Organisatie | Loppersum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handboek Kabels en Leidingengemeente Loppersum |
Citeertitel | Handboek Kabels en Leidingen gemeente Loppersum |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Loppersum
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | Nieuwe regeling | 30-10-2017 | Onbekend |
3 BEREIKBAARHEID, VERKEERSMAATREGELEN, OVERLASTBEPERKING 7
4 COMMUNICATIE, MELDINGEN EN BREEKVERBOD 9
5 AANSPRAKELIJKHEID, SCHADE, VERZEKERINGEN EN VEILIGHEID 11
5.2.1 Vergoeding van herstelkosten 12
7 RICHTLIJNEN TEN BEHOEVE VAN DE (TRACÉ)ENGINEERING 16
7.2.2 Aanvullende eisen horizontale ligging 17
7.2.4 Aanvullende eisen voor verticale ligging 18
8 VOORWAARDEN EN TECHNISCHE EISEN T.A.V. DE UITVOERING 18
9 WERKEN AAN OF NABIJ GROENVOORZIENINGEN 25
Gemeentespecifieke bijlagen 27
Binnen de gemeente Loppersum verleent het college van burgemeester en wethouders een instemmingsbesluit of een vergunning voor werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van ondergrondse infrastructuren (kabels en/of leidingen), conform de geldende Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur (hierna: AVOI). De mandatering van medewerkers van de gemeente voor de afhandeling van de instemmings- en vergunnings-aanvragen en de handhaving van het beleid is vastgelegd in de Algemene Mandaatregeling van de gemeente.
De instemming c.q. vergunningverlening heeft als doel zorg te dragen voor de veiligheid, de beperking van overlast, het voorkomen van schade en het borgen van de kwaliteit van de openbare ruimte.
Als beheerder van de openbare ruimte voert het college de regie en coördinatie bij de aanleg van kabels en/of leidingen van netbeheerders. Voor een goede uitoefening van deze taken heeft het college uitvoeringsvoorschriften vastgelegd in het Handboek Kabels & Leidingen van de gemeente Loppersum (verder hierna het Handboek).
Het Handboek is van toepassing in alle gevallen waarin het college toestemming heeft verleend voor werkzaamheden ten behoeve van de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen in de openbare ruimte van de gemeente Loppersum.
In dit Handboek zijn onder andere uniforme richtlijnen, voorwaarden en eisen gesteld ten aanzien van de voorbereiding en uitvoering van voornoemde werkzaamheden.
• Het borgen en bevorderen van de kwaliteit van de (ondergrondse) openbare ruimte;
• Het bevorderen van een juiste ordening en een veilige ligging van kabels en/of leidingen;
• Het beperken van overlast en het bevorderen van een veilige omgeving voor de burgers tijdens de werkzaamheden aan kabels en/of leidingen;
Het Handboek bestaat uit drie onderdelen:
• Deel A: Algemene en procedurele informatie;
• Deel B: Technische eisen/voorschriften m.b.t. tracébepaling, ontwerp-, uitvoerings- en beheersvoorschriften;
• De bijlagen met daarin gemeentespecifieke informatie.
Rangbepaling van wetten, verordeningen en het Handboek:
DEEL A: ALGEMENE EN PROCEDURELE INFORMATIE
De begripsbepalingen van de AVOI zijn van toepassing.
netbeheerder degene die als natuurlijk persoon handelend in de uitvoering van een beroep of bedrijf dan wel als rechtspersoon acteert als beheerder van een (al dan niet openbaar) net of netwerk voor de levering van elektriciteit, gas, water, aardwarmte of WKO (Warmte Koude Opslag), dan wel aanbieder is van een (al dan niet openbaar) elektronisch communicatienetwerk;
In de praktijk kan er een rolverdeling bestaan tussen de netbeheerder en de grondroerder. Soms worden die twee rollen door één en dezelfde partij vervuld.
Het college zal in het algemeen veel zaken rechtstreeks afhandelen met de grondroerder, maar alleen de netbeheerder is zowel financieel, operationeel als juridisch aansprakelijk en verantwoor-delijk voor het (doen) opvolgen van de bepalingen in dit Handboek.
Het college behoudt zich desondanks wel het recht voor om in dringende gevallen ook handhavingsmaatregelen rechtstreeks met de grondroerder af te handelen en de netbeheerder daarvan op een later moment in kennis te stellen.
as-built tekening ook wel revisietekening, een gewaarmerkte tekening die van kabels en/of leidingen die gelegd zijn de werkelijk gerealiseerde ligging aangeeft in X-, Y- en waar van toepassing Z- coördinaten volgens het Rijksdriehoek (RD-)stelsel en alsmede hoeveel kabels of leidingen gelegd zijn in een sleuf(deel);
transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations die onderdeel uitmaken van een net of netwerk, als bedoeld in onderdeel u. van dit artikel, die bovengronds in de openbare ruimte worden geplaatst;
combiwerk het gecombineerd coördineren en uitvoeren van werkzaamheden van meerdere netbeheerders tegelijk op een graaflocatie. Dit zorgt voor vermindering van overlast voor burgers en minder schade omdat wegen en straten minder vaak worden opengebroken: alle noodzakelijke kabels en/of leidingen worden gelijktijdig of direct na elkaar aangelegd;
distributiepunten afsluitbare ondergrondse holle behuizing voor het onderbrengen van telecommunicatie apparatuur met toegangsluik onder de verharding of het maaiveld danwel op maaiveldniveau;
eerste lid van de telecommunicatiewet;
leidingentracé traject in de lengte- danwel dwarsrichting van de weg waarvan het college heeft bepaald waar kabels en/of leidingen kunnen worden gelegd;
leidingen kabels en/of leidingen als onderdeel van een net(werk), daaronder mede begrepen de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations, voorzieningen (afsluiters, brandkranen, lassen, etc.) en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer, en ook omvattende lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, voorbeelden van deze kabels en/of leidingen zijn kabels als bedoeld in de Telecommunicatiewet, elektriciteitskabels (koppel-, transport en distributiekabels), gasleidingen (transport-, distributie- en dienst¬leidingen), waterleidingen en kabels en/of leidingen ten behoeve van industriële netwerken;
het aanbrengen, leggen, onderhouden, omleggen, vernieuwen, herstellen en verwijderen van ondergrondse infrastructuur en het verrichten van de hierbij behorende werkzaamheden;
montagegat c.q. lasgat opbreking met beperkte afmeting, maximaal 2 m², die wordt gemaakt t.b.v. de toegang tot een handhole, plaatsen van afsluiters, het opgraven van een kabelrol t.b.v. klantaansluitingen, het maken van aftakkingen, voor het herstellen van kabel c.q. leidingstoringen of voor inspectiedoeleinden;
net of netwerk samenstel van ondergrondse kabel(s) en/of leiding(en), daaronder mede begrepen lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie (een, al dan niet openbaar, elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1 onder e en h van de Telecommunicatiewet);
werkzaamheden werkzaamheden waarvan uitstel niet mogelijk is, als een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening via het betreffende net of netwerk is opgetreden, en/of schade ontstaat c.q. is ontstaan;
niet ingrijpende aard aaneengesloten werkzaamheden inzake:
aanleg, instandhouding en/of opruiming van kabels en/of leidingen met een gezamenlijke tracélengte tot vijfentwintig (25) meter en niet vallend onder onderdeel r. van dit artikel, waarbij geen wegen, watergangen of groenvoorzieningen volledig worden gekruist en met geringe overlast c.q. belemmeringen voor de omgeving;
het maken van maximaal twee montagegat(en) c.q. lasgat(en); een opbreking met beperkte afmeting, maximaal 2 m2, die wordt gemaakt ten behoeve van de toegang tot een distributie- of mutatiepunt, plaatsen van afsluiters, het opgraven van een kabelrol ten behoeve van huisaansluitingen, voor het herstellen van kabel- c.q. leidingstoringen of voor inspectiedoeleinden.
Tevens verplicht de WION de leidingbeheerder en grondroerder
om direct na het leggen van ondergrondse infrastructuur de liggingsgegevens van deze leidingen digitaal beschikbaar te hebben voor raadpleging en bij het aantreffen van onbekende kabels en/of leidingen deze te melden bij het Kadaster-sectie Klic.
In dit Handboek wordt op diverse onderdelen verwezen naar normen en richtlijnen die van toepassing zijn op de uit te voeren werkzaamheden. Hieronder een beknopte omschrijving:
NEN (Nederlands Normalisatie instituut)
Het Nederlands Normalisatie instituut helpt bedrijven en andere partijen om onderling heldere en toepasbare afspraken te maken. NEN draagt bij aan veiligheid, gezondheid, milieu en innovatie.
Bedrijfsleven en andere partijen maken in normcommissies zelf afspraken over producten en werkwijzen. NEN bemiddelt in het afwegen van de verschillende belangen en zorgt voor neutrale procesbegeleiding. NEN biedt direct toegang tot Europese (NEN-EN) en mondiale normalisatie-platforms.
NPR (Nederlandse Praktijk Richtlijnen)
De NPR geeft toelichting op en aanwijzingen voor het verantwoord gebruik van de NEN- (nationaal) en NEN-EN (Europees) normen.
CROW (oorspronkelijk: Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Wateren Wegenbouw en de Verkeerstechniek).
CROW is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. Deze stichting zonder winstoogmerk ontwikkelt, verspreidt en beheert praktisch toepasbare kennis voor beleidsvoorbereiding, planning, ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud. Dat gebeurt in de vorm van handleidingen, richtlijnen en aanbevelingen en in samenwerking met alle belang¬hebbende partijen, waaronder Rijk, provincies, gemeenten, adviesbureaus, uitvoerende bouw¬bedrijven in de grond-, wateren wegenbouw, toeleveranciers en vervoerorganisaties.
RAW (Rationalisatie en Automatisering in de Grond-, Water- en Wegenbouw)
De RAW-systematiek, beheerd en onderhouden door CROW, is sinds jaar en dag de standaard voor bestekken in de grond-, water- en wegenbouw (GWW). Bij de meeste werken in de GWW wordt de systematiek gevolgd.
Alle relevante (technische) eisen uit de meest recente Standaard RAW bepalingen voor o.a. grondwerken, groenvoorzieningen, sleuf- en sleufloze technieken en leiding- en kabelwerk zijn leidend betreffende de uitvoeringsmethodiek.
VCA (Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers)
VCA is bedoeld om aannemers veiliger te laten werken en het aantal ongevallen te verminderen. VCA biedt een concrete en praktische invulling van wettelijke regelingen of vult deze aan. Elke VCA gecertificeerde aannemer voldoet aantoonbaar aan een aantal verplichtingen uit de Arbowet.
Het Norminstituut Bomen heeft als doel de kwaliteitszorg rond bomen te verbeteren. Het instituut ontwikkelt en standaardiseert kwaliteitseisen, richtlijnen en normen voor werkzaamheden in, rond en met bomen. De bomenposter 'Werken rond bomen' toont de kwetsbare boomzone direct rond een boom en laat zien welke belangrijke randvoorwaarden er gelden binnen deze kwetsbare boomzone voor de uitvoering van werkzaamheden.
3 BEREIKBAARHEID, VERKEERSMAATREGELEN, OVERLASTBEPERKING
De (graaf)werkzaamheden dienen qua tijd en uitvoeringswijze zodanig te worden gepland dat de bereikbaarheid van woningen, bedrijven, winkels en overige gebouwen (verder: objecten) voor (mindervalide) voetgangers, (brom) fietsers, gemotoriseerd (bestemmings-)verkeer en hulp- en afvalophaaldiensten, in overleg met de betrokkenen, altijd zo veel mogelijk in stand gehouden wordt.
Dit geldt ook in doodlopende straten of openbare woonerven. Tijdens het opstellen van de planning en bepaling van de uitvoeringswijze ten aanzien van bereikbaarheid dient er rekening te worden gehouden met in elkaar grijpende werkzaamheden. De planning en uitvoering moet hierop afgestemd zijn.
• Een straat mag niet worden afgesloten. Indien het onvermijdelijk is dat een straat toch volledig afgesloten wordt, dan wordt dit tenminste 20 werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden afgestemd met de coördinator, na schriftelijke goedkeuring van de coördinator worden de hulpdiensten, door de grondroerder, hierover tenminste 15 werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden geïnformeerd;
• Er moet altijd minimaal één rijstrook beschikbaar zijn;
• Brandkranen, afsluitingen van water, gas en dergelijke blijven zichtbaar en toegankelijk;
• De minimale doorrijbreedte voor hulpvoertuigen is minimaal 3,5 m en wordt altijd gewaarborgd. Voor doorgaande wegen in verband met de landbouwvoertuigen dient dit minimaal 3,8 m te zijn.
Voor (mindervalide) voetgangers en (brom) fietsers is het toepassen van stevige loopplanken ter plaatse van de toegang en (nood)uitgang naar objecten een minimale vereiste. De loop-planken worden vlak en aansluitend aan elkaar geplaatst. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met een goede toegankelijkheid voor hulpmiddelen zoals rollators, rolstoelen en scootmobielen.
• de hulp- en afvalophaaldiensten objecten niet voldoende kunnen naderen;
• de bevoorrading van winkels en bedrijven anders dan normaal moet worden geregeld;
• met de betrokkenen, aanwonenden of andere belanghebbenden geen overeenstemming kan worden bereikt over de beperking van de bereikbaarheid;
overlegt de grondroerder minimaal 20 werkdagen vooraf, met de toezichthouder zodat tijdig afspraken gemaakt kunnen worden om de juiste maatregelen te nemen.
Als het college het noodzakelijk acht, bijvoorbeeld wanneer vanwege de werkzaamheden een belangrijke verkeersweg moet worden afgesloten, kan het college de grondroerder verplichten om de werkzaamheden zo veel mogelijk in de weekeinden, avonduren of ´s nachts uit te voeren. Indien een straat volledig afgesloten moet worden dient dit tenminste 20 werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden afgestemd te worden met de coördinator. Na goedkeuring van de coördinator worden de hulpdiensten, door de grondroerder, hierover tenminste 15 werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden geïnformeerd.
Tijdens de verkeersspits (7:00 tot 9:00 uur en 16:00 tot 18:00 uur) vinden er geen werkzaam-heden op hoofdwegen of gebiedsontsluitingswegen (zie gemeentespecifieke bijlagen) plaats. Indien de grondroerder aantoonbaar zorgt voor een goede verkeersdoorstroming en verkeers-afwikkeling kan met de toezichthouder anders worden overeengekomen.
Ten behoeve van de bereikbaarheid voor gemotoriseerd (bestemmings-)verkeer kan toepassing van tijdelijke verkeersmaatregelen of aanbrengen tijdelijke verkeersvoorzieningen (zoals rijplaten, tijdelijke waterkruisingen of doorsteken door groenstroken en dergelijke) noodzakelijk zijn. Bermen en gazons worden door de grondroerder altijd beschermd tegen spoorvorming.
De vereiste verkeersmaatregelen t.b.v. omleidingen of werkzaamheden bij stationaire wegafzettingen over een lengte groter dan 250 m¹ of gedurende meer dan 5 werkdagen, bij hoofdwegen, kruispunten, voet- en fietspaden, e.d. worden door de grondroerder vastgelegd in een gedetailleerd verkeers- werk- en tijdsplan en dit wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het college, minimaal 20 werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden.
Als de, door de grondroerder uit te voeren, werkzaamheden begeleid dienen te worden door tijdelijke verkeersregelinstallaties (VRI), dan meldt de grondroerder dit vooraf bij het college. Binnen 15 werkdagen na melding wordt dit door het college beoordeeld. Aanwijzingen e.d. van het college worden door de grondroerder opgevolgd voordat de tijdelijke VRI in gebruik wordt genomen.
De verkeersvoorzieningen mogen maximaal 72 uur voor aanvang van de werkzaamheden, met de voor- of beeldzijde afgedraaid van het verkeer, worden aangebracht. De verkeersvoorzieningen worden niet aan b.v. lichtmasten bevestigd en ontnemen het zicht op de overige bebording en het zicht van eventuele camera’s niet. De verkeersvoorzieningen worden op de dag van aanvang van de werkzaamheden met de voor- of beeldzijde naar het verkeer geplaatst.
De grondroerder zorgt voor een regelmatige en voldoende controle op de instandhouding van de verkeersvoorzieningen, ook buiten de normale werktijden en zorgt, indien van toepassing, voor een zo spoedig mogelijk herstel. Dit geldt ook voor eventueel de door het college geplaatste verkeersvoorzieningen. Eventuele aanwijzingen van een toezichthouder met betrekking tot verkeersmaatregelen worden meteen opgevolgd.
werkzaamheden uit te voeren in de openbare ruimte. De sleuf moet volledig dicht zijn, exclusief verharding, op een manier dat de veiligheid van de weggebruikers niet in geding komt en er mag geen puin en/of afval meer binnen de werkomgeving aanwezig is, tenzij de aard en omvang van de werkzaamheden anders vraagt. Op vrijdag of de dag voorafgaande aan een nationale feestdag of een vakantieperiode van de grondroerder dienen uiterlijk om 16:00 uur werkzaamheden gereed te zijn en de werkomgeving te zijn opgeruimd. De controleplicht hiervoor ligt bij de grondroerder.
Voor zonsondergang zijn alle ontgravingen gedicht en ter plaatse van wegkruisingen, inritten e.d. van een provisorische verharding voorzien. Hiervan wordt alleen afgeweken in bijzondere gevallen en uitsluitend met goedkeuring van de toezichthouder. Wanneer sleuven of lasgaten na zonsondergang niet zijn gedicht, worden deze afgezet door een deugdelijke afzetting voorzien van de voorgeschreven bebakening.
De grondroerder doet alles wat verwacht mag worden en wat redelijkerwijs mogelijk is om hinder als gevolg van b.v. lawaai, stank, modder, e.d. veroorzaakt door voertuigen, machines, apparaten, etc. tot een aanvaardbaar niveau te beperken. In aanvulling op het bepaalde in de ‘Circulaire Bouwlawaai 1991’ van de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne geldt het volgende:
De te gebruiken graafmachines, aggregaten, compressoren etc. worden op ruime afstand van de bestaande bebouwing opgesteld en zodanig zijn afgeschermd, dat de geluidssterkte van 7.00 uur tot 19.00 uur op 7 meter afstand van de geluidsbron niet meer is dan 80 dB(A) en van 19.00 uur tot 7.00 uur, aan de gevel op 1,50 m1 hoogte gemeten niet meer is dan 40 dB(A).
Bij werkzaamheden in de nabijheid van religieuze gebouwen en begraafplaatsen tijdens erediensten c.q. uitvaarten betracht de grondroerder het nodige respect, beperkt bouwlawaai en speelt geen elektronische muziek af. Een en ander in overleg met de toezichthouder. De grondroerder stelt zich vooraf op de hoogte van de plaatselijke gebruiken.
7.Indien het grondroerder bij hoge uitzondering door het college wordt toegestaan of verplicht om op zaterdagen, zondagen, nationale feestdagen of ’s avonds c.q. ‘s nachts te werken is de grondroerder verplicht alle nadere aanwijzingen van het college op te volgen en zelf zorg te dragen voor eventuele benodigde aanvullende vergunningen of ontheffingen.
4 COMMUNICATIE, MELDINGEN EN BREEKVERBOD
Namens de grondroerder dient er altijd één aan te spreken verantwoordelijke persoon beschikbaar te zijn. De naam van deze persoon moet bij alle betrokken partijen bekend zijn. Deze persoon moet controleren en verifiëren of alle gespecificeerde materialen worden toegepast en of de werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de tracétekeningen en de gemaakte afspraken, en dat de uitvoering volgens het instemmingsbesluit of de vergunning verloopt. Deze persoon dient 24/7 bereikbaar te zijn, geeft direct informatie en dient medewerking te verlenen indien de toezichthouder daarom vraagt.
De grondroerder nodigt bij alle bouwvergaderingen die worden gehouden de coördinator en/of toezichthouder uit. Van deze vergaderingen maakt de grondroerder notulen op en stuurt deze binnen 5 werkdagen naar de deelnemers. Deze notulen worden op de gebruikelijke wijze beoordeeld en vastgesteld door de vergadering.
Bij (grootschalige) projecten die een bovengemiddelde impact hebben op de openbare ruimte en de veiligheid van de leefomgeving, kan er op initiatief van het college op regelmatige tijden een voortgangsoverleg met alle betrokken partijen worden vereist. Van deze vergaderingen maakt het college notulen op en stuurt deze binnen redelijke termijn naar de deelnemers. Deze notulen worden op de gebruikelijke wijze beoordeeld en vastgesteld door de vergadering.
Voorafgaand aan alle werkzaamheden stelt de grondroerder de belanghebbenden en omwonenden schriftelijk op de hoogte met een bewonersbrief. Deze brief wordt minimaal 5 werkdagen voor de start van de werkzaamheden bezorgd. Het college kan vragen om deze bewonersbrief voorafgaand aan de bezorging aan haar te overhandigen. In de bewonersbrief wordt in ieder geval informatie gegeven over:
• Het moment van de uitvoering (datum en tijdstippen);
• De duur van de voorgenomen werkzaamheden;
• De bereikbaarheid van de woonomgeving;
• De plaats van de voorgenomen werkzaamheden (straatnamen);
• De opdrachtgever van de voorgenomen werkzaamheden;
• De contactpersoon van het coördinerend bedrijf incl. contactgegevens.
De grondroerder meldt de aanvang van zijn werkzaamheden uiterlijk 5 werkdagen (conform AVOI artikel 5.2, lid a, c.q. artikel 13.3) van tevoren per email (zie vierde lid van dit artikel), of per gemeentelijk digitaal meldsysteem, bij het college, met opgave van graaflocaties en uitvoeringsdatum. Dit geldt tevens voor werkzaamheden waarvoor door het college al een instemmingsbesluit of een vergunning is afgegeven.
• de werkomgeving op een correcte wijze is hersteld en in opgeruimde staat is achtergelaten;
• de straatwerk bonnen allemaal (digitaal) zijn ingeleverd;
• de klachten van omwonenden of bedrijven etc. zijn opgelost;
• (klad)revisiegegevens bij het Kadaster-sectie Klic beschikbaar zijn.
Spoedeisende werkzaamheden worden per email (zie vierde lid van dit artikel), of per gemeentelijk digitaal meldsysteem, voorafgaand aan de start van de werkzaamheden gemeld. Als een melding vooraf niet mogelijk is, wordt de melding uiterlijk voor 9:00 uur op de eerste werkdag na de start van de uitvoering per email (zie vierde lid van dit artikel) gemeld. Indien voor spoedeisende werkzaamheden c.q. calamiteiten een wegafsluiting noodzakelijk is worden de hulpdiensten per direct ingelicht door de grondroerder.
c) Naam van netbeheerder inclusief naam contact persoon en telefoonnummer.
Het college kan een breekverbod instellen bij weersomstandigheden waarbij de uitvoering van de werkzaamheden tot overlast voor de bewoners of schade voor de gemeente kan leiden, bijvoorbeeld bij vorst, maar ook bij wateroverlast, zware sneeuwval of ijzel. Onder andere breuk van vastgevroren bestratingsmateriaal of niet goed kunnen verdichten van de ondergrond wordt voorkomen door het instellen van het breekverbod.
Tijdens alle door het college vergunde evenementen (kermis, (jaar)markt, etc., incl. de opbouw- en afbreekperiode) is het breekverbod op de evenementenlocatie en de directe omgeving daarvan altijd van kracht. De grondroerder houdt hiermee rekening en vraagt daartoe tijdig de evenementenkalender op?. Na afloop van het evenement kan de grondroerder zijn werkzaamheden op de gebruikelijke wijze hervatten.
Behoudens het bepaalde in het derde lid geeft het college in alle gevallen aan wanneer het breekverbod van toepassing is en het college geeft tijdig of in ieder geval 1 werkdag van te voren aan wanneer het breekverbod weer is opgeheven. De grondroerder houdt zich aan het breekverbod en de werkzaamheden worden na beëindiging van het breekverbod pas weer hervat.
5 AANSPRAKELIJKHEID, SCHADE, VERZEKERINGEN EN VEILIGHEID
De aanleg, instandhouding en de opruiming van kabels of leidingen geschiedt op een zodanige wijze dat het beheer van kabels of leidingen van andere netbeheerders niet in gevaar wordt gebracht of zonder noodzaak wordt bemoeilijkt. Als hiermee in strijd wordt gehandeld neemt de grondroerder maatregelen ten aanzien van de betreffende kabels of leidingen, waaronder zo nodig het verplaatsen daarvan, om aan die strijdigheid direct een einde te maken.
De grondroerder is aansprakelijk voor alle schade aan gemeente-eigendommen die het gevolg zijn van het (ver)leggen, verwijderen, repareren en dergelijke van kabels of leidingen. Bij gecombineerde kabel- of leidingaanleg zijn de deelhebbende netbeheerders hoofdelijk aansprakelijk tegenover de gemeente.
Wordt er desondanks schade aan eigendommen van de gemeente of derden (bijvoorbeeld: kabels en leidingen van andere netbeheerders, verkeersborden, groenvoorzieningen, eigen-dommen van particulieren enzovoorts) toegebracht dan geeft de grondroerder dit zo spoedig mogelijk, in elk geval binnen 24 uur, schriftelijk door aan de toezichthouder of aan belang-hebbende derden.
Schades die de gemeente als gevolg van kabel- en/of leidingwerkzaamheden lijdt worden door de grondroerder hersteld c.q. vergoed. De situatie van de ondergrond, de verharding (inclusief bijzondere (sier)bestrating) en groenvoorzieningen wordt teruggebracht in de oorspronkelijke staat. Het college accepteert geen verslechtering.
Indien binnen 5 jaar na groot onderhoud of herinrichting van openbare gronden een grondroerder werkzaamheden moet uitvoeren, wordt voorafgaand aan de werkzaamheden met de coördinator overlegd over de wijze waarop de grondroerder de vereiste kwaliteit wil bereiken en kan garanderen. Indien de door het college gewenste duurzame kwaliteit niet kan worden gegarandeerd kan het college eisen dat de kabels of leidingen via een ander tracé worden gelegd of dat de verharding over een grotere of volle breedte opnieuw wordt gelegd.
Schade bij groenwerkzaamheden:
• Werkzaamheden waarbij de overlevingskans van de aanwezige beplanting gering is en dus moet worden vervangen;
• Werkzaamheden waarbij binnen de kroonprojectie van bomen moet worden gewerkt;
• Aantasting van de (ecologische) kwaliteit van de groeiplaats.
In deze gevallen kunnen al vóór aanvraag van het instemmingsbesluit of de vergunning specifieke afspraken tussen het college en de grondroerder worden gemaakt. Afhankelijk van de omvang van het werk kan in de voorwaarden "het 1e jaaronderhoud groen" en/of "inboetbeplanting na het 1e groeiseizoen" worden voorgeschreven. De gemaakte afspraken worden vastgelegd in het instemmingsbesluit of in de vergunning.
De schade aan bomen wordt achteraf vastgesteld op basis van de Richtlijnen NVTB (Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen). De grondroerder wordt aansprakelijk gesteld voor het schadebedrag.
Schade die ontstaat buiten de werkomgeving:
Van schade die ontstaat buiten de werkomgeving van de grondroerder is sprake als ten gevolge van werkzaamheden schade ontstaat aan materialen, lichtmasten, verkeersregel-installaties (VRI’s), geparkeerde auto's, opslagruimte voor materiaal en bouwketen e.d. Voor zover het gemeentelijke eigendommen betreft, zal het college deze schade verhalen op grondroerder. Afhankelijk van de specifieke situatie kan het wenselijk zijn dat er voorafgaand aan de werkzaamheden een gezamenlijke (toezichthouder en de grondroerder) schouw van de werkomgeving plaatsvindt. De bevindingen worden vastgelegd door de grondroerder.
Verborgen gebreken zijn bijvoorbeeld buitenproportionele verzakking van opgeleverd en goedgekeurd hersteld straatwerk. In dergelijke gevallen heeft de grondroerder 1 werkweek na eerste aanzegging van het college de tijd om de verharding opnieuw te herstellen. Indien de grondroerder niet tijdig voor herstel heeft zorg gedragen, doet het college dit zelf op kosten van de grondroerder. Als norm voor "buitenproportioneel" wordt een verzakking aangehouden van meer dan 0,03 m, welke zich binnen 1 jaar na het eerste herstel voordoet (= CROW-norm voor "ernstige schade").
7.Aanstootgevende graffiti, leuzen, posters en dergelijke die aangebracht zijn op bovengrondse voorzieningen die eigendom zijn van netbeheerders worden per 1e aanzegging en binnen 24 uur door of in opdracht van de netbeheerder verwijderd.
5.2.1 Vergoeding van herstelkosten
Indien vooraf tussen het college en de grondroerder de afspraak is gemaakt dat het college zelf zorg draagt voor de herstelwerkzaamheden van verharding of groenvoorzieningen brengt het college de marktconforme kosten in rekening bij de grondroerder. Hierin is begrepen inboet, degeneratie, •toezicht en onderhoud door het college. De kosten worden gebaseerd volgens de Schaderegeling Ingravingen.
De grondroerder draagt de kosten voor herstel- en/of degeneratie- en beheerskosten die berekend worden conform de vigerende hersteltarieven. Nadat de toezichthouder de hoeveelheid hersteld straatwerk of te herstellen asfalt heeft vastgelegd, ontvangt de netbeheerder een factuur voor de vastgestelde kosten. Het hersteltarievenblad van de Schaderegeling Ingravingen wordt jaarlijks geïndexeerd.
Alle (extra) kosten die door de grondroerder of het college gemaakt moeten worden vanwege werkzaamheden m.b.t. kabels of leidingen, calamiteiten of een gevolg zijn van de voor¬waarden en eisen die zijn opgenomen in de AVOI, de nadere regels, het instemmings¬besluit of in de vergunning komen altijd voor rekening van de grondroerder c.q. de netbeheerder.
• beschadiging, verlies of vernietiging van het werk, waaronder de voor het werk bestemde materialen;
• het risico van aansprakelijkheid voor schade aan goederen van derden, en de daaruit voortvloeiende gevolgschade, en voor overlijden of lichamelijk letsel van personen, veroorzaakt door de uitvoering van het werk.
Rij- of voertuigen waarvoor een verzekeringsplicht krachtens de Wet Aansprakelijkheids-verzekering Motorvoertuigen (WAM) geldt, zijn overeenkomstig de voorschriften van de WAM, en tegen het werkrisico verzekerd. Alleen door de in de vorige zin bedoelde verzekering gedekte rij- of voertuigen worden voor het werk gebruikt.
Alle werkzaamheden worden uitgevoerd met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving ten aanzien van veiligheid en arbeidsomstandigheden (bijvoorbeeld bij extreem lage of hoge gevoelstemperaturen mogen werknemers niet doorwerken). De voorschriften die op dit gebied van kracht zijn (zie: www.arboportaal.nl) zijn op het werk beschikbaar en de betrokken werknemers worden volledig geïnstrueerd. Tevens zijn alle (onder)aannemers VCA gecertificeerd. De grondroerder is verantwoordelijk voor de naleving hiervan.
Conform de vereisten uit de VCA en de Arbowet is er voor de aanvang van de werkzaam¬heden een Veiligheids-, Gezondheids- en Milieuplan (VG&M plan) opgesteld door de grond¬roerder. Wanneer er geen VG&M plan wordt opgesteld door de grondroerder geeft de grond¬roerder aan het college voorafgaand aan de werkzaamheden onderbouwd aan waarom er geen VG&M plan wordt opgesteld. In het VG&M plan wordt, indien van toepassing, minimaal het volgende opgenomen:
• de van kracht zijnde veiligheidsvoorschriften;
• de wijze waarop de instructie en voorlichting van het personeel wordt geregeld;
• de wijze waarop het toezicht is geregeld;
• de wijze waarop verontreiniging van het milieu wordt voorkomen respectievelijk beheerst;
• een risico-inventarisatie en -evaluatie met betrekking tot de uit te voeren werkzaamheden;
• de locaties waar bodemverontreiniging aanwezig is en de wijze waarop gewerkt moet worden op die afzonderlijke locaties (zie ook artikel 5.4.1 en artikel 8.8);
• specifieke veiligheids- en voorzorgsmaatregelen bij werkzaamheden op of in de nabijheid van eigendommen en installaties van derden;
• de wijze waarop de afhandeling van calamiteiten en ongevallen wordt geregeld.
De toezichthouder kan vanuit de publieke taakstelling van het college controleren of het werk veilig wordt uitgevoerd. De toezichthouder is bevoegd om bij onveilige situaties correctieve maatregelen af te dwingen of de werkzaamheden stilleggen. Dit geldt ook als er onveilige situaties aan een bestaand net of netwerk van een netbeheerder worden geconstateerd.
Bij werkzaamheden in de grond en water is de zorgplicht uit de Wet bodembescherming (Wbb)onverkort van toepassing. Dit is vooral van belang bij het werken in verontreinigde bodem. Het CROW heeft hiervoor publicatie 400 “Werken in en met verontreinigde bodem” uitgebracht. Om aan de vigerende wet- en regelgeving te voldoen werken initiatiefnemer en grondroerder in elk geval altijd volgens de meest actuele versie van deze richtlijnen.
Afhankelijk van de lokale bodemkwaliteit neemt de grondroerder passende maatregelen om negatieve gevolgen voor de medewerkers en de omgeving (passanten, omwonenden enzovoort) te voorkomen. Dit kan alleen als van te voren voldoende bekendheid is over de lokale bodemkwaliteit, hetgeen wordt bereikt door middel van gedegen vooronderzoek. De grondroerder legt de risico’s ten aanzien van de veiligheid en gezondheid van de medewerkers en de omgeving en de wijze waarmee daarmee wordt omgegaan vast in het VG&M plan (zie ook artikel 5.3. tweede lid van het Handboek).
Het op de graaflocatie aangeven van peilen en hoofdafmetingen door de toezichthouder beperkt zich tot het eenmalig aangeven van hoofdmeetpunten en eventueel extra punten in bochten en dergelijke. De grondroerder kan daarna zelf d.m.v. eenvoudig meetwerk, zowel qua horizontale als verticale maatvoering, het tracé in detail uitzetten. Het college treedt slechts toetsend c.q. controlerend op. Het gewenste tijdstip van aanwijzing wordt door de grond-roerder tenminste 2 weken van te voren aan de toezichthouder kenbaar gemaakt.
Bij de aanleg van kabels of leidingen in een nieuwbouwplan, waarbij (nog) geen woningen etc. aanwezig zijn om als vast punt voor maatvoering te dienen, zal het college een aantal maten middels piketpaaltjes, ijzeren buizen of middels RD-coördinaten aangeven op verzoek van de grondroerder. De grondroerder vraagt dit 2 weken voor aanvang aan bij het college. Dit geldt alleen voor gronden die eigendom zijn van de gemeente. Bij graafwerk in particulier eigendom maakt de grondroerder met betreffende grondeigenaar of projectontwikkelaar rechtstreeks afspraken; de gemeente is hierin geen partij.
Indien naar inzicht van de grondroerder bronbemaling noodzakelijk is om de werkzaamheden uit te kunnen voeren zorgt de grondroerder zelf voor de noodzakelijke vergunning(en). Voor het onttrekken van grondwater en voor lozing op het oppervlaktewater is in veel gevallen een watervergunning van een Waterschap nodig.
Bij het verlagen van de grondwaterstand binnen de wortelzone van te handhaven bomen of beplanting, word door de grondroerder in het groeiseizoen beschermende maatregelen genomen. De grondroerder geeft in overleg met de toezichthouder de beplanting water. Hiervoor wordt leidingwater gebruikt. Er mag geen bronneringswater of oppervlaktewater worden gebruikt.
Indien blijkt dat werknemers van de grondroerder of haar (onder)aannemers zich niet houden aan de gemaakte afspraken of zij zich op de werkvloer onbehoorlijk of overlast gevend gedragen of dat er zich tijdens de uitvoering onregelmatigheden voordoen of dat de werk-zaamheden niet naar behoren worden uitgevoerd, kan het college van de grondroerder eisen dat dit personeel de toegang tot het werk wordt ontzegt.
• De aanwezigheid van het instemmingsbesluit (inclusief de door het college goedgekeurde tekeningen) c.q. meldingsgegevens op het werk;
• De naleving van de instemmingsvoorwaarden;
• De aanwezigheid van de geldende gegevens van de Klic-melding op het werk;
• Of de werkzaamheden (m.b.t. spoedeisend werk) zijn gemeld bij het college;
• De naleving van een opgelegd breekverbod;
• Het voldoende schouwen van het te volgen tracé;
• Het nakomen van afspraken met omwonenden, bedrijven, hulpdiensten e.d.;
• De bereikbaarheid van de woon/werkomgeving;
• De ongestoorde exploitatie van andere kabels en/of leidingen;
• De kwaliteit van de verdichting van de sleuf;
• De kwaliteit van het herstel van de sleufafdichtingen;
• De kwaliteit van het herstel van groenvoorzieningen;
• De veiligheidsmaatregelen, correcte wegafzettingen, etc.
Het college zal, indien zij dit nodig acht, bij in gebreke blijven van de grondroerder zelf, noodzakelijke (herstel)werkzaamheden uit (laten) voeren. Dit geschiedt tegen marktconforme tarieven vermeerderd met de hierbij gemaakte gemeentelijke kosten. Het college brengt de grondroerder hiervan schriftelijk op de hoogte.
DEEL B: (TECHNISCHE) EISEN / VOORSCHRIFTEN
7 RICHTLIJNEN TEN BEHOEVE VAN DE (TRACÉ)ENGINEERING
De grondroerder inspecteert het beoogde tracé waarop de voorgenomen werkzaamheden uitgevoerd moeten gaan worden vooraf en onderzoekt of de werkzaamheden (verkeers-) technisch uitvoerbaar zijn t.a.v. de aanwezige wegen, waterlopen, voetpaden, kademuren, viaducten, tunnels, spoorwegen, (waterkerende) dijken, overige kabels of leidingen, bomen, wegmeubilair, taluds en gebouwen. De grondroerder dient bij de aanvraag van het instemmingsbesluit en/of vergunning het college ervan te overtuigen dat de werkzaamheden technisch uitvoerbaar zijn en dat de bereikbaarheid van bestaande kabels en/of leidingen wordt gewaarborgd.
De grondroerder inventariseert in de engineeringsfase welke overige netbeheerders belangen hebben in het beoogde tracé en informeert deze tijdig over de voorgenomen werkzaamheden en de gegevens over de aard en ligging van betreffende kabels of leidingen. Daartoe dient de grondroerder een oriëntatiemelding te doen bij het Kadaster- sectie Klic. De grondroerder geeft de overige netbeheerders de gelegenheid tot reactie waarbij de netbeheerders zelf kunnen toetsen of de voorgenomen werkzaamheden geen belemmering zijn voor een ongestoorde exploitatie van hun kabels of leidingen. Zo nodig treden zij in overleg met de grondroerder teneinde nadere afspraken te maken.
De grondroerder inventariseert zelf of er, behalve het instemmingsbesluit of de vergunning, voor bepaalde uit te voeren activiteiten eventueel een omgevingsvergunning noodzakelijk is, bijvoorbeeld voor het graafwerk in een gebied met landschappelijke of cultuurhistorische waarde al dan niet met nadere voorschriften in het kader van de bescherming van monumentale of archeologische waarden, het kappen van gemeentelijke bomen, het oprichten/plaatsen van bovengrondse voorzieningen, bouwketen of portakabins, materiaal¬containers etc. Tevens vraagt de grondroerder alle voor het werk benodigde vergunningen, ontheffingen etc. die noodzakelijk zijn vanuit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) aan.
Bij de tracébepaling van kabels of leidingen zijn twee aspecten van belang:
Het doel van het vooraf bepalen van deze liggingen is:
• een optimaal gebruik van de openbare ruimte;
• een ongestoorde exploitatie van kabels of leidingen;
• optimaliseren van de veiligheid.
De leidraad staat in onderstaande tabel:
Handholes c.q. distributiepunten mogen niet aangebracht worden in kabel- en leidingtracés, rijbanen, parkeerplaatsen, uitwegen, op kruisingen, ter plaatse van de in- of uitritten van percelen en binnen een afstand van 5,00 m vanaf bomen en niet binnen de kroonprojectie. De handholes c.q. distributiepunten worden bij voorkeur geplaatst in voetpaden, bermen of groenvoorzieningen. In overleg met de toezichthouder kunnen andere afspraken worden gemaakt over deze voorschriften.
De grondroerder vraagt vooraf aan het college toestemming om (mede)gebruik te maken van voorzieningen die eigendom zijn van de gemeente. Bijvoorbeeld voor het gebruik van mantelbuizen, kabelgoten of holle ruimten die onder een weg of in een kunstwerk (b.v. bruggen, tunnels, viaducten en dergelijke) van de gemeente aanwezig zijn.
7.2.2 Aanvullende eisen horizontale ligging
Werkzaamheden aan of bij bomen of andere groenvoorzieningen worden zoveel mogelijk vermeden. Hiermee wordt bij de engineering terdege rekening gehouden en waar mogelijk worden bij voorkeur alternatieve routes gekozen. Is het werken aan- of bij bomen of andere groenvoorzieningen toch onvermijdelijk dan wordt er eerst overleg met de toezichthouder gevoerd.
Als het onvermijdelijk is dat er in de nabijheid van bomen of andere groenvoorzieningen moet worden gewerkt, dan worden er een aantal voorzorgsmaatregelen getroffen (Hoofdstuk 9) dat schade aan de betreffende boom, groenvoorziening en aan de te leggen kabel of leiding voorkomt. Indien de afstand tot de bomen minder is dan bepaald in artikel 7.2.1 derde lid worden er in ieder geval beschermende maatregelen toegepast of er worden (gestuurde) boringen gemaakt.
• Distributiekabels en -leidingen liggen ondieper dan transportleidingen;
• Vrijverval leidingen hebben voorrang boven drukleidingen;
• Kabels of leidingen worden niet binnen het ontgravingsprofiel van de riolering aangelegd.
• Bij kruisingen van kabels of leidingen bedraagt de onderlinge tussenruimte (verticale afstand) tenminste 0,20 m;
• Er wordt een strook tussen 0,60 m -mv en 1,0 -mv vrijgehouden i.v.m. kruisende vrijverval rioolaansluitingen.
3.Het bovengenoemde basisprincipe wordt zoveel mogelijk nagestreefd, mede in verband met kruisende rioolaansluitingen. In bijzondere gevallen kan het college een andere verticale ligging toestaan c.q. voorschrijven.
7.2.4 Aanvullende eisen voor verticale ligging
Bij boringen/persingen, in welke vorm ook, is de diepteligging afhankelijk van de situatie ter plaatse. De minimale verticale afstand ten opzichte van de te kruisen kabels of leidingen bedraagt ten minste 0,50 m, waarbij de te boren/persen leiding onder de bestaande leiding dient te worden gevoerd. Genoemde minimale verticale afstand dient aantoonbaar te worden gegarandeerd om afwijkingen tijdens de uitvoering op te vangen.
Kabels of leidingen worden alleen boven een onderbouwing (kelder, duiker etc.) gesitueerd, indien de verticale afstand tussen de bovenzijde van de onderbouwing en het ter plaatse vast-gestelde maaiveld ten minste 2,00 m bedraagt. Dit in verband met benodigde grond¬dekking voor de kabels of leidingen.
Koppelbalken t.b.v. funderingen worden alleen gekruist als de verticale afstand tussen de bovenkant van de koppelbalken en het maaiveld ten minste 2,00 m bedraagt en de te overbruggen ruimte tussen de koppelbalken is voorzien van een gewapende betonplaat waarboven de kabels of leidingen een veilige ligging verkrijgen.
8 VOORWAARDEN EN TECHNISCHE EISEN T.A.V. DE UITVOERING
De grondroerder zorgt ervoor dat een afschrift van het instemmingsbesluit of de vergunning inclusief de tekening(en), de nadere regels, en de afschriften van de toestemmingen van derden inclusief de voorwaarden en de gegevens van de Klic-melding op de graaflocatie aanwezig zijn; deze worden desgevraagd aan de coördinator of toezichthouder getoond.
Indien het voor aanvang bekend is dat er kabels of leidingen van meerdere netbeheerders in het tracé, in de directe nabijheid daarvan of aansluitend aan een te roeren tracé gelegd of gerooid moeten worden, dan worden deze werkzaamheden zoveel mogelijk gecombineerd, maar in ieder geval aansluitend aan elkaar in een werkgang, uitgevoerd. De grondroerder(s) moet(en) dit als zodanig onderling of met de betreffende netbeheerder(s) afstemmen (combiwerk).
Bij de uitvoering van het herstel en onderhoud van de verharding geldt dat het herstel van de verharding in één of meerdere centrumgebieden (zie gemeentespecifieke bijlagen of aanwijzing van de coördinator) op dezelfde dag en in de rest van de gemeente binnen 2 werkdagen uitgevoerd wordt door de grondroerder met een onderhoudstermijn van 12 maanden.
Als er direct naast de sleuf geen ruimte is wordt de plaats van tijdelijke opslag van (bestratings-)materialen vooraf in overleg met de toezichthouder bepaald. Na beëindiging van het werk of op eerste aanzegging van het college worden deze (bestratings-)materialen verwijderd. Indien van toepassing wordt de ondergrond hersteld in de staat zoals vooraf aanwezig was.
Alle (bestratings-)materialen worden onbeschadigd herplaatst en ontdaan van zand en klei. De grondroerder zorgt bij beschadiging zelf voor herstel of vervangend (bestratings-)materiaal. Uitzondering hierop zijn situaties waarbij in gezamenlijke vooropname van het tracé met de toezichthouder nadere afspraken zijn gemaakt over het leveren van (bestratings-)materiaal door het college.
Nadat de werkzaamheden gereed zijn wordt het tracé volledig hersteld en de werkomgeving opgeruimd achtergelaten. Bermen en onverharde grond zijn vrij van stenen en dergelijke en indien van toepassing ingezaaid. Al het overtollige puin, grond, zand, beplantingsresten of afval van de werkzaamheden wordt afgevoerd naar een erkende, gecertificeerde verwerker. Er mag ook geen zand of vuil achterblijven in (mol)goten, lijnafwatering, beplanting en straat- en trottoirkolken (indien nodig dient de grondroerder deze te reinigen). Eventueel gemaakte bronneringsgaten worden weer opgevuld. De werkomgeving wordt opgeleverd in tenminste de oorspronkelijke staat. De grondroerder en toezichthouder leveren het tracé gezamenlijk op. Het opleverdocument wordt door beide partijen ondertekend.
De bepalingen in artikel 7.2.1 t/m 7.2.4 zijn tevens van toepassing voor de uitvoering. Indien tijdens de uitvoering afgeweken wordt van het ingestemde tracé (in horizontale of verticale zin) is hiervoor goedkeuring van de toezichthouder vereist. De grondroerder stuurt daarna binnen 5 werkdagen een gewijzigde tracétekening met afwijkingsrapport naar het college t.b.v. het instemmings- of vergunningsdossier.
Wegkruisingen in wegen met een open verharding met een zandfundering mogen in open ontgraving (per rijbaan) gerealiseerd worden. Ter plaatse van de wegkruising wordt een mantelbuis gelegd waardoorheen de kabel of leiding wordt gevoerd. De mantelbuis dient minimaal 0,50 m (bij kabels) of 1 m (bij leidingen) aan weerszijden van het te kruisen vlak door te lopen. Tenzij met de toezichthouder anders wordt overeengekomen.
Indien tijdens het opbreken van open verharding elementen breken of beschadigen vervangt de grondroerder deze zelf door elementen van gelijke samenstellingen hoedanigheid. Indien voorradig kunnen deze eventueel worden afgehaald bij de gemeentelijke opslag. Indien tijdens een vooropname gezamenlijk (toezichthouder en grondroerder) geïnventariseerd en vastgelegd is dat een verharding van een nog op te breken tracé een bovengemiddeld aantal (> 5%) gebroken of beschadigde elementen bevat kan het vervangende materiaal mogelijk door het college beschikbaar worden gesteld. Hierover dienen afspraken gemaakt te worden met de toezichthouder.
Lijnafwatering heeft vaak een fundering van (stamp)beton of gestabiliseerd zand en wordt nooit verwijderd. De lijnafwatering inclusief funderingsconstructie moet in tact blijven. Ook trottoirbanden die gefundeerd zijn worden niet verwijderd. Wanneer een lijnafwatering of een gefundeerde trottoirband gekruist moet worden dient over de toe te passen werkwijze overlegd te worden met de toezichthouder.
Het opbreken en herstellen van bijzondere (sier)bestrating (onder andere natuursteen en gepolijste tegels) kan een specifieke werkwijze vereisen. Om ervoor te zorgen dat het zichtoppervlak van het bestratingsmateriaal niet beschadigt neemt de grondroerder de nodige beschermende maatregelen waarbij aanwijzingen van de toezichthouder altijd opgevolgd worden.
Bij herbestrating worden de elementen onderling en ten opzichte van de ongeroerde elementen even hoog gestraat. Binnen het terug aangebrachte straatwerk komen geen oneffenheden voor. Het straatwerk wordt onder hetzelfde profiel en verband gestraat als voor de werkzaamheden aanwezig was. Er worden geen klinkers op zijn kant terug gestraat.
Uitgevoerd straatwerk wordt schoongeveegd afgetrild en daarna, meerdere keren en met tussenpozen van minimaal 24 uur, ingewassen met schoon brekerzand (bij betonnen en gebakken straatmateriaal), schoon straatzand (bij tegels) of schoon split (bij gebakken bestratingsmateriaal). Alle voegen in het straatwerk zijn in de eindsituatie voldoende met de ter plaatse toe te passen voegvulling gevuld.
Het is in beginsel verboden ontgravingen te verrichten in wegen met een gesloten verharding. Behoudens in het geval wanneer er in deze wegen al kabels of leidingen aanwezig zijn die moeten worden gerepareerd of dat er aansluitingen op moeten worden gemaakt. In die gevallen wordt er gewerkt met voorafgaande (schriftelijke) toestemming van het college.
De vrijgekomen materialen worden (voor zover dit mogelijk is) gescheiden naar:
Beiden worden afgevoerd conform de CROW publicatie 210: 'Richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt'.
Indien van toepassing zorgt de grondroerder zelf voor de benodigde afvalstroomnummers. Een kopie van de acceptatie- of stortbonnen van een erkend en gecertificeerd verwerkings¬bedrijf wordt direct overhandigd aan de coördinator of toezichthouder.
Sleuven in de asfaltverharding worden nadat de kabels of leidingen zijn gelegd, over de volle breedte opgevuld en verdicht en de oorspronkelijke funderingsconstructie wordt hersteld met menggranulaat 0/31,5 mm. De ondergrond van de fundering en de fundering voldoet na verdichting aan de technische eisen uit de meest recente Standaard RAW bepalingen. Indien onder de fundering de wapening aanwezig is dient deze opnieuw (met overlap) aangelegd te worden voordat de fundering wordt aangevuld. De materialisering en overlap dient in overleg met de beheerder te worden bepaald. De grondroerder is verantwoordelijk voor het onderhoud van de opgebroken gedeelte totdat de definitieve oplossing wordt toegepast. Overlegging van de dichtgestraten delen wordt door het college opgenomen in de jaarlijkse cycli van klein asfalt onderhoud. De kosten voor het aanbrengen van de definitieve situatie (herstellen van de asfaltconstructie) worden door het college op de grondroerder verhaalt.
De te herstellen asfaltsleuf wordt dicht gestraat in een zandbed van 30 tot 50 mm brekerzand met betonstraatstenen, dikte 80 mm, (zo mogelijk in de kleur van het aanwezige asfalt) in elleboogverband op een wijze die geen gevaar oplevert. De bovenzijde van de stenen dienen gelijk te liggen met het ingezaagde asfalt. De stenen dienen vlak ten opzichte van elkaar te worden gestraat. Indien er vooraf afspraken met de toezichthouder over zijn gemaakt kunnen de betonstraatstenen mogelijk worden afgehaald op de gemeentewerf.
Indien het dichtstraten van een sleuf niet op deugdelijke wijze wordt uitgevoerd kan dat tot gevolg hebben dat de aansluitende verhardingen als gevolg van het gebruik door het verkeer verzakken of beschadigd worden. Dergelijke schade dient door de grondroerder, binnen vijf werkdagen op aanzeggen van het college, te worden hersteld.
In bermen waar het steken van regelmatige zoden niet mogelijk is wordt de sleufbedekking (graspollen e.d.) door de grondroerder afgevoerd. Nadat de kabels of leidingen zijn gelegd en de sleuf tot op de juiste hoogte is aangevuld en verdicht wordt de berm, vrij van stenen en dergelijke, gefreesd en ingezaaid met een door het college goedgekeurd grasmengsel. Bepaling type grasmengsel in overleg met de toezichthouder.
De gedragscode Flora en Fauna wet Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting is van toepassing op dit werk. De gedragscode is verkrijgbaar via Stadswerk te Ede. Op basis van de gedrags¬code dient een plan van aanpak opgesteld te worden over hoe om te gaan met de aanwezige beschermde flora en fauna. De grondroerder dient dit plan te hanteren bij de uitvoering van de werkzaamheden.
Indien bij een wegkruising de aanleg van kabels of leidingen door middel van een persing of (gestuurde) boring onder het wegdek wordt gerealiseerd, wordt dit haaks op de wegas, minimaal 1 m uit de tangentpunten en zodanig uitgevoerd dat er geen verzakkingen in de verharding optreden. De persing of (gestuurde) boring wordt bij voorkeur voorafgaand aan het graven van de sleuf voor het hoofdtracé gerealiseerd. Het aanbrengen van een (stalen) mantelbuis is daarbij verplicht.
Indien een boomkruising middels een zogenaamde boomboring met een mantelbuis wordt uitgevoerd, dan kunnen aan de uitvoeringseisen van de boring en de materiaalkeuze van de mantelbuis door het college nadere eisen gesteld worden. De mantelbuis heeft een minimale dekking van 0,70 m. De boring wordt bij voorkeur voorafgaand aan het graven van de sleuf voor het hoofdtracé gerealiseerd.
Te ontgraven grond, zand, teelaarde, funderingsmateriaal enz. wordt gescheiden ontgraven, vervoerd of in depot, van de grondroerder, gezet of aangevuld. Het opbreken van een waterdoorlatende verharding en -fundering opbouw vereist vaak een speciale werkwijze die afgestemd wordt met de toezichthouder. De aanwijzingen van de toezichthouder worden altijd opgevolgd.
Nadat de kabels of leidingen gelegd zijn wordt de sleuf aangevuld en verdicht. Alle werkzaamheden vinden in een droge sleuf plaats. Om de oorspronkelijke profielopbouw van de ondergrond zo optimaal mogelijk te herstellen wordt het uitgegraven materiaal, vrij van stenen en dergelijke, over de volle breedte van de sleuf laagsgewijs en met zorg in de juiste volgorde terug in de sleuf gebracht. De dikten van grond-, fundering- en zandlaag of de laag teelaarde zijn gelijk aan de oorspronkelijke laagdikten. Bermen en groenstroken worden met voldoende overhoogte aangevuld. Bevroren grond of zand, sneeuw, (groen)afval en puin wordt niet verwerkt in de aanvulling.
De sondeerwaarde van de aanvullingen onder verhardingen en in wegbermen dient na verdichting minstens 90% te bedragen van de oorspronkelijke sondeerwaarde, zoals deze voorafgaand aan de graafwerkzaamheden op de sleuf of op korte afstand naast de sleuf wordt aangetroffen. Het streven is een minimale sondeerwaarde van 4MPa.
De grondroerder controleert de verdichting van het grondwerk met behulp van sonderen. De meting van de verdichting geschiedt met behulp van een sondeerapparaat met een conus-oppervlak van 100 mm² en een tophoek van 60 graden. Het meetbereik bedraagt tenminste 5 MPa en het dieptebereik is tenminste 0.60 m. De conuswaarde wijkt maximaal 3% naar beneden af van de conuswaarde die direct naast de sleuf is vastgesteld.
Van de gemaakte proefsleuven en de maatvoeringen van de daarin aangetroffen kabels of leidingen houdt de grondroerder een actuele registratie bij die op eerste aanzeggen aan de coördinator of toezichthouder wordt overhandigd. Indien afwijkingen van het vigerende standaarddwarsprofiel dan wel het door het college aangewezen standaard tracé worden geconstateerd bepaalt de grondroerder in overleg met de coördinator of toezichthouder voor de te leggen kabel of leiding een nieuw tracé.
Er worden geen kabels of leidingen, handholes c.q. distributiepunten of andere (bovengrondse) voorzieningen boven bestaande kabels of leidingen geplaatst waardoor deze niet meer bereikbaar zijn voor onderhoud, reparatie en dergelijke. Indien geen andere oplossing mogelijk is dan kan in overleg met en met goedkeuring van de betreffende netbeheerder onder voorwaarden of met het nemen van maatregelen eventueel toch tot aanleg c.q. plaatsing worden overgegaan.
Kabels of leidingen die tijdens de werkzaamheden blijvend buiten gebruik worden gesteld of kabels of leidingen die de afgelopen 10 jaar niet in gebruik zijn geweest, worden zoveel mogelijk gelijktijdig met de uit te voeren werkzaamheden verwijderd of, na overleg, op een door het college aan te geven tijdstip.
Voor tijdelijk aan te brengen voorzieningen (zoals b.v. damwanden, sleufbekisting, etc.) ten behoeve van werkzaamheden aan kabels of leidingen in de openbare ruimte is de goedkeuring van de coördinator vereist. Deze tijdelijke voorzieningen worden na het voltooien van de werkzaamheden verwijderd, tenzij in overleg met de coördinator anders wordt besloten.
Voorbereide huisaansluitingen, waarbij de voor de huisaansluiting bedoelde buis of kabel op de benodigde lengte in de openbare grond wordt opgeborgen (vooral bij CAI en Glasvezel) worden zo strak mogelijk opgerold en gebundeld. De bovenkant van de rol ligt op dezelfde hoogte als de kabel en evenwijdig aan en tegen de perceelgrens.
De exacte locaties van handholes c.q. distributiepunten en bovengrondse voorzieningen worden in overleg met de toezichthouder bepaald. Conform het bepaalde in tweede en derde lid van dit artikel wordt vooraf vastgesteld of de gekozen locatie vrij is van overige kabels of leidingen. Indien de toezichthouder constateert, óf dat op een later moment blijkt, dat een handhole c.q. distributiepunt of bovengrondse voorziening bezwarend is geplaatst dan verplaatst de grondroerder deze binnen 5 werkdagen.
Bij plaatsing van bovengrondse voorzieningen van grotere afmeting in of nabij een groenvoorziening kan het college nadere eisen stellen. Er kan bijvoorbeeld aanplant van extra beplanting gewenst zijn om de bovengrondse voorziening zoveel als mogelijk aan het zicht te onttrekken. Deze extra voorwaarden worden door het college zoveel mogelijk opgenomen in het instemmingsbesluit of in de vergunning, echter de aanwijzingen van de coördinator of toezichthouder worden eveneens altijd opgevolgd.
Het deksel van handholes c.q. distributiepunten die op maaiveldniveau worden geplaatst voldoet minimaal aan verkeersklasse D400(NEN-EN 124) en ligt altijd gelijk met de aanwezige bestrating of (berm)verharding. Aanwezige elementenverharding rond de handhole worden geknipt in het bestaande verband. Indien een handhole door verzakking op enig moment niet meer gelijk ligt met de bestrating of (berm)verharding herstelt de grondroerder dit op eerste aanzegging van het college.
Nadat alle werkzaamheden gereed zijn meet de grondroerder de ligging gegevens van de kabels of leidingen, inclusief (voorbereide) huisaansluitingen, handholes c.q. distributiepunten en bovengrondse voorzieningen (digitaal) in en deze op een As-Built tekening digitaal beschikbaar te hebben voor raadpleging door derden (conform WION).
Om na te gaan of de voorgenomen graafwerkzaamheden mogelijk zullen plaatsvinden in verontreinigde bodem, voert de grondroerder ten minste historisch vooronderzoek uit en in sommige gevallen tevens een bodemonderzoek. De eerste fase van het historisch voor-onderzoek verloopt via het digitale bodemloket.
Indien de geplande werkzaamheden in de bodem meer dan 25 meter buiten de op het bodem-loket aangegeven locatiecontouren worden uitgevoerd, is geen verder bodemonderzoek nodig. Mocht de grondroerder zintuigelijke waarnemingen doen die duiden op een mogelijke verontreiniging in de bodem dan moet de zorgplicht in acht worden genomen. Voor verdere vragen over eventuele bodemgegevens in de gemeente Loppersum kunt u contact op nemen met onze werkorganisatie DEAL in Delfzijl (0596) 639700.
Overtollige grond wordt afgevoerd naar een erkende verwerker of hergebruikslocatie. Verwerken van de overtollige grond in de directe omgeving van het werk is alleen toegestaan binnen de regels van het Besluit bodemkwaliteit. Indien (aanvul)grond wordt aangevoerd van buiten de locatie, wordt dit op grond van het Besluit bodemkwaliteit vooraf worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit. Dit geldt ook voor de eventuele tijdelijke opslag van (aanvul)-grond op het werkterrein of op een ander terrein.
9 WERKEN AAN OF NABIJ GROENVOORZIENINGEN
Het bepaalde in dit hoofdstuk geldt voor groenvoorzieningen, behoudens bermen en gazons. Daarvoor geldt het bepaalde in artikel 8.4.
In relatie tot werkzaamheden t.b.v. kabels en/of leidingen kan het noodzakelijk zijn dat er tevens werkzaamheden (verwijderen of snoeien) aan groenvoorzieningen (bomen, planten, struiken, gras) moeten worden uitgevoerd. Dit kan voorafgaand aan of tijdens de werkzaam¬heden van de grondroerder nodig zijn, maar het kan ook binnen de onderhoudstermijn van de werkzaamheden van de grondroerder vallen. De afspraken daarover dienen vooraf met de toezichthouder te worden gemaakt.
In het wortelgestel van bomen mag slechts bij hoge uitzondering handmatig worden gegraven, dit is echter alleen toegestaan met goedkeuring van de toezichthouder. Wortels dikker dan 25 mm in diameter mogen nooit worden verwijderd of beschadigd. Wortels kleiner dan 25 mm dienen te worden verwijderd d.m.v. zagen zonder de wortels te breken of eraan te trekken. Ontgraven wortels dienen te worden beschermd tegen uitdrogen, vorst en beschadiging.
Beschadigingen aan bomen dienen altijd te worden voorkomen. Conform de poster Stadswerk (artikel 10, gemeentespecifieke bijlagen) dient de grondroerder hiervoor beschermende maatregelen te treffen. Wanneer er onverhoopt toch een boom wordt beschadigd dient dit direct gemeld te worden bij de toezichthouder.
Als ten gevolge van de werkzaamheden een boom zoveel schade oploopt dat deze gerooid moet worden dient de grondroerder dit direct te melden bij de toezichthouder. De grondroerder dient dan alsnog een omgevingsvergunning kap bij de gemeente aan te vragen. Het herplanten van bomen wordt verzorgd door het college, de kosten hiervoor komen voor rekening van de grondroerder.
Indien de grondroerder toestemming krijgt van het college om een boom te rooien dan dient de grondroerder tevens de stobben te verwijderen en af te voeren en het ontstane gat laagsgewijs met zand aan te vullen en te verdichten. Tenslotte dient er een laag teelaarde te worden aangebracht. De grond dient op een zodanige wijze te worden afgewerkt dat er na inklinking sprake is van een vlakke aansluiting op de ongeroerde grond. Reservering voor inklinking mag max. 10 cm bedragen. Inzaaien dient te geschieden conform artikel 8.4 lid 4.
Dit Handboek treedt in werking met ingang van de dag waarop de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Loppersum in werking treedt.