Organisatie | Regio Gooi en Vechtstreek |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut Regio Gooi en Vechtstreek 2018 |
Citeertitel | Treasurystatuut Regio Gooi en Vechtstreek 2018 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeenschappelijke Regeling Regio Gooi en Vechtstreek
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | 08-10-2020 | Nieuwe regeling | 07-12-2017 | 17.0009599 |
Het algemeen bestuur van Regio Gooi en Vechtstreek,
- gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur nr. 17.0009989,
- gelet op hoofdstuk 8, artikel 36 van de Gemeenschappelijke Regeling Regio Gooi en Vechtstreek,
- gelet op het bepaalde in de Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wet financiering decentrale overheden (FIDO), het Besluit Begroting Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en de Financiële Verordening van de Regio Gooi en Vechtstreek
Het algemeen bestuur van de Regio onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van de financiële middelen en stelt daarvoor op basis van hoofdstuk 8 artikel 36 van de Gemeenschappelijke Regeling Regio Gooi en Vechtstreek een Treasurystatuut vast.
Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders (o.a. Gemeentewet, Wet Fido, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).
De treasuryfunctie van de Regio dient tot:
In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de Regio geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, financiering en kasbeheer. Daarna worden de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie weergegeven. Daarbij ligt het accent op de helderheid over de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.
In de toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.
In dit statuut wordt verstaan onder:
• Daggeld(lening): Opgenomen of uitgezette middelen voor een dag die dagelijks gewijzigd kunnen worden;
• Deposito: Geldbedrag dat aan een financiële instelling wordt toevertrouwd voor een bepaalde periode tegen een bepaalde rentevergoeding. Gedurende de afgesproken periode kan niet vrij over dat geld worden beschikt;
• Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;
• Drempelbedrag: Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van het openbaar lichaam. En is het bedrag wat maximaal aan het einde van de dag op de rekening-courant mag staan buiten de schatkist;
• Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;
• Financieringsbeheer: De (beleids)uitvoering van de financieringsfunctie, binnen de kaders van het treausurystatuut. De beleidsuitvoering vindt zijn weerslag in specifieke beleidsplannen. Deze en de realisaties daarvan voor een referentieperiode komen aan de orde in de financieringsparagraaf van achtereenvolgens de begroting en het jaarverslag;
• Financieringsbeleid: De uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de financieringsfunctie;
• Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);
• Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;
• Kasbeheer: Het zo doelmatig mogelijk inrichten van de ingaande en uitgaande geldstromen, zodat zo min mogelijk renteverlies ontreedt;
• Kasgeldleningen: Niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en voor een vaste periode (van maximaal twee jaar) tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage;
• Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.
De kasgeldlimiet begrenst de omvang van de korte financiering (korter dan een jaar) tot een percentage van het begrotingstotaal bij aanvang van het jaar. De kasgeldlimiet mag voor gemeenten maximaal 8,5% van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar zijn. Het minimum hiervoor is € 300.000. De Wet Fido toetst de gemiddelde korte financiering (de netto vlottende schuld) per drie maanden aan de kasgeldlimiet. Dit is het gemiddelde van de korte financiering op de eerste dag van de drie kalendermaanden in een kwartaal. De provincie, als toezichthouder, ziet toe op hantering van de normen en kan zo nodig ontheffing verlenen. Aan de ontheffing kan de provincie voorschriften verbinden beperkingen opleggen;
• Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;
• Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;
• Liquiditeitenbeheer: Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;
• Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;
• Liquiditeitspositie: Omvat het totaal van de rekening-courantsaldi, kasgeld- en daggeldleningen og/ug (opgenomen geld en uitgeleend geld);
• Liquiditeitsrisico: Het risico dat de Regio loopt, om niet aan haar korte termijn betalingsverplichting te kunnen voldoen;
• Looptijd: De periode tot en met de dag waarop een (obligatie)lening wordt afgelost;
• Onderhandse leningen: Dit zijn leningen waarbij de geldgever (aanbieder) en de geldnemer (vrager) rechtstreeks met elkaar onderhandelen over de voorwaarden van een krediet;
• Openbaar lichaam: Onder een Openbaar Lichaam wordt verstaan: provincies; gemeenten; waterschappen; lichamen met rechtspersoonlijkheid, ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen: door Onze Ministers aan te wijzen andere bij wet ingestelde lichamen en organen;
• Prudent karakter: Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk om die financiële waarden te zijner tijd met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan. Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het generen van inkomsten – zijn als gevolg van deze bepaling verboden;
• Publieke taak: De taak van de Regio tot het dienen van het openbaar belang, zoals gedefinieerd in de taakomschrijving in de Gemeenschappelijk regeling;
De publieke taak zelf wordt in de Wet fido niet nader omschreven. Hiermee wordt recht gedaan aan de autonomie van decentrale overheden ten aanzien van de afbakening van de publieke taak en de wettelijke taakomschrijving.
Het zijn de gemeenten en de wetgever die de publieke taak bepalen. Activiteiten op het grensvlak van publieke en private activiteiten kunnen een onderdeel van de publieke taak van de Regio zijn.
Overwegingen voor de deelnemende gemeenten hierbij zijn of de betreffende activiteiten direct of indirect van belang zijn voor (een substantieel deel van) de eigen inwoners en of de Regio de geëigende overheidspartij is om deze activiteiten te steunen. Daarnaast bepalen de gemeenten het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak. Dit kan de context zijn voor bijdragen aan inwoners of instellingen die bijdragen aan de publieke taak;
• Renterisico: Het risico van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;
• Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet Fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de Regio dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;
• Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;
• Rentevisie: Toekomstverwachting over de rente ontwikkeling;
• Risicobeheer: Risicobeheer is erop rericht om de gevolgen van diverse risico’s, welke de gemeente loopt, binnen bepaalde aanvaardbare grenzen te houden, of om bepaalde risico’s geheel uit te sluiten;
• Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;
• Solvabiliteitsratio 0%: Status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;
• Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;
• Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.
III Uitgangspunten Risicobeheer
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
De Regio kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie als deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomsten door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;
XIV Uitgangspunten Administratieve Organisatie en Interne Controle
De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de Regio staan in onderstaande tabel gedefinieerd.
Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:
In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de Regio op hoofdlijnen vastgelegd.
Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de Regio bepaalt waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.
De treasuryparagraaf in de begroting geeft het beleid weer voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het volgende jaar. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete plannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de financiering (analyse financieringspositie, leningen- en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting moet blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.
Artikel 2: In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de Regio weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.
Artikel 2 lid 1: De treasury dient te waarborgen dat de Regio duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten. De condities die daarbij worden bedongen dienen tenminste marktconform te zijn.
Artikel 2 lid 2: Door haar activiteiten loopt de Regio financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.
Artikel 2 lid 3: De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.
Artikel 2 lid 4: De Regio wil de renteresultaten optimaliseren. Dit betekent dat de Regio geen middelen onbenut laat en streeft naar zo laag mogelijk rentekosten zonder dat daarbij risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is géén winstgerichte afdeling.
Artikel 3 lid 1: De Wet Fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten voor treasury.
Het betreft de publieke taak waarvoor leningen dienen enerzijds en het prudente karakter van uitzettingen anderzijds. Er wordt hier een onderscheid gemaakt tussen het lenen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.
De wet stelt geen eisen aan het lenen uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet Fido aangegeven dat het bestuur de definitie van de publieke taak vaststelt. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”.
In dit licht zijn het de deelnemende gemeenten en de resultaat verantwoordelijke eenheid die de politiek bestuurlijke afweging voorbereidt. De financieringsvoorwaarden en de implicaties van de financieringsaanvraag voor de totale financiële positie van de Regio wordt beoordeeld door de financiële adviseurs van het facilitair bedrijf. De desbetreffende aanvraag wordt opgenomen in de liquiditeitenplanning.
Artikel 3 lid 2: De Regio verstrekt geen leningen of garanties.
Dit heeft te maken met het feit dat de Regio een uitvoeringsorganisatie is van en voor de deelnemende gemeenten. Gemeenten zelf verstrekken binnen hun eigen politiek-bestuurlijk vastgestelde kaders en afwegingen leningen of garanties aan instellingen. Gemeenten staan op wettelijke gronden (Wgr.) garant voor de Regio. Het is op dit moment geen taak van de Regio leningen of garanties te verstrekken. Mocht dit een taak worden dan is verstandig hieraan expliciete randvoorwaarden van de risicodragende gemeenten te verbinden en het treasurystatuut hierop aan te passen.
Artikel 3 lid 3: De Regio kan op dit moment uitsluitend veilig middelen uitzetten bij de Bank Nederlandse Gemeenten.
Conform de Wet Fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.
In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet Fido en de memorie van toelichting op de Wet Fido). Bankachtige activiteiten, het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen zijn als gevolg van deze bepaling verboden.
De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet Fido.
De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen.
Artikel 3 lid 4: Het gebruik van derivaten door de Regio is niet toegestaan. Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet Fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Bij de Regio is ervoor gekozen om het gebruik van derivaten uit te sluiten.
Artikel 4 lid 1: Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de Regio.
Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Om een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend over het totaal van de jaarbegroting van de Regio bij aanvang van het jaar.
Artikel 4 lid 2: Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld. Per jaar mag niet meer dan 1/5 van de totale schuld vervallen.
Artikel 4 lid 3: Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.
Artikel 4 lid 4: Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de Regio de rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.
Artikel 4 lid 5: Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.
Artikel 5: Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet Fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de desbetreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.
Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening).
Artikel 6: Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel de beperkingen voor de Regio vastgelegd. Dit beperkt zich in de praktijk tot gebruikmaking van de Bank Nederlandse Gemeenten.
Artikel 7: Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de Regio gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de Regio tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito).
Ter beperking van dit risico baseert de Regio haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Om aansluiting te hebben met de meerjarige investeringsplanning van de Regio is van belang een meerjarige liquiditeitenplanning actueel te hebben.
In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat het facilitairbedrijf, in bijzonder het onderdeel financiën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige resultaatverantwoordelijke eenheden over de financiële gevolgen van hun activiteiten.
Artikel 8: Door alleen leningen aan te gaan en uit te zetten of transacties aan te gaan in Euro’s, wordt per definitie geen valutarisico gelopen.
Artikel 9 lid 1: Om de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.
Artikel 9 lid 2: Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.
Artikel 9 lid 3: De Regio blijkt in de praktijk voor financiering en rentetarieven in eerste instantie aangewezen op de Bank Nederlandse Gemeenten. Daarmee is niet uitgesloten dat andere bankcaire instellingen in de toekomst die plaats zullen of kunnen innemen.
Artikel 10: Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de Regio het prudente karakter van de uitzettingen waarborgt.
Artikel 11: De Regio beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor geldt in de praktijk dat de Regio niet eenvoudig andere financiers dan de deelnemende gemeenten of de Bank Nederlandse Gemeenten kan vinden en daartoe in eerste instantie is aangewezen. Dit gegeven sluit niet uit dat andere aan de overheid gelieerde bancaire instellingen of financiers die plaats in de toekomst kunnen innemen.
Artikel 12 lid 1: Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de Regio tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.
Artikel 12 lid 2: Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken en het vergemakkelijkt de liquiditeitsbewaking door sneller overzicht.
Artikel 13 lid 1: Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen(-courant) van de Regio. Om de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de Regio bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet- en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.
Artikel 13 lid 3: In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.
Artikel 14: Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. De mandaatregeling legt vast welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.
Artikel 15: De verantwoordelijkheden van de functionarissen die binnen de Regio betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaatregeling). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen. De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de Regio. Om niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.
Artikel 16: De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd. Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de Regio.
De eenheden dienen “incidenteel” informatie te verschaffen op de momenten waarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).