Organisatie | Laarbeek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening afvalstoffenheffing 2018 |
Citeertitel | Verordening afvalstoffenheffing 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2017 | 01-01-2019 | Nieuwe regeling | 07-12-2017 | INT - 1721531 |
De raad van de gemeente Laarbeek;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 november 2017;
gelet op artikel 216 van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2018.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit
Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruikmaakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief
Een belastingplichtige die middels een medische verklaring kan aantonen dat ten gevolge van een ziekte of een lichamelijk ongemak op zijn of haar perceel permanent beduidend meer restafval wordt geproduceerd dan op een perceel waar geen sprake is van deze ziekte of dat lichamelijk ongemak wordt op schriftelijk verzoek achteraf vrijstelling verleend van een gedeelte van de belasting als bedoeld in artikel 4, tweede lid.
De vrijstelling voor de verwijdering van restafval in twee achtereenvolgende belastingtijdvakken is voor een gebruiker van een 25 liter emmer gelijk aan 50% van de verschuldigde belasting met een maximum van 53 ledigingen, voor de gebruiker van een 140 liter container gelijk aan 50% van de verschuldigde belasting met een maximum van 10 ledigingen en voor de gebruiker van een 240 liter container gelijk aan 50% van de verschuldigde belasting met een maximum van 6 ledigingen.
Indien de belastingplicht is ontstaan in de loop van het belastingjaar is het bedrag van de vrijstelling gelijk aan zoveel twaalfde gedeelte van het volgens het tweede lid van dit artikel berekende bedrag als de belastingplichtige in dat belastingjaar vastrecht als bedoeld in artikel 4, eerste lid, verschuldigd is.
Indien de ziekte of het lichamelijk ongemak is ontstaan in de loop van het belastingtijdvak is het bedrag van de vrijstelling gelijk aan zoveel twaalfde gedeelte van het volgens het tweede lid van dit artikel berekende bedrag als de belastingplichtige of de medebewoner van het perceel waarvoor hij belastingplichtig is in dat belastingtijdvak volle maanden een ziekte of lichamelijk ongemak heeft als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld voor de heffing ter zake van de niet met de periodieke inzameldienst ingezamelde afvalstoffen
De belasting bedoeld in artikel 4, derde lid, is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid moeten, indien een machtiging voor automatische incasso is afgegeven en zolang de verschuldigde bedragen via automatische incasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen en worden betaald in tien gelijke maandelijkse termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die van de dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijnen telkens een maand later.
De belasting bedoeld in artikel 4, derde lid, moet, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden voldaan op het moment van verstrekking van de betaalsticker.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.
Van de belasting bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, wordt kwijtschelding als bedoeld in artikel 255 van de Gemeentewet alleen verleend aan natuurlijke personen tot maximaal een bedrag van € 216,90. Van de belasting in artikel 4, derde en vierde lid, wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 12 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing.
Artikel 13 Tijdstip inwerkingtreding
De Verordening afvalstoffenheffing 2017, vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Laarbeek van 8 december 2016, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.