Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit tot vaststelling van de beleidsregel re-integratie 2017 |
Citeertitel | Beleidsregel re-integratie Den Haag 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Beleidsregel tot wijziging van de Beleidsregel re-integratie 2017 |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-01-2023 | 01-01-2023 | wijziging | 17-01-2023 | RIS314312 SZW/10443685 | |
19-12-2017 | 01-07-2017 | 20-01-2023 | Onbekend | 12-11-2017 Gemeenteblad | BSW/2017.164 |
In aanvulling op de Re-integratieverordening Participatiewet Den Haag 2015 stelt het college nadere regels, in de vorm van een beleidsregel voor een concretere invulling van een aantal voorzieningen. In 2017 hebben enkele wijzigingen plaatsgevonden. Daarom wordt de beleidsregel opnieuw vastgesteld. Het gaat met name om gewijzigd beleid ten aanzien van de tegenprestatie en een aantal aanpassingen bij de definities en voorzieningen, waaronder het beleid ten aanzien van de doorlooptijden bij loonwaardemetingen. De tijdelijke no-riskpolis is komen te vervallen en vervangen door een landelijke regeling.
In 2017 is het begrip ‘arbeidsbeperkte’ gewijzigd als gevolg van de zogeheten praktijkroute. De praktijkroute is, naast de reguliere beoordeling door UWV, een extra toegang tot het doelgroepenregister van de banenafspraak. Mensen met een arbeidsbeperking die onder de doelgroep van de Participatiewet vallen, van wie op de werkplek via een gevalideerde loonwaardemethodiek is vastgesteld dat zij een loonwaarde hebben onder het wettelijk minimumloon, worden zonder beoordeling door UWV opgenomen in het doelgroepenregister en behoren tot de doelgroep banenafspraak.
In de re-integratieverordening is bepaald dat een werkzoekende een vergoeding via de werknemerscheque kan krijgen als hij aantoonbaar kosten moet maken die samenhangen met zijn re-integratie en hiervoor geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening. De kosten moeten noodzakelijk en aantoonbaar zijn, zoals bijvoorbeeld gereedschap, speciale kleding, reiskosten enzovoorts. In dit artikel wordt de maximale hoogte van de vergoeding bepaald en worden nadere regels gesteld onder welke voorwaarden de werkzoekende in aanmerking komt voor een reiskostenvergoeding of fietsverstrekking in natura.
De werkgeverscheque is een subsidievorm, die wordt ingezet bij plaatsing van niet direct bemiddelbare kandidaten bij een reguliere werkgever. Het kan gaan om individuele plaatsingen, als ook om plaatsing van groepen kandidaten. Het gaat om een forfaitair bedrag dat werkgevers kunnen gebruiken voor extra kosten die zij moeten maken bij het in dienst nemen van kandidaten, zoals bijvoorbeeld voor extra begeleiding of ter compensatie van verminderde arbeidsproductiviteit. In dit artikel worden de bedragen gespecificeerd en nadere voorwaarden gesteld.
De werkgeverscheque is vanwege de gekozen subsidievorm niet stapelbaar met de loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, sub e van de Participatiewet.
Artikel 2.3 Tegemoetkoming vakmanschap (verbijzondering werkgeverscheque)
In geval van groepsplaatsingen kan, in aanvulling op de werkgeverscheque of de loonkostensubsidie een tegemoetkoming vakmanschap verstrekt worden. Het kan hierbij gaan om vakmanschapskosten om kandidaten werknemerscompetenties aan te leren en geschikt te maken voor plaatsing op werk, als ook om kosten voor bijvoorbeeld een vakopleiding, die onvoldoende wordt vergoed door de werkgeverscheque. Het gaat hier dus niet om een tegemoetkoming in de loonkosten.
Het college kan aan de werkgever, die een jongere tot 27 jaar een leerwerkstage of leerbaan (in het kader van een beroepsbegeleidende leerweg) aanbiedt een leerwerkcheque verstrekken, als tegemoetkoming voor de (stage)vergoeding die de werkgever aan de jongere moet betalen. De doelgroep bestaat momenteel uit jongeren met een afgeronde opleiding op mbo 2-3 niveau die vanwege gebrek aan werkervaring geen werk kunnen vinden, leerlingen van het ROC Mondriaan die nog geen leerbaan hebben kunnen vinden en schoolverlaters van het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. In de hoogte van de vergoeding wordt onderscheid gemaakt in leeftijd.
Voor jongeren van 18 tot 27 jaar bedraagt de vergoeding aan de werkgever 500 euro per maand. De werkgever betaalt de jongere maandelijks 600 euro netto (incl. vakantietoeslag) en draagt loonheffing en ZVW-premie af (bij elkaar kost het de werkgever circa 700 euro tegenover een vergoeding van 500 euro). Voor jongeren van 16/17 jaar bedraagt de vergoeding aan de werkgever 300 per maand. De jongere ontvangt dan 400 euro netto per maand (inclusief vakantietoeslag).
De leerwerkcheque wordt verstrekt op basis van een leerwerkovereenkomst van zes maanden, of een beroepspraktijkovereenkomst van zes tot tien maanden. Hiermee kan worden aangesloten op de duur van het schooljaar.
Jongeren met alleen een havo- of vwo-diploma komen niet in aanmerking voor de leerwerkcheque of Startersbeurs. Van hen verwacht het college dat zij doorstuderen.
Artikel 2.5 Loonkostensubsidie en loonwaardemeting
De vaste herbeoordelingstermijnen zijn sinds 1 januari 2017 vervangen door flexibele termijnen die worden vastgesteld op basis van het ontwikkelperspectief van de werknemer. Daarnaast hebben zowel werkgever als werknemer de mogelijkheid om tussentijds een loonwaardemeting aan te vragen. In de arbeidmarktegio Haaglanden is afgesproken de volgende richtlijnen te gebruiken bij het plannen van nieuwe loonwaardemetingen:
Artikel 2.6 Forfaitaire loonkostensubsidie
Om versnelling in het plaatsingsproces te brengen en werkgevers snel een beeld te kunnen geven van de financiële gevolgen op de korte termijn, kan de gemeente Den Haag gebruik maken van de mogelijkheid om een forfaitaire loonkostensubsidie van 50 procent van het wettelijk minimumloon in het eerste half jaar van het dienstverband toe te kennen.
Werkgever en gemeente moeten het erover eens zijn dat een forfaitaire loonkostensubsidie wordt ingezet in de plaats van een loonkostensubsidie gebaseerd op een vastgestelde loonwaarde.
Nadat de forfaitaire loonkostensubsidie is verstrekt, wordt de loonkostensubsidie voortgezet, maar berekend op basis van een op de werkplek vastgestelde loonwaarde.
Artikel 2.7 Vervoersvoorzieningen
Als een kandidaat of werknemer door een ziekte of handicap niet zelfstandig kan reizen, kan de gemeente een vervoersvoorziening verstrekken. Voorbeelden zijn een aangepaste fiets, een bruikleenauto, kilometervergoedingen, regiotaxi en/of begeleidingskosten. De vervoersvoorziening in de Participatiewet wordt in Den Haag afgestemd met de vervoersvoorzieningen in de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Waar mogelijk wordt tevens aansluiting gezocht bij de vervoersvoorziening van het SW-bedrijf of het leerlingenvervoer.
In dit artikel is een aantal bedragen en voorwaarden opgenomen die zijn afgestemd op beleidsregels van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (zie onder sub a en b) en op de uitgangspunten van de vervoersvoorzieningen binnen de WMO (sub c).
In 2014 is door de vier grote steden intensief overleg gevoerd met het UWV om werkgevers een eenduidig basisaanbod aan te kunnen bieden. Afgesproken is dat de vier gemeenten het bestaande beleid van het UWV inzake de jobcoach volgen, behoudens de intensiteit van de inzet van de jobcoach die door het UWV wordt ingehuurd. Reden hiervoor is dat dit voor de gemeenten, vanwege de hoge kosten onbetaalbaar is.
In de uitwerking van het collegeakkoord is afgesproken dat in de periode 2015 tot 2019 bij de Haeghe Groep 200 beschutte werkplekken worden gerealiseerd. De opbouw van deze 200 plekken volgt het tempo van rijksfinanciering voor de begeleidingskosten. Verdere opbouw is afhankelijk van beschikbare en benodigde financiering.
Het uitgangspunt is dat het aantal arbeidsuren voldoende is om uit de uitkering te komen. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders ligt de grens op 32 uur. Voor gehuwden en daaraan gelijkgestelden geldt dit bij een volledig dienstverband. Deze norm geldt indien sprake is van kostwinnerschap, dat wil zeggen dat het moet gaan om de partner die het belangrijkste deel van het inkomen verdient en daarmee de rest van het gezin onderhoudt.
In artikel 6b van de wet wordt geregeld dat het UWV de medische urenbeperking uitvoert. Wanneer sprake is van een medische urenbeperking kan het college een beschutte werkplek aanbieden die kleiner van omvang is dan het aantal werkuren waarmee iemand uit de uitkering komt. Een beschutte werkplek van dergelijke omvang moet wel beschikbaar zijn, betrokkene moet daarom tenminste 16 uur per week in 4 dagdelen van 4 uur kunnen werken. Het dienstverband kan dus 16, 20, 24 of 28 uur zijn, wanneer sprake is van een medische urenbeperking.
De rijksregelgeving beperkt de te verstrekken loonkostensubsidie tot 70 procent. Bij een lagere loonwaarde dan 30 procent komt het verschil ten laste van de werkgever.
Artikel 3.1 Kader voor tegenprestatie en wederkerigheid
In de gemeente Den Haag wordt de wettelijke tegenverplichting ingevuld door twee instrumenten: de (vrijwillige) wederkerigheid en de tegenprestatie(eis). In eerste instantie is ervoor gekozen om klanten de mogelijkheid te geven om iets terug te doen voor je uitkering in het kader van de wederkerigheid. Dit principe van wederkerigheid wordt ingevuld door met name vrijwilligerswerk, maar ook mantelzorg, werken aan het oplossen van problemen of andere nuttige activiteiten. Deze activiteiten zijn ter bevordering van de zelfredzaamheid en om het hoogst haalbare resultaat te behalen bij de uitkeringsgerechtigde.
In artikel 3.1 lid 1 wordt de mogelijke inzet van dit principe toegelicht. Dit is uitgebreid ten opzichte van de eerdere beleidsregel. De tegenprestatie wordt nu opgelegd als de uitkeringsgerechtigde niet meewerkt aan de wederkerigheid. Deze wederkerigheid kan worden aangetoond door een bewijs van deelneming. Voor de tegenprestatie blijven de wettelijke vereisten gelden. Plaatsingen in het kader van de tegenprestatie zullen niet leiden tot verdringing van betaalde arbeidsplaatsen.
Artikel 3.2 Controle en handhaving
Vrijwilligerswerk is vrijwillig maar niet vrijblijvend. De gemeente heeft in een werkproces de controle en handhaving geregeld. Hierin is geregeld dat iedere uitkeringsgerechtigde een ontwikkelplan ondertekent, waarin wordt vastgelegd welke activiteit hij gaat doen en voor hoeveel uur per week. Het college heeft regelmatig – in ieder geval jaarlijks- met de uitkeringsgerechtigde contact om het ontwikkelplan te bespreken, en stelt indien nodig de gemaakte afspraken bij.
Het college ziet erop toe dat de werkzaamheden, in het kader van de tegenprestatie en het vrijwilligerswerk, additionele werkzaamheden betreft. Voor de werkzaamheden geldt geen resultaatverplichting, zoals bij een normale arbeidsovereenkomst. Vrijwilligerswerk is toegestaan bij instellingen en bedrijven die handelen vanuit maatschappelijk belang en niet als primair doel hebben om winst te maken, zoals bij de overheid, welzijnsinstellingen, onderwijsinstellingen, zorg- en gezondheidsinstellingen, musea en woningbouwcorporaties. De voorwaarden zijn in lijn met het protocol “Voorkomen van verdringing en werken zonder loon’ dat in 2016 met FNV en de regiogemeenten overeen is gekomen.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
uitkeringsgerechtigde: persoon, vanaf 18 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd, die algemene bijstand ontvangt ingevolge de wet, ingevolge de Wet inkomensvoorziening ouderen gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);
Het college kan in aanvulling op het eerste lid aan de belanghebbende die een re-integratietraject volgt een reiskostenvergoeding voor openbaar vervoer verstrekken, indien de belanghebbende geen andere vergoeding voor reiskosten ontvangt en er geen alternatief vervoer mogelijk is. De eigen bijdrage voor de reiskostenvergoeding bedraagt één euro per enkele reis, met een maximale eigen bijdrage van 35 euro per maand.
Het college kan aan de werkgever die een belanghebbende in dienst neemt een tegemoetkoming verstrekken indien de werkgever hiervoor extra kosten moet maken, waaronder kosten voor extra begeleiding en compensatie van tijdelijk productieverlies. De toegekende subsidie wordt door het college forfaitair verstrekt.
De hoogte van de vergoeding bedraagt 2.250 euro bij een arbeidsovereenkomst voor een periode van zes maanden, op basis van een 32-urige werkweek. Een werkgever kan maximaal twee keer voor dezelfde werknemer deze vergoeding ontvangen, indien aansluitend op het eerste contract een nieuw arbeidscontract wordt aangeboden van tenminste zes maanden.
De hoogte van de vergoeding aan de werkgever, ten behoeve personen die bij aanvang van de leerwerkstage 18 jaar of ouder zijn, bedraagt 500 euro per maand voor de duur van zes maanden, op basis van een 32-urige werkweek. De hoogte van de vergoeding aan de werkgever voor personen die bij aanvang van de leerwerkstage 16 of 17 jaar zijn, bedraagt 300 euro per maand voor de duur van zes maanden, op basis van een 32-urige werkweek.
Artikel 2.6 Forfaitaire loonkostensubsidie
Nadat het college in overleg met de werkgever van mening is dat de vaststelling van de loonwaarde van de persoon, bij aanvang van de dienstbetrekking achterwege kan blijven, bedraagt de hoogte van de loonkostensubsidie gedurende maximaal de eerste zes maanden van de dienstbetrekking 50 procent van het totale bedrag van het wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling vastgestelde vergoeding voor werkgeverslasten.
Artikel 2.7 Vervoersvoorzieningen
Het college verstrekt indien noodzakelijk kilometervergoedingen op basis van de woon- werkafstand, volgens de ANWB-routeplanner ‘snelste route’, op basis van volledige postcodes en per enkele reis afgerond naar boven. Bij het vaststellen van de hoogte van de kilometervergoeding en algemeen gebruikelijke kosten woon-werkverkeer per kilometer wordt aangesloten bij de beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen.
Het college beoordeelt in het individuele geval of een jobcoach nodig is, welk begeleidingsregime daarbij past en stemt met de werkgever en werknemer de wijze van jobcoaching af. Hierin wordt onderscheid gemaakt in een jobcoach die het college toekent aan de werknemer of een subsidieverstrekking in de vorm van een jobcoach-cheque waarmee de werkgever zelf een jobcoach regelt.
Hoofdstuk 3 Tegenprestatie en wederkerigheid
Artikel 3.1 Kader voor de tegenprestatie en wederkerigheid
Het college bevordert in het kader van wederkerigheid en ten behoeve van het ontwikkelen van eigenwaarde en maatschappelijk rendement, vrijwilligerswerk voor uitkeringsgerechtigden die niet actief zijn met re-integratie. Naast vrijwilligerswerk worden ook activiteiten zoals mantelzorg, taal, of een activiteit gericht op zorg, multiproblematiek, of schuldhulpverlening gezien als een activiteit in het kader van wederkerigheid.
Burgemeester en wethouders kunnen van de bepalingen in deze regels afwijken voor zover toepassing daarvan in individuele gevallen leidt tot een onbillijkheid van individuele aard.
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2017.
Deze beleidregel wordt bekendgemaakt door plaatsing in het digitaal gemeenteblad binnen een week na het besluit tot vaststelling ervan.
Het college van burgemeester en wethouders,
Algemeen directeur Dienst sociale zaken en werkgelegenheid
Op grond van hoofdstuk 1.6 van de mandaatregeling gemeente Den Haag (mandaatbesluit BSW/2014.291 RIS 280265)