bouwaanvraag te worden getoetst aan de Woningwet. Indien niet wordt voldaan aan één van de voorwaarden, dient de bouwvergunning te worden geweigerd. Het gaat hierbij om de volgende voorwaarden:

  • -

    Het ontwerp van de dakopbouw dient te voldoen aan de technische vereisten van het bouwbesluit;

  • -

    het ontwerp dient te voldoen aan de eisen van de gemeentelijke bouwverordening;

  • -

    het ontwerp dient te passen in het bestemmingsplan;

  • -

    het ontwerp voldoet aan redelijke eisen van welstand zoals neergelegd in de welstandsnota;

  • -

    Indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden aan of op een monument dient op grond van de Monumentenwet vooraf vergunning te zijn verleend voor de bouwwerkzaamheden.

Indien wordt voldaan aan alle voorwaarden, kan de reguliere bouwvergunningsprocedure worden doorlopen, zoals neergelegd in artikel 46 Ww.

Als de voorgestane dakopbouw niet past in het bestemmingsplan, dienen de volgende stappen te worden doorlopen.

Artikel 4.3.2 Onderzoek mogelijkheden verlenen binnenplanse vrijstelling

Als de dakopbouw niet past in het bestemmingsplan, moet de bouwvergunningaanvraag worden beschouwd als een verzoek om binnenplanse vrijstelling als bedoeld in artikel 15 WRO. In elk bestemmingsplan zijn vrijstellingsmogelijkheden opgenomen. In geval van dakopbouwen is in het bijzonder de ‘algemene vrijstellingsregeling voor maten’ van belang. Deze regeling houdt in dat van de gegeven maten in het plan met 10% (soms 15%) mag worden afgeweken. Bij een gegeven maximale bouwhoogte van 6 m kan zodoende vrijstelling worden verleend voor het realiseren van dakopbouwen tot 6,60 m. Daarnaast is het mogelijk dat voor specifieke gevallen nog een vrijstellingsregeling kan worden toegepast. Een vrijstelling kan niet zomaar worden verleend. Een vrijstelling is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en moet dan ook voldoende zijn onderbouwd en gemotiveerd.

In deze notitie zijn voorwaarden opgenomen voor de realisering van dakopbouwen. Indien het bouwplan voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in deze notitie bestaat er vanuit stedenbouwkundig opzicht dan ook geen bezwaar tegen het verlenen van de binnenplanse vrijstelling. Deze notitie kan in een dergelijk geval dienen als stedenbouwkundige onderbouwing van het vrijstellingsbesluit. Dit houdt overigens niet in dat de bouwvergunningaanvraag niet om andere redenen (welstand, bouwbesluit) alsnog kan worden geweigerd.

Als blijkt dat het verlenen van binnenplanse vrijstelling niet tot de mogelijkheden behoort, moet de bouwvergunningaanvraag worden beschouwd als een verzoek tot buitenplanse vrijstelling.

Artikel 4.3.3 Onderzoek mogelijkheden verlenen buitenplanse vrijstelling

Als de dakopbouw op grond van deze notitie aanvaardbaar is, maar niet kan worden gerealiseerd met gebruikmaking van de binnenplanse vrijstelling, zal moeten worden teruggevallen op de buitenplanse vrijstelling.

In deze notitie gaat het om dakopbouwen op woongebouwen binnen de bebouwde kom. Als zodanig is op dat moment artikel 19 lid 3 WRO jo. artikel 20 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van toepassing, beter bekend als de ‘kruimelgevallen’ regeling. De dakopbouw moet worden gezien als een uitbreiding van het hoofdgebouw, zonder dat het aantal woningen toeneemt. In de Bro zijn verder geen aanvullende regels (maximale maatvoering, percentage o.i.d.) opgenomen, zodat de gemeente in principe vrij is hier invulling aan te geven. Deze notitie dient als leidraad bij de invulling van deze vrijstellingsbevoegdheid.

Evenals bij het verlenen van binnenplanse vrijstelling dient het besluit tot het verlenen van buitenplanse vrijstelling voldoende te worden onderbouwd. Deze notitie kan als stedenbouwkundige onderbouwing dienen.

Artikel 4.4 Toetsing per bestemmingsplangebied

Op de gronden die vallen onder deze notitie, zijn de in paragraaf 4.1 genoemde bestemmingsplannen van toepassing. Per bestemmingsplan zal hieronder meer in detail worden ingegaan op de bijzonderheden die een rol kunnen spelen bij de toetsing van de bouwaanvraag voor dakopbouwen. Daarbij moet in gedachten worden gehouden dat deze notitie ziet op grondgebonden rijwoningen. Solitaire woningen of woongebouwen (flats, appartementen) blijven buiten beschouwing.

Artikel 4.4.1 Bestemmingsplan Buitengebied

Het bestemmingsplan Buitengebied is van toepassing op Waverveen en De Hoef. In deze notitie gaat het om de gronden binnen Waverveen en De Hoef die in het bestemmingsplan Buitengebied zijn aangewezen als ‘Bebouwingsconcentratie (Bc)’ en heeft betrekking op de woningen in Waverveen langs de Selijnsweg, en de woningen in De Hoef bij de Meester van der Meerdonkstraat en de Merelslag. De bebouwingsvoorschriften voor deze woningen zijn geregeld in artikel 15A van de voorschriften van het bestemmingsplan Buitengebied.

Toetsing aan het bestemmingsplan

In relatie tot dakopbouwen zijn de volgende bepalingen van belang:

  • -

    de maximale goothoogte bedraagt 3m;

  • -

    de dakhelling moet minimaal 30° en mag maximaal 50° bedragen;

  • -

    woningen met een kleinere inhoud dan 400m3 mogen worden uitgebreid tot maximaal 400m3;

  • -

    woningen met een kleinere inhoud dan 600m3 mogen worden uitgebreid tot maximaal 600m3.

Bij toetsing van de bouwaanvraag voor de dakopbouw zal als eerste moeten worden vastgesteld in hoeverre de woning ná realisatie van de dakopbouw voldoet aan de bovengenoemde eisen. Daarbij wordt opgemerkt dat kelders niet meetellen bij de berekening van de totale inhoud van de woning. Gezien de omschrijving van de goothoogte in dit bestemmingsplan, houdt dit in dat bij realisering van een dakopbouw altijd sprake is van een ‘nieuwe’ goothoogte in de zin van het bestemmingsplan. Gezien de geringe toegestane goothoogte zal een dakopbouw vrijwel nooit zonder vrijstelling kunnen worden vergund, tenzij de bestaande goothoogte aanmerkelijk lager is dan toegestaan.

Binnenplanse vrijstelling

In het bestemmingsplan is in artikel 19 lid 21 sub a (jo. artikel 18) een vrijstellingsregeling opgenomen tot een goothoogte van maximaal 6 meter. Voorwaarden voor deze vrijstelling zijn dat de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, de hoogte landschappelijk inpasbaar is, en toepassing van de vrijstelling stedenbouwkundig aanvaardbaar. In de praktijk zullen de meeste dakopbouwen kunnen worden vergund met toepassing van de binnenplanse vrijstelling.

Indien de dakopbouw aanvaardbaar wordt geacht, maar niet kan worden gerealiseerd met toepassing van de binnenplanse vrijstelling, zal gebruik moeten worden gemaakt van de buitenplanse vrijstelling ex artikel 19 lid 3 WRO.

Artikel 4.4.2 Bestemmingsplan Woongebied Mijdrecht Zuid

Het bestemmingplan Woongebied Mijdrecht Zuid is van toepassing op de zuidwestzijde van Mijdrecht. Woningen zijn toegestaan in de bestemming Woondoeleinden (artikel 10), Gemengde doeleinden (artikel 11) en Bedrijfsdoeleinden (dienstwoningen; artikel 13). Met betrekking tot de bestemming Gemengde doeleinden wordt opgemerkt dat alle niet- woon functies plaats vinden op de begane grond, hetgeen inhoud dat hier sprake is van gestapelde bouw, waar deze notitie géén betrekking op heeft. In de bestemming Bedrijfsdoeleinden zijn alleen solitaire woningen toegelaten, zodat deze bestemming ook buiten beschouwing kan blijven. Onderstaand zal dan ook alleen worden ingegaan op de bijzonderheden van toetsing en vrijstelling van artikel 10 Woondoeleinden.

Toetsing aan het bestemmingsplan

In artikel 10 is bepaald dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan aangegeven op de kaart. De bouwhoogte bedraagt maximaal de goothoogte + 5 m, tenzij op de kaart een andere bouwhoogte is aangegeven. De maximale goothoogte voor grondgebonden woningen varieert tussen de 4 en 6 meter.

Gezien het feit dat de woningen in dit deel van Mijdrecht allemaal een kap hebben, en gelezen de omschrijving van de goothoogte in dit bestemmingsplan, houdt dit in dat bij realisering van een dakopbouw altijd sprake is van een ‘nieuwe’ goothoogte in de zin van het bestemmingsplan. Gecombineerd met het feit dat de goothoogte is bepaald op de bestaande goothoogte, zal een dakopbouw vrijwel nooit zonder vrijstelling kunnen worden vergund, tenzij de bestaande goothoogte aanmerkelijk lager is dan de toegestane goothoogte op grond van het bestemmingsplan.

Binnenplanse vrijstelling

In lid 4 sub b is een vrijstellingsregeling opgenomen voor dakopbouwen van woningen met een kap van 35° of lager. De nieuwe goothoogte mag maximaal 2,10m hoger zijn dan de op de plankaart aangegeven goothoogte. De dakhelling van de opbouw moet gelijk zijn aan de dakhelling van de woning, en de onderkant van de dakopbouw mag niet hoger zijn dan 1,50m ten opzichte van de oorspronkelijke goothoogte. Tot slot moet de dakopbouw passen in het straat- en bebouwingsbeeld.

In relatie tot deze laatste eis wordt opgemerkt dat, indien de dakopbouw voldoet aan de gegeven maten en de dakopbouw voor het overige voldoet aan de eisen die in deze notitie zijn genoemd, de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid is gegeven. In een dergelijk geval kan binnenplanse vrijstelling op grond van artikel 10 lid 4 sub b worden verleend. In deze notitie is aangegeven dat het mogelijk dient te zijn om dakopbouwen te realiseren op woningen met een dakhelling steiler dan 40°. Het grootste knelpunt bij het verlenen van de vrijstelling op grond van lid 4 zal de dakhelling zijn, die in veel gevallen steiler is dan 35°. Op dat moment kan géén binnenplanse vrijstelling worden verleend en zal gebruik moeten worden gemaakt van de buitenplanse vrijstelling ex artikel 19 lid 3 WRO.

Artikel 4.4.3 Bestemmingsplan Woonkernen

Het bestemmingsplan Woonkernen is van toepassing op delen van Mijdrecht, Vinkeveen en Wilnis, zoals genoemd in paragraaf 4.1. Het bestemmingsplan Woonkernen is qua opbouw en inhoud vergelijkbaar met bestemmingsplan Mijdrecht Woongebied Zuid. Er zal dan ook alleen worden ingegaan op de bijzonderheden omtrent toetsing en vrijstelling van artikel 10 Woondoeleinden. De bestemmingsregeling is inhoudelijk vergelijkbaar met de regeling van het bestemmingsplan Mijdrecht Zuid. Voor de toetsing wordt dan ook verwezen naar paragraaf 4.4.2.

In tegenstelling tot het bestemmingsplan Mijdrecht Zuid komen er in dit plangebied echter wel woningen voor met platte daken. Daarvoor is een aparte regeling opgenomen. In lid 4 sub b is een vrijstellingsregeling opgenomen voor dakopbouwen van woningen met een plat dak. De maximale hoogte mag met niet meer dan 3m worden overschreden, waarbij de dakopbouw moet passen in het straat- en bebouwingsbeeld. In principe is de gestelde maatvoering ruim voldoende om een dakopbouw op een woning met een plat dak te realiseren. Echter, het is vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst de verdieping als geheel op te trekken. Er dient sprake te zijn van een afdekking in de vorm van een kap, zie paragraaf 3.2.3 voor voorbeelden. Indien wordt voldaan aan deze eis en de overige eisen in deze notitie, is er vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaar om de binnenplanse vrijstelling te verlenen.

Artikel 4.4.4 Bestemmingsplan Lintbebouwing Vinkeveen

Het bestemmingsplan Lintbebouwing is van toepassing op de Baambrugse Zuwe en de Wilgenlaan/ Spoorlaan. Voorzover het deze notitie betreft, hebben alle woningen die het betreft de bestemming Woondoeleinden. Deze bestemming is geregeld in artikel 10 van de bestemmingsplanvoorschriften. Qua opbouw zijn de voorschriften vergelijkbaar met de voorschriften voor de bestemmingsplannen ‘Mijdrecht Zuid’ en ‘Woonkernen’.

Toetsing aan het bestemmingsplan

In artikel 10 is bepaald dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan aangegeven op de kaart. De bouwhoogte bedraagt maximaal de goothoogte + 5m. Er wordt geen uitspraak gedaan over de vorm van afdekking. Uitgaande van de inventarisatie in het kader van deze notitie en de informatie in het bestemmingsplan, wordt aangenomen dat alle woningen afgedekt zijn met een kap. Gecombineerd met het feit dat de goothoogte is bepaald op de bestaande goothoogte, zal een dakopbouw vrijwel nooit zonder vrijstelling kunnen worden vergund, tenzij de bestaande goothoogte aanmerkelijk lager is dan de toegestane goothoogte op grond van het bestemmingsplan.

Binnenplanse vrijstelling

In lid 3 sub b is een vrijstellingsregeling opgenomen voor dakopbouwen van woningen, voor zover de vrije hoogte van de zolderverdieping gemeten tussen vloer en onderzijde nokbalk minder is dan 2,50m . De nieuwe goothoogte mag maximaal 2,10m hoger zijn dan de op de plankaart aangegeven goothoogte. De dakhelling van de opbouw moet gelijk zijn aan de dakhelling van de woning, en de onderkant van de dakopbouw mag niet hoger zijn dan 1,50m ten opzichte van de oorspronkelijke goothoogte. Tot slot moet de dakopbouw passen in het straat- en bebouwingsbeeld.

In relatie tot deze laatste eis wordt opgemerkt dat, indien de dakopbouw voldoet aan de gegeven maten en de dakopbouw voor het overige voldoet aan de eisen die in deze notitie zijn genoemd, de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid is gegeven. In een dergelijk geval kan binnenplanse vrijstelling op grond van artikel 10 lid 3 sub b worden verleend.

Indien de dakopbouw op grond van deze notitie aanvaardbaar wordt geacht, maar niet kan worden gerealiseerd met toepassing van de binnenplanse vrijstelling, zal gebruik moeten worden gemaakt van de buitenplanse vrijstelling ex artikel 19 lid 3 WRO.

Artikel 4.4.5 Bestemmingsplan Kom Wilnis

Het bestemmingplan Kom Wilnis is van toepassing op de bebouwing rond de oude kern van Wilnis, zoals aangegeven in paragraaf 4.1. Woningen zijn toegestaan in de bestemming Woondoeleinden (artikel 10). In artikel 10 is bepaald dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan aangegeven op de kaart. De bouwhoogte bedraagt maximaal de goothoogte + 5 m. Bij het opstellen van het bestemmingsplan voor dit deel van Wilnis is uitgegaan van de feitelijk aanwezige goot- en bouwhoogte. De maximale goothoogte voor grondgebonden rijwoningen is 6 meter.

Gezien het feit dat de woningen in dit deel van Wilnis allemaal een kap hebben, en gelezen de omschrijving van de goothoogte in dit bestemmingsplan, houdt dit in dat bij realisering van een dakopbouw altijd sprake is van een ‘nieuwe’ goothoogte in de zin van het bestemmingsplan. Gecombineerd met het feit dat de goothoogte is bepaald op de bestaande goothoogte, zal een dakopbouw vrijwel nooit zonder vrijstelling kunnen worden vergund, tenzij de bestaande goothoogte aanmerkelijk lager is dan de toegestane goothoogte op grond van het bestemmingsplan.

Binnenplanse vrijstelling

Er is in het bestemmingsplan Kom Wilnis géén sprake van een aparte vrijstellingsregeling voor dakopbouwen. Indien de dakopbouw op grond van deze notitie aanvaardbaar wordt geacht, kunnen deze niet worden gerealiseerd met toepassing van de binnenplanse vrijstelling. Er zal altijd gebruik moeten worden gemaakt van de buitenplanse vrijstelling.

Artikel 4.4.6 Bestemmingsplan Amstelhoek

In het bestemmingsplan Amstelhoek zijn grondgebonden rijwoningen toegestaan in de bestemming ‘Bebouwing met eengezinshuizen’ (artikel 4). Er is geen maximale bouwhoogte opgegeven.

Toetsing aan het bestemmingsplan

De maximale goothoogte is aangeven op de kaart en bedraagt 3,5m voor Eb-woningen en 6m voor Ea-woningen. De goothoogte is gesteld op de feitelijk aanwezig goothoogte. In het plangebied van het bestemmingsplan ‘Amstelhoek’ komen, voor zover het de gronden betreft die vallen onder deze notitie, geen grondgebonden woningen met een plat dak voor. Bij het opstellen van het bestemmingsplan voor dit deel van Amstelhoek is uitgegaan van de feitelijk aanwezige goot- en bouwhoogte. De dakhelling moet tussen de 32° en 35° liggen.

Gezien het feit dat de woningen in dit deel van Amstelhoek allemaal een kap hebben, en gelezen de omschrijving van de goothoogte in dit bestemmingsplan, houdt dit in dat bij realisering van een dakopbouw altijd sprake is van een ‘nieuwe’ goothoogte in de zin van het bestemmingsplan. Gecombineerd met het feit dat de goothoogte is bepaald op de bestaande goothoogte, zal een dakopbouw vrijwel nooit zonder vrijstelling kunnen worden vergund, tenzij de bestaande goothoogte aanmerkelijk lager is dan de toegestane goothoogte op grond van het bestemmingsplan.

Er is in dit bestemmingsplan géén sprake van een aparte vrijstellingsregeling voor dakopbouwen. Indien de dakopbouw op grond van deze notitie aanvaardbaar wordt geacht, kunnen deze niet worden gerealiseerd met toepassing van de algemene binnenplanse vrijstelling. Er zal altijd gebruik moeten worden gemaakt van de buitenplanse vrijstelling.

Artikel 4.4.7 Bestemmingsplan Mennonietenbuurt

In het bestemmingsplan Mennonietenbuurt zijn grondgebonden rijwoningen toegestaan in de bestemming ‘Woondoeleinden’ (artikel 4). Er voor de woningen geen maximale bouwhoogte opgenomen. De maximale goothoogte is aangeven op de kaart en varieert tussen de 5 en 6 meter voor woningen bestemd als W1, tussen 2 en 6 meter voor woningen bestemd als W2, en tussen 2 en 4 meter voor woningen bestemd als W3. In het plangebied van het bestemmingsplan ‘Mennonietenbuurt’ komen, voor zover het de gronden betreft die vallen onder deze notitie, geen grondgebonden woningen met een plat dak voor. De dakhelling mag maximaal 60° bedragen.

Gezien het feit dat de woningen allemaal een kap hebben, en gelezen de omschrijving van de goothoogte in dit bestemmingsplan, houdt dit in dat bij realisering van een dakopbouw altijd sprake is van een ‘nieuwe’ goothoogte in de zin van het bestemmingsplan. Gecombineerd met het feit dat de goothoogte is bepaald op de bestaande goothoogte, zal een dakopbouw vrijwel nooit zonder vrijstelling kunnen worden vergund, tenzij de bestaande goothoogte aanmerkelijk lager is dan de toegestane goothoogte op grond van het bestemmingsplan.

Hierbij zij opgemerkt dat er, buiten het bestemmingsplan om, een nieuwe ontwikkeling heeft plaatsgevonden (Tymon van Hiltenstraat). Deze ontwikkeling is niet meegenomen in het bestemmingsplan Mennonietenbuurt, maar is via een vrijstelling van het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Nu deze woningen niet bestemd zijn, dient voor dakopbouwen te allen tijde een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO te worden doorlopen.

Er is in dit bestemmingsplan géén sprake van een aparte vrijstellingsregeling voor dakopbouwen. Indien de dakopbouw op grond van deze notitie aanvaardbaar wordt geacht, kunnen deze niet worden gerealiseerd met toepassing van de algemene binnenplanse vrijstelling. Er zal altijd gebruik moeten worden gemaakt van de buitenplanse vrijstelling.

Artikel 4.4.8 Bestemmingsplan Dorpskern Mijdrecht na 1e herziening

In het bestemmingsplan Dorpskern Mijdrecht is van toepassing op de driehoek Prins Berhardlaan/ Koningin Julianalaan/ Prinses Wilhelminalaan. Grondgebonden rijwoningen zijn toegestaan in de bestemming ‘Bebouwing met eengezinshuizen’ (artikel 14). Er is geen maximale bouwhoogte opgegeven. De maximale goothoogte is aangeven op de kaart en bedraagt 4m voor Eb-woningen en 6m voor Ea-woningen. De goothoogte is gesteld op de feitelijk aanwezig goothoogte. In het plangebied van het bestemmingsplan ‘Dorpskern Mijdrecht’ komen, voor zover het de gronden betreft die vallen onder deze notitie, geen grondgebonden woningen met een plat dak voor. Bij het opstellen van het bestemmingsplan voor dit deel van Mijdrecht is uitgegaan van de feitelijk aanwezige goot- en bouwhoogte. De dakhelling moet tussen de 32° en 38° liggen.

Gezien het feit dat de woningen in dit deel van allemaal een kap hebben, en gelezen de omschrijving van de goothoogte in dit bestemmingsplan, houdt dit in dat bij realisering van een dakopbouw altijd sprake is van een ‘nieuwe’ goothoogte in de zin van het bestemmingsplan. Gecombineerd met het feit dat de goothoogte is bepaald op de bestaande goothoogte, zal een dakopbouw vrijwel nooit zonder vrijstelling kunnen worden vergund, tenzij de bestaande goothoogte aanmerkelijk lager is dan de toegestane goothoogte op grond van het bestemmingsplan.

Er is in dit bestemmingsplan géén sprake van een aparte vrijstellingsregeling voor dakopbouwen. Indien de dakopbouw op grond van deze notitie aanvaardbaar wordt geacht, kunnen deze niet worden gerealiseerd met toepassing van de algemene binnenplanse vrijstelling. Er zal altijd gebruik moeten worden gemaakt van de buitenplanse vrijstelling.

Artikel 4.4.9 Bestemmingsplan Vinkeveen Zuid

In het bestemmingsplan Vinkeveen Zuid is van toepassing op de woningen in Vinkeveen langs de Julianalaan. Grondgebonden rijwoningen zijn toegestaan in de bestemming ‘Bebouwing met eengezinshuizen’ (artikel 8). De maximale goothoogte is aangeven op de kaart en bedraagt 4m. De goothoogte is gesteld op de feitelijk aanwezig goothoogte. In het plangebied van het bestemmingsplan ‘Dorpskern Mijdrecht’ komen, voor zover het de gronden betreft die vallen onder deze notitie, geen grondgebonden woningen met een plat dak voor. Bij het opstellen van het bestemmingsplan voor dit deel van Vinkeveen is uitgegaan van de feitelijk aanwezige goot- en bouwhoogte. De dakhelling moet tussen de 32° en 45° liggen.

Gezien het feit dat de woningen in dit deel van allemaal een kap hebben, en gelezen de omschrijving van de goothoogte in dit bestemmingsplan, houdt dit in dat bij realisering van een dakopbouw altijd sprake is van een ‘nieuwe’ goothoogte in de zin van het bestemmingsplan. Gecombineerd met het feit dat de goothoogte is bepaald op de bestaande goothoogte, zal een dakopbouw vrijwel nooit zonder vrijstelling kunnen worden vergund, tenzij de bestaande goothoogte aanmerkelijk lager is dan de toegestane goothoogte op grond van het bestemmingsplan.

Er is in dit bestemmingsplan géén sprake van een aparte vrijstellingsregeling voor dakopbouwen. Indien de dakopbouw op grond van deze notitie aanvaardbaar wordt geacht, kunnen deze niet worden gerealiseerd met toepassing van de algemene binnenplanse vrijstelling. Er zal altijd gebruik moeten worden gemaakt van de buitenplanse vrijstelling.

Artikel 4.5 Conclusies en aanbevelingen

 

Artikel 4.5.1 Conclusies

In de vorige paragraaf is beschreven in hoeverre dakopbouwen binnen de huidige bestemmingsregelingen mogelijk zijn. De conclusie is dat in geen enkel bestemmingsplan dakopbouwen bij recht zijn toegestaan. In de bestemmingsplannen Buitengebied, Woonkernen en Mijdrecht- Zuid zijn binnenplans mogelijkheden opgenomen voor realisatie van dakopbouwen. Onderling zijn de vrijstellingsregelingen sterk verschillend, zij het dat in alle gevallen sprake moet zijn van stedenbouwkundige aanvaardbaarheid van dakopbouwen. Met uitzondering van de vrijstellingsregeling in het bestemmingsplan Buitengebied, zijn de eisen voor binnenplanse vrijstelling meer beperkt dan op grond van deze notitie als stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt geacht. Voor de overige gebieden zal, uitzonderingen daargelaten, altijd moeten worden teruggevallen op de buitenplanse vrijstelling.

Artikel 4.5.2 Aanbevelingen

De gemeente De Ronde Venen wil haar burgers enige bebouwingsmogelijkheden bieden. Het toestaan van dakopbouwen binnen stedenbouwkundig aanvaardbare grenzen is een uitwerking van dit beleid. Op dit moment moet echter worden vastgesteld dat realisatie van dakopbouwen alleen mogelijk is via vrijstelling, zij het binnenplans of buitenplans. Het verdient aanbeveling om bij het toestaan van dakopbouwen één lijn te trekken. Onderstaand zullen de verschillende opties worden besproken.

Toestaan bij recht

Het is mogelijk om dakopbouwen rechtstreeks (bij vaststelling van een nieuw plan of door middel van een (paraplu)herziening) toe te staan in de verschillende bestemmingsplannen. Zoals uit deze notitie blijkt, is de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid van dakopbouwen sterk afhankelijk van omgevingsfactoren. Indien wordt gekozen voor het rechtstreeks toestaan van dakopbouwen zal, in verband met de rechtszekerheid, een zeer uitgebreide regeling moeten worden getroffen. Het risico bestaat dat deze regeling niet in alle situaties voldoende garanties kan bieden voor de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid van de dakopbouw ter plaatse. Toestaan bij recht verdient dan ook niet de voorkeur. Een vrijstellingsregeling biedt de mogelijkheid om de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid per aanvraag te toetsen. Gezien de mogelijke ruimtelijke impact van een dakopbouw, verdient deze benadering de voorkeur.

Binnenplanse of buitenplanse vrijstelling?

De gemeente kan kiezen voor het systeem van binnenplanse vrijstelling of buitenplanse vrijstelling. In geval van een binnenplanse vrijstelling kan de vrijstellingsregeling bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan worden opgenomen. Eventueel kan er voor worden gekozen om via een parapluherziening in één keer voor alle bestemmingsplannen een eenduidige regeling op te nemen.

Deze aanpak verdient de voorkeur boven het toestaan van dakpbouwen via een buitenplanse vrijstelling ex artikel 19 WRO. Dit ten eerste vanwege het feit dat een binnenplanse vrijstelling meer rechtszekerheid biedt dan een buitenplanse vrijstelling. Ten tweede zal de vrijstelling ex artikel 19 WRO met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) komen te vervallen. Weliswaar komt hier een andere buitenplanse vrijstellingsprocedure voor terug, maar aan toepassing van deze procedure zijn nadelen verbonden (zie verder hoofdstuk 5).

Vormgeving van de vrijstellingsregeling

Voor de vormgeving binnenplanse vrijstellingsregeling kan worden aangesloten op de vrijstellingsregeling zoals deze is opgenomen het bestemmingsplan Woonkernen, zij het met enkele wijzigingen:

Woningen met platte daken:

  • ·

    de maximale hoogte mag met niet meer dan 3m worden overschreden;

  • ·

    de dakopbouw moet passen in het straat- en bebouwingsbeeld;

  • ·

    opbouwmogelijkheden zijn beschreven in paragraaf 3.2.3.

Woningen met kappen:

  • ·

    de dakhelling bedraagt maximaal 40°;

  • ·

    de nieuwe goothoogte mag maximaal 2,10m hoger zijn dan de op de plankaart aangegeven goothoogte;

  • ·

    de dakhelling van de opbouw moet gelijk zijn aan die van de woning;

  • ·

    de onderkant van de dakopbouw mag niet hoger zijn dan 1,50m ten opzichte van de oorspronkelijke goothoogte;

  • ·

    de dakopbouw moet passen in het straat- en bebouwingsbeeld;

  • ·

    opbouwmogelijkheden zijn beschreven in paragraaf 3.2.3.

Men dient er attent op te zijn dat de vrijstellingsregeling alleen betrekking heeft op grondgebonden rijwoningen. Voorliggende notitie kan dienen als toetsingskader voor de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid van dakopbouwen. Indien wordt gekozen voor een parapluherziening, verdient het aanbeveling deze notitie naast de parapluherziening ter inzage te leggen.

Hoofdstuk 5. De nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro)

Met ingang van 1 juli 2008 zal de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking treden. In relatie tot deze notitie zal kort in worden gegaan op de wijzigingen ten opzichte van de bestaande Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO).

Bestemmingsplannen

Voor zover het bestemmingsplannen betreft, is de vaststellingsprocedure sterk aangepast. Zo zal het goedkeuringsvereiste door Gedeputeerde Staten komen te vervallen. De inhoudelijke eisen aan het bestemmingsplan blijven echter ongewijzigd. De bestemmingsplannen die thans van kracht zijn, kunnen in principe gebruikt blijven worden voor bouwplantoetsing.

Hierbij past één belangrijke kanttekening. In de nieuwe Wro is meer nadruk gelegd op de actualiteit van bestemmingsplannen. Dit drukt zich uit in het feit dat voor bestemmingsplannen die ouder zijn dan 10 jaar, géén bouwleges kunnen worden geheven (art. 3.1 lid 4 Wro). Het bestemmingsplan blijft wel gelden. In relatie tot voorliggende notitie wordt opgemerkt dat bij bouwvergunningverlening van dakopbouwen mogelijk niet in alle gevallen leges kunnen worden geheven. Een aantal bestemmingsplannen waarover in deze notitie wordt gesproken, zijn ouder dan 10 jaar of zullen binnenkort deze10-jaars termijn bereiken. Het is dan ook aan te raden deze plannen te actualiseren.

In de te actualiseren bestemmingsplannen kan de voorgestelde vrijstellingsbevoegdheid (in de nieuwe Wro ‘ontheffing’ genoemd) worden opgenomen.

Beheersverordening

In de nieuwe Wro is een nieuw instrument opgenomen, de beheersverordening. De beheersverordening kan door de gemeente worden vastgesteld in plaats van het bestemmingsplan. De beheersverordening kan worden toegepast in gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien. De beheersverordening legt de bestaande feitelijke situatie vast, waarbij er beperkte mogelijkheden zijn om, via een systeem van binnenplanse ontheffingen, bouwmogelijkheden te bieden. De beheersverordening kent een zeer eenvoudige procedure, en kan sneller (en naar verwachting goedkoper) dan het bestemmingsplan worden vastgesteld.

In relatie tot deze notitie is het eventueel te overwegen om voor de gebieden die in deze notitie worden genoemd, en waar de leeftijd van het geldende bestemmingsplan de 10-jaars termijn heeft overschreden, danwel binnenkort overschrijdt, in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vast te stellen. Overigens kan dit alleen als er in deze gebieden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien.

Op dit moment is echter niet duidelijk aan te geven op welke wijze de beheersverordening vorm moet worden gegeven. Ook is niet duidelijk tot hoever de binnenplanse ontheffingsmogelijkheden mogen reiken. Het is voorstelbaar dat het realiseren van een dakopbouw wordt gezien als een ruimtelijke ontwikkeling, waardoor de beheersverordening niet kan worden toegepast en moet worden teruggevallen op het bestemmingsplan. Ontwikkelingen in de jurisprudentie zullen hier meer duidelijkheid moeten bieden.

Provinciale verordening

In de nieuwe Wro is het goedkeuringsvereiste door Gedeputeerde Staten voor bestemmingsplannen en vrijstellingen ex artikel 19 lid 1 en 2 WRO komen te vervallen. Om te voorkomen dat er door de gemeente bestemmingsplannen worden vastgesteld, c.q. vrijstellingen worden verleend voor ontwikkelingen die op grond van hoger beleid onwenselijk zijn, hebben provincie en Rijk de bevoegdheid gekregen om verordeningen vast te stellen. Dit voor zover het gaat om provinciale- of Rijksbelangen. In deze verordeningen kunnen dwingende regels worden opgenomen met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen en vrijstellingen (in de nieuwe Wro ‘projectbesluiten’ genoemd) die de gemeente in acht moet nemen.

In het verleden heeft de provincie door middel van toetsing van bestemmingsplannen en vrijstellingen sterk gestuurd in de ontwikkeling van woningen in het buitengebied, daar dit een provinciaal belang werd geacht. Nieuwbouw en verbouw van woningen in het buitengebied was gebonden aan strenge eisen, waar niet altijd aan voldaan kon worden. Het is mogelijk dat de provincie voor buitengebieden een verordening vaststelt, waarin deze eisen opnieuw zijn opgenomen. Dit kan mogelijk gevolgen hebben voor het toestaan van dakopbouwen in Waverveen en De Hoef, die vallen in het buitengebied van de gemeente De Ronde Venen. Op dit moment is echter niet duidelijk óf de provincie Utrecht een dergelijke verordening gaat vaststellen en wat de inhoud van deze verordening zal zijn.

Bouwvergunningtoetsing

De bouwvergunningtoetsing blijft ongewijzigd, een bouwaanvraag voor dakopbouwen zal ook ná de inwerkingtreding van de nieuwe Wro worden getoetst conform art. 44 Ww. De toetsingseisen blijven ongewijzigd, zodat altijd moet worden getoetst aan het bestemmingsplan. Indien voor het betreffende gebied een beheersverordening is vastgesteld, dient te worden getoetst aan de beheersverordening.

In artikel 44 Ww wordt de bepaling toegevoegd dat het bouwwerk moet voldoen aan de provinciale verordening c.q. de rijksverordening. Het niet voldoen aan een dergelijke verordening is een directe weigeringsgrond voor de bouwvergunning. Zoals in het vorige tekstblok besproken, kan dit mogelijk van belang zijn in het kader van de toetsing van bouwvergunningaanvragen voor dakopbouwen in het buitengebied.

Projectbesluit

In de nieuwe Wro komt de ‘artikel 19’ buitenplanse vrijstellingsprocedure te vervallen. In plaats hiervan is het projectbesluit opgenomen. De klassieke driedeling van de artikel 19 procedure in zwaar (lid 1), middelzwaar (lid 2) en licht (‘kruimelgevallen’, lid 3) komt hierbij te vervallen. Voor elke buitenplanse vrijstelling (ontheffing) geldt in principe dat een (relatief) zware procedure moet worden doorlopen.

Voor bepaalde categorieën bouwwerken kan door het Rijk kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat, voor die betreffende bouwwerken, géén projectbesluit hoeft te worden doorlopen, maar kan worden volstaan met een lichtere procedure (artikel 3:23 Wro). In het ontwerp Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is in artikel 4.3.1. deze bepaling verder uitgewerkt. Dakopbouwen vallen echter niet onder de genoemde categorieën van bouwwerken. Als zodanig zal (voor zover thans kan worden overzien) in geval van buitenplanse vrijstelling voor dakopbouwen altijd de zware procedure van het projectbesluit moeten worden doorlopen. Hierbij komt de eis dat het projectbesluit binnen een jaar moet zijn verwerkt in het bestemmingsplan of een beheersverordening. Tot die tijd mag de gemeente géén leges heffen. Indien na een jaar het projectbesluit niet is verwerkt in het bestemmingsplan of de beheersverordening, vervalt van rechtswege de bevoegdheid tot het vorderen van leges. Een en ander vereist grote oplettendheid en doortastendheid bij de gemeente en gaat gemoeid met hoge kosten.

In relatie tot deze notitie en de invoering van de nieuwe Wro, verdient het dan ook aanbeveling om dakopbouwen binnenplans te regelen.

Bijlage 1: Overzichtskaart

 

Bijlage kaart Overzicht