Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rozendaal

Maatregelverordening IOAW-IOAZ

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRozendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelverordening IOAW-IOAZ
CiteertitelMaatregelverordening IOAW-IOAZ
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art 147, lid 1 en art 108, lid 2
  2. IOAW, art 35, lid 1, onderdeel b en art 20, lid 2
  3. IOAZ, art 35, lid 1, onderdeel b en art 20, lid 1
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-09-201001-07-201001-05-2013Onbekend

21-09-2010

Gemeentelijk informatieblad "In de Roos"24-9-2010

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelverordening IOAW-IOAZ

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

MAATREGELVERORDENING IOAW en IOAZ

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • b.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • c.

    Uitkering: de uitkering op grond van de IOAW/IOAZ;

  • d.

    Grondslag: de grondslag, bedoeld in artikel 5 IOAW/IOAZ;

  • e.

    Maatregel: het verlagen van de grondslag op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ alsmede het weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ;

  • f.

    Benadelingbedrag: bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend op grond van de IOAW/IOAZ;

  • g.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rozendaal.

Artikel 2. Het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting – anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAZ - schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

  • 2.

    Het eerste lid is gelijkelijk van toepassing op de belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, wanneer hij de op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op hem rustende verplichtingen schendt.

  • 3.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3. Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de grondslag. De maatregel kan nooit meer bedragen dan de grondslag.

Artikel 4. Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; of

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of een door haar ingeschakelde derde, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 van IOAW/IOAZ.

Artikel 5. Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 2.

    Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3.

    Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 6. Ingangsdatum en tijdvak

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende betaling van de uitkering nadat het besluit tot het opleggen van een maatregel is genomen. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende grondslag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd. De maatregel kan echter niet eerder ingaan dan de datum waarop de maatregelwaardige gedraging zich heeft voorgedaan.

Artikel 7. Samenloop van gedragingen en recidive

  • 1.

    Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2.

    Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd.

  • 3.

    De duur van de maatregel als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 8. Indeling in categorieën

Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen tot het verlenen van medewerking aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

    • b.

      het niet binnen de door het college gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is voor de verlening van de uitkering of voortzetting daarvan;

    • c.

      het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling in de arbeid, op een aangegeven tijd en plaats te verschijnen.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • b.

      gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

    • c.

      het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering;

    • d.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden.

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      beëindiging van een dienstbetrekking waaraan een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

    • b.

      beëindiging van de dienstbetrekking door of op verzoek van belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd;

    • c.

      weigert hem aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden;

    • d.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 9. De hoogte en duur van de maatregel

Onverminderd artikel 2, derde lid, wordt de maatregel vastgesteld op:

  • 1.

    € 55,- gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

  • 2.

    € 220,- gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

  • 3.

    het bedrag dat belanghebbende door dit gedrag aan netto inkomen is verloren danwel dat belanghebbende dat netto inkomen zou hebben kunnen verwerven, bij een gedraging van de derde categorie.

De maatregel wordt, met inachtneming van artikel 20, vierde lid IOAW/IOAZ, blijvend opgelegd.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 10. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand

  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering, wordt, onverminderd artikel 2, derde lid, een maatregel opgelegd van € 55,- gedurende een maand.

  • 2.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingbedrag.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2, derde lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      € 55,- bij een bruto benadelingbedrag tot € 500,-;

    • b.

      € 165,- bij een bruto benadelingbedrag van € 500,- tot € 1500,-;

    • c.

      € 385,- bij een bruto benadelingbedrag van € 1500,- tot € 3500,-;

    • d.

      € 660,- bij een bruto benadelingbedrag van € 3500,- of meer;

    • e.

      Bij een bruto benadelingsbedrag van € 10.000,- of hoger en waar geen aangifte bij het Openbaar Ministerie wordt gedaan, vindt een verhoging plaats van € 330,- per € 3000,- of gedeelten daarvan.

  • 4.

    Van een maatregel wordt afgezien:

    • a.

      zodra ter zake van de gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;

    • b.

      zodra het recht tot strafvervolging is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met belanghebbende heeft getroffen.

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 11. Zeer ernstige misdragingen

Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ wordt, onverminderd artikel 2, derde lid, een maatregel opgelegd van

€ 450,-.

Artikel 12. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de bedragen aanpassen door middel van indexering. De bedragen na indexering worden naar boven afgerond op een veelvoud van € 5,-.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 13. Hardheidsclausule

Het college wijkt af van de bepalingen in deze verordening indien het belang van de gemeente bij toepassing van deze verordening niet opweegt tegen het belang van de belanghebbende bij het achterwege laten van deze toepassing.

Artikel 14 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening ligt bij het college.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot

1 juli 2010.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelverordening IOAW/IOAZ.

Rozendaal, 21 september 2010

Burgemeester en wethouders van Rozendaal,

De griffier , De voorzitter,

K.M.Schaap drs J.H.Klein Molekamp