Organisatie | Heemskerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk houdende regels omtrent handhaving wet kinderopvang Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang 2017 |
Citeertitel | Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2017 | nieuwe regeling | 28-11-2017 | BIVO/2017/30317 |
Deze beleidsregels is een nadere uitwerking van het kader dat in de “Beleidsnota integrale handhaving” reeds is neergelegd, en is van toepassing op alle overtredingen van de bij of krachtens de Wet gestelde regels. Toepassing blijft achterweg als dat ingevolge artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht noodzakelijk is.
Het doel van deze beleidsregel is om duidelijkheid te scheppen over de manier waarop handhavend zal worden opgetreden tegen een overtreding van de bij of krachtens de Wet gestelde regels en uniformiteit in de aanpak te waarborgen en het aantal overtredingen terug te dringen.
Artikel 4 Handhavingsinstrumenten
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
Indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden bedraagt het boetebedrag 1,5 maal het boetebedrag zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht. De datum van oplegging van de boete is hierbij leidend.
Indien sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijk norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan bedraagt het boetebedrag 2 maal het boetebedrag zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht. De datum van oplegging van de boete is hierbij leidend.
De boete wordt niet eerder opgelegd dan 1 januari 2018, zodat houders tussen 1 december 2017 en31 december 2017 eventuele reeds bestaande overtredingen ongedaan kunnen maken. De houdersworden hierover actief geïnformeerd.
Aldus vastgesteld in de B&W vergadering van 28 november 2017
burgemeester en wethouders van Heemskerk,
de secretaris, de burgemeester,
Toelichting op de beleidsregel
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 14 dagen bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan is de termijn langer, maar ten hoogste respectievelijk 2 of 6 maanden.
Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.
Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding. De last wordt op grond van artikel 4:8 Awb eerst aangekondigd. Deze aankondiging kan met het oog op de doorlooptijd worden gecombineerd met stap 1.
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of peuterspeelzaal in exploitatie te nemen danwel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:
Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal, niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen dienen te worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet, als herstel niet aan de orde zal zijn.
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk kan verwijderen:
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang of peuterspeelzaalwerk en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid, van de Wko).
In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.
Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding met betrekking tot de Verklaring omtrent gedrag altijd gebruikt maakt van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze Beleidsregels) oplegt.
Hierin wijkt het beleid af van hetgeen in de “Beleidsnota integrale handhaving 2015-2018” is neergelegd. Daar wordt immers primair gekozen voor de last onder dwangsom. Voor sommige overtredingen is het echter onvoldoende effectief om een last onder dwangsom op te leggen. De boete met betrekking tot de VOG wordt opgelegd aan de houder van een kinderopvangvoorziening of het gastouderbureau.
Voor de andere overtredingen is de mogelijkheid tot het opleggen van een boete wel opgenomen in de beleidsregel en het afwegingsoverzicht. Maar, in de praktijk wordt hier in principe nog geen gebruik van gemaakt. Als op incidentele basis toch een keer een boete voor een andere overtreding dan de VOG wordt opgelegd, wordt dit goed gemotiveerd. Voordat de boete als standaardsanctie zal worden ingezet voor overtredingen anders dan de VOG, zal die nieuwe koers worden aangekondigd aan de betrokken organisaties en zal dit ook bekendgemaakt worden via de pers.
Ook de boetes voor andere overtredingen dan de VOG worden opgelegd conform de boetetabel in het afwegingsoverzicht. Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.
De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bepaalt dat een bestuurlijke boete alleen opgelegd kan worden aan niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen. Bij gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt via de subsidie ingegrepen.
Deze artikelen spreken voor zich
Artikel 4 Handhavingsinstrumenten
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd.
Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.
Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting hierboven.
Artikel 6 De last onder dwangsom
In principe worden geen dwangsommen ineens opgelegd, maar per tijdseenheid of per overtreding. Er wordt doorgaans gekozen voor de dwangsom per tijdseenheid (bedrag per x aantal weken; met een maximum van het aantal keer dat een dwangsom kan worden verbeurd).
Als de overtreding met prioriteit hoog is gekwalificeerd is iedere termijn 2 weken. Als de overtreding prioriteit gemiddeld of laag heeft, dan wordt de eerste termijn passend gekozen, zodanig dat de overtreding binnen die termijn redelijkerwijs kan worden beëindigd, en bedragen de vier volgende termijnen 4 weken.
Het bedrag kan per overtreding worden opgelegd wanneer het bijvoorbeeld niet gaat om een voortdurende situatie (zoals het niet hebben van voldoende slaapruimte), maar het plegen van een bepaalde gedraging (zoals het overschrijden van de maximale groepsgrootte).
Wat betreft de hoogte van de dwangsom wordt voor het maximumbedrag (dat na vijf termijn in totaal kan zijn verbeurd) het boetebedrag uit het afwegingsoverzicht gehanteerd.
Artikel 7 Bestraffende sanctie
Aangezien de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen niet toestaat dat er boetes worden opgelegd aan gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt hier expliciet nog eens bepaald dat deze bepalingen dan ook niet van toepassing is op gesubsidieerde peuterspeelzalen. Deze uitsluiting betreft uitsluitend het bestraffende traject. Omdat per 1 januari 2018 de peuterspeelzalen worden omgezet tot kinderdagverblijven, zal de praktische toepassing van lid 1 van dit artikel op dezelfde datum komen te vervallen.
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Voor de overtredingen met betrekking tot de Verklaring omtrent het gedrag is bepaald dat het college altijd van deze bevoegdheid gebruik maakt, tenzij toepassing van de beleidsregel op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht achterwege moet blijven. Ook als de geconstateerde overtreding inmiddels is beëindigd kan de boete worden opgelegd, omdat de overtreding wel is begaan. Het doel hiervan is de overtreders te stimuleren tot norm-conform gedrag, met andere woorden, herhaling te voorkomen.
Dit laat onverlet dat het college bevoegd blijft voor de overige overtredingen een boete op te leggen. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.
In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag.
Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 en 2.28 van de Wet neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
In geval van overtreding van de artikelen 1.66, 2.24 en 1.45 en 2.2 is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.
In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%.
Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd.
Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
Bijlage 1 het afwegingsoverzicht
De houder plaatst het inspectierapport op de eigen website of legt het op een voor ouders, personeel en/of gastouders toegankelijke plaats | ||
In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar GOB gaat en welk deel naar de gastouder (GOB) | ||
€ 3.000,- per ontbrekende VOG of VOG die ouder is dan 2 maanden voor aanvang werkzaamheden | ||
Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling | ||
Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten en gastouders | ||
Gastouder beschikt over geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen conform de ministeriele regeling | ||
Houder heeft vrijwilligers tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd (peuterspeelzalen) | ||
De houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal waar VVE 1 wordt aangeboden stelt jaarlijks een opleidingsplan op | ||
De houder van een gastouderbureau draagt zorg voor een inventarisatie van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s door een bemiddelingsmedewerker van het bureau (samen met gastouder) vóór aanvang van de opvang en daarna jaarlijks voor elke woning waar gastouderopvang plaatsvindt | ||
Plan van aanpak bij risico-inventarisatie veiligheid en bij risico-inventarisatie gezondheid | ||
Risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid beschrijven alle veiligheids- en gezondheidssrisico’s op de vaste thema’s | ||
Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle aangesloten gastouders handelen naar de opgestelde risico-inventarisaties | ||
Risico-inventarisaties zijn inzichtelijk voor vraagouders van gastouderbureau | ||
Personeel, gastouders zijn op de hoogte van meldcode kindermishandeling | ||
Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders de meldcode naleven. | ||
Medewerkers, gastouders zijn geïnformeerd over de werkwijze bij een vermoeden van gewelds-of zedendelict jegens een opgevangen kind door een collega of de houder | ||
Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte | ||
Er is ten minste 3,5 m2 binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de groepsruimte (dagopvang) | ||
Er is ten minste 3,5 m2 passend ingerichte binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind (BSO) | ||
De binnenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. | ||
Er is een afzonderlijke slaapruimte voor in ieder geval kinderen tot anderhalf jaar (dagopvang, gastouderopvang) | ||
De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende binnenspeelruimte en buitenspeelmogelijkheden voor kinderen, afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen | ||
De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij | ||
Er is ten minste 3 m2 buitenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind | ||
De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum (dagopvang) | ||
Aanvullende eisen indien de buitenspeelruimte niet aangrenzend is (BSO) | ||
De buitenspeelruimte is vast beschikbaar voor de buitenschoolse opvang (BSO) | ||
De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid | ||
De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (BSO) of vaste groepen (peuterspeelzaal) | ||
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen (VVE en psz) | ||
De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijdscategorieën van de kinderen | ||
€ 2.000,- indien niet tijdelijk of indien niet vooraf schriftelijke toestemming is van ouders | ||
Maximaal 3 vaste beroepskrachten per kind (dagopvang, peuterspeelzalen) | ||
Als conform de beroepskracht-kind-ratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is, dan is ondersteuning van deze beroepskracht door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld | ||
Indien er meer dan 3 kinderen op het opvangadres aanwezig zijn, dan is ondersteuning van de gastouder door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld. | ||
De achterwacht is telefonisch bereikbaar tijdens de opvangtijden | ||
De achterwacht is in geval van calamiteiten binnen 15 minuten op het opvangadres aanwezig | ||
Houder draagt zorg voor uitvoering van pedagogisch beleidsplan door personeel, vrijwilligers (peuterspeelzaal) danwel gastouders | ||
Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de leeftijdopbouw en aantallen kinderen die door een gastouder worden opgevangen | ||
Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de eisen die gesteld worden aan de adressen waar opvang plaatsvindt | ||
Kopieën van de VOG’s van de bij het gastouderbureau werkzame personen en van de aangesloten gastouders en volwassen huisgenoten | ||
Kopieën van de getuigschriften en/of EVC-bewijsstukken en certificaten Eerste Hulp aan kinderen van de gastouders | ||
Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en van gastouderbureau aan gastouders | € 1.500,- per vraagouder/gastouder waarbij niet inzichtelijk is | |
Een door de gastouder en bemiddelingsmedewerkers ondertekende versie van de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid en de bijbehorende plannen van aanpak | ||
De houder draagt er zorg voor dat per gastouder beoordeeld wordt of de samenstelling van de groep kinderen die wordt opgevangen verantwoord is | ||
Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs |