Organisatie | Krimpenerwaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2018 |
Citeertitel | Wmo regeling krimpenerwaard 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | wmo regeling 2018 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | 01-12-2019 | Nieuwe regeling | 19-12-2017 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard; gelezen het voorstel van 19 december 2017;
gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6 en 2.1.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 8, 9, 15, 18 en 19 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2018;
besluiten vast te stellen de Regeling maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2018
In de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning 2018, vastgesteld in de raad van 12-12-2017, geeft de gemeente Krimpenerwaard haar juridische kaders voor invulling van de Wmo in de Krimpenerwaard aan. Deze verordening is door de gemeenteraad vastgesteld vanuit hun kaderstellende bevoegdheid.
In de onderhavige Regeling Maatschappelijke Ondersteuning zijn de rechten en plichten van de betrokkenen bij de uitvoering van deze wet verder ingevuld. Onderdelen van de wet die in de verordening afdoende zijn beschreven komen niet terug in de regels. Zowel de rechten en plichten van de gemeente in de uitvoering van de Wmo staan omschreven als de rechten en plichten van inwoners en andere betrokkenen.
In dit document worden eerst de nadere regels Maatschappelijke Ondersteuning beschreven. Hierna volgt een toelichting, om de betrokkenen mee te nemen in het denkkader van het college.
Hoofdstuk 1 Verplichtingen van de budgethouder
Artikel 1 Verplichtingen persoonsgebonden budget begeleiding en hulp bij het huishouden
De eisen die gesteld worden aan een zorgverlener die niet verbonden is aan een professionele organisatie zijn:
Het college kan van een aanbieder, niet zijnde een aanbieder die hulpmiddelen of woningaanpassingen levert, eisen dat deze in het bezit is van een verklaring omtrent gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens voor beroepskrachten en andere personen die beroepsmatig met zijn cliënten in contact kunnen komen, welke niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor de aanbieder ging werken. De zorgverlener dient een ingezetene van Nederland te zijn en te beschikken over een Burgerservicenummer; en
Artikel 2 Verplichtingen budget overige voorzieningen
Bij het verlenen van een persoonsgebonden budget voor overige voorzieningen gelden de volgende verplichtingen:
de voorziening moet voldoen aan het programma van eisen dat is opgesteld door de gemeente en, indien van toepassing, aan het Kwaliteiten Bruikbaarheids Onderzoek van Hulpmiddelen keurmerk en/of komt voor op de lijsten van het TNO-keurmerk dan wel een gelijkwaardig keurmerk goedgekeurde hulpmiddelen.
Hoofdstuk 2 Hoogte persoonsgebonden budget
Artikel 4 Hoogte budget overige maatwerkvoorzieningen
De hoogte van het budget voor aanschaf van een:
individuele vervoersvoorziening is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening. Als de gemeente een onderhoudscontract met een voorkeursleverancier heeft afgesloten voor onderhoud en reparatie, gelden de prijzen uit het desbetreffende onderhoudscontract - inclusief eventueel bedongen korting - als uitgangspunt. Als de gemeente geen onderhoudscontract heeft afgesloten, komen de onderhoudskosten voor rekening van de aanvrager.
losse woonvoorziening is gelijk aan de door het college goedgekeurde offerte. Het budget kan eventueel verhoogd worden met instandhoudingskosten, bedoeld voor reparatie van de desbetreffende voorziening. Als de gemeente een onderhoudscontract met een voorkeursleverancier heeft afgesloten voor onderhoud en reparatie, gelden de prijzen uit het desbetreffende onderhoudscontract - inclusief eventueel bedongen korting - als uitgangspunt. Als de gemeente geen onderhoudscontract heeft afgesloten, komen de onderhoudskosten voor rekening van de aanvrager.
Artikel 5 budget woonvoorzieningen
Bij het vaststellen van de hoogte van het budget in de kosten van een woningaanpassing in de vorm van bouwkundige of woontechnische woonvoorziening wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:
als het noodzakelijk wordt geacht een architect in te schakelen: het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in de Standaardvoorwaarden 1988/Rechtsverhouding opdrachtgeverarchitect van de Bond van Nederlandse Architecten en de kosten van het toezicht op de uitvoering, als dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;
Als er sprake is van sanering van de vloerbedekking niet ouder dan zeven jaar bedraagt de tegemoetkoming maximaal € 35,- per m2 (inclusief arbeid, noodzakelijke materialen en BTW). De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de afschrijvingstermijn van het te vervangen artikel. De vergoeding bedraagt een percentage van de kosten te weten:
Het bedrag voor de financiële tegemoetkoming verhuiskosten aan een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon met beperkingen, de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd bedraagt maximaal € 5.000,--. Voor deze tegemoetkoming is geen verantwoording noodzakelijk.
Artikel 7 budget vervoersvoorzieningen
Als er sprake is van aanpassingskosten van de eigen auto geldt als afschrijvingstermijn van de voorziening ten minste zeven jaar. Met uitzondering van overzetbare voorzieningen wordt deze voorziening daarom slechts toegekend als de aan te passen auto niet ouder is dan drie jaar. De kosten van de noodzakelijke aanpassingen worden gebaseerd op de goedkoopst aanpasbare auto. De opties met betrekking tot de uitrusting van de auto, zoals automatische transmissie, stuurbekrachtiging en airco, zijn van vergoeding uitgesloten.
Artikel 8 Regels voor bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening of pgb
Periode dat eigen bijdrage is verschuldigd
Omvang van het huishouden en leeftijd
Deze tabel is niet van toepassing voor de bijdrage in de kosten van opvang.
Bedrag per voorziening waarover een eigen bijdrage wordt berekend
Uitvoering vaststellen en innen eigen bijdrage
Hoofdstuk 5 Intrekking, inwerkingtreding en citeertitel
Tegelijk met inwerkingtreding van deze regeling worden de nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Krimpenerwaard 2015 (datum 29-3-2016) en het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Krimpenerwaard (datum 29-3-2016) ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en wethouders van 19-12-2017.
Burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard,
de secretaris, Mw. mr. M. Plantinga
de burgemeester, mr. R.S. Cazemier
Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.
Het betaalbaar stellen van een persoonsgebonden budget voor begeleiding en hulp bij het huishouden door de Sociale Verzekeringsbank is een wettelijke verplicht.
Zorgverleners uit het eigen netwerk en zorgverleners die woningaanpassingen en hulpmiddelen leveren wordt over het algemeen niet gevraagd om een Verklaring omtrent gedrag te overleggen.
Het betaalbaar stellen van een persoonsgebonden budget voor overige voorzieningen gebeurt door de gemeente.
In dit artikel zijn de uurtarieven voor begeleiding en hulp bij het huishouden voor het inhuren van een familielid, vrienden, kennissen opgenomen. Als een cliënt niet in staat is zelf naar dagbesteding of kortdurend verblijf te reizen kan een pgb voor de vervoerskosten toegekend worden. Het tarief voor deze vervoerskosten is gelijk aan het ZIN-tarief.
In artikel 3 lid 2 wordt het tarief voor de inhuur van een mantelzorger aangegeven. Dat kan een familielid of een buurvrouw zijn. In de hoogte van de vergoeding tussen de tarieven die opgenomen zijn bij artikel 3 lid 1 en 2 zit een verschil. Een cliënt die met zijn persoonsgebonden budget een familielid, buurvrouw of particuliere hulp inhuurt wordt niet geconfronteerd met hoge overheadkosten. Dit is wel het geval als er een zelfstandige zonder personeel of zorgverlener via een instantie wordt ingehuurd. Het persoonsgebonden budget om familieleden en vrienden in te huren is dan ook lager.
Het budget wordt na ontvangst van de factuur en het betalingsbewijs binnen vier weken verstrekt. Indien de voorziening wordt gehuurd wordt nooit meer verstrekt dan de huurprijs.
Bij het vaststellen van het primaat van verhuizen wordt een grens gehanteerd van € 7000,- Het gaat hier om nagelvaste woonvoorzieningen die specifiek voor die woning gerealiseerd moeten worden. Voorzieningen zoals een douchestoel, tillift of plafondlift worden ongeacht de woning niet meegenomen bij het bepalen van het primaat van verhuizen.
Als de aanvrager niet wenst te verhuizen, is het mogelijk om de verhuiskostenvergoeding te gebruiken om huidige woning aan te passen, mits voldaan wordt aan het door de gemeente opgestelde programma van eisen.
Uitbetaling vindt plaats na toestemming van het college en na ontvangst van een kopie van het definitieve huurcontract/koopcontract.
Bij de in het vijfde lid opgenomen huurderving valt te denken aan de situatie dat de gemeente in samenspraak met een verhuurder een aangepaste woning reserveert voor hergebruik. In dit lid is de maximale vergoeding voor dergelijke kosten opgenomen.
In het zesde lid is geregeld dat indien sprake is van verkoop van de woning en de woonvoorziening heeft geleid tot meerwaarde van de woning, deze meerwaarde – afhankelijk van de periode die verstreken is na het aanbrengen van de voorziening – terugbetaald moet worden. Voor het vaststellen van de meerwaarde als gevolg van de woonvoorziening, kan een taxateur geraadpleegd worden.
In het achtste lid is bepaald dat de bedragen, die zijn opgenomen in de standaardlijst voor woonvoorzieningen, maximaal per woonvoorziening uitgekeerd mogen worden. Deze lijst is opgesteld aan de hand van landelijk gemiddelde prijzen.
Lid negen. Uitbetaling vindt plaats nadat betrokkene ingeschreven staat op nieuwe woonadres of na ontvangst van betaalbewijzen van realisatie woningaanpassingen.
Voor een sportvoorziening wordt alleen een forfaitaire bedrag verstrekt. Dit bedrag is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van minimaal drie jaar. Na drie jaar kan beoordeeld worden of de sportvoorziening opnieuw moet worden toegekend.
Uitbetaling vindt plaats na ontvangst van een kopie van het definitieve koopcontract.
Bedragen opgenomen in het eerste lid voor de auto- en taxikosten worden maandelijks op declaratiebasis uitbetaald.
In lid 3 wordt er gesproken over de goedkoopst aanpasbare auto. Als de aanpassingskosten duurder worden omdat er voor een duurdere auto wordt gekozen, anders dan de goedkoopst aanpasbare auto, dan worden de meerkosten niet vergoed.
Het vierde lid houdt in dat elke inwoner gebruik mag maken van het collectief vervoer. Een inwoner met een Wmo-indicatie mag dit echter tegen een gereduceerd tarief doen. Er wordt een bijdrage in de kosten gevraagd per zone. Alleen de eerste zone kent ook een opstaptarief waardoor men dan voor 1 enkele zone 2x de bijdrage moet betalen. Alle zones daarna worden steeds verhoogd met het tarief voor 1 zone. Reist men alleen binnen de gemeente Krimpenerwaard dan betaalt men altijd maar voor 1 zone de eigen bijdrage met daarbovenop het opstaptarief.
Het vijfde lid regelt dat een inwoner met een Wmo-indicatie op jaarbasis ook op 20 enkele ritten een sociaal begeleider mag meenemen. De achterliggende gedachte bij het hanteren van een sociaal begeleider is dat de Wmo geïndiceerde zich op de plaats van bestemming kan laten begeleiden.
Bijvoorbeeld bij ziekenhuisbezoek, bij het winkelen, bij bankzaken, etc.