Organisatie | Geertruidenberg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsnota Participatiewet 2015 |
Citeertitel | Beleidsnota Participatiewet 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-05-2015 | Nieuwe regeling | 26-03-2015 | Onbekend |
een vervolg op de in december 2013 vastgestelde Visienota Participatiewet
2. Wetswijzigingen per 1 januari 2015 .......... 4
3. Kernpunten uit de eerder vastgestelde Visienota Participatiewet .......... 6
4. Concretisering van de visie op de uitvoering van de Participatiewet en de Wet sociale werk- voorziening (inclusief toekomst WAVA) .......... 8
5. Uitgangspunten bij een aantal concrete onderwerpen .......... 10
In december 2013 stelden de gemeenteraden van de zes Dongemond gemeenten de “Visienota Participatiewet, de springplank naar zelfstandigheid” vast.
De visienota bevat een beschrijving van het proces dat in Nederland werd doorlopen om te komen tot grote veranderingen in de sociale zekerheid. Met de inmiddels aangenomen Participatiewet wil de regering bereiken dat een groter aantal burgers met arbeidsbeperkingen toch kan meedoen op de arbeidsmarkt.
Belangrijke wijzigingen zijn dat de instroom in de Wsw stopt, terwijl de Wajong slechts toegankelijk blijft voor mensen die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn.
De Wet werk en bijstand verdwijnt en gaat op in de Participatiewet. Daar komen ook de mensen onder te vallen die voorheen in de Wsw of in de Wajong zouden komen. Uitgezonderd daarvan zijn degenen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn; zij blijven recht houden op Wajong.
De Visienota geeft op verschillende onderdelen de richting weer waarop de Dongemond gemeenten de Participatiewet gestalte gaan geven.
Uitgangspunt is dat iedereen mee moet kunnen doen binnen onze samenleving.
Op het moment van vaststelling van de visienota was het voorstel voor de invoeringswet Participatiewet nog in behandeling bij de Tweede Kamer. De visienota werd dus vastgesteld voordat de wet definitief was.
De parlementaire behandeling heeft geleid tot enkele aanpassingen in de wet.
Een belangrijke wijziging is dat de wetgever heeft bepaald dat personen die al een Wajong-uitkering ontvangen, ook na invoering van de Participatiewet hun Wajong-uitkering houden.
De huidige groep Wajong-ers met arbeidsvermogen komt dus na 1 januari 2015 niet over naar de gemeente. Voor hen blijft UWV verantwoordelijk.
In de Visienota staat dat een aantal punten nader uitgewerkt zal worden. Dat gebeurt met deze beleidsnota.
Hoofdstuk 2. Wetswijzigingen per 1 januari 2015
Op 1 januari 2015 treedt een aantal wetswijzigingen in werking. Deze hebben grote invloed op de sociale zekerheidsregelingen die de gemeente uitvoert.
Belangrijke wetten die op 1 januari 2015 in werking treden zijn:
Uiteindelijk leiden deze wetten gezamenlijk tot de Participatiewet, die vanaf 1 januari 2015 in de plaats komt van de Wet werk en bijstand (WWB).
Met deze wet wil de wetgever komen tot een vereenvoudiging van verstrekkingen van bijdragen in de kosten van kinderen. Van de tien bestaande regelingen blijven er vier over:
De overige regelingen verdwijnen of gaan op in andere regelingen. De wijzigingen maken de regelingen eenvoudiger en zorgen ervoor dat werken meer loont.
De wijzigingen betekenen onder meer dat de aanvulling van 20 procent verdwijnt voor alleenstaande ouders in de WWB, IOAW en IOAZ. De uitkeringshoogte van alleenstaande ouders is in het vervolg gelijk aan die van een alleenstaande.
De alleenstaande ouderkorting vervalt op 1 januari 2015. Deze kan dus niet meer te worden verrekend met de uitkering.
De alleenstaande ouders krijgen via de Belastingdienst voortaan een extra kindgebonden budget (de zogeheten alleenstaande ouderkop) als zij geen toeslagpartner hebben.
Deze wet brengt een groot aantal wijzigingen aan in onder andere de WWB. De belangrijkste wijzigingen zijn:
Het kabinet Rutte-Asscher paste het eerdere wetsvoorstel Wet Werken Naar Vermogen aan tot de Participatiewet.
Er is overigens geen sprake van een wetsvoorstel Participatiewet, maar van de Invoeringswet Participatiewet. Deze invoeringswet wijzigt een groot aantal wetten, waaronder de WWB, de Wsw en de Wajong. Met de invoeringswet wordt de citeertitel van de WWB gewijzigd in Participatiewet.
De oorspronkelijk insteek van de WWNV / Participatiewet was om de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een gedeelte van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) samen te brengen in één wet.
Gedurende het wetgevingsproces zijn er echter de nodige wijzigingen aangebracht in de definitieve wet, waardoor dit oorspronkelijke plan is afgezwakt.
Voor de Wajong heeft de invoeringswet Participatiewet de volgende gevolgen:
De Participatiewet betekent dat jongeren met een arbeidsbeperking die nog wel arbeidsvermogen hebben geen Wajong meer krijgen. Deze groep zal voor uitkering en ondersteuning bij re-integratie onder de Participatiewet en dus onder de verantwoordelijkheid van de gemeente gaan vallen. Voor het recht op uitkering gelden de voorwaarden voor een bijstandsuitkering: er vindt een vermogenstoets plaats en het inkomen van de partner wordt meegenomen. Daarnaast geldt bij vaststelling van de uitkering de berekening van de kostendelersnorm.
Voor Geertruidenberg is de inschatting dat het om ongeveer 8 personen per jaar gaat. Dit zijn mensen die nog arbeidsvermogen hebben en dus vanaf 1 januari 2015 niet meer kunnen instromen in de Wajong. Niet al deze personen zullen recht zullen hebben op een uitkering Participatiewet. Maar ook als er geen recht op uitkering is, heeft de gemeente wel de re-integratieverantwoordelijkheid voor deze groep.
Voor de Wet sociale werkvoorziening betekent de Invoeringswet Participatiewet dat er vanaf 1 januari 2015 geen nieuwe instroom mogelijk is. Voor personen die op 31 december 2014 een Wsw-dienstbetrekking hebben, geldt dat hun huidige rechten blijven gelden.
Deze groep behoudt hun Wsw-dienstverband waarop de Wsw-CAO van toepassing is. De invoering van de Participatiewet heeft voor hen geen gevolgen.
Nieuwe instroom in de Wsw is vanaf 1 januari 2015 niet langer mogelijk. Dit bekent ook dat personen met een Wsw-indicatie die op de wachtlijst staan, geen Wsw-dienstverband meer kunnen krijgen.
De Participatiewet kent wel een participatievoorziening beschut werk. Deze voorziening kan worden ingezet voor degenen die alleen in een beschutte omgeving, onder aangepaste omstandigheden, kunnen werken. Deze nieuwe voorziening beschut werk valt niet onder de Wsw en hierop is de Wsw-CAO daarom niet van toepassing.
Gevolg van de stop op de instroom van de Wsw is dat er een uitstroominstrument voor personen met een arbeidsbeperking wegvalt. Het doel van de participatiewet is ook dat deze doelgroep meer dan nu het geval is een dienstbetrekking krijgt bij een reguliere werkgever. In de stukken rond de P-wet staat dat er 30.000 mensen een beschutte arbeidsplaats kunnen krijgen.
Het zal extra inspanning vragen om voor deze groep werk te vinden op de reguliere arbeidsmarkt. Ter ondersteuning hiervan zijn in het sociaal akkoord afspraken gemaakt over extra banen voor deze doelgroep. De werkgevers hebben toegezegd 100.000 vacatures open te stellen tot 2026 voor mensen met een arbeidsbeperking. De overheid stelt daarnaast 25.000 vacatures open.
Hoofdstuk 3. Kernpunten uit de eerder vastgestelde Visienota Participatiewet
Met de vastgestelde Visienota Participatiewet gaf de gemeenteraad de richting aan voor de vormgeving van de Participatiewet. Hieronder een samenvatting van de kernpunten uit de visienota:
Wat verstaan we onder participatie?
In het kader van de P-wet verstaan we onder participatie primair de participatie op de arbeidsmarkt. Ondersteuning richt zich dan ook in eerste instantie op vergroting van de kansen op de arbeidsmarkt. Als participatie op de arbeidsmarkt nog niet mogelijk is, dan vindt alleen ondersteuning plaats als dit beschouwd kan worden als eerste stap richting de arbeidsmarkt. Als het primaire doel maatschappelijke participatie is, dan wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de instrumenten die in het kader van het reguliere Welzijnsbeleid of de Wmo beschikbaar zijn.
Voor de indeling van het cliëntenbestand zullen de zes Dongemond gemeenten gebruik maken van de participatieladder.
Verantwoordelijkheid voor participatie
De burger is primair zelf verantwoordelijk voor de voorziening in zijn bestaanskosten. Indien een beroep op uitkering wordt gedaan, is het de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om door middel van een betaalde baan weer uitkeringsonafhankelijk te worden. Indien de cliënt deze verantwoordelijkheid niet zelf kan nemen, wordt hij hierin ondersteund. Een cliënt die de verantwoordelijkheid niet wil nemen, zal de consequenties hiervan ondervinden door een verlaging van of (tijdelijke) uitsluiting uit de uitkering.
Indien een beroep op uitkering onvermijdelijk is, is het de primaire verantwoordelijkheid van de cliënt om naar vermogen een tegenprestatie te leveren voor zijn uitkering.
De werkgeversbenadering op lokaal niveau zal worden vormgegeven via WerkLink. De individuele gemeenten kunnen ook contacten leggen met werkgevers. WerkLink en de individuele gemeenten stemmen dit onderling af. De benadering van werkgevers die het lokale niveau overschrijden, zal binnen de arbeidsmarktregio vormgegeven worden.
Om een werkgever te bewegen om een persoon met een arbeidsbeperking in dienst te nemen, is een maatwerk aanpak nodig. Hierbij wordt beoordeeld welke instrumenten in een concreet geval ingezet moeten worden om de arbeidsgehandicapte aan een baan te helpen. Hierbij kunnen verschillende instrumenten zoals proefplaatsing, loonkostensubsidie, no-riskpolis, werkplekaanpassing en begeleiding ingezet worden. Het uiteindelijke doel is om de arbeidsgehandicapte duurzaam aan het werk te krijgen.
Bezien in hoeverre social return effectief vormgegeven kan worden in opdrachtverlening aan bedrijven en bij subsidieverlening aan organisaties. Als gemeenten een voorbeeldfunctie vervullen bij het werk bieden aan arbeidsgehandicapten.
Preventie dient een belangrijk rol te spelen in de Participatiewet. Zo veel mogelijk dient voorkomen te worden dat een beroep op een uitkering wordt gedaan. Dit betekent dat al voorafgaand aan de toekenning van een uitkering actief wordt ingezet op het voorkomen van een beroep op een uitkering.
Misbruik en oneigenlijk gebruikt van uitkeringen dient te worden voorkomen en te worden bestreden. Hierbij is zowel aandacht voor preventieve- als voor repressieve maatregelen.
Ten aanzien van schending van de inlichtingenplicht wordt een strikte aanpak gehanteerd. De cliënt zal de gevolgen van zijn handelen direct voelen en er is sprake van een strikt invorderingsbeleid.
Het handhavingsbeleid zal in een later stadium verder worden uitgewerkt in een handhavingsplan.
Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat de dienstverlening zo dicht mogelijk bij de burger plaatsvindt, Het credo hierbij is: “lokaal waar het kan, (sub)regionaal waar het moet”.
Daarbij kijken we naar het belang van de cliënt, de voordelen van het collectieve en de vrijheden voor het lokale.
Op welke schaal de uitvoering concreet gaat plaatsvinden, komt in deze visienota nog niet aan de orde. Dit wordt in een latere fase uitgewerkt. Dat geldt ook voor de vraag wie de mensen met arbeidsbeperkingen gaat bemiddelen en begeleiden.
Wij zullen op korte termijn een keuze maken welke van de scenario’s 2, 3 en 4 we nader willen laten uitwerken. We zullen WAVA bij deze uitwerking betrekken. Op dit moment worden door Iroko de kosten van deze 3 scenario’s doorgerekend.
Hoofdstuk 4. Concretisering van de visie op de uitvoering van de Participatiewet en de Wet sociale werkvoorziening (inclusief toekomst WAVA)
In de Visienota Participatiewet (pag. 44) staat dat een aantal concrete onderwerpen nader zal worden uitgewerkt In paragraaf 5 gaan we dieper op deze punten in.
De Visienota zegt het volgende over de uitvoering van de P-wet:
Bij de uitvoering van de P-wet is er sprake van vijf belangrijke onderdelen:
Over de opzet en de rol van het regionaal Werkbedrijf in de arbeidsmarktregio West-Brabant is op dit moment nog geen definitieve duidelijkheid. Het is de wens van de colleges dat het Werkbedrijf een netwerkorganisatie wordt en aanhaakt bij het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid (RPA) West-Brabant. De concrete werkgeversbenadering zal daarbij plaatsvinden vanuit vier of vijf subregionale eenheden, waardoor de werkgeversbenadering een meer persoonlijk karkater houdt en zichtbaar blijft. Eén daarvan is er dan voor de zes Dongemond gemeenten, zijnde WerkLink (op dit moment is nog niet duidelijk of deze naam ook behouden zal blijven).
De werkgeversorganisaties en vakbonden, die ook deelnemen in het Werkbedrijf, willen echter een zelfstandig kantoor opzetten van waaruit het regionaal Werkbedrijf opereert. De gesprekken hierover tussen gemeenten, werkgevers en vakbonden zijn nog niet afgerond. Ook het UWV en onderwijsinstellingen zijn bij het Werkbedrijf betrokken.
Op 21 oktober werd bekend dat het Rijk elke arbeidsmarktregio € 1 miljoen verstrekt voor het opzetten van de werkbedrijven.
In voorbereidende gesprekken gaven de Dongemond gemeenten aan de werkzaamheden concreet als volgt te willen uitvoeren:
Waar het gaat om de Wet sociale werkvoorziening noemden de Dongemond gemeenten in de voorbereidende gesprekken de volgende uitgangspunten:
In de Visienota Participatiewet staat dat drie scenario’s voor de toekomstige uitvoering van de Wsw verder worden uitgewerkt en met elkaar worden vergeleken. Op basis daarvan kan dan besluitvorming plaatsvinden over de toekomstige uitvoering van de Wsw.
Een aantal gemeenten besloot dat een groter aantal scenario’s onderzocht moet worden.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten hebben de gemeenten aan Iroko BV opdracht gegeven een doorrekening te maken van deze drie scenario’s. De rapportage van Iroko wordt in het eerste kwartaal 2015 verwacht. Het college zal de gemeenteraad informeren over de uitkomsten van het onderzoek.
Hoofdstuk 5. Uitgangspunten bij een aantal concrete onderwerpen
De Visienota Participatiewet noemt een aantal onderwerpen (pag. 44) die in een vervolgnota aan de orde moeten komen. Hieronder volgt een opsomming van deze punten, waarbij het standpunt van het college gearceerd wordt weergegeven:
Wie gaan de klanten van de gemeenten bemiddelen naar werkgevers?
De reguliere klanten met een uitkering dienen zelf een baan te vinden. In een plan van aanpak met elke klant leggen we deze afspraak vast. Bemiddeling en begeleiding bieden we uitsluitend aan degenen die zelf niet in staat zijn een baan te verkrijgen, maar die wel 100% van het WML (minimumloon) kunnen verdienen. Dit doen onze eigen klantmanagers van de Gemeentewinkel, afdeling sociale zaken.
Klanten die nog te ver van de arbeidsmarkt vandaan staan, gaan onze klantmanagers bemiddelen richting vrijwilligerswerk of ze zetten voor hen het middel ‘tegenprestatie’ in.
Wie bemiddelt de klanten met arbeidsbeperkingen?
De klanten met arbeidsbeperkingen worden geplaatst bij werkgevers en voor hen wordt loonkostensubsidie ingezet. WerkLink zoekt passende banen voor deze categorie klanten. Het plaatsen en begeleiden willen we ook onderbrengen bij WerkLink. Daarvoor is het noodzakelijk dat de formatie van WerkLink wordt uitgebreid en dat WerkLink bijvoorbeeld jobcoaches kan inzetten. Met WerkLink zullen we hiervoor een nieuwe overeenkomst opstellen. Voordat we dit doen, dient er eerst duidelijk te zijn over de taken van het regionale Werkbedrijf.
Hoe wordt vastgesteld wie tot de doelgroep behoort om te gaan werken met het inzetten van loonkostensubsidie?
Het UWV zal bepalen welke klanten niet in staat zijn het WML te verdienen. De gemeenten kunnen kandidaten hiervoor voordragen aan het UWV. Als blijkt dat klanten niet het WML kunnen verdienen, worden ze opgenomen in het zogenaamde doelgroepenregister. Uitsluitend de personen die daar in staan, tellen mee als te plaatsen personen voor de 100.000 banen die de werkgevers beschikbaar zullen stellen tot 2026.
In het doelgroepenregister zitten op dit moment reeds de huidige Wajong-ers met gedeeltelijk arbeidsvermogen. Hier worden de mensen aan toegevoegd die nu op de wachtlijst Wsw staan. Deze groepen hebben prioriteit bij het bemiddelen en plaatsen op de beschikbaar te stellen vacatures.
Hoe wordt het arbeidsvermogen van de klant vastgesteld?
Het arbeidsvermogen van de personen die niet het WML kunnen verdienen zal mede afhankelijk zijn van de functie die de betreffende persoon gaat vervullen. Het regionaal Werkbedrijf zal een instantie aanwijzen die in de regio West-Brabant het arbeidsvermogen gaat vaststellen. Er zijn verschillende partijen die hiervoor een aanbod hebben, zoals het UWV, maar ook WAVA heeft daarvoor een methode (deze methode wordt momenteel gevalideerd). Het regionaal Werkbedrijf zal een keuze maken.
Gaan de gemeenten beschutte arbeid aanbieden?
Het aanbieden van beschut werk is een zogenaamde ‘kan-bepaling’. Gemeenten zijn vrij om deze voorziening al dan niet in te zetten. Als gemeenten dit willen, dient eerst bij het UWV een indicatieverklaring te worden opgevraagd. Beschut werk is bedoeld voor mensen met een arbeidsvermogen van ongeveer 30%. Het is een dure voorziening, omdat de kosten van het inzetten van beschut werk meestal hoger zijn dan de opbrengsten. Daarom zullen we er terughoudend mee omgaan. Ook gaan we onderzoeken welke mogelijkheden er zijn, naast WAVA, om beschut werk in te zetten. We zullen nagaan of er bijvoorbeeld ook combinaties met arbeidsmatige dagbesteding denkbaar zijn. Duidelijk mag zijn dat in de regio Dongemond niet gekozen wordt voor de variant waarbij beschut werken volledig wordt ondergebracht bij dagbesteding.
Hoeveel consulenten hebben de gemeenten nodig voor de bemiddeling?
De komst van de Participatiewet zal ten aanzien van bemiddeling niet leiden tot veranderingen in de personeelsformatie. We gaan de mensen met arbeidsbeperkingen, die geplaatst gaan worden met loonkostensubsidie, immers niet zelf begeleiden. Uiteraard kunnen er wel formatieve gevolgen ontstaan, wanneer het uitkeringsbestand sterk zou stijgen. Dat staat los van de invoering van de Participatiewet.
Wat is de afstemming tussen de gemeenten en WerkLink?
De samenwerking tussen de gemeenten en WerkLink is het afgelopen jaar sterk gegroeid. De medewerkers van de gemeenten en WerkLink hebben wekelijks overleg en informeren elkaar over vacatures. WerkLink heeft de taakstelling voor 2014 reeds overschreden. De totale doelstelling bedroeg namelijk 194 plaatsingen (Geertruidenberg 16), het resultaat was 257 plaatsingen (Geertruidenberg 12 in week 50 van 2014 met nog 2 te verwachten plaatsingen, waardoor het resultaat op 14 zou komen). Hiermee blijft Geertruidenberg in 2014 wat achter bij het totale beeld voor WerkLink, waarbij dient opgemerkt dat in voorgaande jaren het doelstelling voor Geertruidenberg steeds ruimschoots is behaald.
De gemeenten willen daarom deze samenwerking in 2015 voortzetten en extra taken onderbrengen bij WerkLink.
In Geertruidenberg wordt vooralsnog niet deelgenomen aan de verschillende pilotprojecte. In de loop van 2015 wordt bezien in welke mate deze projecten aansluiten bij het beleid en de uitvoering in Geertruidenberg en op grond daarvan deelname overwegen.Mogelijk dat er in de toekomst ook andere taken gezamenlijk uitgevoerd gaan worden, zoals bijvoorbeeld de uitkeringsadministratie.
Op welke schaal willen de gemeenten dit alles organiseren?
Er bestaan op dit moment geen plannen om te komen tot bijvoorbeeld een GR sociale zaken van de zes gemeenten of een Regionale Sociale Dienst. Wel willen de zes Dongemond gemeenten in de toekomst nauwer met elkaar gaan samenwerken. Dit sluit ook aan bij landelijke ontwikkelingen, waarbij sociale diensten steeds vaker fuseren of gaan samenwerken. Voorbeelden zijn: regio Gorinchem, regio Waalwijk en regio Etten-Leur / Moerdijk. In al deze regio’s hebben gemeenten hun afdelingen sociale zaken bij elkaar gevoegd, zowel de uitkeringsadministratie als de klantcontacten.
Worden er afspraken gemaakt met het voortgezet speciaal onderwijs over de aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt?
Leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs zijn vaak de jongeren die tot 2015 in de Wajong terecht kwamen. Deze groep, met gedeeltelijke arbeidsbeperkingen, valt voortaan onder de Participatiewet. Op het niveau van het regionaal Werkbedrijf vindt overleg plaats met vertegenwoordigers van het speciaal onderwijs. Er worden afspraken gemaakt over de overdracht van de leerlingen van het onderwijs naar de Participatiewet. Ook wordt er voorlichting gegeven over de mogelijkheden om loonkostensubsidie in te zetten.
Welke instanties willen de gemeenten gaan inschakelen voor beschutte arbeid en dagbesteding?
In de wet staat dat gemeenten beschutte arbeid kunnen aanbieden. Het is een zogenaamde ‘kan’ bepaling. Het is geen verplichting. Gemeenten kunnen potentiële kandidaten voor beschut werk voordragen voor een indicatiestelling bij het UWV. Het beschut werk kan een gemeente laten verrichten bij het SW-bedrijf. Maar dat is geen verplichting. De werkzaamheden mogen ook op een andere wijze vorm krijgen. We zullen een inventarisatie gaan maken van de organisaties en instellingen in onze regio waar beschutte arbeid en arbeidsmatige dagbesteding mogelijk zijn.
De tegenprestatie is reeds ingevoerd in de gemeente Geertruidenberg maar nu ook verplicht onderdeel van een verordening. Mensen zonder perspectief op een betaalde baan kunnen hiervoor ingezet worden. De tegenprestatie kan bestaan uit taken die de WMO-doelgroep ondersteunen. Bijvoorbeeld boodschappenservice, ondersteuning bij dagactiviteiten, wandelen met ouderen etc.
Wat doen we met de Wsw-ers met een tijdelijk dienstverband?
Op dit moment is bij WAVA een relatief grote groep werknemers in dienst met een tijdelijk dienstverband. Het zijn mensen die korter dan twee jaren werkzaam zijn bij het SW-bedrijf. Na twee jaren dient een besluit te worden genomen om het dienstverband al dan niet om te zetten naar een vast dienstverband. Het SW-bedrijf zal binnenkort een voorstel doen aan de zes gemeenten hoe om te gaan met de personen met een tijdelijk dienstverband. Wij wachten dat voorstel af.
Hoe willen we de mensontwikkeling in de Wsw vormgeven?
WAVA heeft een eigen beleid ontwikkeld op dit gebied en voert dit beleid uit. Wij hebben op dit moment geen voornemens om hier verandering in te brengen. Wel zullen we in overleg met WAVA afspraken maken hoe om te gaan met mensen bij wie geen vooruitgang meer te behalen valt.
Wat zijn de financiële consequenties?
De invoering van de Participatiewet heeft grote financiële consequenties.
Eén van de belangrijkste gevolgen is dat het budget per Wsw-er de komende jaren jaarlijks met ruim € 500 zal dalen. De uitvoering van de Wsw zal daarom steeds duurder worden en er zal een grotere eigen bijdrage van de gemeente gevraagd worden.
Een ander risico vormt het inzetten van loonkostensubsidies voor mensen met arbeidsbeperkingen. Gemeenten zijn verplicht om structurele loonkostensubsidies in te zetten voor mensen die tot de doelgroep behoren. Dit geldt ook voor mensen met arbeidsbeperkingen die geen uitkering van de gemeente ontvangen, de zogenaamde Nuggers (niet-uitkeringsgerechtigden)
De loonkostensubsidies worden bekostigd uit het BUIG budget (het budget waaruit de maandelijkse uitkeringen betaald moeten worden).
Loonkostensubsidies zijn niet iets tijdelijks. Loonkostensubsidies kunnen in theorie ingezet moeten worden totdat de betrokkene met pensioen gaat. Tussentijds wordt weliswaar jaarlijks de loonwaarde opnieuw vastgesteld, maar de verwachting is dat veel personen op een bepaald moment op hun maximale arbeidsvermogen zullen zitten. Voor het verschil tussen het percentage arbeidsvermogen en 100% WML zullen de gemeenten dan loonkostensubsidie moeten blijven inzetten.
Het Participatiebudget, waaruit de ondersteuning betaald moet worden, is krap. Dit kan problemen opleveren, wanneer er een groot beroep op gedaan gaat worden.
De gemeenten beschikken vanaf 2015 over een drietal budgetten waaruit de posten van Werk & Inkomen en de regelingen van het minimabeleid bekostigd worden. Voor de gemeente Geertruidenberg gaat het om de onderstaande bedragen:
Op dit moment is het niet mogelijk een concrete prognose te maken van de uitgaven op de verschillende onderdelen in 2015.
Hoofdstuk 7. Vast te stellen verordeningen
De gemeente dient op 8 onderwerpen een verordening in het leven te roepen. De inhoud van de verordeningen is daar waar mogelijk gebaseerd op de Visienota Participatiewet en op de beleidsnota Participatiewet 2015.
Het gaat om de volgende verordeningen:
De concept-verordeningen worden voor het einde van het jaar aan de gemeenteraad ter vaststelling voorgelegd.
De Invoeringswet Participatiewet is inmiddels vastgesteld door het parlement en gepubliceerd in het Staatsblad. Dit betekent echter niet dat nu op alle onderdelen van de Participatiewet duidelijkheid bestaat over de regelgeving. Op verschillende onderdelen biedt de wet de regering mogelijkheden om nadere regels te stellen. Deze regels zullen worden vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur of in Ministeriële Regelingen. Deze zullen echter pas in de loop van het vierde kwartaal bekend worden. Ook is er nota van wijziging ingediend. Dit betekent dat er bij het opstellen van de verordeningen op sommige onderdelen sprake was van onzekerheid over de definitieve regelgeving. Mogelijk zullen sommige verordeningen in de loop van 2015 moeten worden aangepast.
• Iroko is een onderzoek gestart naar de toekomstscenario’s van WAVA. De resultaten van het onderzoek worden in het eerste kwartaal 2015 verwacht. Het college zal de gemeenteraad informeren over de uitkomsten van het onderzoek.
• Het hele jaar 2015 zal gebruikt worden voor de implementatie van de P-wet
• Een eerste evaluatie zal in het eerste kwartaal 2016 plaatsvinden