Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Kompanjie

Lokaal overgangsrecht invoering H3

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Kompanjie
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingLokaal overgangsrecht invoering H3
CiteertitelLokaal overgangsrecht invoering H3
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2016N.v.t.

14-12-2017

Onbekend

201518799

Tekst van de regeling

Intitulé

Lokaal overgangsrecht invoering H3

 

 

Lokaal overgangsrecht invoering H3

Lokaal overgangsrecht invoering H3

Inhoudsopgave

  • I Berekeningswijze Toelage Overgangsrecht (TOR)

    • Artikel 1 Lokaal overgangsrecht berekeningswijze Toelage Overgangsrecht

  • II Vervallen grond voor toelage overgangsrecht

    • Artikel 2 Lokaal overgangsrecht vervallen grond toelage overgangsrecht

  • III Dienstjubileum

    • Artikel 3 Lokaal overgangsrecht dienstjubileum

  • IV Artikel 4 sub c Regeling bijzondere gebeurtenissen 2014

    • Artikel 4 Lokaal overgangsrecht art. 4 sub c Regeling bijzondere gebeurtenissen

I Berekeningswijze Toelage Overgangsrecht (TOR)

Om de TOR te kunnen bepalen is afgesproken dat 2014 als referte jaar te gebruiken. De reden daarvoor is dat 2014 een recent afgesloten jaar is. Voor een heel jaar is duidelijk wat aan onregelmatige diensten en beschikbaarheidsdiensten is gedeclareerd/ontvangen op basis van de in 2014 geldende (lokale) regels. Als de werkgever over 2014 geen rooster of werkpatroon kan reproduceren heeft de berekening aan de hand van een referte jaar geen zin. In de LOGA is daarom ook een alternatieve reken methode voorgesteld:

Geen roostersAls de werkgever over 2014 geen rooster of werkpatroon kan reproduceren heeft de berekening aan de hand van een refertejaar geen zin. Daarom is in het LOGA afgesproken dat ook een andere rekenwijze kan worden toegepast die wordt gebaseerd op het werkpatroon/roosters voor 2016, uitgaande van het gegeven dat de roosters en werkpatronen niet wijzigen door invoering van hoofdstuk 3. Op basis van het rooster 2016 wordt voor bepaling van de TOR dit rooster berekend met de toelagepercentages uit 2014 en die in 2016. Het verschil bepaalt de hoogte van de TOR. Het gaat hierbij om ingeroosterd werk, hetzij beloond met de ORT hetzij met een overwerktoelage als de gemeente daarvoor kiest hetzij om ingeroosterde beschikbaarheidsdiensten.

De Kompanjie kent een vaste vergoeding voor Toelage Onregelmatige dienst en een tweetal vaste consignatietoelagen (vaste vergoeding consignatie en vaste vergoeding gladheid). Om nu de effecten van de nieuwe regeling te kunnen beoordelen zal de uitkering van de toelage op basis van de nieuwe bepalingen in H3 vergeleken moeten worden met de vaste toelage die medewerkers op basis van de oude regeling zouden hebben ontvangen. Omdat vergelijking gedeeltelijk niet mogelijk is zal deels gebruik gemaakt moeten worden van de alternatieve berekeningsmethode van de LOGA partijen.

Voor de berekening van de overwerkvergoeding maakt de invoering van H3 voor de medewerkers van De Kompanjie geen verschil. De regeling is hetzelfde gebleven en zal dan ook geen verschillen opleveren.

Artikel 1 Lokaal overgangsrecht berekeningswijze Toelage Overgangsrecht

Voor De Kompanjie rekenmethode “Geen roosters” zoals uitgewerkt in de LOGA brief Overgangsrecht en toelichting hoofdstuk 3 van 7 juli 2015 (kenmerk: ECWGO/U201501194, lbr 15/054, LOGA/ECWGO 15/11) hanteren indien het niet mogelijk blijkt om op basis van de gegevens uit 2014 tot een berekening te komen.

II Vervallen grond voor toelage overgangsrecht

Het landelijke overgangsrecht kent een toelage overgangsrecht. Bij de tot standkoming van het overgangsrecht is niet meegenomen dat de grondslag voor toelagen kan komen te vervallen. Bijvoorbeeld iemand verricht in 2015 BHV werkzaamheden en stopt daar halverwege 2017 mee. De medewerker kan op basis van het overgangsrecht recht hebben op een blijvende vaste vergoeding.Er treedt echter ongelijkheid op tussen medewerkers als toekomstige collega’s de werkzaamheden gaan verrichten voor de vergoeding zoals weergegeven in H3 en een collega die het werk niet meer doet er nog wel een toelage voor ontvangt.

Artikel 2 Lokaal overgangsrecht vervallen grond toelage overgangsrecht

De Toelage Overgangsrecht wordt aangepast, zodat (dat deel van) de toelage komt te vervallen zodra de grondslag voor de toelage vervalt.

III Dienstjubileum

De regeling bijzondere gebeurtenissen kent in artikel 6 een dienstjubileum van de werknemer. Met de invoering van H3 CAR UWO is het alleen nog maar mogelijk om een ambtsjubileum uit te keren en niet ook een dienstjubileum. De diensttijd jubileum komt te vervallen.Het betreft artikel 6.:Artikel 6 Dienstjubileum van de werknemer

  • a

    12,5 jaar: € 230,- netto en een boeket

  • b

    25 en 40 jaar: € 460,- netto, boeket, receptie/etentje

Het landelijke overgangsrecht kent alleen een bepaling voor het geval de lokale ambtsjubileum regeling gunstiger is dan de nieuwe CAR UWO bepaling.

Het landelijke overgangsrecht heeft in punt 14 het volgende bepaald:

  • 14

    Er is apart overgangsrecht voor personeel van gemeenten die op 31 december 2015 een lokale regeling hebben met bepalingen over de ambtsjubileumgratificatie die positief afwijken van het nieuwe artikel 3:19. Medewerkers die binnen 5 jaar van verval van de lokale regeling (dus uiterlijk 31 december 2020) recht zouden hebben op een ambtsjubileumgratificatie als de lokale regeling niet was vervallen, krijgen de ambtsjubileumgratificatie die op 31 december 2015 verviel. Het gaat hierbij om de datum van het ambtsjubileum en de hoogte van de ambtsjubileumgratificatie. De gemeente legt dit recht vast bij de overgang naar het nieuwe hoofdstuk 3.

Artikel 3 Lokaal overgangsrecht dienstjubileum

Het landelijke overgangsrecht punt 14 analoog van toepassing verklaren op het dienstjubileum.

IV Artikel 4 sub c Regeling bijzondere gebeurtenissen “De Kompanjie” 2014

De invoering van H3 maakt dat alle beloningselementen die worden verstrekt een basis moeten hebben in H3. Vergoedingen en intenties zijn nog mogelijk als het duidelijk is dat het hier niet gaat om beloning. Een van de beoordelingscriteria die daarvoor kan worden gehanteerd is de hoogte van het bedrag. In geval van pensionering ontving de medewerker op grond van art 4 Regeling bijzondere gebeurtenissen bij pensionering € 500,- netto. De overige bedragen uit de regeling zijn nog uit te leggen als attenties, maar de €500,- is hiervoor te groot. Voorstel is om hier een overgangsmaatregel voor te maken.

Artikel 4 Lokaal overgangsrecht art. 4 sub c Regeling bijzondere gebeurtenissen

De medewerker die met pensioen gaat binnen 5 jaar na invoering van H3 (m.a.w. ingang pensioen uiterlijk 31 december 2020) heeft nog recht op de “attentie” van €500,- netto.