Organisatie | Hilversum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Inspraakverordening gemeente Hilversum |
Citeertitel | Inspraakverordening gemeente Hilversum |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Algemene Inspraakverordening gemeente Hilversum 2000
Gemeentewet, art. 150
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-06-2006 | nieuwe regeling | 07-06-2006 De Gooi en Eembode, 22-06-2006 | Onbekend |
Artikel 7 Intrekking oude verordening
Bij de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Algemene Inspraakverordening gemeente Hilversum 2000, zoals vastgesteld op 12 januari 2000, ingetrokken.
Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening gemeente Hilversum.
Toelichting Inspraakverordening gemeente Hilversum
De Algemene Inspraakverordening gemeente Hilversum 2000 moet worden aangepast aan de nieuwe wetten, te weten de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb, de Aanpassingwet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Wet dualisering gemeentebestuur.
Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb
De Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb is op 1 juli 2005 in werking getreden. Met deze wet worden de twee openbare voorbereidingsprocedures voor besluiten als bedoeld in afdeling 3.4 en 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht samengevoegd en tegelijkertijd vereenvoudigd. De nieuwe voorbereidingsprocedure is opgenomen in (de nieuwe) afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het gevolg van het toepassen van de nieuwe voorbereidingsprocedure is dat de termijn voor het naar voren brengen van een zienswijze zes weken (voorheen vier weken) bedraagt. Verder kunnen belanghebbenden hun zienswijze schriftelijk of mondeling naar voren brengen (voorheen kon dit ingeval van de voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.5 Awb alleen schriftelijk).
In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb wordt ook artikel 150 Gemeentewet gewijzigd. In dit artikel, waarbij aan de gemeenteraad de verplichting wordt opgelegd een inspraakverordening vast te stellen, wordt de nieuwe uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing verklaard op het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Artikel 150 Gemeentewet treedt op 1 juli 2006 in werking om de gemeenten in staat te stellen hun inspraakverordening aan te passen.
Wet dualisering gemeentebestuur
Als gevolg van de Wet dualisering gemeentebestuur is in de inspraakverordening opgenomen dat de burgemeester het eindverslag van de gehouden inspraakprocedures vermeldt in het burgerjaarverslag.
Verder is in het kader van deregulering hoofdstuk 9 Awb het klachtrecht uit de inspraakverordening geschrapt.
Inspraak vormt één van de mogelijkheden om de belanghebbenden te betrekken bij het besluitvormingsproces. Inspraak is namelijk een onderdeel van het totale besluitvormingsproces, een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Het gemeentebestuur heeft ook in andere fases van de besluitvorming mogelijkheden om belanghebbenden bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid te betrekken. De gemeente Hilversum heeft in dat verband in het kader van Perspectief voor de Toekomst gekozen voor een sterkere oriëntatie op burgers, bedrijven en instellingen in de samenleving. Een aanpak waarbij de gemeentelijke organisatie meer “samenlevingsgericht” gaat werken. Een actief en zorgvuldig beleid, waarbij het bevoegde bestuursorgaan bij ieder beleidsvoornemen tijdig nagaat of inspraak kan of moet worden verleend, is onderdeel van deze aanpak.
Bij de opstelling hebben wij ons zoveel mogelijk aangesloten bij de model-inspraakverordening, zoals de VNG heeft uitgebracht.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Hierbij hebben wij ons aangesloten bij de tekst van artikel 150, eerste lid, van de Gemeentewet, welke als volgt luidt:
“ De raad stelt een verordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken”.
De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150, eerste lid, van de Gemeentewet bij de raad. In deze verordening (zie artikel 4, eerste lid) is afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard. Het bestuursorgaan (de raad, het college en de burgemeester) heeft ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden ruimte om een andere procedure te volgen (zie artikel 4, tweede lid). Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.
Het begrip beleidsvoornemen is niet precies te definiëren. Een beleidsvoornemen kan betrekking hebben op zowel het wijzigen van bestaand beleid als op nieuw te vormen beleid alsmede op duidelijk uitgesproken voornemens een bestaand beleid voort te zetten. Beleidsvoornemens kunnen ook voornemens tot uitvoering van beleid zijn, zoals herinrichtingsplannen.
Artikel 2 Onderwerp van inspraak
In het eerste lid is bepaald dat het college en de burgemeester ten aanzien van hun eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.
Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.
Indien het een beleidsvoornemen betreft waarover de raad beslist, besluit het college of inspraak wordt verleend, gehoord hebbende de functionele raadscommissie. Indien het standpunt van het college afwijkt van het standpunt van de meerderheid van de functionele raadscommissie, legt het college de beslissing al dan niet inspraak te verlenen ter besluitvorming voor aan de raad. Dit sluit aan bij de werkwijze als vermeld in artikel 2, derde lid van de huidige inspraakverordening.
In het vierde lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Vanwege de wettelijke ontwikkelingen hebben wij ervan afgezien om een opsomming van deze wettelijke voorschriften op te nemen in de verordening.
Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan momenteel bij:
de plannen en beleidsverslagen gericht op de realisatie en de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Wet werk en bijstand (artikel 47), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel 42);
In het vijfde lid wordt een niet-limitatieve opsomming gegeven ingeval er geen inspraak wordt verleend.
Er wordt geen inspraak verleend ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen. Hieronder kan worden gedacht aan de situatie waarbij al inspraak is verleend. Per geval zal worden beoordeeld worden of inspraak al dan niet nodig is.
De term ondergeschikt is hierbij van belang. Bij grote afwijkingen van het masterplan/visie lijkt inspraak op zijn plaats. Soms is het bestemmingsplangebied groter dan het gebied waarvoor het masterplan of de visie is opgesteld. Ook dan is inspraak op zijn plaats.
Er wordt geen inspraak verleend indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten.
Hierbij kan gedacht worden aan het herzien van een bestemmingsplan naar aanleiding van een besluit van de provincie, waarbij de provincie bepaalde onderdelen van een bestemmingsplan niet heeft goedgekeurd en heeft aangegeven op welke punten het bestemmingsplan aangepast dient te worden om alsnog te worden goedgekeurd. De gemeente is op grond van artikel 30 WRO verplicht binnen een jaar een nieuw bestemmingsplan vast te stellen. In dat geval is de beleidsvrijheid gering.
Ingeval van spoedeisendheid kan worden afgezien van inspraak. Of er sprake is van spoedeisendheid zal per geval moeten worden beoordeeld. Onder spoedeisendheid valt niet het niet tijdig inzetten van het inspraaktraject.
Artikel 3 Inspraakgerechtigden
De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet.
Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid de (nieuwe) afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Voor de Hilversumse procedures betekent dit in elk geval:
De procedure begint met een openbare kennisgeving door het bestuursorgaan van het beleidsvoornemen in de Gooi- en Eembode en waar mogelijk ook op andere wijze(n). Voorbeelden: een huis-aan-huisbericht en een advertentie op de gemeentepagina in een wijkkrant. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud van het beleidsvoornemen. In de openbare kennisgeving wordt in ieder geval vermeld:
Het beleidsvoornemen en de op het beleidsvoornemen betrekking hebbende stukken worden ter inzage gelegd, voor zover die stukken redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het beleidsvoornemen. Het bestuursorgaan houdt het ter inzage gelegde dossier actueel met eventuele nieuwe relevante stukken. De stukken liggen voor een ieder ter inzage gedurende de termijn waarbinnen zienswijzen over het beleidsvoornemen naar voren kunnen worden gebracht.
De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen bedraagt zes weken (voorheen vier weken). De termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het beleidsvoornemen ter inzage is gelegd.
4.Zienswijze (schriftelijk of mondeling)
Ingezetenen en belanghebbenden kunnen hun zienswijze naar keuze schriftelijk of mondeling geven.
In de meeste gevallen zal de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 Awb passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast. Het bestuursorgaan zou bijvoorbeeld kunnen besluiten om de zes wekentermijn te verkorten tot vier weken.
Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. In zoverre is er geen verschil met de huidige inspraakverordening op grond waarvan ook een eindverslag (eindrapportage) moest worden gemaakt.
Het eindverslag dient een volledig overzicht te bevatten van de mondelinge en de schriftelijke inspraakreacties. Dit wijkt af van afdeling 3.4 Awb, op grond waarvan alleen van de mondeling naar voren gebrachte zienswijzen een verslag dient te worden opgemaakt (artikel 3:17 Awb). Voor een goed eindverslag is het aan te bevelen om ook de schriftelijke inspraakreacties hierin op te nemen, hetgeen overigens geen verandering inhoudt ten opzichte van de huidige inspraakverordening. Op grond hiervan dienden ook alle gegeven reacties te worden opgenomen in de eindrapportage. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. De wetgever heeft ervoor gekozen geen nadere eisen te stellen aan het maken van een verslag, omdat artikel 7:7 Awb ook geen eisen stelt aan het verslag dat gemaakt wordt indien er een hoorzitting in het kader van de bezwaarschriftenprocedure is gehouden (MvT, Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 27 023, nr. 3). In de MvT bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.
Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de inspraakreacties wordt gedaan.
In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. In onze gemeente is het gebruikelijk om de insprekers een exemplaar van het eindverslag toe te sturen. Het is aan te bevelen om tijdens een eventuele inspraakavond al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.
In het vierde lid wordt de burgemeester verplicht om het eindverslag te vermelden in zijn burgerjaarverslag overeenkomstig artikel 170, tweede lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet (Wet dualisering gemeentebestuur).
Ingevolge artikel 142 van de Gemeentewet treden verordeningen in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor is aangewezen.
Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening gemeente Hilversum. In de citeertitel is geen jaartal opgenomen om te voorkomen dat de schijn wordt gewekt dat de verordening slechts voor een jaar geldt.