Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Hulst

Damoclesbeleid gemeente Hulst 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Hulst
Officiële naam regelingDamoclesbeleid gemeente Hulst 2008
CiteertitelDamoclesbeleid gemeente Hulst 2008
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpAlgemeen / Bestuur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

N.v.t.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Art. 4:81 Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-11-200822-08-2013Nieuwe regeling

04-11-2008

Zeeuwsch Vlaams Advertentieblad, 12-11-2008

AV/08.1091

Tekst van de regeling

Intitulé

Damoclesbeleid Gemeente Hulst

1 Algemeen

Steeds vaker worden gemeenten geconfronteerd met illegale verkooppunten van verdovende middelen. Artikel 13b Opiumwet is het juridische instrument om bestuurlijk op te treden tegen deze illegale verkooppunten.

 

Artikel 13b is bij wet van 27 september 2007[1] gewijzigd, op 1 november 2007 in werking getreden en is nu toepasbaar op:

             

  • 1.

    voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals winkels en café’s;

  • 2.

    niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals loodsen en bedrijfsruimten;

  • 3.

    woningen en bijbehorende erven.

 

In deze beleidsnota wordt vastgelegd hoe de burgemeester van de gemeente Hulst omgaat met de bevoegdheid als genoemd in de Wet Damocles (artikel 13b Opiumwet). Deze beleidsnota is na vaststelling en bekendmaking op te vatten als een beleidsregel in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Doel van het beleid is om alle betrokken partijen (gemeente, politie, bewoners, ondernemers en pandeigenaren) inzicht te geven in het gemeentelijk beleid. In concrete besluiten kan dan kortheidshalve naar dit beleid verwezen worden.

[1] Staatsblad 2007, 355

2 Doel van Wet Damocles

2.1 Inleiding

De Opiumwet richt zich primair op de preventie en beheersing van de uit druggebruik voortvloeiende risico’s voor de gezondheid. De uitbreiding van de Opiumwet met artikel 13b is gericht op de beheersing van de effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden.

2.2 Doel van de Wet Damocles
2.2.1 Algemeen

De Opiumwet is weliswaar een wet uit het strafrecht, toch kent de wet één bestuursrechtelijke component. Artikel 13b Opiumwet biedt de burgemeester de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen (waaronder het opleggen van een dwangsom of uiteindelijk sluiten van een pand), als er in een lokaal of woning drugs als bedoeld in artikel 2 (harddrugs) of artikel 3 (softdrugs) van de Opiumwet worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. Dit betekent feitelijk dat de burgemeester bevoegd is tot de toepassing van bestuursdwang (dwangsom hieronder tevens begrepen) indien de Opiumwet wordt overtreden. Hiermee kunnen illegale verkooppunten van soft- en harddrugs worden aangepakt, ongeacht of deze in woningen of andere lokalen zijn gevestigd.

 

De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang door de burgemeester van de gemeente Hulst ontstaat zodra verkoop, aflevering, verstrekking of de aanwezigheid van soft- of harddrugs daartoe zich in een voor publiek toegankelijk lokaal of een woning voordoet. Overlast is derhalve geen voorwaarde voor het ontstaan van de bevoegdheid tot het toepassen van de bestuursdwang.

 Artikel 13b Opiumwet wordt tevens gebruikt ten behoeve van handhaving van het coffeeshopbeleid. Onder voorwaarden (de AHOJ-G criteria en het criterium van een maximale handelshoeveelheid van 500 gram) wordt verkoop van softdrugs in de twee toegestane coffeeshops gedoogd. Indien de exploitant van de coffeeshop zich niet aan deze voorwaarden houdt, is er sprake van niet toegestane verkoop en kan bestuursrechtelijk worden gehandhaafd

[1] Staatsblad 2007, 355

2.2.2 Doel van het gemeentelijk Damoclesbeleid

In het verlengde van het doel dat de wetgever nastreefde bij het opstellen van de “Wet Damocles”, beoogt de gemeente Hulst met dit Damoclesbeleid primair:

  • *

    de preventie en beheersing van de uit druggebruik voortvloeiende risico’s voor de gezondheid

  • *

    het beheersen van de negatieve effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden in de gemeente Hulst;

  • *

    het tegengaan van het onaanvaardbare risico van gebruik van harddrugs

  • *

    het effectueren van de in september 1999 vastgestelde Nota drugsbeleid gemeente Hulst, in samenhang met het project Houdgreep en het VZG Convenant voor de gezamenlijke aanpak van hennepkwekerijen. Dit Damoclesbeleid vervangt voorgaande beleidsnotities voor wat betreft het aspect handhaving. Voor het overige blijven genoemde notities onverkort van kracht.

 

Secundair beoogt de gemeente Hulst met de vastlegging van het Damoclesbeleid in een beleid(-sregel) kenbaar te maken hoe het bevoegde bestuursorgaan (in casu de burgemeester) omgaat met de discretionaire (elementen van de) bevoegdheid, zoals deze is neergelegd in artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet.

3 Wet Damocles

3.1 Artikel 13b Opiumwet = Wet Damocles

De volledige tekst van artikel 13b van de Opiumwet luidt:

 

1. De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven een middel bedoeld in artikel 2 of 3 wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

 

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de desbetreffende lokalen gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of van de diergenees­kunde door apothekers, artsen, tandartsen onderscheidenlijke dierenartsen.

3.2 Reikwijdte van de bepaling
3.2.1 "Artikel 2 of 3 Opiumwet"

In artikel 13b Opiumwet wordt verwezen naar lijst I en II van de Opiumwet.

Artikel 2 Opiumwet

verwijst naar middelen:

Artikel 3 Opiumwet

verwijst naar middelen:

·vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;

·vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;

·aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2, tweede lid Opiumwet;

·aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 3, tweede lid Opiumwet;

·aangewezen bij ministerieel besluit op grond van artikel 2, derde lid Opiumwet.

 

De middelen die op lijst I staan, dan wel zijn of worden aangewezen vallen onder de categorie:

Harddrugs

De middelen die op lijst II staan, dan wel zijn of worden aangewezen vallen onder de categorie:

Softdrugs

Tabel 3.1 Middelen genoemd in de artikelen 2 en 3 Opiumwet

3.2.2 “Toepassing bestuursdwang”

In de Algemene wet bestuursrecht is een volledige paragraaf gewijd aan de bestuursdwang, namelijk paragraaf 5.3. Deze paragraaf begint met een artikel 5:21 Algemene wet bestuursrecht waarin is aangegeven wat onder bestuursdwang moet worden verstaan, namelijk:

Artikel 5:21 Algemene wet bestuursrecht

 

Onder bestuursdwang moet worden verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichting  is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.

De bestuursdwangbevoegdheid van de burgemeester is een discretionaire bevoegdheid. De toepassing van bestuursdwang kan zeer ingrijpende gevolgen hebben voor de betrokkenen, met name bij bewoners van een woning. Gebruikmaken van de bestuursdwang wordt in beginsel pas toelaatbaar geacht wanneer:

  • 1.

    er sprake is van een verboden situatie en/of een overtreding van een wettelijk voorschrift;

  • 2.

    én het belang van daadwerkelijk optreden zorgvuldig wordt gemotiveerd;

  • 3.

    én de op te leggen maatregel in redelijke verhouding staat met de overtreding (met andere woorden dat is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit).

In beginsel dient de meest effectieve en minst kostbare maatregel te worden gekozen. De meest aangewezen maatregel lijkt nog steeds de (tijdelijke) sluiting. Zo’n sluiting kan overigens zowel door de dreiging van feitelijk handelen (bestuursdwang) als door de dreiging van een dwangsom worden bewerkstelligd. De meest effectieve en minst kostbare maatregel dient te worden gekozen.

Bestuursdwang en de last onder dwangsom zijn reparatoire sancties. Anders dan punitieve sancties zijn de bestuursdwang en de last onder dwangsom niet gericht op bestraffing of leed toevoeging, maar op het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van een overtreding.

Als gezegd heeft een bestuursorgaan dat bevoegd is om bestuursdwang toe te passen, op grond van artikel 5:23 Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid om in plaats van het toepassen van bestuursdwang de overtreder een last onder dwangsom op te leggen.

Ten aanzien van de uitoefening van artikel 13b Opiumwet is er niet voor gekozen om de optie van dwangsom als uitgangspunt voor beleid te verheffen. Gelet op de aard van de overtreding wordt een beleid voorgestaan waardoor de overtreding onmiddellijk ongedaan wordt gemaakt of wordt beëindigd.

Hierbij moet uiteraard in ogenschouw worden genomen dat in navolging van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht te allen tijde de mogelijkheid bestaat om van het vastgestelde beleid af te wijken indien het volgen van het vastgestelde beleid “voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandig-heden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen”.

3.3 Wet Victor

De wet Victor regelt het natraject van een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet of artikel 174a Gemeentewet, indien tijdelijke of definitieve sluiting van een drugspand niet afdoende zijn om de overlast als gevolg van druggebruik en -handel te bestrijden. Als uiterste mogelijkheid om overlast te bestrijden bevat de wet het instrument van de onteigening. Deze wet is in eerste instantie bedoeld voor gebruik bij overlast veroorzaakt door drugshandel en druggebruik. Maar de wet Victor kan, net als bij artikel 174a Gemeentewet, ook worden toegepast bij andere vormen van overlast. Bijvoorbeeld wanneer de overlast veroorzaakt wordt door illegale prostitutie, wapenhandel of andere illegale activiteiten. Toekomstige jurisprudentie zal voor meer duidelijkheid over de reikwijdte gaan zorgen.

3.4 Sluiting inschrijven in openbare registers

Met het inwerkingtreden van de wet Victor is een bepaling toegevoegd aan de artikelen 13b Opiumwet en 174a Gemeentewet. Sluiting van een pand op grond van één van deze artikelen moet nu zo spoedig mogelijk worden ingeschreven in de openbare registers, conform artikel 3:16 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 3:24 Burgerlijk Wetboek, waarin de koper beschermd wordt tegen onvolledigheid in de registers, is echter niet van toepassing. Ook als verder geen gebruik zal worden gemaakt van het instrumentarium van de wet Victor, moeten sluitingen dus wel worden ingeschreven in de registers.  In het Burgerlijk Wetboek is tevens een bepaling opgenomen op basis waarvan een huurovereenkomst ontbonden kan worden, wanneer een pand gesloten is geweest op grond van artikel 13b Opiumwet of 174a Gemeentewet.

4 Handhavingsarrangement

4.1 Inleiding

De regering is van mening dat de handhaving van de Opiumwet een gecoördineerde inzet van bestuur, Openbaar Ministerie en de politie vereist zodat via verschillende invalshoeken kan worden opgetreden tegen de neveneffecten van de aanwezigheid van illegale verkoop van drugs. In aanvulling op het coffeeshopbeleid van gemeente Hulst zijn, ten behoeve van de handhaving, afspraken gemaakt door de regionale drie-hoek. Uitgangspunt is dat, indien is gebleken dat er in casu sprake is van een over-treding als genoemd in artikel 13b Opiumwet, zowel de burgemeester als het Openbaar Ministerie handhavend zullen optreden.

4.2 Bestuurlijke handhaving door de gemeente Hulst

Indien er sprake is van een overtreding als genoemd in artikel 13b Opiumwet heeft de burgemeester van gemeente Hulst informatie nodig van politie en Openbaar Ministerie. Op basis van deze informatie dient burgemeester de betrokken belangen tegen elkaar af te wegen en een eventueel besluit tot toepassing van bestuursdwang te onderbouwen.

4.3 Aard van de maatregel

Nadat de burgemeester op grond van de verzamelde informatie tot de conclusie komt dat in casu sprake is van een overtreding als genoemd in artikel 13b Opiumwet, besluit de burgemeester om te waarschuwen, dan wel om over te gaan tot de toepassing van bestuursdwang (zie paragraaf 4.4 en 4.5).

De door de burgemeester gekozen bestuursdwangmaatregel dient het volgende te bewerk-stelligen: het teniet doen gaan van de naamsbekendheid van het openbare lokaal als lokaal waar drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. De feitelijke sluiting van het openbare lokaal dat artikel 2 of 3 van de Opiumwet

overtreedt, lijkt in het algemeen het meest effectieve en efficiente middel om dit doel te bereiken.

Bij de bepaling van de duur van de sluiting is de voorgeschiedenis relevant, met name die van de exploitant. Immers, wanneer na een sluiting van een lokaal voor de duur van bijvoorbeeld drie maanden na verloop van tijd blijkt dat er toch weer in drugs wordt gehandeld vanuit het lokaal, dan kan daaruit worden geconcludeerd dat de kennelijk de “loop” nog niet voldoende uit het pand is gehaald. Dat rechtvaardigt een langere sluitingsduur bij herhaling van de overtreding.

Dit betekent echter niet dat een exploitant tot in lengte van dagen geconfronteerd moet worden met een “misstap” in het verleden. De burgemeester van Hulst is van mening dat voor het “meewegen van het verleden” de termijnen in acht dienen te worden genomen als vermeld in de tabellen 4.1b en 4.2b. Bij het bepalen van de termijnen van het meewegen van de voorgeschiedenis is gekeken naar en aangesloten bij de termijn van vijf jaren die door het Openbaar Ministerie worden gehanteerd.

Overigens wordt hierbij opgemerkt dat in gevallen waarin het betrokken lokaal/woning reeds eerder is gewaarschuwd c.q. gesloten, of waarin het gaat om een eigenaar/bewoner waarvan in het verleden al een andere woning als drugspand is gesloten, deze eerdere overtreding meegenomen wordt in de te volgen gedragslijn op grond van het handhavingarrangement.

 

De eerder vastgestelde beleidsregels en handhavingtabellen ten aanzien van voor publiek toegankelijke lokalen worden met ingang van de eerste dag na publicatie van deze nota ingetrokken, met dien verstande dat de procedures opgestart onder de in te trekken beleidsregels en handhavingtabellen, wordt voortgezet op basis van de nieuwe beleidsregel en handhavingtabellen.

Met nadruk wordt erop gewezen dat een sluiting voor een periode van tenminste een maand, op grond van artikel 5, eerste lid van het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999, kan leiden tot intrekking van de vergunning op grond van de Drank- en Horecawet (artikel 31). Leidinggevenden van het betreffende horecabedrijf zijn dan gedurende de eerstvolgende 5 jaar niet meer gerechtigd op te treden als leidinggevende in een horecabedrijf. Intrekking van de vergunning is een definitieve situatie. De vergunning wordt in beginsel alleen ingetrokken als de ondernemer mede schuldig is aan de drugshandel. Er moet dus sprake zijn van verwijtbaarheid aan de kant van de ondernemer.

4.4 Strafrechtelijke handhaving door het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie vervolgt iedere zaak waarin door de burgemeester wordt opgetreden conform het vastgestelde Damoclesbeleid.

4.5 Softdrugs

Indien in een openbaar lokaal of bijbehorende erven een middel zoals bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, zal in beginsel[2] de volgende “gedragslijn” worden gevolgd:

 

Tabel 4.1a Handhavingarrangement bij aantreffen van softdrugs

 

Tabel 4.1b Geldigheidsduur van maatregel bij aantreffen van softdrugs

[2]Tenzij er in casu sprake is van bijzondere omstandigheden dat het aanhouden van de hier neergelegde gedragslijn niet redelijk en/of billijk zou zijn

Paragraaf 4.6 Harddrugs

Indien in een openbaar lokaal of bijbehorende erven een middel zoals bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, zal in beginsel de volgende “gedragslijn” worden gevolgd:

 

Tabel 4.2a    Handhavingarrangement bij aantreffen van harddrugs

 

Tabel 4.2b Geldigheidsduur van maatregel bij aantreffen van harddrugs

Hulst, 4 november 2008.

 

 

 

 

 

 

________________________

 

De Burgemeester van Hulst.