Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sittard-Geleen

Centrumregeling Participatiebedrijf Westelijke Mijnstreek 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSittard-Geleen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingCentrumregeling Participatiebedrijf Westelijke Mijnstreek 2018
CiteertitelCentrumregeling Participatiebedrijf Westelijke Mijnstreek 2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet gemeenschappelijke regelingen, art. 1, eerste lid
  2. Wet gemeenschappelijke regelingen, art. 8, vierde lid

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201801-01-2020Nieuwe regeling

30-11-2017

gmb-2017-216651

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Centrumregeling Participatiebedrijf Westelijke Mijnstreek 2018

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Beek en Sittard-Geleen ieder voor zover bevoegd,

Overwegende dat:

De gemeenten Beek en Sittard-Geleen hun werk- en inkomenstaken wensen onder te brengen bij het Participatiebedrijf Westelijke Mijnstreek, zulks met dien verstande dat schuldhulpverlening, minima- en armoedebeleid bij de individuele gemeenten blijven;

Het Participatiebedrijf Westelijke Mijnstreek wordt georganiseerd in een centrumregeling met Sittard-Geleen in de rol van centrumgemeente, zulks conform artikel 1 lid 1 en artikel 8 lid 4 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

De raad van de gemeente Sittard-Geleen 8 juni 2017 en de raad van de gemeente Beek op 18 mei 2017 hun colleges hiertoe, conform artikel 1 lid 2 Wet gemeenschappelijke regelingen, toestemming heeft gegeven;

Het Participatiebedrijf Westelijke Mijnstreek op 1 januari 2018 zal starten op basis van het bedrijfsplan.

Gelet op:

het bepaalde in artikel 1 lid 1 en artikel 8 lid 4 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (mandaat)

Besluiten:

de volgende gemeenschappelijke regeling te treffen:

Centrumregeling Participatiebedrijf Westelijke Mijnstreek 2018

Waarvan de inhoud als volgt luidt:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2 Aanwijzing, belang, doel en uitgangspunten van de centrumregeling

  • 1.

    De gemeente Sittard-Geleen wordt aangewezen als centrumgemeente.

  • 2.

    Het belang van deze regeling is vorm te geven aan de samenwerking tussen de gemeenten op het terrein van de Participatiewet en de daarmee samenhangende wetten en uitvoeringsregelingen, waarbij de gemeenten streven naar een efficiënte uitvoering van de taken.

  • 3.

    Deze regeling heeft als doel te zorgen voor een democratische, gelijkwaardige, kwalitatief hoogwaardige, effectieve en efficiënte uitvoering van de in lid 2 bedoelde wet- en regelgeving voor de burgers en de betrokken gemeentelijke bestuursorganen.

  • 4.

    De gemeenten streven naar verdere harmonisatievan beleid op het gebied van werk en inkomen met behoud van de ‘couleur locale’ waar dat gewenst is, een betere benutting en doorontwikkeling van het arbeidspotentieel en een verbeterde dienstverlening aan de doelgroep van het Participatiebedrijf Westelijke Mijnstreek.

Hoofdstuk 2 Omvang en kwaliteit van de uit te voeren taken en bevoegdheden

Artikel 3 Taakomschrijving

  • 1.

    De werk- en inkomenstaken van de centrumgemeente welke door de deelnemende gemeente aan de centrumgemeente worden opgedragen omvatten:

    • de uitvoering van de Participatiewet, IOAW (NB. De uitvoering van de Bbz en IOAZ is door de colleges van de gemeenten Sittard-Geleen en Beek gemandateerd aan het college van de gemeente Maastricht; gegevensverwerking deelnemende gemeente vindt deels wel plaats door centrumgemeente);

    • de uitvoering van de Wsw (NB. De uitvoering van de Wsw is vooralsnog opgedragen aan Vixia; de reikwijdte van deze regeling omvat dus niet taken van Vixia tot het moment van formele overheveling);

    • de uitvoering met betrekking tot de bijzondere bijstand;

    • de maatschappelijke begeleiding van statushouders;

    • de administratieve verwerking van besluiten op klantniveau;

    • terugvordering en verhaal;

    • handhaving en bijzonder onderzoek (sociale recherche);

    • financiële verwerking en verantwoording en interne controle;

    • archivering;

    • de voorbereiding in het kader van aanhangig gemaakte bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures alsmede het in dit kader voeren van verweer (NB. Voor de behandeling van bezwaarschriften geldt dat de commissie voor de bezwaarschriften van de centrumgemeente adviseert);

    • de voorbereiding in het kader van verzoeken om voorlopige voorzieningen, welke aanhangig worden gemaakt in het kader van lopende bezwaar-, beroeps- en/of hoger beroepsprocedures en het in dit kader voeren van verweer;

    • de voorbereiding en het voeren van verweer in het kader van verzet-, herzienings- en andere procedures in het kader van de Algemene wet bestuursrecht;

    • de uitvoering en de sturing van re-integratieprojecten en instrumentarium (onder andere de werkplaats);

    • het werkgeversservicepunt;

    • de afhandeling van verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, de Wet hergebruik overheidsinformatie en de Wet bescherming persoonsgegevens/de Europese Algemene Verordening Gegevensbescherming, zulks voor zover betrekking hebbende op voornoemde wet- en regelgeving;

    • de afhandeling van ingebrekestellingen op grond van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen en anderszins;

    • de uitvoering van alle op deze wetten gebaseerde nadere regelgeving.

  • 2.

    De volgende werk- en inkomenstaken vallen in ieder geval niet onder de centrumregeling doch blijft het college van de deelnemende gemeente zelf uitvoeren:

    • de toegang tot de collectieve ziektekostenverzekering;

    • de tegemoetkoming collectieve ziektekostenverzekering;

    • beleid en verordeningen Participatiewet, IOAW, IOAZ, Bbz;

    • beleid schuldhulpverlening;

    • beleid gemeentelijk minimabeleid;

    • uitvoering en besluiten schuldhulpverlening;

    • beslissen op bezwaar;

    • ouderentoeslag;

    • sport- en cultuurpas.

  • 3.

    De beleidsverantwoordelijkheid voor de werk- en inkomenstaken en de daarop gebaseerde regelgeving behoren toe aan de raad en het college van de deelnemende gemeente, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft.

  • 4.

    Ingeval de in lid 1 genoemde wetten worden gewijzigd of vervangen blijft de centrumgemeente zorgdragen voor de uitvoering van de taken van de gewijzigde of vervangende wet- en regelgeving, zulks voor zover vallend binnen doel en reikwijdte van gewijzigde of vervangen wet- en regelgeving.

  • 5.

    De centrumgemeente is jegens de deelnemende gemeente verantwoordelijk voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering, zulks binnen het geldende wettelijke kader.

Artikel 4 Mandaat

  • 1.

    Het college van de gemeente Beek draagt de taken en bevoegdheden welke noodzakelijk zijn voor de realisering van het doel van de centrumregeling, zoals omschreven in artikel 2 en artikel 3, op aan het college van de centrumgemeente.

  • 2.

    Voor de uitvoering van de in artikel 3 genoemde taken zal het college van de deelnemende gemeente zijn daarop betrekking hebbende wettelijke bevoegdheden mandateren aan het college van de centrumgemeente.

  • 3.

    Het college van de deelnemende gemeente dient zelf zorg te dragen voor de wettelijk vereiste bekendmaking zoals bedoeld in Afdeling 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4.

    Het college van de centrumgemeente wordt het toegestaan ondermandaat te verlenen aan zijn medewerkers. De centrumgemeente draagt zorg voor de hiervoor vereiste wettelijke bekendmaking zoals bedoeld in Afdeling 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 5.

    Het college van de deelnemende gemeente blijft verantwoordelijk voor de uitvoering van de in artikel 3 genoemde taken.

Artikel 5 De dienstverleningsovereenkomst / specifiek beleid

  • 1.

    De centrumgemeente sluit met de deelnemende gemeente een DVO, waarin nadere afspraken worden gemaakt omtrent de uit te voeren taken, te leveren diensten en de financiering.

  • 2.

    De centrumgemeente kan op verzoek van de deelnemende gemeente een nadere overeenkomst sluiten met betrekking tot specifiek beleid. In een dergelijke specifieke DVO worden in ieder geval contractuele afspraken gemaakt met betrekking tot de daarmee samenhangende kosten.

Artikel 6 Bestuurlijk overleg / evaluatie

  • 1.

    De portefeuillehouders van de gemeenten voeren ten minste eenmaal per jaar bestuurlijk overleg over de centrumregeling met bijbehorende DVO en de samenwerking in dat kader.

  • 2.

    De organisatie en voorbereiding van het bestuurlijk overleg berust bij het hoofd Sociale Zaken van de centrumgemeente dan wel zijn plaatsvervanger.

  • 3.

    De centrumregeling wordt in ieder geval eenmaal per jaar geëvalueerd op doeltreffendheid, kostenbewustzijn en efficiency. De resultaten van de evaluatie worden schriftelijk ter kennisname aan de gemeenteraden aangeboden.

  • 4.

    Er wordt tevens minimaal eenmaal per jaar een informatiebijeenkomst voor de gezamenlijke raadswerkgroep georganiseerd om de blijvende betrokkenheid en de inbedding van de democratische legitimiteit te borgen.

Hoofdstuk 3 Financiën

Artikel 7 Financiële zeggenschap en financiering structurele uitvoeringskosten

  • 1.

    De financiële zeggenschap ligt bij de afzonderlijke gemeenten. Door deze regeling wordt het budgetrecht van de raden niet aangetast.

  • 2.

    De gemeenten dragen er zorg voor dat de uitvoeringskosten per begrotingsjaar structureel gefinancierd worden en nemen de betreffende kosten in hun gemeentebegroting op.

  • 3.

    De verdeelsleutel van de structurele uitvoeringskosten voor de periode 2018 tot en met 2020 is voor de gemeenten als volgt:

    Gemeente Sittard-Geleen

    92%

    Gemeente Beek

    8%

    Na twee jaar worden deze percentages geëvalueerd door partijen (medio 2020 voor het eerst).

  • 4.

    Het college van de centrumgemeente brengt overeenkomstig het bepaalde in lid 3 de structurele uitvoeringskosten en de personele frictiekosten op basis van voorschot in rekening bij de deelnemende gemeente.

  • 5.

    Voor de taak uitvoering bijzondere bijstand wordt vooralsnog een nader te bepalen opslag in rekening gebracht bij de deelnemende gemeente. Dit houdt verband met de uitvoering van het betreffende beleid op basis van gedifferentieerde draagkrachtcriteria (verschillend per gemeente). De deelnemende gemeente geeft uiterlijk op 1 december voorafgaand aan het boekjaar een schatting af van het te verwachten aantal aanvragen voor externe bijzondere bijstand. Dit aantal vermenigvuldigd met de kostprijs per aanvraag vormt dan de additionele bijdrage voor de gemeente. De kostprijs per aanvraag is gebaseerd op de extra tijdsinvestering die een gedifferentieerde uitvoering met zich meebrengt.

Artikel 7a Financiering overhead

  • 1.

    De gemeenten dragen er zorg voor dat de overheadkosten van het participatiebedrijf per begrotingsjaar structureel gefinancierd worden en nemen de betreffende kosten in hun eigen gemeentebegroting op.

  • 2.

    De hoogte van de overheadkosten voor het participatiebedrijf wordt bepaald conform de geldende regels uit de Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).

  • 3.

    De verdeling van de overheadkosten vindt plaats naar rato van de formatie die door de gemeenten wordt ingebracht in het Participatiebedrijf.

  • 4.

    De doorbelasting van de overheadkosten door de centrumgemeente aan de deelnemende gemeente vindt plaats volgens het groeipad: 2018: 25%, 2019: 50%, 2020: 75% en vanaf 2021: 100%.

  • 5.

    De centrumgemeente brengt overeenkomstig dit artikel de overheadkosten in rekening bij de deelnemende gemeente. Het betreft een betaling ineens voorafgaand aan het boekjaar.

Artikel 8 Financiering programmakosten

  • 1.

    De voor de overeengekomen uitvoering noodzakelijke programmakosten worden door de deelnemende gemeente afzonderlijk, op basis van zijn programmabegroting voor het volgende kalenderjaar, per maand en vooraf aan de centrumgemeente voldaan op voorschotbasis.

  • 2.

    Voor de in lid 1 bedoelde programmakosten zal de centrumgemeente geen facturen naar de deelnemende gemeente sturen.

  • 3.

    De werkelijke ontvangsten van debiteuren worden per maand aan de deelnemende gemeente voldaan. Mutaties met betrekking tot debiteuren worden dan eveneens aangeleverd.

  • 4.

    Na afloop van elk kalenderjaar maakt het college van de centrumgemeente in een afrekening voor de deelnemende gemeente de financiële voor- en nadelen van de met deze regeling en bijbehorende DVO gemoeid zijnde programmakosten inzichtelijk.

  • 5.

    De financiële voor- en nadelen van de programmakosten komen voor rekening en verantwoording van de betreffende gemeente.

  • 6.

    De centrumgemeente zal de afrekening zoals bedoeld in lid 4 in een zodanige vorm aanleveren dat de betreffende gemeente de hierin vervatte gegevens kan verwerken in haar exploitatie/jaarrekening.

Artikel 9 Spaarfonds

  • 1.

    Het financiële voordeel dat ontstaat door de efficiëntiewinst van de samenwerking in het kader van deze regeling wordt ingebracht in een spaarfonds dat wordt ingezet voor noodzakelijke (des)investeringen in het Participatiebedrijf Westelijke Mijnstreek (voor de vastgoedproblematiek van Vixia wordt een voorziening buiten deze regeling gevormd).

  • 2.

    Onder efficiëntiewinst zoals bedoeld in lid 1 wordt verstaan de besparingen op personeel en overhead door de samenvoeging van de in artikel 3 genoemde taken.

  • 3.

    De looptijd van het spaarfonds is in beginsel vier jaar. Bij opheffing wordt het resterende bedrag verdeeld conform de in artikel 7 lid 3 genoemde percentages.

  • 4.

    Voorstellen voor onttrekking aan het spaarfonds worden gedaan door het hoofd Sociale Zaken van de centrumgemeente aan de colleges van de centrumgemeente en de deelnemende gemeente. Datzelfde geldt voor voorstellen voor opheffing of verlenging van het spaarfonds, indien daartoe aanleiding bestaat. Elke gemeente afzonderlijk kan ook voorstellen in dit kader doen.

  • 5.

    De colleges van de centrumgemeente en deelnemende gemeente ontvangen minimaal eenmaal per jaar een overzicht volgens de planning- en control cyclus.

Artikel 10 Jaarrekening

  • 1.

    Het college van de centrumgemeente draagt er bij het opstellen van de jaarrekening zorg voor dat de uitgaven in het kader van deze regeling en bijbehorende DVO zodanig verantwoord worden dat deze voor de deelnemende gemeente afzonderlijk inzichtelijk zijn en aan het college van de deelnemende gemeente ter beschikking gesteld worden.

  • 2.

    Op de in lid 1 bedoelde separate financiële verantwoordingen wordt door tussenkomst van het college van de centrumgemeente een accountantscontrole uitgevoerd.De kosten die gemoeid zijn met het certificeren van de Jaaropgave worden apart in rekening gebracht.

  • 3.

    Het college van de deelnemende gemeente draagt er zorg voor dat de voor de gemeente relevante verantwoordingsgegevens in de concept gemeentelijke jaarrekening worden opgenomen.

Hoofdstuk 4 Informatie en verantwoording

Artikel 11 Informatie

  • 1.

    Het college van de centrumgemeente stuurt in aansluiting op de eigen planning- en control cyclus periodiek van belang zijnde informatie, welke in relatie staat tot deze regeling en bijbehorende DVO aan het college van de deelnemende gemeente. Hierin worden ook gezamenlijke Kritische Prestatie Indicatoren (KPI) meegenomen.

  • 2.

    Het college van de deelnemende gemeente is verantwoordelijk voor het informeren van zijn eigen gemeenteraad.

Artikel 12 Verantwoording

  • 1.

    Het college van de centrumgemeente zendt eenmaal per jaar aan het college van de deelnemende gemeente een verantwoordingsrapportage betreffende de realisatie van de DVO, een eventuele specifieke DVO zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 en de mogelijke effecten daarvan voor de meerjarenplanning.

  • 2.

    Het college van de deelnemende gemeente is verantwoordelijk voor het informeren van zijn eigen gemeenteraad.

Hoofdstuk 5 Wijzigen, toetreden, uittreden en opheffen

Artikel 13 Wijziging

  • 1.

    De colleges van de gemeenten kunnen aan het bestuurlijk overleg voorstellen doen tot wijziging van deze regeling.

  • 2.

    Indien het bestuurlijk overleg wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het college van de centrumgemeente een voorstel tot een wijzigingsbesluit aan het college van de deelnemende gemeente toekomen.

  • 3.

    Wijziging van de regeling is aan de orde op het moment dat de overheveling van taken op het gebied van de Wsw vanuit de GR Vixia zijn beslag krijgt.

  • 4.

    Voor de totstandkoming van een rechtsgeldig wijzigingsbesluit is unanieme besluitvorming van alle colleges van de gemeenten vereist, welke instemming eerst verkregen kan worden na voorafgaande toestemming van hun gemeenteraden.

  • 5.

    In het wijzigingsbesluit wordt de datum van inwerkingtreding van de wijziging vermeld.

  • 6.

    De colleges van de gemeenten dragen zorg voor mutatie in hun register van gemeenschappelijke regelingen als gevolg van de wijziging.

Artikel 14 Toetreding

  • 1.

    Toetreding tot de centrumregeling door de colleges van andere gemeenten behoeft uitsluitend de unanieme instemming van de colleges van de centrumgemeente en deelnemende gemeente.

  • 2.

    De centrumgemeente regelt, in overleg met de andere deelnemende gemeente, de rechten en verplichtingen welke voor de toetredende gemeente(n) uit de toetreding voortvloeien.

  • 3.

    Aan de toetreding kunnen voorwaarden worden verbonden. Hierover zal het college van de centrumgemeente voorstellen doen en overleg plegen met het college van de deelnemende gemeente alsmede met het college van de gemeente die wenst toe te treden.

  • 4.

    De colleges van de gemeenten dragen zorg voor mutatie in hun register van gemeenschappelijke regelingen als gevolg van de toetreding.

Artikel 15 Uittreding

  • 1.

    Voor uittreding is een daartoe strekkend besluit van het college van de uittredende gemeente vereist, welk besluit eerst genomen kan worden na verkregen toestemming van zijn gemeenteraad. Uittreding geschiedt uitsluitend met ingang van 31 december van enig kalenderjaar, op zijn vroegst per 31 december 2021.

  • 2.

    Een voornemen tot uittreding van een gemeente wordt door het college van de betreffende gemeente (minimaal) één jaar van tevoren schriftelijk kenbaar gemaakt aan het college van de andere gemeente. Gemeenten bepalen dat dit op zijn vroegst per 31 december 2020 kan geschieden.

  • 3.

    De financiële gevolgen van uittreding - inclusief de kosten van het arbeidspotentieel dat in verhouding staat tot de voor de uittredende gemeente op grond van deze regeling uit te voeren taken en te leveren diensten zoals uitgewerkt in de DVO en een eventuele specifieke DVO - komen voor rekening van de uittredende gemeente.

  • 4.

    Voor de vaststelling van de financiële gevolgen zoals bedoeld in lid 3, wordt voorafgaande aan de uittreding door de gemeenten een bindend advies gevraagd aan een onafhankelijke externe deskundige. De deskundigenkosten zijn voor rekening van de uittredende gemeente.

  • 5.

    De colleges van de gemeenten dragen zorg voor mutatie in hun register van gemeenschappelijke regelingen als gevolg van de uittreding.

Artikel 16 Opheffing

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven bij besluit van (minimaal) één college van de gemeenten, zulks na verkregen voorafgaande toestemming van de gemeenteraad. Een verzoek tot uittreding van (minimaal) één college wordt aangemerkt als een verzoek tot opheffing van de regeling.

  • 2.

    Ingeval van opheffing van de regeling regelt de centrumgemeente de financiële gevolgen in een liquidatieplan. Hierbij worden de bepalingen van deze regeling zoveel mogelijk in acht genomen.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt vastgesteld nadat de colleges van de gemeenten daarmee hebben ingestemd.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de financiële consequenties voor de gemeenten. Tevens worden de gevolgen geregeld, welke de opheffing heeft voor personeel werkzaam bij de centrumgemeente èn voor de personeel overnemende uittredende gemeente. Ook de gevolgen voor de archivering worden geregeld.

  • 5.

    De colleges van de gemeenten dragen zorg voor mutatie in hun register van gemeenschappelijke regelingen als gevolg van de opheffing.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 17 Archief

  • 1.

    De colleges van de gemeenten zijn belast met de zorg voor de archiefbescheiden, zulks met inachtneming van de ter zake geldende wet- en regelgeving op het gebied van archivering.

  • 2.

    De gemeentesecretaris van de centrumgemeente is belast met het beheer van het Archief voor zover deze bescheiden niet zijn overgebracht naar de Archiefbewaarplaats. Over de wijze van beheer maakt de gemeentesecretaris van de centrumgemeente afspraken met de gemeentesecretaris van de deelnemende gemeente.

  • 3.

    De archiefinspecteur van de centrumgemeente is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de Archiefbewaarplaats.

  • 4.

    Voor de bewaring overeenkomstig de ter zake geldende wet- en regelgeving op het gebied van archivering, van de over te brengen archiefbescheiden is aangewezen: de Archiefbewaarplaats van de centrumgemeente.

  • 5.

    Bij opheffing van de regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform de alsdan ter zake geldende wet- en regelgeving op het gebied van archivering.

Artikel 18 Personeel

De medewerkers van het Participatiebedrijf Westelijke Mijnstreek zijn in dienst van en werkzaam onder verantwoordelijkheid van het college van de centrumgemeente. De rechtspositieregeling van de centrumgemeente is op hen van toepassing.

Artikel 19 Klachtenregeling

Klachten over de dienstverlening of over personeel werkzaam onder verantwoordelijkheid van het college van de centrumgemeente, worden overeenkomstig de voor de centrumgemeente geldende klachtenregeling afgehandeld.

Artikel 20 Privacy en informatiebeveiliging

  • 1.

    De centrumgemeente verwerkt persoonsgegevens voor de deelnemende gemeente, ten behoeve van de doelstellingen en taken zoals omschreven in artikel 2 en 3 van deze regeling.

  • 2.

    Gegevensverwerking vindt plaats conform de daarvoor geldende wet- en regelgeving, waaronder minimaal wordt verstaan: de Wbp, de AVG, de Wet SUWI en de Wet BRP dan wel daarvoor in de plaats tredende wet- en regelgeving.

  • 3.

    De deelnemende gemeente blijft verantwoordelijk voor de bewerking/verwerking, zoals bedoeld in de Wbp tot 25 mei 2018 en in de AVG vanaf 25 mei 2018 dan wel daarvoor in de plaats tredende wet- en regelgeving.

  • 4.

    De centrumgemeente treedt voor de deelnemende gemeente op als bewerker zoals bedoeld in de Wbp tot 25 mei 2018 en als verwerker zoals bedoeld in de AVG vanaf 25 mei 2018 dan wel daarvoor in de plaats tredende wet- en regelgeving.

  • 5.

    De gegevensverwerking door de centrumgemeente ten behoeve van de deelnemende gemeente zal nader worden gespecificeerd in de DVO (bijlage Privacyprotocol met bewerkers/verwerkersovereenkomst bij DVO).

  • 6.

    Ten aanzien van informatiebeveiliging conformeert de centrumgemeente, evenals de deelnemende gemeente, zich aan de daartoe geldende landelijke standaard(en) inzake informatiebeveiliging. Daaronder wordt minimaal verstaan: de Baseline Informatiebeveiliging Gemeenten (hierna: BIG) en de aanvullende eisen uit de Wet SUWI en de Wet BRP.

  • 7.

    Een specificatie van te treffen beveiligingsmaatregelen wordt uitgewerkt in de daartoe strekkende bewerkers/verwerkersovereenkomst tussen de centrumgemeente en de deelnemende gemeente.

Artikel 21 Geschillenregeling

Onverminderd het bepaalde in artikel 28 Wgr verplichten de gemeenten zich ertoe om in geval van geschillen over de inhoud en uitvoering van deze regeling met elkaar in overleg te treden, waarbij zal worden getracht dergelijke geschillen in der minne te beslechten.

Artikel 22 Inwerkingtreding, toezending, bekendmaking en inschrijving

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018 en wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    Het college van de centrumgemeente zendt deze regeling aan Gedeputeerde Staten.

  • 3.

    Het college van de centrumgemeente draagt op de wettelijk vereiste wijze zorg voor tijdige bekendmaking van de regeling in de Staatscourant. Bij een wijziging, toetreding, uittreding of opheffing draagt het college van de centrumgemeente eveneens zorg voor tijdige bekendmaking in de Staatscourant.

  • 4.

    De colleges van de gemeenten dragen zorg voor inschrijving in hun register van gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 23 Citeertitel

Deze centrumregeling wordt aangehaald als:

“Centrumregeling Participatiebedrijf Westelijke Mijnstreek 2018”.

 

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen, in de vergadering van 2 november 2017 Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van Beek, in de vergadering van 6 november 2017

Burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen,

drs. G.J.M.Cox,

burgemeester

mr. G.J.C.Kusters

secretaris

Burgemeester en wethouders van Beek,

mr. C.E. vanBasten-Boddin

burgemeester

M.V.J. DeLouw

secretaris