Organisatie | Borsele |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2018. |
Citeertitel | Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2018. |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën en economie |
Geen
artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b van de Gemeentewet
Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Borsele 2013
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | 01-01-2019 | nieuwe regeling | 07-12-2017 Gemeenteblad, d.d. 15-12-2017, 221302 | Raadsvergadering 07-12-2017, B13 |
Besluit van de raad der gemeente Borsele tot vaststelling van de verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2018.
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 november 2017;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b van de Gemeentewet;
Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2018.
Zijn op grond van het bepaalde in het voorgaande leden twee of meer personen belastingplichtig, dan zijn allen hoofdelijk voor de verschuldigde belasting aansprakelijk, met dien verstande dat voldoening van de belasting door één der belastingschuldigen de anderen van de verplichting tot betaling bevrijdt.
De precariobelasting wordt geheven, bepaald en berekend aan de hand van het bepaalde in artikelen 6, 7 en 8 van deze verordening.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en bepalingen omtrent aanvang en einde van de belastingplicht in de loop van het tijdvak
Indien de precariobelasting, als bedoeld in artikel 7, lid 1, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
De belasting genoemd onder artikel 7, lid 2 wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 10 Termijn van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, bedoeld in artikel 9, eerste lid worden betaald in 2 gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.
In afwijking van het eerste lid geldt, in het geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 10.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande, dat het aantal termijnen tenminste vier en ten hoogste negen bedraagt. De eerste termijn vervalt een maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van staangeld.