Organisatie | Schouwen-Duiveland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening gemeente Schouwen-Duiveland 2010 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Schouwen-Duiveland 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Aanwijzingsbesluit art. 1:3 APV
Aanwijzingsbesluit art. 2:64a APV
Aanwijzingsbesluit art. 5:6 APV
Aanwijzingsbesluit art. 5:30b APV
Aanwijzingsbesluit art. 5:30d APV
Aanwijzingsbesluit art. 5:33 APV
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 15-12-2015 | Artikel 2:29, 2:34a, 2:34b, 2:34c, 2:34d en 6:2 | 31-05-2012 Wereldregio, 27-12-2013 | 19-12-13/18 | |
08-06-2012 | 01-01-2014 | Artikel 6:1 | 31-05-2012 Wereldregio, 08-06-2012 | 31-05-2012/10 | |
16-03-2012 | 08-06-2012 | Artikel 2:12 | 01-03-2012 Wereldregio, 16 maart 2012 | 01-03-2012/13 | |
01-10-2010 | 01-10-2010 | 16-03-2012 | Artikel 1:1; 1:2; 1:8; 2:1; 2:10; 2:11; 2:12; 4:16 | 30-09-2010 Ons Eiland, 07-10-2010 | 30-09-2010/10 |
30-07-2010 | nieuwe regeling | 22-07-2010 Ons Eiland, 29-07-2010 | 22-07-2010/6 | ||
01-01-2010 | 01-01-2010 | art.1:1, 1:2, 1:8, 2:1, 2:10, 2:11, 2:12, 4:16 | 30-09-2010 Ons Eiland, 07-10-2010 | 30-09-2010/10 |
De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 juni 2010;
gelet op de artikelen 147, lid 1 en 149 van de Gemeentewet;
gezien het advies van de commissie samenleving en bestuur;
overwegende wijzigingen in wet en regelgeving en ontwikkelingen binnen de samenleving aanleiding geven tot vaststelling van een nieuwe Algemene plaatselijke verordening;
vast te stellen de Algemene plaatselijke verordening (Apv) gemeente Schouwen-Duiveland 2010.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Artikel 1:7 Vergunning voor onbepaalde tijd
Artikel 1:9 Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen
Artikel 1:10 Geen positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Artikel 2:2 Optochten (gereserveerd)
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Artikel 2:4 Afwijking termijn (vervallen)
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens (vervallen)
Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen (gereserveerd)
Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d. (gereserveerd)Artikel 2:8 Dienstverlening (gereserveerd)
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2:12 Omgevingsvergunning voor het maken, hebben of veranderen van een uitweg of het gebruik daarvan veranderen
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid (gereserveerd)
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d. (gereserveerd)
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen (gereserveerd)
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn (gereserveerd)Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs (gereserveerd)
Artikel 2:26b Kermissen van algemene aard; exploitatie van gemeentewege
Artikel 2:26c Kermissen van algemene aard; exploitatie door particulieren
Artikel 2:26d Permanente kermis
Artikel 2.26e Verbod exploitatie andere kermissen
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven
Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:35 Begripsbepalingen
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Artikel 2:38a Opgave gebruikers seizoenplaatsen en permanente standplaatsen
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d. (gereserveerd)Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d. (gereserveerd)
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Artikel 2:48a Vervoer aanvalswapenen
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt‑ en kermisterrein e.d.
Artikel 2:53 Bespieden van personen (gereserveerd)
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur (gereserveerd)
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren (gereserveerd)
Artikel 2:56 Alarminstallaties (gereserveerd)
Artikel 2:57 Loslopende honden
Artikel 2:57a Verboden plaatsen voor honden
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden en paarden
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Artikel 2:61 Wilde dieren (gereserveerd)
Artikel 2:63 Duiven (gereserveerd)
Artikel 2:64 Bijen (gereserveerd)
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:66 Begripsbepalingen (gereserveerd)
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister (gereserveerd)
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht (gereserveerd)
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen (gereserveerd)
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven (vervallen – zie artikel 2:32)
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Artikel 2:74a Openlijk gebruik van drugs
Artikel 2:74b Achterlaten van attributen
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels e.d. Artikel 3:4 Seksinrichtingen
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Artikel 3:10 Sekswinkels (gereserveerd)
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Artikel 3:12 Beslissingstermijn
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten (gereserveerd)Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Artikel 4:6a Gebruik knalapparatuur
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:7 Straatvegen (gereserveerd)
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden (artikelen 4:10, 4:11 en 4:12 vervallen)
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame (gereserveerd)
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:17 Begripsomschrijving
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen (gereserveerd)Artikel 5:4 Defecte voertuigen (gereserveerd)
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen (gereserveerd)Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen (gereserveerd)
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige schepen
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
Artikel 5:30a Bedrijfsmatige recreatie te water
Artikel 5:30b Beoefening niet-gemotoriseerde watersport
Artikel 5:30c Veiligheid zwemmers
Artikel 5:30d Motorschepen en schepen op zee
Artikel 5:31 Overlast aan schepen
Artikel 5:31a Brandstofpompen op openbaar water
Artikel 5:31b Sportactiviteiten op het strand
Afdeling 7 Gemotoriseerd - en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:32 Crossterreinen (vervallen)
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Afdeling 9 Verstrooiing van as
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
Artikel 5:37 Hinder of overlast
Afdeling 10 Gebruik van gemeentewapen
Artikel 5.37a Gebruik van gemeentewapen
Hoofdstuk 6 Straf‑, overgangs‑ en slotbepalingen
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Artikel 1:7 Vergunning voor onbepaalde tijd
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegde gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
Artikel 1:9 Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval, waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, alsmede verrichtingen van vermaak op een openbare plaats, met uitzondering van:
b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;
c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d. het in een inrichting in de zin van de Drank‑ en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
f. activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:3, 2:9 en 2:39 van deze verordening.
In de gemeente bestaan 8 kermissen:
a. de kermis die jaarlijks wordt gehouden in de kern Brouwershaven, vanaf de op één na laatste zaterdag in juli tot en met de dinsdag daarna;
b. de kermis die jaarlijks wordt gehouden tijdens de Visserijdagen in de kern Bruinisse, op de derde zaterdag in juli en de daaraan voorafgaande donderdag en vrijdag;
c. de kermis die jaarlijks wordt gehouden in de kern Haamstede, op de eerste zaterdag in augustus en de daaraan voorafgaande donderdag en vrijdag;
d. de kermis die jaarlijks wordt gehouden in de kern Renesse, vanaf de vrijdag voorafgaande aan de laatste zaterdag in juli tot en met de daaropvolgende woensdag en met uitzondering van de zondag;
e. de kermis die jaarlijks wordt gehouden in de kern Zierikzee, op de eerste zaterdag van augustus en de daarop volgende maandag tot en met donderdag;
f. de kermis die jaarlijks wordt gehouden tijdens de Paardenmarkt in de kern Zierikzee, op de woensdag voor de eerste donderdag in juni tot en met de zaterdag daarna;
g. de kermis die jaarlijks wordt gehouden in de kern Nieuwerkerk;
h. de overdekte, permanente kermis op de begane grond van het gebouw van de speelautomatenhal, gevestigd aan het adres Hogezoom 182 te Renesse.
Artikel 2:26b Kermissen van algemene aard; exploitatie van gemeentewege
De in artikel 2:26a onder a en c tot en met f genoemde kermissen zijn van algemene aard. Het college stelt regels vast over de tijden dat de kermissen voor het publiek geopend zijn. Het college bepaalt het aantal en de soort van de te plaatsen attracties. Deze kermissen worden geëxploiteerd door of namens de gemeente.
Artikel 2:26c Kermissen van algemene aard; exploitatie door particulieren
De in artikel 2:26a onder b en g genoemde kermissen zijn van algemene aard. Het college stelt regels vast over de tijden dat de kermissen voor het publiek geopend zijn. Deze kermissen worden geëxploiteerd door particulieren. De burgemeester verleent een evenementenvergunning voor deze kermissen.
Afdeling 8. Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.
b. terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf
Bij de toepassing van de in het vierde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
Het is de houder van een horecabedrijf, niet-zijnde een paracommercieel rechtspersoon, verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en daar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 3.00 uur en 7.00 uur, onder de beperking dat vanaf 2.30 uur geen bezoekers meer worden toegelaten.
Deze beperking geldt niet van 1 januari tot en met 15 april en van 15 september tot en met 31 december.
Deze beperking geldt voorts niet voor snackbedrijven, waaronder – uitsluitend voor de toepassing van dit artikel – moet worden verstaan: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig uitsluitend of in hoofdzaak spijzen in de vorm van snacks voor directe consumptie worden bereid en verstrekt.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, is het een paracommercieel rechtspersoon als bedoeld in
artikel 2:34b, lid 2 verboden het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben en daar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 1.00 uur en 7.00 uur. Dit verbod is eveneens van toepassing op de houder van een horecabedrijf dat is gelegen op het strand.
In afwijking van het bepaalde in de vorige leden, is het de houder van een horecabedrijf en een paracommercieel rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:34b, verboden het bij dit horecabedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden voor bezoekers geopend te hebben en daar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 0.00 uur en 07.00 uur, met dien verstande dat dit verbod voor een paracommercieel rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:34b, lid 1a op zaterdag en zon- en feestdagen geldt vanaf 20.00 uur.
Dit verbod geldt voor horecabedrijven als bedoeld in het eerste lid, voor zover die horecabedrijven zijn gelegen in de kern Renesse, tussen 2.00 uur en 7.00 uur.
De burgemeester kan met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen ontheffing verlenen van het verbod vervat in het tweede en derde lid. In de ontheffing wordt de incidentele festiviteit vermeld alsmede de dag waarop de ontheffing geldt. De ontheffing kan worden verleend tot uiterlijk 3.00 uur, onder de beperking dat vanaf 2.30 uur geen bezoekers meer worden toegelaten.
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.
Afdeling 8a Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen
Een paracommercieel rechtspersoon die zich voornamelijk richt op het organiseren van activiteiten van sportieve aard, niet-zijnde de beoefening van de voetbalsport, kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf twee uur voor de aanvang tot twee uur na afloop van de activiteiten die worden uitgeoefend, doch niet eerder dan 12.00 uur en tot uiterlijk 24.00 uur.
Dorps- en gemeenschapshuizen, geëxploiteerd door een paracommercieel rechtspersoon en overige paracommerciële rechtspersonen, kunnen alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf twee uur voor de aanvang tot twee uur na afloop van de activiteiten die worden uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon, doch uiterlijk tot 1.00 uur.
Artikel 2:34c Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven
De burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet voorschriften verbinden.
Artikel 2:34d Verbod “happy hours”
Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daarvoor gewoonlijk wordt gevraagd.
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
De exploitant of feitelijk leidinggevende van een inrichting is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat ingericht is volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Artikel 2:38a Opgave gebruikers seizoenplaatsen en permanente standplaatsen
Het gestelde in artikel 2:38, uitsluitend voorzover het betreft het verstrekken van de dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek, is niet van toepassing op gebruikers van seizoenplaatsen of voor gebruikers van permanente standplaatsen. De exploitant of de feitelijk leidinggevende van de inrichting is verplicht van die gebruikers jaarlijks aan de burgemeester opgave te doen van naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats en betrekking, en wel:
a. vóór 1 maart van elk jaar voor wat betreft gebruikers van seizoenplaatsen, niet-zijnde een permanente standplaats;
b. vóór 1 januari van elk jaar voor wat betreft gebruikers van permanente standplaatsen.
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
a. speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen vergunning is verleend;
b. speelgelegenheden waarvoor de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen;
c. speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
De burgemeester weigert de vergunning:
a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;
b. indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
In dit artikel wordt verstaan onder:
a. wet: de Wet op de kansspelen;
b. speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de wet;
c. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de wet;
d. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de wet;
e. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de wet.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
b. met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
a. op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
b. zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Het college is bevoegd de verboden van het eerste, tweede en derde lid mede van toepassing te verklaren op het gebruiken van alcoholvrije dranken, het bij zich hebben van aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholvrije dranken en het vervoeren van flessen en glazen met alcoholvrije dranken.
Artikel 2:48a Vervoer aanvalswapenen
Het is verboden op een openbare plaats, die deel uit maakt van een door het college aangewezen gebied, een of meer voorwerpen te vervoeren of bij zich te hebben, die kennelijk als aanvalswapen zijn bedoeld.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling,openbare toiletgelegenheid of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien:
a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek;
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt‑ en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:57 Loslopende honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
a. binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is;
b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
c. op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen;
d. op een voor recreatief gebruik opengesteld gedeelte van de zeedijk, strand, duin, bos of ander natuurterrein, speel- of ligweide, in zee of op een ander voor recreatief gebruik bestemd terrein zonder dat die hond aangelijnd is;
Artikel 2:57a Verboden plaatsen voor honden
Het college kan gedeelten van de gemeente of bepaalde plaatsen, waar zich schapen bevinden, aanwijzen waar het de eigenaar of houder van een hond verboden is die hond te laten verblijven of te laten lopen, zonder dat die hond is aangelijnd en hij deze voldoende in zijn macht heeft.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden en paarden
De eigenaar of houder van een hond of een paard is verplicht ervoor te zorgen dat die hond of dat paard zich niet van uitwerpselen ontdoet:
a. op een gedeelte van de weg dat bestemd is of mede bestemd voor het verkeer van voetgangers;
b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;
c. op een voor recreatief gebruik opengesteld gedeelte van de zeedijk, strand, duin, bos of ander natuurterrein of op een ander voor recreatief gebruik bestemd terrein;
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:
a. anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;
b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn‑ en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:
b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, of
c. aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Het is verboden te vliegeren met vliegers, bestuurd door twee of meer lijnen, op door het college aangewezen gedeelten van een voor recreatief gebruik opengesteld gedeelte van de zeedijk, alsmede van gedeelten van strand, duin, bos of andere natuurterreinen, speel- of ligweiden, of andere voor recreatief gebruik bestemde terreinen.
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 274a Openlijk gebruik van drugs
Het is verboden op een openbare plaats middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te treffen of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2:74b Achterlaten van attributen
Het is verboden om injectiespuiten of onderdelen daarvan zoals naalden, reservoirs, zuigers en dergelijke of daarop gelijkende voorwerpen op een openbare plaats dan wel in afvalbakken achter te laten, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zulks is geschied om afstand van dat voorwerp te doen.
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel
2:1 (samenscholing en ongeregeldheden)
2:10 (voorwerpen op of aan de weg)
2:11 (aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg)
2:16 (openen straatkolken en dergelijke)
2:21 (voorzieningen voor verkeer en verlichting)
2:47 (hinderlijk gedrag op openbare plaatsen)
2.48a (vervoer aanvalswapenen)
2:49 (verboden gedrag bij of in gebouwen)
2:50 (hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten)
2:73 (bezigen van consumentenvuurwerk) of
5:34 (verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken)
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Met het oog op de in artikel 3:13 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk, kan het bevoegd bestuursorgaan:
a. tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;
b. van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. Besluit:het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
b. inrichting:inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;
c. houdervaneeninrichting:degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
d. collectievefestiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
e. incidentelefestiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;
f. gevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
g. gevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;
h. gevoelige objecten: gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen;
i. onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt;
j. langtijdgemiddeld beoordelingsniveau: L(Ar,LT) het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (hierna: Hmri);
k. maximaal geluidsniveau: LAmax maximaal geluidsniveau gemeten in de meterstand «F» of «fast», als vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Hmri;
l. bedrijfsduurcorrectie: correctie als bedoeld in de Hmri zijnde de logaritmische verhouding tussen de tijdsduur dat de geluidsbron gedurende de beoordelingstijd in werking is en de duur van die beoordelingsperiode;
m. gevel: gevel als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 1b, vijfde lid van de Wet geluidhinder.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening – uiterlijk om 24.00 uur te worden beëindigd. In afwijking hiervan dient de festiviteit om 01.00 uur te worden beëindigd als de dag volgend op de festiviteit is gelegen in het weekend of een algemeen erkende feestdag betreft.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten, waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening – uiterlijk om 24.00 uur beëindigd. In afwijking hiervan dient de festiviteit om 01.00 uur te worden beëindigd als de dag volgend op de festiviteit is gelegen in het weekend of een algemeen erkende feestdag betreft.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Voor de duur van 10 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer‑ of vaartuigen of onderdelen daarvan;
b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;
d. mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
a. meststoffen: meststoffen als bedoeld in artikel 1 van de Meststoffenwet;
b. emissiearm aanwenden: gebruiken van meststoffen op de wijze die is aangegeven in de bij het Besluit gebruik meststoffen behorende bijlage II, met dien verstande echter dat onder 3, punt a onder 2e gelezen moet worden:”tijdens het uitrijden van de mest deze gelijktijdig wordt ondergewerkt”;
Onverminderd het bepaalde in het Besluit gebruik meststoffen is het verboden op gronden meststoffen uit te rijden, op te brengen, te doen uitrijden of te doen opbrengen op zondag en op de volgende feest- en gedenkdagen: Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Koninginnedag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste en tweede Kerstdag.
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan:
Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:
a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;
b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een dezer voertuigen; dan wel
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
a. langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
b. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:14 Begripsbepalingen
Onder venten wordt niet verstaan:
a. het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;
c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht
Het college houdt de aanvraag om een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist, tot de dag waarop op de aanvraag om de vergunning Wet milieubeheer is beslist.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een schip, op, in, of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde telecommunicatieverordening.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige schepen
Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een schip op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:
a. nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een schip aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:30a Bedrijfsmatige recreatie te water
Met schepen bestemd of gebezigd voor het bedrijfsmatig vervoer van 12 of minder personen buiten de bemanning mag niet worden gevaren op de binnenwateren als bedoeld in artikel 1, lid 1 onder c van de Binnenvaartwet voorzover gelegen binnen de gemeente Schouwen-Duiveland, tenzij wordt voldaan aan de regelen gesteld door een door de Inspectie van Verkeer en Waterstaat erkend classificatiebureau en het schip is voorzien van een geldig “Certificaat van onderzoek” van dat bureau.
Artikel 5:30b Beoefening niet-gemotoriseerde watersport
Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van een beroep of bedrijf niet-gemotoriseerde schepen, daaronder begrepen een kano, een kajak, een roeiboot, een rubberboot en een luchtbed, vanaf het strand of het water voor onmiddellijk gebruik in het openbaar water te exploiteren dan wel in de uitoefening van een beroep of bedrijf activiteiten op het gebied van de beoefening van niet-gemotoriseerde watersport te organiseren.
Artikel 5:30c Veiligheid zwemmers
Het is verboden zich met een schip te bevinden in ten behoeve van de zwemsport afgezette - of gemarkeerde watergedeelten.
Artikel 5:30d Motorschepen en schepen op zee
Onverminderd het bepaalde in artikel 5:30c is het verboden zich met een motorschip – daaronder begrepen een snelle motorboot als bedoeld in artikel 1.01, onderdeel A.17 van het Binnenvaartpolitiereglement (Bpr) – te bevinden in het openbaar water, gelegen binnen 100 meter van de laagwaterlijn, behoudens de tijd die redelijkerwijs benodigd is voor het te water laten van het motorschip, het zich vervolgens direct begeven buiten de 100 meter van de laagwaterlijn, aldaar te varen en terug te varen naar de kant.
Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van een beroep of bedrijf motorschepen – daaronder begrepen een snelle motorboot als bedoeld in artikel 1.01, onderdeel A.17 van het Binnenvaartpolitiereglement – en schepen vanaf het strand of het water voor onmiddellijk gebruik in het openbaar water te exploiteren dan wel in de uitoefening van een beroep of bedrijf activiteiten op het gebied van de gemotoriseerde watersport te organiseren.
Artikel 5:31a Brandstofpompen op openbaar water
Het is verboden zonder vergunning van het college een gelegenheid voor de verkoop van brandstof ten behoeve van schepen te hebben, toe te laten, te wijzigen of uit te breiden op een schip, dat zich in openbaar water bevindt.
Afdeling 7 Gemotoriseerd - en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met een fiets, een paard of een bespannen wagen of kar dan wel een onbespannen wagen of kar die wordt voortgetrokken door een vlieger, bestuurd door twee of meer lijnen of door een zeil.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:
a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die zijn gelegen binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet:
a. op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
b. binnen de bij of krachtens een provinciale verordening aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als "toestel";
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Het verbod geldt niet voorzover het betreft:
a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;
c. vuur voor koken, bakken en braden, voorzover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.
Afdeling 9 Verstrooiing van as
Artikel 5:35 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Afdeling 10 Gebruik van gemeentewapen
Artikel 5:37a Gebruik van gemeentewapen
Het is verboden, in andere gevallen dan waarin de Auteurswet 1912 van toepassing is, zonder toestemming van het college, het gemeentewapen of de wapens van de voormalige gemeenten op Schouwen-Duiveland, voor commerciële of andere doeleinden te voeren, aan te wenden of te gebruiken.
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.