Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Groningen (Gr)

Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen: 2. aanstelling en arbeidsovereenkomst

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Groningen (Gr)
Officiële naam regelingArbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen: 2. aanstelling en arbeidsovereenkomst
CiteertitelArbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen: 2. aanstelling en arbeidsovereenkomst
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerpARG: 2, Aanstelling en arbeidsovereenkomst

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Voor het eerst vastgesteld bij raadsbesluit van 6 december 1995

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht
  2. Gemeentewet
  3. Ambtenarenwet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-02-201111-05-2012art. 2:4

07-12-2010

Gemeenteblad, 2011, 13.

DI 10.2416612

Tekst van de regeling

Intitulé

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE GRONINGEN

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

 

Gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Ambtenarenwet;

 

HEEFT BESLOTEN:

 

de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen vast te stellen.

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 2 Aanstelling en arbeidsovereenkomst

Aanstelling: het bevoegd gezag

Artikel 2:1

Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college.

Aanstelling: onderzoek naar bekwaamheid en geschiktheid

Artikel 2:2

  • 1. Voor aanstelling kan slechts in aanmerking komen hij van wie - na een daartoe door of vanwege het tot aanstelling bevoegd bestuursorgaan gehouden onderzoek - kan worden aangenomen, dat hij in voldoende mate beschikt over de hoedanigheden tot het verrichten van de hem op te dragen werkzaamheden.

  • 2. Het college treft maatregelen, waardoor de vertrouwelijkheid van de gegevens, ontvangen op grond van het in het eerste lid bedoelde onderzoek, te allen tijde wordt gegarandeerd.

  • 3. Voor aanstelling kan als vereiste worden gesteld, dat betrokkene in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag.

  • 4. De vreemdeling, zoals omschreven in de Vreemdelingenwet 2000 kan slechts voor een aanstelling in aanmerking komen indien hij beschikt over een tewerkstellingsvergunning tenzij hij van deze verplichting is uitgesloten krachtens artikel 3 van de Wet arbeid vreemdelingen.

Aanstelling: geneeskundig onderzoek

Artikel 2:3

  • 1. Onverminderd artikel 2:2, kan het college bepalen dat voor bepaalde functies, waarbij aan de vervulling van de functie bijzondere eisen op het punt van de medische geschiktheid moeten worden gesteld, aanstelling alleen mogelijk is na een geneeskundig onderzoek gericht op de te vervullen betrekking, waaruit blijkt dat tegen het vervullen van de betrekking uit medisch oogpunt geen bezwaren bestaan. Het geneeskundig onderzoek wordt ingesteld door de geneeskundige(n), daartoe aangewezen door het college.

  • 2. De kosten van het geneeskundig onderzoek komen ten laste van de gemeente.

Duur van de aanstelling

Artikel 2:4

  • 1. De aanstelling geschiedt vast of tijdelijk.

  • 2. Vanaf de dag dat de tijdelijke aanstelling een periode van 36 maanden overschrijdt, geldt, met inachtneming van het derde en vierde lid, de laatste aanstelling met ingang van die dag als vaste aanstelling.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing wanneer een tijdelijke aanstelling wordt aangegaan voor een project met een eenmalig en uniek karakter.

  • 4. In afwijking van het tweede lid geldt bij een tijdelijke aanstelling die is aangegaan voor vervulling van de betrekking bij wijze van proef een maximale termijn van 24 maanden, eventuele verlengingen daarin begrepen.

  • 5. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing wanneer tijdelijke aanstellingen elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, die tussenpozen inbegrepen, overschrijden.

  • 6. Vanaf de dag dat meer dan drie tijdelijke aanstellingen elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, geldt de laatste aanstelling als vaste aanstelling.

Bericht van aanstelling

Artikel 2:4:1

  • 1. De ambtenaar ontvangt voor zijn indiensttreding kosteloos het bericht van aanstelling. Dit bericht vermeldt:

    • a.

      de gegevens genoemd in artikel II, tweede lid, onderdeel a tot en met j, van de wet van 2 december 1993 (Stbl. 1993, 635);

    • b.

      de geboortedatum en geboorteplaats van de ambtenaar;

    • c.

      de aanstellingsgrond, indien de ambtenaar is aangesteld:

      • I.

        in een tijdelijke aanstelling voor onbepaalde tijd;

      • II.

        voor vervulling van een betrekking bij wijze van proef;

      • III.

        voor een project met een eenmalig en uniek karakter;

      • IV.

        hoofdzakelijk ten behoeve van een wetenschappelijke of praktische opleiding of vorming;

      • V.

        als vakantiekracht;

      • VI.

        voor het verrichten van werkzaamheden in het kader van een door de overheid getroffen regeling, die het karakter draagt door een tijdelijke tewerkstelling de opneming in het arbeidsproces te bevorderen van personen, die behoren tot één of meer bepaalde groepen van werklozen.

      • VII.

        als werkzoekende in tijdelijke dienst.

  • 2. Een wijziging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt de ambtenaar kosteloos meegedeeld.

  • 3. De mededeling als bedoeld in het zesde lid van artikel II van de wet van 2 december 1993 geschiedt kosteloos.

Artikel 2.:4:1a

De aanstelleing geschiedt in algemene dienst van de gemeente.

Vacatures

Artikel 2:4:2

  • 1. De vervulling van een vacature geschiedt bij voorkeur uit het personeel van de gemeente, tenzij naar het oordeel van het tot aanstelling bevoegde bestuursorgaan het dienstbelang zich daartegen verzet.

  • 2. Het bepaalde in het vorige lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op degenen die een uitkering krachtens hoofdstuk 10a en 10d genieten ten laste van de gemeente.

Aanvullende eisen benoembaarheid brandweer

Artikel 2:4:3

De artikelen 2:2 en 2:4 zijn van toepassing met inachtneming van het volgende.

Artikel 2:4:4

Aanvullend op de aanstellings- en bevorderingseisen in het Besluit Brandweerpersoneel

(Stbl. 1991, nr. 276) worden de volgende eisen gesteld:

  • 1.

    voor aanstelling tot aspirant-brandwacht komt in aanmerking hij, die

    • a.

      lichamelijk voldoende vaardigheid voor de brandweerdienst bezit, zonodig blijkende uit het verrichten van enkele vaardigheidstesten;

    • b.

      blootsvoets een lengte van tenminste 1.65 meter heeft;

    • c.

      de voor de brandweerdienst nodige karaktereigenschappen bezit, zonodig blijkende uit een psychologisch onderzoek;

    • d.

      bereid is deel te nemen aan de opleiding voor het brevet ‘brandweerduiker’;

  • 2.

    het college kan, in bijzondere gevallen, eventueel onder door hen te stellen voorwaarden, ontheffing van het gestelde in lid 1 onder b verlenen;

  • 3.

    voor aanstelling in of bevordering naar een hogere rang kan het college eveneens aanvullende eisen stellen ten aanzien van de opleiding, ervaring en, voorzover nodig, leidinggevende capaciteiten.

Artikel 2:4:5

  • 1. De aspirant-brandwacht wordt tijdelijk aangesteld.2.

  • 2. De tijdelijke aanstelling duurt ten hoogste twee jaren.

Arbeidsovereenkomst

Artikel 2:5

  • 1. Door het college kan met een persoon slechts een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht worden aangegaan voor het bij oproep verrichten van werkzaamheden van een in aard en omvang wisselend karakter.

  • 2. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan, in tweevoud opgemaakt en door beide partijen ondertekend.

  • 3. Artikel 125h van de Ambtenarenwet is van overeenkomstige toepassing op de persoon met wie een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is gesloten.

Artikel 2:5:1

Ten aanzien van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 2:5 zijn de artikelen 2:1 tot en met 2:4:2 van overeenkomstige toepassing.

Minimum-urengarantie bij oproepkrachten

Artikel 2:5:2

De overeenkomst kent een minimum-urengarantie. Per oproep wordt een minimum van 2 uur gegarandeerd en op maandbasis wordt uitbetaling van minimaal 15 uur gegarandeerd. De middeling van gewerkte uren vindt per kwartaal plaats indien in de maanden van het betreffende kwartaal meer of minder uren wordt gewerkt.

Inhoud oproepovereenkomst

Artikel 2:5:3

De overeenkomst dient de volgende afspraken te bevatten:

  • a.

    de werkgever verbindt zich, indien zich werkzaamheden voordoen die een beroep op de arbeid van de oproepkracht rechtvaardigen, het verrichten van deze werkzaamheden aan de oproepkracht aan te bieden;

  • b.

    de oproepkracht verbindt zich in beginsel de werkzaamheden - na daartoe opgeroepen te zijn - te verrichten;

  • c.

    een oproep door de werkgever dient tenminste 24 uur voor de aanvang van de feitelijke werkzaamheden aan de oproepkracht kenbaar gemaakt te worden. Daarbij dient de werkgever de omvang van de werkzaamheden zo nauwkeurig mogelijk aan te geven;

  • d.

    de werkgever verbindt zich in de overeenkomst de tijden te vermelden, waarbinnen de werkzaamheden kunnen worden verricht;

  • e.

    een oproep kan door de werkgever worden afgezegd en door de oproepkracht worden geweigerd, indien de afzegging respectievelijk de weigering uiterlijk twaalf uur voor de aanvang van de feitelijke werkzaamheden aan de wederpartij kenbaar wordt gemaakt. Indien afzegging plaatsvindt zonder de termijn van twaalf uur in acht te nemen, is de werkgever gehouden loon te betalen als waren de werkzaamheden feitelijk vervuld. Indien weigering plaatsvindt zonder de termijn van twaalf uur in acht te nemen, maakt de oproepkracht zich schuldig aan plichtsverzuim.

  • f.

    indien gedurende een omschreven periode de oproepkracht niet heeft gewerkt, terwijl de werkgever de oproepkracht tenminste een omschreven aantal malen daartoe heeft opgeroepen, en de oproepkracht alsdan niet verhinderd was werkzaam te zijn wegens ziekte, kan genoemde omstandigheid gelden als grond voor ontslag van de oproepkracht op grond van artikel 8:13.

Bezoldiging en betaling bij ziekte van de oproepkracht

Artikel 2:5:4

  • 1. De gemeente verbindt zich de bezoldiging van de oproepkracht te baseren op de minimumafspraken zoals geformuleerd in artikel 2:5:2.

  • 2. De bezoldiging die de oproepkracht geniet, daaronder begrepen de vakantietoelage, wordt uitgedrukt in een bezoldiging per uur.

  • 3. Ingeval de oproepkracht aanspraak maakt op een uitkering ingevolge hoofdstuk 7, wordt als berekeningsbasis voor de uitkering uitgegaan van het inkomen dat gemiddeld is genoten gedurende het kalenderkwartaal, voorafgaand aan het tijdstip waarop de ziekte is ontstaan. Ingeval het arbeidspatroon in bedoeld kalenderkwartaal in belangrijke mate afwijkt van het arbeidspatroon in een voorafgaand kwartaal, wordt uitgegaan van het inkomen dat is genoten gedurende een kalenderkwartaal dat een getrouw beeld geeft van het gemiddelde arbeidspatroon van de oproepkracht.

Geschillen

Artikel 2:5:5

  • 1. De commissie voor bezwaarschriften in Algemene Rechtspositionele Aangelegenheden adviseert in geschillen tussen werkgever en werknemer, als tussen partijen overeenstemming bestaat over het inschakelen van deze commissie.

  • 2. Het advies van de commissie is niet bindend voor partijen. De Verordening behandeling bezwaarschriften ARA is voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Overgangsrecht

Artikel 2:6

  • 1. Op aanstellingen of arbeidsovereenkomsten die op 1 juli 2001 voldoen aan de voorwaarden van artikel 2:4, wordt artikel 2:4 pas van toepassing indien een volgende aanstelling of arbeidsovereenkomst wordt aangegaan na een tussenpoos van niet meer dan drie maanden.

  • 2. Op een tijdelijke aanstelling of arbeidsovereenkomst die voor 1 juli 2001 is verleend en die na 1 juli 2001 doorloopt, blijven tot het einde van deze aanstelling of arbeidsovereenkomst de bepalingen van toepassing, zoals deze luidden voor 1 juli 2001.

  • 3. Arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan op grond van de bepalingen van artikel 2:5, eerste lid, onder a, b of c, en artikel 2:5:2, onder b, juncto artikel 2:5, eerste lid, onder e, zoals deze luidden voor 1 juli 2001, worden per 1 juli 2001 omgezet in een aanstelling. Van deze omzetting ontvangt betrokkene kosteloos bericht. Het aanstellingsbesluit voldoet aan de voorwaarden van artikel 2:4:1.

  • 4. Arbeidsovereenkomsten voor het bij oproep verrichten van werkzaamheden van een in aard en omvang wisselend karakter, die zijn aangegaan voor 1 mei 1994, vallen onder de werking van hoofdstuk 2, zoals dat per 1 juli 2001 luidt, met uitzondering van artikel 2:5:2.

Aanpassing arbeidsduur

Artikel 2:7

  • 1. Overeenkomstig de Wet aanpassing arbeidsduur heeft een persoon die is aangesteld als ambtenaar of met wie een arbeidsovereenkomst is aangegaan, het recht de formele arbeidsduur per week te verminderen, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich hiertegen verzetten.

  • 2. Overeenkomstig de Wet aanpassing arbeidsduur heeft een persoon die is aangesteld als ambtenaar of met wie een arbeidsovereenkomst is aangegaan, het recht de formele arbeidsduur per week uit te breiden tot het aantal uren van een volledige betrekking, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich hiertegen verzetten.

  • 3. Het college kan afwijken van het gestelde in het tweede lid ten aanzien van personen die werkzaam zijn in het kader van het Besluit in- en doorstroombanen, indien dit zou leiden tot een verlies van subsidie.

Artikel 2:7a

  • 1. Op verzoek van het college kan de arbeidsduur van een ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van 36 uur per week, worden verruimd naar maximaal 40 uur per week.

  • 2. Bij een verruiming van de arbeidsduur geldt dat:

    • -

      de verruiming van de arbeidsduur plaatsvindt gedurende een vooraf te bepalen periode;

    • -

      het salaris evenredig wordt verhoogd;

    • -

      de vakantieduur evenredig wordt verhoogd;

    • -

      de pensioenopbouw evenredig wordt verhoogd;

    • -

      de minimum vakantietoelage als bedoeld in artikel 6:3, tweede lid, sub a, evenredig wordt verhoogd;

    • -

      de minimale eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, evenredig wordt verhoogd;

    • -

      instemming van de ambtenaar is vereist;

    • -

      artikel 4a:2 in de bepaalde periode niet van toepassing is.

  • 3. Wanneer het eerste lid van dit artikel wordt toegepast, meldt het college dit vooraf aan de OR.

  • 4. Het college rapporteert jaarlijks in het sociaal jaarverslag over het gebruik van de uitbreidings-mogelijkheid van de arbeidsduur naar maximaal 40 uur. Deze rapportage wordt ter bespreking voorgelegd aan de OR.

Aanstelling na 65 jaar

Artikel 2:8

Vervallen

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 6 december 1995.

 

 

De burgemeester,                                                                De secretaris,

 

 

 

 

H. Ouwerkerk                                                                      J. Bosma