Organisatie | Maasgouw |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning maatwerkvoorzieningen gemeente Maasgouw 2016 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning maatwerkvoorzieningen gemeente Maasgouw 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Het historisch overzicht van deze regeling is niet compleet.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-03-2018 | 01-01-2020 | artikel 3.1 | 27-02-2018 | BenW/2018/03755 | |
16-11-2017 | 26-03-2018 | artikel 6.1, 9.1 | 24-10-2017 | . | |
29-01-2015 | 16-11-2017 | nieuwe regeling | 20-01-2015 Gemeenteblad 2015, 8243 |
HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
Wettelijk minimumloonhet bruto minimumloon per uur, berekend door het minimumloon als bedoeld in artikel 8 lid 1 onder b Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag plus het percentage van de vakantiebijslag als bedoeld in artikel 8 lid 1 onder b Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, te verhogen met 8,33%, en dat bedrag te delen door zesendertig.
HOOFDSTUK 3 VOEREN VAN EEN GESTRUCTUREERD HUISHOUDEN
artikel 3.1 Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
‘Het bruto persoonsgebonden budget Organisatie’ bedraagt het tarief gelijk aan het laagste zorg in natura tarief zoals vastgelegd in de raamovereenkomsten in het kader van de aanbesteding hulp bij het huishouden 2010-2013 en wordt alleen verstrekt onder overlegging van bewijsstukken van inkoop van hulp bij het huishouden bij een thuiszorgorganisatie.
HOOFDSTUK 4 HET VERMOGEN OM ZELFSTANDIG TE LEVEN, HET HEBBEN VAN EEN DAGSTRUCTUUR, DEELNAME AAN HET MAATSCHAPPELIJK VERKEER EN HET VOEREN VAN REGIE DAAROVER
artikel 4.1 Persoonsgebonden budget begeleiding individueel
Het persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel bedraagt maximaal 100% van het in 2015 geldende AWBZ-PGB-tarief (zijnde € 37,09 per uur) indien de begeleiding wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels.
Het persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel bedraagt maximaal 80% van het in lid 1 genoemde tarief indien de begeleiding wordt verleend door:
een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel waaraan een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (VAR-verklaring) is afgegeven;
een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels, en waarmee de cliënt een arbeidsovereenkomst aangaat.
artikel 4.2 Persoonsgebonden budget begeleiding groep inclusief vervoer
Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep inclusief vervoer bedraagt maximaal 100% van het in 2015 geldende AWBZ-PGB-tarief (zijnde € 51,37 per dagdeel) indien de begeleiding wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels.
Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep inclusief vervoer bedraagt maximaal 80% van het in lid 1 genoemde tarief indien de begeleiding wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel waaraan een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (VAR-verklaring) is afgegeven.
Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep inclusief vervoer bedraagt per uur maximaal het wettelijk minimumloon vermeerderd met 20%, met dien verstande dat het persoonsgebonden budget per dagdeel nooit hoger is dan 80% van het in lid 1 genoemde tarief, indien de begeleiding wordt verleend door:
een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels, en waarmee de cliënt een arbeidsovereenkomst aangaat.
Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep inclusief vervoer bedraagt maximaal het wettelijk minimumloon, indien de begeleiding wordt verleend door een persoon, niet zijnde de persoon als bedoeld in lid 3 onder a, waarmee geen arbeidsovereenkomst, maar wel een zorgovereenkomst, is aangegaan.
artikel 4.3 Persoonsgebonden budget begeleiding groep exclusief vervoer
Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep exclusief vervoer bedraagt maximaal 100% van het in 2015 geldende AWBZ-PGB-tarief (zijnde € 45,85 per dagdeel) indien de begeleiding wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels.
Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep exclusief vervoer bedraagt maximaal 80% van het in lid 1 genoemde tarief indien de begeleiding wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel waaraan een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (VAR-verklaring) is afgegeven.
Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep exclusief vervoer bedraagt per uur maximaal het wettelijk minimumloon vermeerderd met 20%, met dien verstande dat het persoonsgebonden budget per dagdeel nooit hoger is dan 80% van het in lid 1 genoemde tarief, indien de begeleiding wordt verleend door:
een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels, en waarmee de cliënt een arbeidsovereenkomst aangaat.
Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep exclusief vervoer bedraagt maximaal het wettelijk minimumloon, indien de begeleiding wordt verleend door een persoon, niet zijnde de persoon als bedoeld in lid 3 onder a, waarmee geen arbeidsovereenkomst, maar wel een zorgovereenkomst, is aangegaan.
HOOFDSTUK 5 ONTLASTEN VAN MANTELZORGERS
artikel 5.1 Persoonsgebonden budget kortdurend verblijf
Het persoonsgebonden budget voor kortdurend verblijf bedraagt maximaal 100% van het in 2015 geldende AWBZ-PGB-tarief (zijnde € 104,50 per etmaal) indien het kortdurend verblijf wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van kortdurend verblijf als bedoeld in paragraaf 4.3 van de Beleidsregels.
Het persoonsgebonden budget voor kortdurend verblijf bedraagt maximaal 80% van het in lid 1 genoemde tarief indien het kortdurend verblijf wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van kortdurend verblijf als bedoeld in paragraaf 4.3 van de Beleidsregels en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel waaraan een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (VAR-verklaring) is afgegeven.
Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep exclusief vervoer bedraagt per uur maximaal het wettelijk minimumloon vermeerderd met 20%, met dien verstande dat het persoonsgebonden budget per etmaal nooit hoger is dan 80% van het in lid 1 genoemde tarief, indien het kortdurend verblijf wordt verleend door:
een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van kortdurend verblijf als bedoeld in paragraaf 4.3 van de Beleidsregels, en waarmee de cliënt een arbeidsovereenkomst aangaat.
HOOFDSTUK 6 NORMALE GEBRUIK VAN DE WONING
artikel 6.1 Persoonsgebonden budget woonvoorzieningen
Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip, ten tijde van de indiening van de aanvraag, minder dan vijf jaar bedraagt of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, wordt er slechts een voorziening verleend tot een bedrag van € 2.000,-.
Het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening, die niet valt onder een van de in de vorige leden genoemde woonvoorzieningen, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde kostenopstelling of offerte (conform programma van eisen) of de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college gehanteerde prijslijsten voor woningaanpassingen. Bij aanpassingen boven € 15.315,-- bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen. Indien wordt uitgegaan van één offerte, dan is de hoogte van het persoonsgebonden budget maximaal het bedrag dat zou gelden op grond van de standaard prijslijsten woningaanpassingen, voor zover de betreffende woonvoorziening voorkomt op deze standaard prijslijst.
HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING
artikel 7.1 Persoonsgebonden budget rolstoelen
Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de prijs van de goedkoopst passende voorziening. Dit is inclusief kosten van onderhoud, zoals die door het college aan de leverancier betaald zouden worden op basis van het opgestelde programma van eisen en zonder de korting zoals die in het contract is afgesproken.
HOOFDSTUK 8 HEBBEN VAN CONTACTEN EN DEELNAME RECREATIEVE, MAATSCHAPPELIJKE EN RELIGIEUZE ACTIVITEITEN
HOOFDSTUK 9 LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL
artikel 9.1 Persoonsgebonden budget vervoersvoorziening
Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening, die niet valt onder een van de in de vorige leden genoemde vervoersvoorzieningen, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de prijs van de goedkoopst passende voorziening. Dit is inclusief kosten van onderhoud, zoals die door het college aan de leverancier betaald zouden worden op basis van het opgestelde programma van eisen en zonder de korting zoals die in het contract is afgesproken.
HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Het wettelijke minimumloon is in een aantal gevallen bepalend voor de hoogte van het pgb. Bij het bepalen van het wettelijk minimumloon gaan we uit van de in de sector gebruikelijke 36 urige werkweek. De verhoging van 8,33% van het wettelijk minimumloon, inclusief vakantiebijslag, heeft te maken met de verplichte vakantiedagen.
HOOFDSTUK 3 VOEREN VAN EEN GESTRUCTUREERD HUISHOUDEN
HOOFDSTUK 4 HET VERMOGEN OM ZELFSTANDIG TE LEVEN, HET HEBBEN VAN EEN DAGSTRUCTUUR, DEELNAME AAN HET MAATSCHAPAPELIJK VERKEER EN HET VOEREN VAN REGIE DAAROVER
Artikel 4.1 Persoonsgebonden budget begeleiding individueel
De in dit artikel genoemde PGB-tarieven zijn afgeleid van de AWBZ-PGB-tarieven 2015. Uit de AWBZ-praktijk is gebleken dat het AWBZ-PGB-tarief toereikend is om (zelfs binnen de duurdere AWBZ-ZIN-tarieven) ondersteuning in te kopen. Uitgaande van de opdracht om budgetneutraal te blijven, is het niet verantwoord en niet noodzakelijk om PGB-tarieven vast te stellen, die hoger liggen dan de AWBZ-PGB-tarieven 2015. De AWBZ kende per functie (Begeleiding Individueel, Begeleiding Groep met vervoer, Begeleiding Groep zonder vervoer en Kortdurend Verblijf) één PGB-tarief. Omwille van de eenduidigheid en eenvoud bij de AWBZ (en de perceelindeling van de inkoop Wmo) is daarbij aangesloten.
In het beleidsplan en de verordening is aangegeven dat de gemeente toe wil naar een differentiatie in PGB-tarieven. Bij het differentiëren is voor de eenduidigheid aangesloten bij de indeling in de AWBZ en de differentiatie waarmee de Sociale Verzekeringsbank reeds ten behoeve van de AWBZ-PGB’s werkte. Dat heeft geleid tot de in het artikel opgenomen categorie-indeling. Voor de onderbouwing daarvan wordt verwezen naar de “Notitie Onderbouwing PGB-tarief ML Oost”.
Artikel 4.2 Persoonsgebonden budget begeleiding groep inclusief vervoer
Zie de toelichting bij artikel 4.1.
Artikel 4.3 Persoonsgebonden budget begeleiding groep exclusief vervoer
Zie de toelichting bij artikel 4.1.
HOOFDSTUK 5 ONTLASTEN VAN MANTELZORGERS
Artikel 5.1 Persoonsgebonden budget kortdurend verblijf
Zie de toelichting bij artikel 4.1.
HOOFDSTUK 6 NORMALE GEBRUIK VAN DE WONING
Artikel 6.1 Persoonsgebonden budget woonvoorzieningen
De verstrekking van het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen is op onderdelen anders geregeld dan bijvoorbeeld bij hulp bij het huishouden. Bij de woonvoorzieningen gaat het om respectievelijk de bouwkundige, de niet-bouwkundige voorzieningen (bijv. woningsanering i.v.m. cara, badzitjes, badliften etc.) en de uitraaskamer. Omdat de klant die bewust kiest voor een persoonsgebonden budget veelal ook maximale keuzevrijheid wil, wordt de hoogte vastgesteld op basis van een kostenopstelling door Argonaut en/of een offerte. Een andere mogelijkheid zijn de door het college gehanteerde prijslijsten voor woningaanpassingen, die worden gebruikt bij woonvoorzieningen. Op basis van deze prijslijsten gelden vaste bedragen voor een aantal (kleine) en meestal standaard woningaanpassingen.
In lid 2 wordt een specifieke bepaling gewijd aan de niet bouwkundige woonvoorziening woonsanering. Allereerst geldt dat het compenseren van allergene factoren of andere problemen die hun oorzaak vinden in de aard van de in of aan de woonruimte gebruikte materialen niet onder de werking van de Verordening valt. Woningsanering zal in de meeste gevallen betrekking hebben op voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn. Alleen in die gevallen dat artikelen nog niet zijn afgeschreven en het medisch gezien dringend noodzakelijk is dat deze direct vervangen worden, kunnen burgemeester en wethouders besluiten een pgb te verlenen.
Deze leden bepalen de hoogte van het persoonsgebonden budget voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van woonvoorzieningen. De bedragen zijn gebaseerd op tarieven die door het Nederlands Liftinstituut worden gehanteerd. Deze bedragen worden jaarlijks aangepast. Indien een persoonsgebonden budget is aangevraagd zal allereerst, indien het onderhoud en keuring betreft, de ingediende offerte beoordeeld moeten worden. Vervolgens vindt vaststelling plaats.
In lid 8 is bepaald dat, indien wordt uitgegaan van een offerte, de hoogte van het persoonsgebonden budget maximaal gelijk is aan het bedrag dat zou gelden op grond van de standaardprijslijst woningaanpassingen, voor zover de betreffende woonvoorziening voorkomt op deze standaardprijslijst. Dit is alleszins redelijk omdat dit bedrag ook door burgemeester en wethouders aan de leverancier betaald zou worden.
HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING
Artikel 7.1 Persoonsgebonden budget rolstoelen
In lid 2 wordt de wijze geregeld waarop de hoogte van een te verlenen persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt bepaald. Hierbij wordt uitgegaan van de prijs die de gemeente dient te betalen voor een voorziening in natura bij de leverancier aan wie de opdracht tot verstrekking van vervoersvoorzieningen is gegund op basis van een aanbesteding. Dit is het bedrag zonder korting zoals die in het contract is afgesproken. De hoogte van het aldus bepaalde Pgb is inclusief de kosten van onderhoud.