Organisatie | Heemskerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk houdende regels omtrent participatiewet en IOAW/IOAZ Beleidsregels kostendelersnorm en verlagingen Participatiewet IOAW/IOAZ gemeente Heemskerk 2015, eerste wijziging |
Citeertitel | Beleidsregels kostendelersnorm en verlagingen Participatiewet IOAW/IOAZ gemeente Heemskerk 2015, eerste wijziging |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2015 | nieuwe regeling | 17-11-2015 | BIVO/2015/30141 |
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
belanghebbende: persoon die een uitkering aanvraagt of ontvangt
bijstand: algemene en bijzondere bijstand;
kostendelersnorm: de per persoon lager vastgestelde bijstand naarmate er meer personen in de woning wonen.
commerciële relatie: zowel ten aanzien van de huisvesting als ten aanzien van de zorg treedt geen financiële verstrengeling op. Daarnaast moet voor de te leveren prestaties een prijs worden bedongen en betaald. Deze prijs moet in verhouding staan tot de geleverde prestaties en datgene wat in het commerciële verkeer gebruikelijk is.
Aldus vastgesteld in de BenW vergadering d.d. 17 november 2015
burgemeester en wethouders van Heemskerk,
secretaris burgemeester
De bijstand is een vangnet met als doel om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Als er binnen één huishouden meerdere bijstandsuitkeringen zijn toegekend, kan door de stapeling van uitkeringen het huishoudinkomen zo hoog zijn, dat daarmee meer dan alleen de noodzakelijke kosten kunnen worden gedekt. Dit is bijvoorbeeld het geval als er in één huishouden drie of meer mensen met een bijstandsuitkering zijn. In zo’n geval is het niet meer lonend om op zoek te gaan naar regulier werk. Hierdoor is de systematiek per 1 januari 2015 gewijzigd waarmee er middels de kostendelersnorm rekening wordt gehouden met de voordelen van het delen van de kosten binnen één huishouden. Dit wordt geregeld in artikel 22a van de Participatiewet.
In het vijfde lid van artikel 22a is een aantal uitzonderingen opgesomd. Om te voorkomen dat een aantal van die uitzonderingen voor meerdere uitleg vatbaar is, zijn deze beleidsregels opgesteld.
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.
Met de prestaties genoemd in dit artikel worden in ieder geval bedoeld, de te betalen commerciële huur van de huurder / kostganger en de te leveren diensten van de verhuurder / kostgever (zoals het beschikbaar stellen van de ruimte voor de huurder en voor de kostganger ook nog de extra diensten, zoals de maaltijden)
Artikel 3 Onderhuurders, kostgangers, verhuurders en kostgevers
Gemeenten hebben de vrijheid om te bepalen wat onder een commerciële huurprijs verstaan wordt.
Kostgangers en –kostgevers zullen in de praktijk minder voorkomen, voor zover ze aan de
kostendelersnorm raken (vaak betreft het familierelaties). Een kostganger is een soort huurder-plus. De prijs moet dus meer bedragen dan de commerciële huurprijs. Als richtlijn stellen wij dat de commerciële huurprijs voor een kostganger op € 425,00 per maand komt (€ 5,00 per dag voor drie maaltijden, in totaal gaat het dan om € 150,- per maand. Samen met de huur van € 275,00). Een bedrag van €275,- per maand stellen wij als richtlijn, voor een onderhuurder, dit vindt zijn oorsprong in een uitspraak van de CRvB uit 2001, waarin een bedrag lager dan € 227,00 (in 2001 was dit 500 gulden) per maand als niet commercieel werd gezien. Dit bedrag is richtinggevend voor de gestelde
€ 275,00. Daarnaast blijkt uit de puntenberekening op de site van de huurcommissie (http://www.huurcommissie.nl/onderwerpen/huurprijs-en-punten/huurprijscheck-en-puntentelling), dat een commerciële prijs, die een verhuurder mag vragen voor 1 kamer, waarbij de huurder gebruik mag maken van een gemeenschappelijk douche/toilet/keuken wordt gesteld op € 275,00. De € 275,00 is gekoppeld aan een ruimte van ongeveer 12m2. Het aantal euro per m2 komt dan uit op € 22,91 per m2. Een ruimte van bijvoorbeeld 8 m2 met een prijs van € 183,28 kan dus ook aangemerkt worden als commerciële huur.
De bovenstaande bedragen zijn richtlijnen. Bij bepaling van een commerciële relatie blijft de individuele situatie van de bijstandsgerechtigde het uitgangspunt, waarbij gekeken wordt naar de commerciële relatie tussen huurder en verhuurder en de overeenkomst die is afgesloten.
Indien belanghebbende optreedt als verhuurder of kostgever dan dienen de inkomsten uit huur / kost te worden verrekend met de uitkering.
Naast het kunnen delen van de algemene bestaanskosten met een ander kunnen er aanzienlijke lagere algemene bestaanskosten zijn als gevolg van het ontbreken van bepaalde kosten. Bij het verlenen van bijstand, moet hier rekening mee gehouden worden. Van lagere kosten als gevolg van de woonsituatie kan sprake zijn bij de bewoning van een woning waaraan geen woonlasten zijn verbonden, bijvoorbeeld in het geval van krakers. Hiervan is echter ook sprake in geval een derde, bijvoorbeeld een onderhoudsplichtige, de woonlasten betaalt van de woning. Er wordt dan een woning bewoond waaraan voor de bijstandsgerechtigde geen woonkosten zijn verbonden. Het financiële voordeel van het niet verschuldigd zijn van woonkosten rechtvaardigt een lager bedrag aan bijstand. Bij lid 2 hoeft de belanghebbende geen huur of hypotheek te voldoen, of is de huur / hypotheek beperkt, maar heeft hij wel andere woonlasten, zoals onderhoudskosten woning of onroerendzaakbelasting.
Bij toepassing van de verlaging voor schoolverlaters is het volgende van belang. Om de verlaging te kunnen toepassen moet voldaan zijn aan de voorwaarde dat voor het onderwijs of de beroepsopleiding recht bestond op studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering 2000 (WSF 2000) of op een tegemoetkoming in de studiekosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). Van belang is dat de belanghebbende daadwerkelijk recht heeft op studiefinanciering. Dit volgt uit de bedoeling van de wetgever zoals die blijkt uit de toelichting op artikel 28 Participatiewet. Daarnaast is van belang dat de belanghebbende zijn recht op studiefinanciering ontleent aan de WSF 2000 of de WTOS.