Organisatie | Leudal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal 2018 |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-11-2018 | 01-01-2018 | 01-01-2020 | Wijziging | 06-11-2018 Gemeenteblad 2018, 252467 | Onbekend |
01-01-2018 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 19-12-2017 Gemeenteblad 2017, 229220 | Onbekend |
De raad van de gemeente Leudal;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 november, BW2017/1295;
gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, derde en zevende lid, 2.1.5, 2.1.6, 2.3.6 en 2.6.6 eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, en artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;
gezien de adviezen van de Raadscommissie Sociaal en de Adviesraad Sociaal Domein;
overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen en participeren; dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;
besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal 2018.
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
professionele organisatie: een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van maatschappelijke ondersteuning;
beschermd wonen: de maatwerkvoorziening beschermd wonen die kan worden ingezet in twee ondersteuningsvormen:
ondersteuningsvorm ‘beschermd wonen’;
wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving; en,
Het college merkt een door cliënt ondertekend en bij het college ingediend onderzoeksverslag aan als aanvraag als bedoeld in artikel 2.3.5 van de wet.
1. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening als hij voldoet aan de criteria van artikel 2.3.5, derde en vierde lid, van de wet en voor zover op grond van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet, blijkt dat de daarin genoemde mogelijkheden vanuit eigen kracht onvoldoende een oplossing bieden tot zelfredzaamheid en participatie.
2. Een cliënt komt, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de wet:
a. indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór de datum van het besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;
b. indien de aanvrager van de voorziening niet zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de gemeente Leudal.
3. Geen woonvoorziening wordt verstrekt:
a. voor zover het voorzieningen betreft in niet noodzakelijke gebruiksruimten;
b. voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte;
c. in specifiek op mensen met beperkingen gerichte woongebouwen wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten dan wel woonvoorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen of hadden kunnen worden meegenomen;
d. in gemeenschappelijke ruimten in woongebouwen, die recent gebouwd zijn en na 1 januari 2010 zijn opgeleverd, en waarmee bij de bouw op eenvoudige wijze en zonder aantoonbare meerkosten rekening kan worden gehouden of had kunnen worden gehouden.
e. indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;
f. als de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;
g. als de noodzaak tot het treffen van een maatwerkvoorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud dan wel slechts strekt ter renovatie van de woning of deze in overeenstemming te brengen is met de eisen die redelijkerwijs aan de woning mogen worden gesteld.
4. In afwijking van het gestelde in het tweede lid aanhef onder b, kan een maatwerkvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woning indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een instelling op grond van de Wet langdurige zorg in de gemeente Leudal.
5. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven, waarbij in principe de volgende afschrijvingstermijnen gelden:
- rolstoelen en vervoersvoorzieningen 7 jaar
kinderhulpmiddelen, douche- en toilethulpmiddelen 5 jaar
6. De in lid 5, onder a en b, genoemde afschrijvingstermijnen zijn richtlijnen. Dit betekent dat in individuele situaties voor een specifieke voorziening een afwijkende afschrijvingstermijn kan worden bepaald.
7. Indien na de geldende afschrijvingstermijn uit een technische controle door de aanbieder blijkt dat de maatwerkvoorziening nog adequaat is, bestaat geen aanspraak op een vervangende voorziening.
8. In afwijking van het vijfde lid kan een voorziening worden verstrekt als deze nog niet technisch is afgeschreven, als:
a. de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;
b. de cliënt op een naar het oordeel van het college toereikende wijze tegemoet komt in de veroorzaakte kosten;
c. de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.
9. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is verstrekt het college van de adequate voorzieningen de goedkoopste voorziening.
De hoogte van een pgb wordt vastgesteld op basis van een voorziening in natura die gelijkwaardig kan worden geacht aan de ondersteuning zoals bedoeld in artikel 2.3.6, tweede lid onder c, van de wet en waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede voorzieningen, van derden te betrekken.
Bij de vaststelling van de hoogte van het pgb hanteert het college de volgende categorieën:
Maximaal 80% van het AWBZ tarief bedoeld in het derde lid indien het pgb wordt aangewend om een maatwerkvoorziening in te kopen bij:
een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in dit artikel; en
Maximaal het tarief van categorie D verminderd met 20% indien het pgb wordt aangewend om een maatwerkvoorziening in te kopen bij een persoon zijnde een familielid in de eerste of tweede graad, dan wel een familielid in de eerste of tweede graad van de wettelijk vertegenwoordiger die verantwoording over het pgb verschuldigd is en waarmee de persoon aan wie het pgb is toegekend dan wel degene die daarover verantwoording is verschuldigd geen arbeidsovereenkomst aangaat.
Bij de vaststelling van de hoogte van het pgb als bedoeld in het eerste lid hanteert het college de volgende categorieën:
Maximaal 100% van het tarief indien het pgb wordt aangewend om een maatwerkvoorziening in te kopen bij een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in dit artikel.
Maximaal het uurloon dat afgeleid is van het wettelijk minimumloon, vermeerderd met 20% van dat loon indien het pgb wordt aangewend om een maatwerkvoorziening in te kopen bij waarmee de persoon aan wie het pgb is toegekend dan wel degene daarover verantwoording is verschuldigd een arbeidsovereenkomst aangaat.
Maximaal het tarief van categorie C verminderd met 20% indien het pgb wordt aangewend om een maatwerkvoorziening in te kopen bij een persoon zijnde een familielid in de eerste of tweede graad, dan wel een familielid in de eerste of tweede graad van de wettelijk vertegenwoordiger die verantwoording over het pgb verschuldigd is en waarmee de persoon aan wie het pgb is toegekend dan wel degene die daarover verantwoording is verschuldigd geen arbeidsovereenkomst aangaat.
Artikel 6.5 Regels voor pgb: beschermd wonen
Het pgb als bedoeld in artikel 6.1, lid 8 bedraagt bij:
niet-professionele hulp uit het eigen sociaal netwerk: 75% van het tarief voor professionele hulp, tot een maximum bedrag van € 20 per uur. Op gemotiveerd verzoek van de cliënt en indien dit anders leidt tot onbillijke situaties geldt een tarief tot een maximum bedrag van € 25 per uur, mits daar een financiële compensatie aan de hulp tegenover staat.
De bijdrage voor een maatwerkvoorziening ten behoeve van een woonvoorziening voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.
De bijdrage in de kosten voor de voltijdsopvang is gelijk aan het verschil tussen de voor de cliënt geldende bijstandsnorm en de norm persoonlijke uitgaven. Indien de aanbieder geen voeding verstrekt, wordt de norm persoonlijke uitgaven verhoogd met een bedrag voor voeding, gelijk aan het bedrag dat het Nibud hiervoor hanteert.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek als bedoeld in artikel 2.5.1, eerste lid, van de wet, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
Indien het college een beslissing heeft herzien of ingetrokken of herzien op grond van het bepaalde in artikel 2.3.10, eerste lid onder a, van de wet vordert het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, de geldswaarde van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening terug.
Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.
Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen met het oog op de beoordeling van de kwaliteit, en recht- en doelmatigheid daarvan.
Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
De wijze van berekening voor de bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening die verstrekt is op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leudal 2015, blijft ongewijzigd, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen dan wel de periode waarvoor de voorziening is verstrekt is geëindigd.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Leudal op 12 december 2017.
De griffier, De voorzitter,
drs. W.A.L.M. Cornelissen A.H.M. Verhoeven MPM