Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Steenbergen

Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSteenbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2017
CiteertitelRegeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2017
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening gemeente Steenbergen 2015

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-201701-01-201701-10-2018Beleidsregels

25-07-2017

Gemeenteblad

BM1702124

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2017

Burgemeester en wethouders van Steenbergen:

 

In behandeling genomen de Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2017 d.d. 28 juni 2017

 

Overwegende dat maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen zoveel mogelijk dient te worden bevorderd;

 

Gelet op de Algemene subsidieverordening gemeente Steenbergen 2015;

 

Besluiten:

 

de Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2017 vast te stellen.

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Brabantse Wal gemeenten: gemeenten Bergen op Zoom, Steenbergen en Woensdrecht;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen;

  • c.

    Leergeld: Stichting Leergeld De Brabantse Wal;

  • d.

    subsidie: subsidie op grond van de Algemene subsidieverordening gemeente Steenbergen 2015;

  • e.

    1º alleenstaande ouder: een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub b, van de Participatiewet, woonachtig in de gemeente Steenbergen als zodanig ingeschreven in de Basisregistratie personen;

    2º gehuwden: gehuwden en daarmee gelijkgestelden als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet, woonachtig in de gemeente Steenbergen als zodanig ingeschreven in de Basisregistratie personen;

    3º kind: een ten laste van de ouder(s) als bedoeld onder 1º en 2º komend kind, in de leeftijd van 4 jaar tot en met 17 jaar, woonachtig in de gemeente Steenbergen en als zodanig ingeschreven in de Basisregistratie personen, dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt;

  • f.

    bijstandsnorm: de van toepassing zijnde bijstandsnorm op grond van de artikelen 20, 21, 22 en 23 van de Participatiewet na brutering voor de fiscus;

  • g.

    inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet waarbij een eventuele bijstandsuitkering, in afwijking van artikel 32 van de Participatiewet, voor de beoordeling van het recht op een voorziening als inkomen wordt gezien;

  • h.

    maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten op het gebied van onderwijs, cultuur, sport en welzijn;

  • i.

    voorziening: een vorm van ondersteuning in natura gericht op de maatschappelijke participatie van kinderen.

Artikel 2. Doel en strekking

Degenen die tot de doelgroep behoren alsmede aan de voorwaarden voldoen, hebben ter bevordering van deelneming aan de samenleving door ten laste komende schoolgaande kinderen recht op subsidie in de vorm van een voorziening.

Artikel 3. Doelgroep

  • 1.

    Tot de doelgroep behoren de alleenstaande ouder of de gehuwden met een of meerdere kinderen die gedurende een periode van 6 maanden is/zijn aangewezen op een beschikbaar inkomen wat gemiddeld per maand niet uitkomt boven 120 % van de geldende bijstandsnorm.

  • 2.

    Als periode in het vorige lid wordt in aanmerking genomen het tijdvak van 6 kalendermaanden onmiddellijk voorafgaande aan de maand waarin de aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Het kind waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, dient op de aanvraagdatum aan het leeftijdscriterium als bedoeld in artikel 1, sub e, onder 3º, van de regeling te voldoen.

Artikel 4. Voorziening

Per kind bestaat recht op subsidie in de vorm van één voorziening naar eigen keuze per kalenderjaar.

Artikel 5. Invulling voorziening

  • 1.

    Een voorziening als bedoeld in artikel 1, sub i, van deze regeling kan bestaan uit één van de navolgende mogelijkheden:

    • a.

      het lidmaatschap van een jeugd-, sport- of ontspanningsvereniging;

    • b.

      het binnen de Brabantse Wal gemeenten kunnen volgen van een cursus of workshop op het gebied van muziek, dans, theater of beeldend, uitsluitend in groepsverband;

    • c.

      het binnen de Brabantse Wal gemeenten wekelijks gedurende een half uur kunnen volgen van regulier zwemonderwijs voor de diploma’s A en B tegen het laagst mogelijke tarief van het desbetreffende instituut met een maximum bedrag van € 7,50 voor 30 minuten;

    • d.

      een abonnement voor zwembad De Melanen, De Meermin, Aquadintel of De Plantage;

    • e.

      het kunnen deelnemen aan een schoolreisje of schoolkamp tijdens het basisonderwijs, vakexcursies in het voortgezet onderwijs, het spaarsysteem in lagere klassen van het voortgezet onderwijs ter financiering van een meerdaagse buitenlandse schoolreis later als leerling van een van de hoogste klassen, alsmede andere activiteiten die in een schooljaar door de school worden georganiseerd;

    • f.

      het kunnen deelnemen aan een themaklas als additioneel onderwijs op het regulier middelbaar onderwijs;

    • g.

      een (tweedehands) standaard fiets voor normaal dagelijks gebruik bij het volgen van voortgezet onderwijs;

    • h.

      een eenvoudige voor het voortgezet onderwijs benodigde (tweedehands) laptop of tablet;

    • i.

      noodzakelijke aanvullende studiebegeleiding op het reguliere onderwijs om de schoolprestaties van de leerling op het vereiste niveau te krijgen dan wel voor een voldoende beheersing van de examenstof in het laatste schooljaar.

  • 2.

    Een voorziening voor schoolactiviteiten kan zich uitstrekken tot alle in een schooljaar georganiseerde

    activiteiten.

  • 3.

    Bij fitness mogen de kosten van het lidmaatschap een bedrag van € 20,00 per maand niet overschrijden.

  • 4.

    Geen voorziening in natura is mogelijk voor exclusieve en extreme sporten.

  • 5.

    Geen voorziening in natura is mogelijk voor een meerdaagse buitenlandse schoolreis anders dan middels Deelname aan het spaarsysteem als bedoeld in lid 1.

  • 6.

    De aanschafkosten van een fiets mogen een bedrag van € 300,00 niet overschrijden.

  • 7.

    De aanschafkosten van een laptop of tablet inclusief eventueel benodigde software mogen een bedrag van € 300,00 niet overschrijden.

  • 8.

    Voor de verstrekking van een voorziening voor studiebegeleiding als bedoeld in lid 1, sub i, geldt het vereiste, dat de school een substantiële bijdrage in de hieraan verbonden kosten levert.

  • 9.

    Een voorziening als vermeld in lid 1, sub g en h, kan slechts één keer in een periode van 5 jaar worden verstrekt en is onlosmakelijk verbonden met het volgen van voortgezet onderwijs.

  • 10.

    In afwijking van artikel 4 kan een voorziening als vermeld in lid 1, sub f, g, h en i, onderling samengaan alsmede met een voorziening als vermeld in lid 1, sub a, b, c, d of e.

Artikel 6. Duur voorziening

  • 1.

    De duur van een voorziening is gelijk aan een verenigings- of schooljaar dan wel cursusperiode met een maximum van 12 maanden.

  • 2.

    De start van de activiteit waarvoor een voorziening is getroffen, is bepalend voor het kalenderjaar waaraan de subsidie in de vorm van een voorziening wordt toegerekend.

Artikel 7. Procedurebepalingen

  • 1.

    De aanvraag voor een voorziening geschiedt schriftelijk middels een daartoe beschikbaar gesteld formulier.

  • 2.

    Een voorziening met terugwerkende kracht aanvragen, is niet mogelijk.

  • 3.

    Uiterlijk binnen 4 weken na ontvangst van de aanvraag wordt een beschikking over de verlening en vaststelling van de subsidie in de vorm van een voorziening afgegeven.

Artikel 8. Verplichtingen

  • 1.

    Ter beoordeling van het recht op een voorziening dienen door aanvrager bewijsstukken te worden overgelegd van de op het aanvraagformulier vermelde inkomsten voor zover aanvrager over de in aanmerking te nemen periode geen (bijstands)uitkering van een van de Brabantse Wal gemeenten heeft ontvangen.

  • 2.

    Aanvrager is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigener beweging, ook aan Leergeld, mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de realisering van de voorziening in natura, alsmede hieraan zijn medewerking te verlenen.

Artikel 9. Uitvoering

  • 1.

    De realisering van de voorzieningen in natura wordt opgedragen aan Leergeld. Leergeld handelt als zodanig namens het college.

  • 2.

    Leergeld wordt in staat gesteld voorzieningen in natura te verstrekken als bedoeld in artikel 1, sub i, van deze regeling. De beoordeling van het recht op subsidie in de vorm van een voorziening berust bij het college.

  • 3.

    Naast de verstrekking van een voorziening als bedoeld in lid 1 draagt Leergeld tevens zorg voor aanmelding van kinderen in de leeftijd van 4 jaar tot en met 12 jaar voor een verjaardagsbox bij Stichting Jarige Job.

Artikel 10. Financiering en verantwoording

  • 1.

    Bij voorschot worden aan Leergeld financiële middelen ter beschikking gesteld voor de bekostiging van de voorzieningen in natura.

  • 2.

    Binnen 3 maanden na beëindiging van het kalenderjaar dient Leergeld verantwoording over de bestede gelden af te leggen aan het college. In de verantwoording dienen de volgende gegevens te worden vermeld:

    • -

      het nummer van de beschikking op grond waarvan een voorziening in natura is gerealiseerd;

    • -

      de naam van het kind voor wie een voorziening in natura is gerealiseerd;

    • -

      de geboortedatum van het kind;

    • -

      de soort activiteit;

    • -

      de kosten van de voorziening.

      Aan het einde van elk kalenderkwartaal kunnen ten behoeve van de gemeentelijke bedrijfsvoering voormelde gegevens tussentijds door of namens het college worden opgevraagd.

  • 3.

    Leergeld neemt de bepalingen in deze regeling in acht.

  • 4.

    De verantwoording dient te zijn voorzien van een accountantsverklaring, dat de gelden dienovereenkomstig zijn besteed.

Artikel 11. Hardheidsclausule

Door of namens het college kan met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen in deze regeling, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12. Slotbepalingen

  • 1.

    De regeling wordt aangehaald als: ”Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2017”.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2017 en heeft terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2017.

  • 3.

    De “Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2016”, vastgesteld bij besluit van 5 juli 2016, vervalt per 1 augustus 2017.

  • 4.

    Onder een voorziening als bedoeld in artikel 4 wordt mede verstaan een voorziening op grond van artikel

    4 van de Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen

Steenbergen, 11 juli 2017

Hoogachtend,

burgemeester en wethouders van Steenbergen,

de secretaris, de burgemeester,

M.J.P. de Jongh RA R.P. van den Belt, MBA

Alegemene toelichting

Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden op ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst. "Meedoen" op school en in de vrije tijd van de kinderen wordt door financiële redenen onmogelijk. Hierdoor krijgen deze kinderen niet de mogelijkheid om zich volledig te ontwikkelen. Kinderen, die opgroeien in dit soort situaties, hebben vaker last van gezondheidsproblemen en gevoelens van eenzaamheid, behalen lagere onderwijsprestaties en hebben meer kans om later zelf opnieuw in een armoedesituatie terecht te komen, of in de criminaliteit. Investeren in de meest kwetsbare groepen kinderen en zorgen dat ze al van jongs af aan mee kunnen draaien in de maatschappij, is van groot belang voor de ontwikkeling van een land. Niet investeren in deze groep heeft niet alleen verstrekkende gevolgen voor deze kinderen, maar ook voor de maatschappij als geheel.

 

Kind pakket

Elk kind heeft recht op een levensstandaard die toereikend is voor zijn lichamelijke, geestelijke, intellectuele, morele en maatschappelijke ontwikkeling. Dat staat in artikel 27 van het Kinderrechtenverdrag. Ouders hebben de eerste verantwoordelijkheid om hiervoor te zorgen. De overheid verleent hierbij ondersteuning.

De Kinderombudsman heeft in 2013 onderzoek gedaan naar kinderen in armoede. Een van de aanbevelingen in dit onderzoek is, dat gemeenten meer aandacht moeten besteden aan kinderen die in armoede opgroeien. Hij adviseert gemeenten om in te zetten op hulp, die direct ten goede komt aan de sociale, geestelijke en lichamelijke ontwikkeling  van kinderen.

Een kindpakket is een pakket, dat kinderen in armoede voorziet van ten minste de meest noodzakelijke behoeften, aangevuld met zaken om mee te kunnen doen in de samenleving. Als inkomensgrens voor de ouders hanteert de Kinderombudsman 120 % van het sociaal minimum.

 

Vanuit de praktijk is verzocht om aanpassing van de regeling voor ouders met een inkomen boven 120 % van het sociaal minimum die in een problematische schuldensituatie verkeren. Hun netto besteedbaar inkomen is uiteindelijk ook op of onder het sociaal minimum. Voorts is aandacht gevraagd voor de extra kosten die aan zogenaamde themaklassen in het middelbaar onderwijs zijn verbonden alsmede voor de extra kosten bij noodzakelijke aanvullende studiebegeleiding (bijles). Ook wordt gepleit voor het gelijktijdig kunnen verstrekken van een fiets en een laptop of tablet bij het volgen van middelbaar onderwijs.

Aanpassing van de Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen is daarvoor noodzakelijk. Met de regeling 2017 wordt hierin voorzien.

 

Met verstrekkingen in natura in plaats van geldelijke bijdragen komen voorzieningen in alle gevallen ten goede van kinderen voor wie de regeling is bedoeld. Het 'weglekken' van gelden voor andere doeleinden is met verstrekkingen in natura niet meer mogelijk.

Leergeld investeert op een duurzame manier in de participatie van schoolgaande kinderen. Een verstrekking door Leergeld is maatwerk en altijd in natura. De claimbeoordeling blijft berusten bij de gemeente.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die in de regeling voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de Participatiewet om ervoor te zorgen, dat zoveel mogelijk bij deze wetgeving wordt aangesloten. Voor zover de situatie zich voordoet, is artikel 33 van de Participatiewet eveneens van overeenkomstige toepassing.

Onder gebruteerde bijstandsnorm wordt in dit verband verstaan de bijstandsnorm als bedoeld in de artikelen 20, 21,  22 en 23 van de Participatiewet verhoogd met het geldende bijstandspercentagetarief als vermeld in de ’Rekenregels en handleiding loonheffingen over bijstandsuitkeringen’ van de Belastingdienst, onder aftrek van de loonheffingskorting die normaliter bij een volledige bijstandsuitkering te gelden kan worden gemaakt.

 

Bij maatschappelijke participatie is gekozen voor die activiteiten waarbij actief aan de samenleving wordt deelgenomen alsmede die activiteiten welke verband houden met school.

 

Activiteiten die hieronder vallen zijn: lidmaatschap van een jeugd-, sport- of ont­span­nings­vereniging, scouting, deelneming aan muziek- dans- of zwemonderwijs, abonnement zwembad, deelneming aan schoolreisjes, excursies en andere door school georganiseerde activiteiten.

Om te voorkomen dat de ondersteuning voor andere zaken kan worden aangewend, is gekozen voor een vorm van ondersteuning in natura, waarmee de voorziening daadwerkelijk ten goede komt aan de kinderen voor wie de regeling is bedoeld.

 

Artikel 2. Doel en strekking

Hiermee is doel en strekking van de regeling verwoord.

 

Artikel 3. Doelgroep

Benadrukt wordt, dat het hierbij gaat om personen met een hen ten laste komend kind. Dus een kind waarvoor de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak kan maken op kinderbijslag. Voorts dient onderwijs te worden gevolgd. Na het bereiken van de 18-jarige leeftijd kan het kind voor deelname aan activiteiten gebruik maken van de Regeling sociaal-culturele bijdrage voor de minima door zelf hiertoe een aanvraag in te dienen.

 

Als op (een deel van) het inkomen van de alleenstaande ouder of de gehuwde executoriaal beslag is gelegd, waardoor hij/zij over dat (deel van het) inkomen geen feitelijke bestedingsmogelijkheid heeft, noch beschikkingsbevoegd is, noch een mogelijkheid heeft om het uit te laten betalen, dient met dat (deel van het) inkomen geen rekening te worden gehouden. Dit betekent, dat als sprake is van executoriaal beslag op het inkomen, of als de ouder is toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp), hiermee rekening moet worden gehouden bij de vaststelling van het inkomen. In dergelijke situaties dient dan ook te worden uitgegaan van het inkomen dat resteert na het beslag.

 

Bij een ouder die in een minnelijk traject van schuldhulpverlening zit zoals bij de Kredietbank West-Brabant, dient hetzelfde beleid als bij beslag op de uitkering en toelating tot de Wsnp te worden toegepast. Bij een minnelijke regeling is er eveneens sprake van een problematische schuldensituatie. Een ouder die zijn best doet om via het minnelijk traject van zijn schulden af te komen, moet niet nadeliger uit zijn dan een ouder die (soms door eigen toedoen) in het wettelijk traject terecht is gekomen.

Bij directe verrekening van de huur- en/of zorgtoeslag door de Belastingdienst en voor wat betreft de opslag bij de inhouding van de bestuursrechtelijke premie voor de zorgverzekering door het CAK geldt eveneens dat de ouder niet redelijkerwijs kan beschikken over dat (deel van het) inkomen.

 

Artikel 4. Voorziening

Per kalenderjaar wordt naar eigen keuze van de ouder / het kind één voorziening per kind aangeboden.

 

Artikel 5. Invulling voorziening

Het gaat hierbij om meedoen met schoolse en buitenschoolse activiteiten. Via sport kan een kind leren omgaan met andere kinderen en leren omgaan met winnen en verliezen. Te denken valt aan het lidmaatschap van een sportclub. Exclusieve sporten als (zweef)vliegen, ballonvaren, skydiving, snowboarding, paardrijden, golven en duiken zijn uitgesloten van een voorziening, evenals extreme sporten als basejumpen en vechtsporten.

Bij het zwemonderwijs dient het instructiebad te zijn gelegen binnen de Brabantse Wal gemeenten. De voorziening dient te zijn gebaseerd op het goedkoopste tarief, wat door het desbetreffende instituut wordt gehanteerd. Als maximum geldt een bedrag van € 7,50 voor een zwemles van 30 minuten. Slechts de door de zwembond erkende diploma’s A en B komen voor een voorziening in aanmerking. Zogenoemde turbo cursussen zijn uitgesloten van een voorziening. Op het gebied van cultuur kan gedacht worden aan muziekles of balletles, maar ook aan creatieve cursussen zoals schilderen of toneelspelen. Individueel onderwijs is hierbij echter uitgesloten. Ook hierbij geldt, dat het instituut binnen de Brabantse Wal gemeenten is gevestigd.

Bij welzijn valt te denken aan de scouting. Onderwijs is van groot belang voor de ontwikkeling van een kind. In één voorziening wordt de mogelijkheid geboden deel te nemen aan alle in een schooljaar door de school georganiseerde activiteiten zoals een schoolreisje of schoolkamp, een excursie alsmede andere zaken die een school organiseert voor kinderen. Meerdaagse buitenlandse schoolreizen vallen hier buiten behoudens middels deelname aan een door de school ingesteld spaarsysteem. Verschillende scholen in het voortgezet onderwijs hebben voor de lagere klassen een spaarsysteem ter financiering van een meerdaagse buitenlandse schoolreis later tijdens het laatste of een na laatste schooljaar.

Een door de school gevraagde vrijwillige ouderbijdrage valt niet onder schoolse activiteiten, tenzij daarvan aantoonbaar activiteiten worden gefinancierd.

Verschillende middelbare scholen in de regio bieden naast het reguliere onderwijs op diverse terreinen additioneel onderwijs aan (in themaklassen). Zo biedt de Regionale Scholengemeenschap ’t Rijks in Bergen op Zoom sportklassen, kunst- en cultuurklassen, een technasium, een tweetalig lyceum en de wetenschapsklas aan. Het ZuidWestHoek College in Ossendrecht biedt als additioneel onderwijs een wielercollege aan. Aan dergelijke themaklassen kunnen extra kosten verbonden zijn. Voor deze extra kosten biedt lid 1, sub f, een voorziening.

Locaties van het voortgezet onderwijs bevinden zich meestal niet in de directe omgeving van het ouderlijk huis. Reden om in de regeling de mogelijkheid op te nemen voor de verstrekking van een fiets bij de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs. Onder een (tweedehands) standaard fiets voor normaal dagelijks gebruik wordt verstaan een degelijke fiets bestemd om ermee naar school, sportclub e.d. te gaan en die voldoet aan de wettelijk eisen. Racefietsen, mountainbikes en fietsen met trapondersteuning (zgn. e-bikes) zijn van de regeling uitgesloten.

Leerlingen in het voortgezet onderwijs maken steeds meer gebruik van e-learning als aanvulling op het traditionele klassikaal leren. Het beschikken over een laptop of tablet is hiervoor essentieel. Het moet gaan om een eenvoudige voor school benodigde laptop of tablet inclusief eventueel benodigde sofware. Het kind voor wie de laptop of tablet is bestemd, dient wel als leerling bij het voortgezet onderwijs te staan ingeschreven.

Een voorziening in de vorm van een fiets kan in een kalenderjaar samengaan met een voorziening in de vorm van een laptop of tablet en andersom, alsmede een voorziening in deelname aan additioneel onderwijs en/of aanvullende studiebegeleiding.

Aanvullende studiebegeleiding op het reguliere onderwijs kan soms noodzakelijk zijn om achterstanden in één of meer vakken weg te werken. Ook kan meer uitleg nodig zijn om een bepaald vak, zoals bijvoorbeeld wiskunde, helemaal te kunnen doorgronden. Bijles / huiswerkbegeleiding is dan een geschikt hulpmiddel ter verbetering van de schoolprestaties van de leerling tot het vereiste niveau.

Om de noodzaak van deze extra studiebegeleiding aan te tonen geldt het vereiste, dat de school mee betaalt aan de hieraan verbonden kosten. Immers ook de school heeft belang bij voldoende presterende leerlingen.

 

Artikel 6. Duur voorziening

Deze bepaling is opgenomen, omdat een schooljaar en veelal ook een verenigingsjaar niet gelijk loopt met een kalenderjaar. Voor een cursusperiode, zoals bij het zwemonderwijs, geldt een maximale periode van twaalf maanden.

 

Artikel 7. Procedurebepalingen

Een aanvraag voor meerdere ten laste komende kinderen uit een gezin is mogelijk.

Op basis van artikel 9, lid 3, van de Algemene subsidieverordening gemeente Steenbergen 2015 is vanwege de eenvoud van de aanvragen een afwijkende beslistermijn vastgesteld van 4 weken in plaats van 12 weken.

Artikel 8. Verplichtingen

Voor de inkomenstoets dienen bewijsstukken te worden overgelegd.

Belanghebbende is ook ten aanzien van Leergeld verplicht te voldoen aan de informatie- en medewerkingsplicht.

 

Artikel 9. Uitvoering

Leergeld investeert op een duurzame manier in de participatie van kinderen, die zonder extra steun aan de zijlijn van de samenleving terecht dreigen te komen. Een verstrekking door Leergeld is maatwerk en altijd in natura.

Met betrekking tot de daadwerkelijke uitvoering van de regeling is daarom de samenwerking opgezocht met Leergeld. De claimbeoordeling blijft berusten bij de gemeente.

Stichting Jarige Job maakt verjaardagen mogelijk voor kinderen van 4 jaar tot en met 12 jaar. Kinderen die hun verjaardag eigenlijk niet kunnen vieren, omdat daar geen geld voor is. Jarige Job helpt deze kinderen én daarmee het hele gezin door in ieder geval de belangrijkste dag van het jaar wél mogelijk te maken. Jarige Job geeft geen geld maar een verjaardagsbox ter waarde van € 35,00 met alles erop en eraan. Zoals slingers, ballonnen, taartmix, traktaties, wat lekkers voor thuis en cadeautjes. Ruim voor de verjaardag van het kind krijgen de ouders de Jarige Job verjaardagsbox. Zij zorgen ervoor dat het huis versierd is, dat de taart gemaakt is, cadeautjes zijn ingepakt en de traktatie voor op school klaar staat. Hierdoor wordt een verjaardag weer een echt gezinsfeest! Deze verjaardagsbox door Stichting Jarige Job staat los van de voorziening via Leergeld. Op grond van deze regeling kunnen dan ook geen rechten worden ontleend op een verjaardagsbox.

 

Artikel 10. Financiering en verantwoording

Aan het begin van het kalenderjaar worden aan Leergeld voldoende financiële middelen ter beschikking gesteld.

Zo nodig vindt aanvulling hierop in de loop van het kalenderjaar plaats. Storting van de bedragen geschiedt op een door Leergeld opgegeven bankrekeningnummer. De gegevens in de verantwoording dienen ter herleiding naar de gemeentelijke administratie.

 

Artikel 11. Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 12. Slotbepalingen

De Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2017 is voor belanghebbenden gunstiger dan de regeling uit 2016. Als in 2017 reeds een voorziening op grond van de Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2016 is toegekend, kan in 2017 niet nog eens een voorziening op grond van de nieuwe regeling 2017 worden toegekend met uitzondering van artikel 5, lid 9 en lid 10.