Organisatie | Westvoorne |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening Wet Werk en Bijstand |
Citeertitel | Maatregelenverordening Wet Werk en Bijstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Maatregelenverordening Wet Werk en Bijstand |
Geen
artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en artikel 18 van de Wet Werk en Bijstand
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-12-2004 | 01-07-2013 | Onbekend | 26-10-2004 Westvoornse Courant | Onbekend |
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
Artikel 2. Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of de artikelen 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
Artikel 4. Besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd, het bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd uitgaande van de bijstandsnorm en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.
Artikel 5. Horen van belanghebbende
Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:
de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet; of
Artikel 6. Afzien van het opleggen van een maatregel
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg hiervan ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak
Tenzij in de verordening anders is bepaald, wordt de maatregel opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.
Artikel 8. Samenloop van gedragingen
Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, van de verordening inhouden, worden de percentages waarmee de bijstandsnorm wordt verlaagd bij elkaar opgeteld. Het college kan de verlagingen ook over meerdere maanden verdelen. In dat geval wordt de zwaarste maatregel als eerste ten uitvoer gebracht.
HOOFDSTUK 2 Niet nakomen van de arbeidsverplichtingen
Artikel 9. Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
HOOFDSTUK 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 11. Te laat verstrekken van gevraagde gegevens
Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college gestelde termijn te verstrekken, wordt met toepassing van artikel 54 van de wet een maatregel opgelegd van vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid van de verordening.
Artikel 12. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2, tweede lid van de verordening, tien procent van de bijstandsnorm, met een maximum van de verstrekte bijstand, gedurende de periode dat de gedraging heeft plaatsgevonden.
Artikel 13. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2, tweede lid van de verordening, vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand.
HOOFDSTUK 4. Niet nakomen van overige verplichtingen.
Artikel 14. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.
Artikel 15. Niet nakomen van verplichtingen als bedoeld in art. 55 van de wet
Indien aan belanghebbende verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de wet zijn opgelegd en deze niet of in onvoldoende mate worden nagekomen, wordt een maatregel opgelegd van 20% van de bijstandsnorm gedurende één maand.
Artikel 17. (Meervoudige) recidive
1. Indien de belanghebbende binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij
2. een tweede en eventuele volgende recidive kan hoogte en duur van de maatregel verder worden verzwaard, waarbij in het uiterste geval algehele en blijvende uitsluiting van de uitkering het gevolg kan zijn.
Deze verordening treedt, onder toepassing van de Tijdelijke referendumwet, in werking met ingang van 15 december 2004.
De verordening is, met uitzondering van artikel 16, ook van toepassing op gedragingen die vóór inwerkingtreding van deze verordening hebben plaatsgevonden, voorzover aan belanghebbende met toepassing van de artikelen 14 tot en met 14f van de Algemene bijstandswet een maatregel of boete opgelegd had kunnen worden, als deze bepalingen van kracht zouden zijn gebleven.
Voorzover besluiten tot bijstandsverlening met toepassing van artikel 4 lid 3 Invoeringswet WWB in overeenstemming met de wet gebracht moeten worden, wordt tot aan dat moment, voor toepassing van artikel 9 van de verordening in plaats van “algemeen geaccepteerde arbeid” steeds gelezen: “passende arbeid”.