Organisatie | Heemskerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk houdende regels omtrent welstand 2018 Welstandsnota Heemskerk 2018 |
Citeertitel | Welstandsnota Heemskerk 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Welstandsnota 2012 en het Mobiele communicatie en antennebeleid.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-12-2017 | nieuwe regeling | 30-11-2017 | BIVO/2017/30322 |
Iedereen wil prettig wonen, winkelen, werken of wandelen. We moeten onze leefomgeving optimaal kunnen gebruiken en het geheel moet duurzaam en veilig zijn. Daarnaast willen we er ook van kunnen genieten. Het oog wil ook wat. Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving verhoogt bovendien de economische waarde van de gebouwen en versterkt het vestigings- en woonklimaat.
De verschijningsvorm van een bouwwerk is geen zaak van de eigenaar alleen: elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Waar mensen samenleven zijn gezamenlijke afspraken nodig. Met deze nota zijn wij ervan overtuigd dat de kwaliteit van de gebouwde omgeving goed kan worden besproken en beoordeeld.
Wie in Nederland iets wil (ver)bouwen heeft in veel gevallen een omgevingsvergunning nodig. Bij een aanvraag voor een vergunning wordt onder andere bekeken of de plannen voldoen aan ‘redelijke eisen van welstand’. De wel-standsbeoordeling is volgens artikel 12 van de Woningwet gericht op het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, en moet zijn gebaseerd op door de gemeenteraad vastgestelde criteria.
Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevings-recht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) mag het college zelf bepalen of advies wordt ingewonnen van een onafhankelijke commissie of dat toetsing door ambtenaren wordt uitgevoerd.
Op het moment van vaststelling van deze nota is de Omgevingswet in voorbereiding. Waarschijnlijk gaat deze wet in 2019 in werking treden. Deze wetgeving zal regels omvatten over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving. Het omgevingsplan zal het bestemmingsplan vervangen en gaat meer bevatten dan alleen regels over een goede ruimtelijke ordening.
Met het opstellen van deze nota is rekening gehouden met de bedoelingen van de Omgevingswet. De nota vormt een basis voor het omgevingsplan of concreter voor beleidsregels ten aanzien van het uiterlijk van bouwwerken zoals bedoeld in artikel 4.19 van de Omgevingswet.
Het college van burgemeester en wethouders neemt het besluit om een omgevingsvergunning al dan niet te verlenen. Voordat zij een besluit nemen kunnen zij voor het uiterlijk van bouwwerken advies vragen aan de welstandscommissie. Dit zal vooral bij grotere plannen gebeuren. Bepaalde kleine bouwplannen worden ambtelijk beoordeeld (zie hoofdstuk 2).
De werkwijze, samenstelling en taakomschrijving van de welstandscommissie is opgenomen in het ‘Reglement van Orde op de Welstandscommissie Heemskerk’, dat door de gemeenteraad separaat is vastgesteld en onderdeel uitmaakt van de gemeentelijke bouwverordening (Bijlage 9 van de bouwverordening).
Op basis van ervaringen is gebleken dat het bieden van ruimte en het aangaan van de dialoog tot betere resultaten leidt. Veel mensen zijn bereid mee te werken aan het in stand houden of bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit van hun omgeving. Wij doen daarom ook beroep op de eigen verantwoordelijkheid van u waar het de eigen omgeving betreft.
Deze nota verwoordt niet hoe iets letterlijk moet worden ontworpen, maar waarop bij de beoordeling gelet wordt. In een vooroverleg of openbare vergadering kan een gesprek ontstaan tussen de aanvrager en de welstandscommissie over de essentie van een opgave. De taak van de commissie is dan niet om alleen toetsend maar ook om inspirerend te zijn. Dat betekent ook dat de commissie geïnspireerd kan worden met goede verrassende ontwerpen. Een goed ontwerp is immers niet altijd te vatten in regels maar zal eerder tot stand komen door het dialoog.
1.2 Relatie met andere beleidsterreinen
Voor een effectief kwaliteitsbeleid is het zaak zorg te dragen voor een goede aansluiting tussen de verschillende instrumenten. In het kader van deze nota is vooral de relatie met het bestemmingsplan en erfgoed van belang.
Het cultureel erfgoed is van groot belang voor onze gemeente, zowel in historische, ruimtelijke als economische zin. In Heemskerk staan 19 Rijksmonumenten, 5 provinciale monumenten en 44 gemeentelijke monumenten. Daarnaast zijn er 3 archeologische monumenten binnen de gemeente aanwezig. Er is een erfgoedverordening vastgesteld. Daarnaast bieden de Provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart voor de regio Kennemerland en de gemeentelijke plannen voor Natuurgebied Landgoed Marquette en Assumburg-Oud Haerlem de basis voor het voeren van een cultuurhistorisch beleid in Heemskerk.
Een bouwplan dat betrekking heeft op, bij of aan een monument zal voor advies aan de monumentencommissie worden voorgelegd. De monumentenadviescommissie adviseert het college van burgemeester en wethouders over vergunningaanvragen voor monumenten. Daarnaast geeft ze adviezen over de aanwijzing van nieuwe gemeentelijke monumenten en wordt ze ingeschakeld bij subsidieverzoeken aangaande restauratie van monumenten. Voor beoordeling van bouwplannen wordt verwezen naar de ’10 uitgangspunten voor het omgaan met monumenten’ (Federatie Ruimtelijke Kwaliteit, 2009).
Deze nota is geen statisch document, maar kan aangevuld worden vanwege nieuwe ontwikkelingen of inzichten. De gemeente kan bij grotere ontwikkelingen een beeldkwaliteitsplan, een aparte welstandsparagraaf of vergelijkbaar laten opstellen. De procedure en inhoudseisen zijn nader uitgewerkt in hoofdstuk 4 '(Her)ontwikkelingsprojecten'.
Eerder vastgestelde beeldkwaliteitsplannen, welstandscriteria of vergelijkbaar maken onderdeel uit van deze nota.
Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken ‘voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Dat gene dat door het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt kan niet door welstandscriteria worden tegengehouden.
De uiterlijke vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt met deze nota geregeld. Criteria kunnen waar nodig de ruimte die het bestemmingsplan open laat invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar het bestemmingsplan eveneens ruimte biedt voor alternatieven, kan een negatief advies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo’n geval deze nota of vastgestelde uitwerkingen zoals beeldkwaliteit-plannen daartoe de argumentatie leveren.
De algemene criteria vormen de basis voor beoordeling van alle bouwplannen. Bij grotere bouwplannen zal dat altijd in combinatie zijn met de gebiedsgerichte kernkwaliteiten en ambities (hoofdstuk 3). In bepaalde situaties kan hiervan afgeweken worden, mits het bouwwerk een kwaliteitsverbetering van de omgeving en/of stedenbouwkundige context inhouden (hoofdstuk 5).
Het merendeel van alle aanvragen voor een omgevings-vergunning betreft een klein bouwplan zoals een schuurtje, een serre, een uitbouw, een dakkapel of bijvoorbeeld een carport. Voor deze kleinere bouwplannen zijn criteria van toepassing die vooraf duidelijkheid geven of het bouwplan redelijkerwijs past in de omgeving.
In het geval van een vergunningvrij bouwplan wordt niet vooraf getoetst aan de criteria. Er kan wel sprake zijn van een exces, waardoor achteraf toezicht nodig is.
Geen beoordeling (welstandsvrij, tenzij)
Het bouwen aan de voorkant is in het algemeen van grotere invloed dan het bouwen aan de achterkant. Met het oog op behoud van kwaliteit worden bouwwerken aan de voorkant altijd kritischer beoordeeld.
Bij woningen* vindt vooraf geen beoordeling plaats voor kleine bouwplannen in het achtererfgebied. Dit geldt voor bijbehorende erfbebouwing, dakkapellen, kozijn- en gevelwijzigingen en rolhekken en -luiken.
Deze bouwwerken op het achtererf zijn dus welstandsvrij, tenzij er sprake is van een exces, waardoor achteraf toezicht nodig is. Voor de definitie van het achtererfgebied sluit deze nota aan bij de definitie zoals bedoeld in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Daarin wordt met ‘achtererfgebied’ het erf bedoeld achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1.00 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. Ook openbaar toegankelijk vaarwater wordt aangemerkt als openbaar toegankelijk gebied.
Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft gebruik, situering en maximale afmetingen.
Als het bestemmingsplan geen belemmering oplevert wordt een klein bouwplan zoals bedoeld in dit hoofdstuk ambtelijk beoordeeld aan de criteria.
Dat betekent dat ambtelijk wordt gekeken of het uiterlijk van een bouwwerk past binnen de omgeving. Als het bouwplan afwijkt van de gestelde criteria, of als sprake is van een monument of andere bijzondere situatie, of bij twijfel over de toepasbaarheid van de criteria dan kan het bouwplan alsnog voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. De welstandscommissie beoordeelt het plan dan ook aan de algemene en de gebiedsgerichte uitwerkingen.
Alle kleine bouwwerken voldoen in principe als:
Bouwplannen met een tijdelijk karakter die kennelijk voor permanent gebruik zijn (zoals (zee)containers) worden niet beoordeeld aan de hand van deze criteria. Als er voor een bepaald type bouwplan geen criteria zijn opgenomen zal het bouwplan door de welstandscommissie worden beoordeeld op basis van de algemene en gebiedsgerichte criteria opgenomen.
Tenzij anders aangegeven worden de afstanden loodrecht en maten buitenwerks (buitenzijde gebouw) gemeten.
Met ‘bijbehorend erfbebouwing’ wordt bedoeld een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Bijvoorbeeld aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en overige bouwwerken met een dak. Zonder hoofdgebouw kan er op het perceel geen sprake zijn van bijbehorende erfbebouwing. Er is onderscheid gemaakt in:
Aangebouwd bouwwerk: Een toevoeging aan de begane grondgevel van een gebouw, zoals een aan- of uitbouw, erker, garage e.d.
Losstaand bouwwerk: Een bouwwerk met (af)dak dat los van het hoofdgebouw op het erf staat zoals een schuur, tuinhuis, carport, dierenverblijf, planten- of groentenkas, e.d.
Deze criteria komen aan de orde als het bouwplan niet vergunningvrij is. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft situering en maximale afmetingen.
Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap van een gebouw, bedoeld om de lichttoetreding te verbeteren en het bruikbaar oppervlak te vergroten. Dakkapellen zijn in het algemeen een ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak. Desondanks zijn dakkapellen, als ze zichtbaar zijn, voor het straatbeeld zeer bepalend. Het is daarom wenselijk dakkapellen aan de achterkant te situeren.
Deze criteria komen aan de orde als het bouwplan niet vergunningvrij is.
2.4 Kozijn- en gevelwijzigingen
Van een kozijn- of gevelwijziging is sprake bij het toevoegen, vergroten of verplaatsen van een kozijn, kozijn-invulling, luik of gevelpaneel. Dit kan zowel plaatsvinden bij een hoofdgebouw als bij een bijbehorend bouwwerk. Het vervangen van bestaande kozijnen door hetzelfde type kozijnen (met gelijkwaardige indeling, aard en uitstraling) valt onder het normale onderhoud en is daarmee vergunningvrij. Dat geldt ook indien houten kozijnen worden vervangen door kunststof kozijnen met een gelijkwaardige (houtachtige) uitstraling.
Deze criteria komen aan de orde als het bouwplan niet vergunningvrij is. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft situering en maximale afmetingen.
Rolhekken, luiken en rolluiken zijn voorzieningen om ruiten van gebouwen tegen inbraak en vandalisme te beschermen. Deze voorzieningen kunnen de omgeving een rommelig aanzien geven. Voorkeur gaat daarom uit naar een inpandige rolhekken of -luiken of andere oplossingen zoals geweldbestendig glas of elektronische beveiligingssystemen.
Deze criteria komen aan de orde als het bouwplan niet vergunningvrij is. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft situering en maximale afmetingen.
Een erfscheiding is een bouwwerk, bedoeld om het erf/perceel af te bakenen van een ander perceel, een buurerf of openbaar toegankelijk gebied. Erfafscheidingen aan de openbare weg zijn van grote invloed op het straatbeeld. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen te voorkomen. Erfafscheidingen moeten daarom passen in de omgeving, op een zorgvuldige en professionele manier worden geplaatst en worden gemaakt van duurzame materialen. De gemeente geeft de voorkeur aan volledig aangeplante en begroeide erf- en perceelafscheidingen.
Deze criteria komen aan de orde als het bouwplan niet vergunningvrij is. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft situering en maximale afmetingen.
2.7 Steigers, vlonders en oeververhogingen
Kavels die grenzen aan het water beschikken over een bijzondere kwaliteit. Het uitzicht en de kwaliteit ervan is kwetsbaar. De gemeente streeft er naar dat deze voorzieningen het aanzicht vanuit het (openbaar) water niet negatief beïnvloeden.
Deze criteria komen aan de orde als het bouwplan niet vergunningvrij is. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft situering en maximale afmetingen.
Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. Het gaat hierbij om alle aanduidingen van commerciële of niet-commerciële aard in de vorm van een opschrift, aankondiging en of mededeling, al of niet in combinatie met een bouwkundige uitbreiding of attentie-element. Reclames vormen een beeldbepalend onderdeel van de openbare ruimte. Reclame is geslaagd als deze past bij de functie en het gebouw zelf, maar ook bij de omgeving. Onderstaande criteria komen aan de orde als de reclame niet vergunningvrij is. Zie daarvoor ook de Algemene plaatselijke verordening (APV Heemskerk). Van deze criteria kan in specifieke situaties beargumenteerd worden afgeweken (zie hoofdstuk 5).
Hier gaat het om reclames aangebracht op of aan het gebouw. Deze kunnen bestaan losse letters, borden, spandoeken in frames, plakfolie of belettering, vlaggen en banieren die evenwijdig of loodrecht aan de gevel zijn bevestigd.
Alle andere vormen van verlichting van reclame zoals daglicht reflecterend, veranderlijk of intermitterend licht, beeldschermen, op gevels geprojecteerde lichtbeelden, neon lichtlijnen/lichtstrengen zijn niet toegestaan. Een uitzondering hierop betreft beeldschermen achter etalageruiten bij branche gerelateerde detailhandel, die gedurende openingstijden ingeschakeld mogen zijn.
Criteria voor vrijstaande reclame
Naast de gevelreclames zijn er vele vormen van reclame die zich in de openbare ruimte bevinden of op eigen terrein zijn geplaatst. Het betreft alle aanduidingen van commerciële of niet-commerciële aard, in de vorm van een opschrift, aankondiging en of mededeling, al of niet in combinatie een attentie-element, voor zover deze vrijstaand voor onbepaalde tijd zichtbaar vanuit of in de openbare ruimte is geplaatst.
aantal, plaatsing en maatvoering
Voor benzinestations gelden dezelfde criteria als voor bedrijventerreinen met de volgende aanvulling:
Geëxploiteerde reclameobjecten
Het gaat om publieke reclamevormen in het openbare gebied, waaronder reclame aan en rond lichtmasten (twee- of drievlaksborden of lichtbak), abri’s (bushaltehokjes), mupi’s (informatieborden) en billboards. Voor deze zogenaamde geëxploiteerde reclames heeft de gemeente als eigenaar en beheerder van de openbare ruimte contracten afgesloten met private partijen die dat voor de gemeente beheren. In deze contracten kunnen aanvullende voorwaarden en bepalingen worden vastgelegd over bijvoorbeeld hoeveelheid, vorm en uitstraling.
Onder tijdelijke reclame wordt verstaan: borden, vlaggen, wimpels of steiger- en spandoeken, waarop gedurende een door de gemeente te bepalen periode reclame wordt gemaakt voor een bepaald (commercieel) evenement, opening van een bedrijf, verhuur of verkoop van onroerend goed of een bouwproject. Stoepborden en andere uitstallingen, die dagelijks geplaatst worden, vallen hier niet onder.
Reclame-uitingen betrekking hebbende op openbare verkoping, aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, voor zo ver zij feitelijk betekenis heeft zijn toegestaan indien deze reclame-uitingen geen groter oppervlak hebben dan 0.50 m2 en geen van allen een grotere afmeting in één richting hebben dan 1,00m en indien deze reclame-uitingen zijn aangebracht op of aan de betreffende onroerende zaak.
Om mobiele communicatie mogelijk te maken zijn anten-ne-installaties nodig. De vraag naar mobiele communicatie groeit nog steeds. Met als gevolg ook een groei in antenne-installaties. Een antenne-installatie betreft het geheel van één of meerdere antennes, antennedrager, bedrading en apparatuur- of techniekkast met bijbehorende bevestigingsconstructie dat gebruikt wordt voor het verzenden en ontvangen van radiofrequente elektromagnetische velden. Antennes voor particulier gebruik (zendamateurs) uitsluitend conform de landelijke regels voor vergunningvrij bouwen.
Deze criteria komen aan de orde als het bouwplan niet vergunningvrij is. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft situering en maximale afmetingen. In de criteria is onderscheid gemaakt tussen:
Voor antenne-installaties in het stedelijk gebied of op bedrijventerreinen geldt dat de aanvrager eerst moet aantonen dat plaatsing van een vergunningsvrije installatie niet mogelijk is.
stedelijk gebied (centrum en woongebieden)
Zowel vanuit ruimtelijk oogpunt als vanuit het oogpunt van effectief zendbereik dient in eerste instantie gekozen te worden om antenne-installaties op hoge gebouwen te plaatsen. De installaties zijn dan nauwelijks zichtbaar en de signalen ondervinden geen belemmeringen. Binnen het stedelijk gebied is het realiseren van antenne-installaties op maaiveldniveau (vrijstaande zendmasten) vanwege de grote zichtbaarheid niet gewenst. Daarom voeren wij voor dit gebied een restrictief beleid voor wat betreft plaatsing van antenne-installaties.
Bedrijventerreinen zijn aangewezen gebieden waar een clustering van bedrijven is. Voor deze gebieden wordt een restrictief beleid gevoerd voor wat betreft plaatsing van antenne-installaties.
Sportterreinen zijn buitenterreinen waar sportverenigingen actief zijn. Net als bij bedrijventerreinen geldt hier een matig restrictief beleid. Sportterreinen zijn veelal gelegen grenzend aan of liggend in het buitengebied. Voorwaarden voor plaatsing op sportterreinen zijn:
Onder het buitengebied worden de gebieden buiten het stedelijk gebied verstaan, ook wel aangeduid als landelijk gebied. Hieronder vallen gebieden met een agrarisch karakter, maar ook natuur- en recreatiegebieden.
Er wordt gestreefd naar een zo gunstig mogelijke landschappelijke inpassing waarbij geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden in de directe omgeving. Antenne-installaties dienen op zo´n manier en op zo´n locatie gerealiseerd te worden dat ze de minste verstoring van de horizon opleveren. Het beleidsuitgangspunt om de installaties en vrijstaande zendmasten bij reeds gebouwde of gerealiseerde elementen in het gebied te plaatsen, is in deze gebieden dan ook van groot belang. Te denken valt aan wegen, viaducten, hoogspanningsmasten, lichtmasten en verkeersportalen maar ook aan agrarische bedrijfscentra en de daar aanwezige hogere bouwwerken, zoals silo’s.
Vanwege de, in vergelijking met de bebouwde kom, beperkte beschikbaarheid van dergelijke bouwwerken in het landelijk gebied, verdient het aanbeveling extra zorg te besteden aan het zoeken naar geschikte locaties.
De omgevingskwaliteit wordt bepaald door de reeds aanwezige stedenbouwkundige opbouw, landschappelijke elementen, cultuurhistorie en architectuur. Elke bouwperiode heeft stedenbouwkundige en architectonische idealen met zich mee genomen, waarmee per gebied de basis is gelegd voor een eigen identiteit.
Uitgangspunt is om nieuwe ontwikkelingen zó vorm te geven dat ze aansluiten op de bestaande gebiedskarakteristieken en rekening wordt gehouden met de gestelde ambities.
Voor de nota is er onderscheid gemaakt in 5 verschillende (type) gebieden. Dit onderscheid is vooral gebaseerd op functionele en ruimtelijke eenheid van een gebied. Het betreft de volgende gebieden:
Aan de hand van de aanwezige kenmerken zijn beschrijvingen, kernkwaliteiten en ambities geformuleerd, die samen met de algemene criteria bepalend zijn voor de planontwikkeling en beoordeling daarvan.
Heemskerk is echter niet onveranderbaar. Veranderingen bieden juist kansen en mogelijkheden om nieuwe kwaliteiten toe te voegen. In deze gevallen kan er behoefte ontstaan om af te wijken van de gebiedscriteria. Zie hiervoor de mogelijkheden in hoofdstuk 5.
Het kan voorkomen dat de ruimtelijke kwaliteit van een gebied invloed heeft op een ander naastgelegen gebied. Randen van het buitengebied hebben bijvoorbeeld een andere verschijningsvorm dan een woongebied. Op de grenzen tussen gebieden mag worden verwacht dat de aanwezige uitstraling van een gebied geen nadelige invloed heeft op het naastgelegen gebied.
Bij de beoordeling van bouwwerken gelegen aan de rand van gebieden wordt altijd rekening gehouden met de uitstraling op het naastgelegen gebied.
Dat betekent niet direct dat op bijvoorbeeld een bedrijventerrein dezelfde eigenschappen verwacht mogen worden als van een aangrenzend buitengebied. Wel dient rekening te worden gehouden met het ambitieniveau, waardoor hogere eisen gesteld kunnen worden aan de uitstraling van bebouwing aan randen die grenzen aan gebieden met een hoger beoordelingsniveau.
Het buitengebied van Heemskerk bestaat uit vier delen: Heemskerkerduin, Noorddorp / Noorderveld, Heemskerk Oost en de Heemskerkse duinen en strand.
Heemskerkerduin, aan de westzijde van de Rijksstraatweg, is een oude duinafgraving en tussen de Rijksstraatweg en Oosterweg ligt een hoger gelegen strandwal (geestgronden) grenzend aan de duinafgraving. Het hele gebied is nu vooral in gebruik als tuindersgebied (onderdeel tuinbouw-concentratiegebied) en wordt gekenmerkt door meerdere licht slingerende linten, waaraan agrarische bedrijfs- en woonpanden gevestigd zijn.
Met enige regelmaat is er sprake van doorzichten. Er is hier op agrarisch gebied sprake van zowel akkerbouw als kassenbouw. De bebouwing in dit gebied is voornamelijk op de agrarische functie gericht, hoewel er ook veel woningen (zogenaamde tuinderswoningen) zijn zonder agrarische bedrijfsvoering. Dit resulteert in een mengeling van agrarische woon- en bedrijfsbebouwing en ook landelijke woonvilla’s.
De woonbebouwing in het gehele gebied is vooral georiënteerd aan de weg, met ernaast en erachter eventuele bedrijfspanden en overige bijgebouwen. De woonbebouwing varieert in uiterlijk en kent 1 of 2 bouwlagen met kap. Stolpboerderijen en varianten hierop (zoals stolpen met één afgeknotte zijde of een noklijn) komen met enige regelmaat voor. De bedrijfsbebouwing bestaat voornamelijk uit kassen en grootschalige loodsen/schuren met een zadelkap
Het Noorderveld ten noorden van de Oosterweg kent een meer open weids landschap met een onregelmatig blokverkaveling. Hier is sprake van een lager gelegen strand-vlakte met vooral weidelandschap en in mindere mate kassenbouw. De openheid van dit gebied is karakteristiek. Er is dan ook weinig bebouwing met uitzondering van de bebouwing aan de Rijksstraatweg en Oosterweg. Bijzonder en van invloed op de omgeving is het landgoed Marquette met haar ligging, structuren, park- en bosinrichting.
Dit deel van het buitengebied ligt ingeklemd tussen de snelweg A9 en de golfbaan Noorderbuitendijken. Er is nauwelijks bebouwing aanwezig in dit deel van het buitengebied. Van bijzondere betekenis zijn de restanten van de Stelling van Amsterdam, met op Heemskerk grondgebied het Fort Veldhuis. Langs de snelweg A9 zijn de verzorgingsplaatsen Twaalfmaat en Akermaat gelegen. Hierbij zijn benzinestations en enkele andere gebouwtjes geplaatst.
Heemskerkse duingebied en strand
Het duingebied is onderdeel van het Noord-Hollands Duinreservaat. Het duingebied kent grote natuurlijke hoogteverschillen, lokaal oplopend tot maximaal 30 meter. In combinatie met een weelderige begroeiing biedt dit niet alleen een aantrekkelijk recreatiegebied, maar ook leefruimte aan diverse zeldzame planten en dieren. Daarnaast is het gebied onmisbaar als waterkering. In dit beschermde natuurgebied wordt intensief ruimtegebruik vermeden, om aantasting van de unieke ecologie en de waterkerende functie te voorkomen. Het gebied is dan ook alleen toegankelijk voor langzaam verkeer. Een gedeelte van het gebied wordt gebruikt als waterwingebied.
Overige bebouwing is nauwelijks aanwezig in het duingebied. Op het strand zijn daarentegen wel tijdelijke strandhuisjes en een horecavoorziening aanwezig. Gelet op het tijdelijke karakter is dit deel van het gebied welstandsvrij.
De ambitie is gericht op zorgvuldige inpassing ten behoeve van het herkenbaar houden van de diversiteit aan landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten.
De ruimtelijke structuur van het centrum van Heemskerk is in grote lijnen gelijk aan de historische ruimtelijke structuur. Het Kerkplein en het Burg. Nielenplein vormen samen het centrale punt, met vanuit diverse richtingen toegangswegen. De historische bebouwing is vanaf circa 1960 voor een groot deel vervangen door nieuwbouw. Er is daardoor sprake van een gevarieerde en vooral multifunctionele uitstraling.
De meeste bebouwing staat parallel en direct aan de straat met strakke aansluitende rooilijnen. De panden zijn twee of drie lagen hoog, soms met kap, maar meestal plat afgedekt. De rondom het Burgemeester Nielenplein is gevarieerder met grotere en kleinere panden van soms één of twee lagen. De begane grond is over het algemeen in gebruik als winkelruimte met een eigen pui en vaak een luifel.
Het uiterlijk van de bebouwing wordt hoofdzakelijk bepaald door industriële bouwmethoden met deels geprefabriceerde bouwdelen typerend voor de bouwperiode na 1960. Beton, baksteen, metaal en glas zijn de meest toegepaste materialen, maar ook plaatmaterialen zijn als gevelelementen toegepast.
De over het centrum verspreide nog resterende historische bebouwing zoals aan de Maerelaan, de Kerklaan en het Sint Agnesplantsoen vormen historisch gezien bijzondere uitzonderingen op de rest van het centrum. Veelal kleinschaliger en gevarieerder, met ambachtelijke geveldetaillering, gevels opgetrokken in donker rood/bruine baksteen en schuine daken bedekt met pannen.
De ambitie is gericht op het versterken van de samenhang en uitstraling van het centrum.
Heemskerk kenmerkt zich als woongemeente. Voor de Tweede Wereldoorlog was er enkel sprake van kleinschalige uitbreidingen rond de dorpskern en aan de bestaande toegangswegen. Na de Tweede Wereldoorlog begint de periode van meer grootschalige projectmatig opgezette woonwijken achter de historische structuren. De woonwijken worden gekenmerkt door een samenhangende stedenbouwkundige structuur, inrichting en bebouwings-beeld. De stedenbouwkundige opzet en architectuur van een woonwijk vertegenwoordigt een bepaald tijdsbeeld. Op centrale plekken zijn scholen of andere wijkvoorzieningen gesitueerd.
De bebouwing bestaat vooral uit rijwoningen, twee-onder-één-kap en vrijstaande woningen. De meeste woningen zijn opgebouwd uit 1 à 2 bouwlagen met een traditionele zadeldak. Soms komen afwijkende kapvormen voor. De vormgeving van bebouwing kent vaak een grote samenhang en is veelal per wijk, buurt of straat bepaald.
De woongebieden met meer individuele woningbouw onderscheiden zich qua bebouwingsdichtheid en de plaatsing van gebouwen op de kavels. De vrijstaande woningen zijn doorgaans individueel ontworpen, en hebben daardoor een eigen uitstraling.
Stroken- en blokverkaveling: Poelenburg, Neksloot-Oosterzij, Kerkbeek, De Kleine Hoevens, Assumburg, De Die, De Maer, Oosterwijk-Zuidbroek.
De wijken vanaf circa 1945 tot circa 1970 (Wederopbouw) zijn herkenbaar aan een eenvoudig stratenpatroon. De herhaling en gelijkvormigheid van de woonblokken, met eenvoudige hoofdmassa’s en kapvormen, zoals zadeldaken of schilddaken, zorgen voor rust en samenhang. In het begin van de Wederopbouwperiode is de architectuur traditioneel en ambachtelijk. Later is deze, onder invloed van nieuwe bouwmethodieken, eenvoudiger en meer rationalistisch.
Woonerven: Westertuinen, Maerestein-Sandenburg, Breedweer, Commandeurs.
Als reactie op de stroken- en blokverkaveling, die als zakelijk en monotoon werden ervaren, is vanaf circa 1970 meer gebouwd in relatie tot de ‘menselijke’ schaal. Deze wijken worden gekenmerkt door een meer besloten karakter door het patroon van geknikte straten en woonerven en verspringingen in de voorgevellijn. Het ontbreekt vaak aan duidelijk onderscheid tussen voor- en achterzijde. De openbare ruimte is in veel gevallen gevuld met dichte begroeiing.
Thematische woonwijken: Beierlust, Waterakkers-Lunetten, Broekpolder.
De wijken vanaf circa 1985 zijn meer marktconform gebouwd en kennen verschillende architectuurthema’s, gerelateerd aan de stedenbouwkundige situatie waarmee de individualiteit van een wijk of buurt tot uitdrukking kan worden gebracht. In tegenstelling tot de woonerven is gestreefd naar een helder onderscheid tussen openbaar en privé. De voorzijde is gericht naar de straat en de achtertuinen zijn aan binnengebieden gelegen. Op bouwblok of straatniveau is sprake van samenhang door de ritmische herhaling van massa’s, vormen en gevelkarakteristieken en het specifieke architectuurbeeld. De vormgeving varieert van eigentijdse architectuurstijlen met opvallende vormen, materialen en kleuren tot historiserende woonbebouwing in landelijke of klassieke stijlen.
Individuele woningbouw: Rendorppark, Steenstrapark, Marquettelaan e.o., Anne de Renessestraat.
In diverse perioden zijn woonbuurten gebouwd met vrijstaande woningen. Het stedenbouwkundig patroon is doorgaans speels opgezet. In de openbare ruimte is meestal een eenvoudig wegprofiel, waaraan direct grenzend de voortuinen of eventueel een groenstrook. De woningen bestaan overwegend uit één bouwlaag met kap, waarin een tweede verdieping is opgenomen. Er is een grote diversiteit in architectuurstijlen, kapvormen en –richtingen, en kleur- en materiaalgebruik.
De ambitie is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van de woongebieden.
De bedrijventerreinen hebben een sterk op de functie gericht uitstraling. Dit betekent dat er in de inrichting en indeling veel aandacht is besteed een functioneel gebruik van de ruimte. En ook dat bebouwing over het algemeen een utilitair karakter heeft. Er zijn een drietal soorten bedrijventerreinen te typeren:
Industrieterrein: Tata terrein.
Op deze terreinen vinden vooral grootschalige industriële activiteiten plaats, zoals op het Tata Steel terrein. Dit terrein ligt voor het grootste deel in Velsen-Noord (Velsen) en Wijk aan Zee (Beverwijk). Het betreft een besloten gebied gelegen in het reliëfrijke en natuurlijke omgeving van het duingebied. De hogere bebouwing en schoorstenen zijn nadrukkelijk zichtbaar in de directe omgeving.
Gemengde bedrijventerrein: De Houtwegen / De Waterwegen.
Dit type terreinen is gericht op zowel klein- als grootschalige bedrijven met gemengde functies, zoals bedrijventerrein De Houtwegen. De bebouwing op deze bedrijventerreinen is doorgaans, mede vanwege de aard van de bedrijven, sterk gericht op de functionaliteit.
De bedrijfsbebouwing bestaat uit perifere detailhandel, showrooms en opslagloodsen en zijn veelal rechthoekig met nagenoeg vergelijkbare bouwhoogten en plat afgedekt. De bebouwing onderling heeft een wisselende architectuur met gesloten gevels, eenvoudige materialen en een diversiteit aan reclame-uitingen. Een beperkt aantal gebouwen heeft een meer representatief karakter. Tussen de bedrijfsbebouwing door zijn meerdere bedrijfswoningen gesitueerd bestaande uit één of twee bouwlagen met zadelkap en een traditioneel uiterlijk.
De Waterwegen is een bedrijventerrein vooral gericht op autobedrijven, waarbij de showrooms gericht zijn op de Rijksstraatweg en de werkplaatsen op de Water acker. Ook andere bedrijven als o.a. perifere detailhandel zijn op dit terrein gevestigd. De architectuur van dit bedrijventerrein sluit aan op de architectuur van de aangrenzende woonwijk Waterakkers.
Deze terreinen bestaan veelal uit bedrijven en detailhandel met een representatief karakter. De Trompet is herkenbaar aan de samenhangende stedenbouwkundige opzet en uitstraling. Langs de Rijksweg A9 bevindt zich representatieve detailhandel met en zonder showrooms. Opvallende oriëntatiepunt is de windturbine.
De ambitie is gericht op het respecteren van de benodigde functionaliteit, en handhaven van een daarbij behorende basiskwaliteit van de bedrijventerreinen.
Heemskerk kent enkele bijzondere structuren en cultuur-historisch waardevolle gebieden met een eigen uitstraling, betekenis of functie (monofunctioneel) ten opzichte van de directe omgeving.
De ringstructuren (binnen- en buitenring) vormen belangrijke structuurdragers voor het stedelijk gebied. Juist langs deze ringen komen regelmatig situaties voor die afwijken van de kenmerken en eigenschappen van het woongebied die de ring ontsluit. Het gaat dan bijvoorbeeld om bijzondere en/of afwijkende bebouwing, ruimten en/of functies langs deze ontsluitingsringen.
De gehele Binnenring bestaat uit een brede weg van twee rijbanen met meestal fietssuggestiestroken, afgestemd op de ontsluitende functie. De gehele Buitenring wordt ge-kenmerkt door een breed wegprofiel bestaande uit twee geasfalteerde rijstroken en is over grote gedeelten gelegen langs singels en overige groene ruimten.
Heemskerk kent meerdere zogenaamde radialen van en naar het oude centrum. Deze (historische) toegangswegen vormen de ontsluiting van centrum en woongebieden op de beide ringen en de binnenduinrandroute (met o.a. de Rijksstraatweg). De meeste radialen zijn oude ontsluitingsroutes wat aan de bebouwing en openbare ruimte nog herkenbaar is aan lintbebouwing of vooroorlogse buurtjes. Andere radialen zijn onlangs of worden binnenkort aangelegd om nieuwe woongebieden te ontsluiten.
Kasteel Marquette is in de huidige vorm in 1741 ontstaan door een ingrijpende verbouwing waarbij de oorspronkelijke ronde burcht werd getransformeerd in het huidige kasteel. Uitsluitend de ronde toren naast de poort is van de oorspronkelijke burcht behouden gebleven. Het kasteel ligt op een uitgestrekt terrein, waarin de resten van de vroegere parkaanleg nog deels te herkennen zijn. Op dit terrein is naast het kasteel ook een koetshuis gelegen.
Slot Assumburg is opgebouwd uit vier vleugels om een binnenplaats. Op de hoeken zijn torens gebouwd. Het geheel wordt omgeven door een gracht. Aan het plein voor het slot staat een voormalig dienstgebouw met schilddak aan de linkerzijde en de overblijfselen van een tuinmuur/schijngevel aan de rechterzijde.
Fort Veldhuis is een onderdeel van de Stelling van Amsterdam, een belangrijke verdedigingslinie uit de 19e en begin 20e eeuw. Het fort bestaat uit een hoofdgebouw en een voorgebouw. Deze worden verbonden door een dwarsdeel, het zogenaamde poternegebouw. Voor het frontgebouw ligt de aarden frontwal, met aansluitend de gracht die het gehele fort omringd. Aan de zijde van het hoofdgebouw ligt (achter de gracht) de liniedijk (Genieweg).
Verspreid over de gemeente Heemskerk zijn diverse sportparken en –complexen gelegen. Het zijn doorgaans grote ruimtes aan de rand van het stedelijk gebied, omringd met hoog opgaand groen dat in een aantal gevallen het zicht op het landschappelijke context, de ruimte zelf en de bijbehorende bebouwing ontneemt. De bebouwing op deze complexen is doorgaans zeer op de functie gericht en daardoor beperkt tot kleedkamers, clubgebouwen en opslagruimtes of combinaties daarvan, of sporthallen, zwembaden of andere binnensportgebouwen. De meeste gebouwen bestaan uit een eenvoudige hoofdmassa met plat dak of flauw hellend zadeldak. Ze zijn doorgaans als solitaire objecten in de ruimte geplaatst.
De ambitie is gericht op het versterken van representatieve waarde van de ringstructuren en het behouden en respecteren van de historische waarden van de cultuurhistorische waardevolle gebieden.
Deze nota bevat geen criteria voor (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Er is dan sprake van een zodanige schaalvergroting dat deze inbreuk doet aan de bestaande structuur. Dit is ook van toepassing op gebieden, die in transformatie zijn of in opbouw. Hiervan mag van de ontwerper of aanvrager een grotere inspanning worden verwacht om de kwaliteit van het gebied te helpen opbouwen.
Het gaat om ontwikkelingen die veelal een nieuw bestemmingsplan nodig hebben, bijvoorbeeld het slopen van een bedrijventerrein om daar woningbouw mogelijk maken.
Nieuwe / aanvullende criteria zijn wenselijk als:
Bij incidentele/individuele bouwplannen die vooral objectgericht zijn en toch afwijken van de bestaande karakteristiek volstaan de algemene criteria in combinatie met de gebiedsgerichte kernkwaliteiten en ambities. Hierbij is afwijken van de bestaande context in samenspraak met de welstandscommissie mogelijk (hoofdstuk 5).
Zodra een (her)ontwikkelingsproject aan de orde is kunnen nieuwe criteria opgesteld worden, bijvoorbeeld in de vorm van een beeldkwaliteitsplan of een vergelijkbaar kader. Een beeldkwaliteitsplan of vergelijkbaar heeft een ontwikkelgericht karakter en vormt een sturingsinstrument voor de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Een dergelijk kader kan naast criteria voor gebouwen ook uitgangspunten voor de inrichting van de openbare ruimte bevatten.
De raad wordt betrokken bij deze grotere ingrijpende bouwplannen. Het beeldkwaliteitsplan of een vergelijkbaar instrument wordt namelijk vastgesteld door de gemeenteraad, als aanvulling op de nota.
Om de welstandscommissie in staat te stellen de criteria of richtlijnen als toetsingskader te gebruiken is het vooralsnog belangrijk in het raadsbesluit en eventueel in de inleiding van het beleidsdocument te verwijzen naar artikel 12a van de Woningwet.
Het beeldkwaliteitsplan of vergelijkbaar is, mits anders bepaald, alleen van toepassing in de ontwikkelfase. Na realisatie/oplevering vervalt het ontwikkelgerichte karakter. Mogelijk vervalt daarmee een deel van de in de ontwikkelfase relevante criteria en zal de welstandscommissie beoordelen op basis van de criteria zoals opgenomen in deze nota.
De criteria voor de gebouwde omgeving in een beeldkwaliteitsplan wordt bij voorkeur opgezet conform de indelingen van deze nota maar dient in ieder geval de volgende onderdelen te bevatten:
5 Afwijken, handhaving en excessen
5.1 Mogelijkheden om af te wijken
Het college van burgemeester en wethouders volgt in zijn oordeel in principe het advies van de welstandscommissie. Het college kan afwijken van het advies op inhoudelijke gronden of om andere redenen, bijvoorbeeld van economisch of maatschappelijk belang. Indien het college afwijkt van het advies wordt dit in de beslissing op de aanvraag van de vergunning gemotiveerd. Het college is uiterst terughoudend met het gebruik van deze mogelijkheid.
Het kan voorkomen dat de criteria ontoereikend zijn. Daarom kan het college van burgemeester en wethouders, na schriftelijk en gemotiveerd advies van de welstandscommissie, afwijken van deze criteria. Daarbij geldt de stelregel: het is redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.
Ook wanneer een bouwwerk past binnen de criteria, maar de kwaliteit zo onder de maat blijft dat het op den duur zijn omgeving negatief zal beïnvloeden, kan afgeweken worden van de criteria. De welstandscommissie kan het college van burgemeester en wethouders in zo'n geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren af te wijken van de criteria.
De gemeente geeft met deze nota regels voor het welstandstoezicht en zal zich ook inspannen voor de naleving daarvan. Als voor een vergunningsplichtig bouwwerk geen omgevingsvergunning is aangevraagd, dan wel het bouwwerk na realisering afwijkt van de tekeningen waarop de omgevingsvergunning is afgegeven, krijgt de eigenaar de gelegenheid om (alsnog of opnieuw) een vergunning aan te vragen voor het gerealiseerde bouwwerk.
Volgens artikel 12, lid 1 van de Woningwet (Ww) mag een bestaand bouwwerk niet in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria zoals opgenomen in deze nota. Als er sprake is van in ernstige mate strijd met redelijke eisen van welstand is er sprake van een exces.
Bij het toepassen van deze excessenregeling wordt het criterium gehanteerd dat bij een bouwwerk of deel daarvan sprake moet zijn van onmiskenbare strijdigheid met de in deze nota opgenomen criteria, en/of een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen duidelijk is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied.
Naarmate de zichtbaarheid (vanuit het openbare gebied) groter is, of er meer hinder is voor de omgeving, zal eerder sprake zijn van een exces. Er ligt een hogere prioriteit bij het voorkomen van excessen in kwetsbare gebieden zoals zeer openbare gebieden of bij, of in de directe omgeving van monumenten of andere cultuurhistorisch waardevolle gebouwen.
Een exces heeft vaak betrekking op:
De welstandscommissie kan advies worden gevraagd hoe een exces kan worden opgeheven.