Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Protocol huisbezoek Zaanstad 2017 |
Citeertitel | Protocol huisbezoek Zaanstad 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-12-2017 | Nieuwe regeling | 21-11-2017 Gemeenteblad 2017, nr. 213273 | 2017/46120 |
Waarom en wanneer een huisbezoek
Mensen die geen of onvoldoende inkomsten hebben om in hun kosten van levensonderhoud te kunnen voorzien kunnen een beroep doen op de gemeente. Zij kunnen dan een (aanvullende) uitkering krijgen op grond van de volgende wetten:
Met deze wetten garandeert de rijksoverheid elke Nederlander een inkomen waarmee men geacht wordt te kunnen voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De gemeenten zijn met de uitvoering van deze wetten belast. Dit betekent dat de gemeente Zaanstad er voor dient te zorgen dat elke inwoner, die recht op een uitkering heeft deze ook krijgt. Maar dit betekent ook dat de gemeente ervoor moet zorgen dat de uitkering rechtmatig wordt verstrekt.
Aan het ontvangen van een uitkering zijn daarom verplichtingen verbonden gericht op het actief verstrekken van informatie die van belang is voor de vaststelling van het recht op uitkering en de hoogte daarvan. Bij twijfel heeft de gemeente de taak te onderzoeken of de door belanghebbende verstrekte informatie klopt. Bij de beoordeling van het recht op een uitkering en de hoogte daarvan wordt in het kader van het handhaven van de Participatiewet 1 onder andere het huisbezoek als middel gebruikt.
Het huisbezoek is een belangrijk middel om de leefsituatie van een belanghebbende te onderzoeken. Veelal is er voor de bewijsvoering van een gezamenlijke huishouding, een onjuist opgegeven adres of het vaststellen van in de woning aanwezige bezittingen een huisbezoek noodzakelijk.
Een huisbezoek is voor het onderzoeken van dergelijke situaties belangrijk en maakt het onderzoek compleet. Het voegt de waarneming van de situatie ter plaatse toe aan de kennis die er al is met betrekking tot de belanghebbende, op basis van verificatie en validatie van gegevens en de verklaring van de belanghebbende.
Artikel 53a Participatiewet, artikel 14 IOAW en artikel 14 IOAZ zijn gewijzigd door de Wet huisbezoeken2 . Deze wet is ingevoerd op 1 januari 2013 en regelt de gevolgen van het weigeren van toestemming voor een huisbezoek in situaties dat er geen concrete aanwijzingen van onjuiste gegevensverstrekking zijn. Er is dan nog geen vermoeden van fraude.
De wet biedt de gemeente meer mogelijkheden om de leefsituatie vast te stellen van mensen die een uitkering aanvragen of ontvangen. Daarbij gaat het vooral om de vraag of de ontvanger van de uitkering samenwonend is of alleenstaande (ouder). Ook moeten deze mensen kunnen aantonen dat ze daadwerkelijk op het adres wonen zoals opgenomen in de basisregistratie personen van de gemeente en dat ze bijvoorbeeld de kosten van het bestaan niet kunnen delen.
Bestaat er gerede twijfel aan de juistheid van de door de belanghebbende verstrekte informatie, dan wordt aangesloten op de bij toekenning van de uitkering opgelegde inlichtingenplicht. Als er na verificatie van de beschikbare informatie onduidelijkheid blijft bestaan over het hoofdverblijf van belanghebbende en diens partner en de belanghebbende een huisbezoek weigert en ook niet op een andere manier de woonsituatie aan kan tonen, dan is een huisbezoek gerechtvaardigd. Dit is van belang voor artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM): het ingezette middel (huisbezoek) moet noodzakelijk en proportioneel zijn voor het doel (vaststellen van de leefsituatie). Het doel moet ook niet op een andere manier kunnen worden bereikt (subsidiariteitsbeginsel). Alleen als de belanghebbende niet op een andere manier zijn leefsituatie aannemelijk maakt of kan maken, mag er een huisbezoek worden afgelegd.
Als er wel een vermoeden van fraude is, is het op grond van de bestaande jurisprudentie al mogelijk de uitkering te weigeren of in te trekken. De wet brengt daarin geen verandering.
Omdat huisbezoeken een inbreuk betekenen op de privacy van de belanghebbende, gelden er voor het huisbezoek regels. Dit protocol beschrijft deze regels. De in dit protocol beschreven werkwijze geldt als verplichting voor alle huisbezoeken die door medewerkers van de gemeente worden afgelegd.
Dit protocol behandelt alleen de werkwijze voor huisbezoeken die medewerkers van de gemeente afleggen in het kader van de Participatiewet en heeft hierdoor een bestuursrechtelijk karakter. Huisbezoeken in het kader van een strafrechtelijk onderzoek worden alleen verricht door sociaal rechercheurs en vallen onder een ander (hier niet nader omschreven) regime. Dit protocol is opgesteld om alle zaken aan de orde te stellen die nauw samenhangen met het uitvoeren van een huisbezoek. Onderwerpen als wetskennis, veiligheid en het onderkennen van fraudesignalen worden hierin besproken.
Huisbezoek in kader van dienstverlening
Er zijn huisbezoeken in het kader van de dienstverlening. Hierbij kan gedacht worden aan huisbezoeken bij de belanghebbende die door fysieke- of gezondheidsproblemen niet de mogelijkheid heeft om de gemeente te bezoeken. In dergelijke gevallen heeft het huisbezoek niet het doel een leefsituatie te verifiëren of op fraude te controleren.
De Algemene wet op het binnentreden (Awbi) is wel van toepassing, waardoor legitimatie en toestemming voorafgaand aan het betreden van de woning een vereiste is. Het huisbezoek in het kader van dienstverlening wordt in dit protocol niet verder besproken.
Huisbezoek bij vermoeden van fraude
Indien er een redelijk vermoeden van fraude is ontstaan geeft artikel 53a van de Participatiewet de mogelijkheid om de door de belanghebbende verstrekte inlichtingen met betrekking tot zijn woon- en leefsituatie te controleren. In het kader van deze controle kan een huisbezoek worden afgelegd. De belanghebbende heeft volgens artikel 17, tweede lid van de Participatiewet een “meewerkplicht”. Het niet meewerken aan een huisbezoek, bij een vermoeden van fraude, kan leiden tot het afwijzen van een aanvraag of het beëindigen van het recht op bijstand.
Huisbezoek ter verificatie van de rechtmatigheid van de uitkering
De “Wet Huisbezoeken” richt zich specifiek op het huisbezoek ter verificatie van door de belanghebbende verstrekte inlichtingen, waarbij geen vermoeden van fraude aanwezig is. De “Wet Huisbezoeken” geeft de gemeente mogelijkheden om een huisbezoek ter verificatie te doen. Op grond van de "Wet Huisbezoeken" zijn er gevolgen voor de uitkering, als door weigering van een huisbezoek de leefsituatie van belanghebbende en daarmee de rechtmatigheid van de verstrekking van een uitkering of de hoogte daarvan niet kan worden vastgesteld (artikel 53a, tweede en vierde lid van de Participatiewet).
Artikel 53a, tweede lid van de Participatiewet geeft het college de bevoegdheid om de belanghebbende te verzoeken aan te tonen dat:
Het college kan daarbij aanbieden dit te doen door middel van een huisbezoek met toestemming van de belanghebbende.
Het gaat bij de Participatiewet om de woonsituatie waarbij de leefvorm en/of het aantal kostendelers relevant is voor het recht op uitkering of op de hoogte van de uitkering. Het afleggen van een huisbezoek wordt aangemerkt als een ingrijpende inbreuk op de privacy van de belanghebbende. In verdragen en verschillende wetten zijn daarom diverse bepalingen opgenomen ter bescherming van die privacy van de belanghebbende.
Uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep blijkt dat een huisbezoek ter vaststelling van het recht op uitkering een inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer zoals bedoeld in artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 10, eerste lid van de Grondwet.
Als de bijzondere omstandigheden van het geval dit noodzakelijk maken, kan deze inbreuk echter gerechtvaardigd zijn. Voorwaarde is onder meer wel dat er een legitiem doel gediend wordt met het huisbezoek en dat het huisbezoek voor de vaststelling van het recht op uitkering noodzakelijk is.
Artikel 53a, zesde lid van de Participatiewet bepaalt dat het college bevoegd is om onderzoek in te stellen naar de door de belanghebbende overgelegde gegevens en/of inlichtingen.
Op grond van artikel 17, tweede lid van de Participatiewet is de belanghebbende de verplichting opgelegd op verzoek de medewerking te verlenen die redelijkerwijze nodig is voor de uitvoering van de Participatiewet. Maar dat geeft het College niet meteen controlerende bevoegdheden, zoals het uitvoeren van een huisbezoek. Daarin voorziet artikel 53a, tweede lid van de Participatiewet. Volgens deze bepaling mag het college een onderzoek instellen naar gegevens die te maken hebben met bijstandsverlening.
De memorie van toelichting van de wet en ook daaruit afgeleide rechtspraak geeft expliciet aan dat in dit kader namens het College huisbezoeken kunnen worden afgelegd.
Volledigheidshalve wordt vermeld dat de belanghebbende zelf bepaalt of deze medewerking verleent aan het huisbezoek en dus toestemming geeft om zijn woning binnen te treden. De belanghebbende blijft het recht behouden om toegang tot zijn woning te weigeren. De weigering kan wel nadelige consequenties hebben voor de belanghebbende.
In verband met de inbreuk op het ‘huisrecht’ bij een huisbezoek, schrijft de Algemene Wet op het Binnentreden (Awbi) voor dat voldaan moet worden aan de legitimatieplicht; dat het binnentreden van een woning toegestaan is in aanwezigheid en met toestemming van de bewoner op basis van volledige informatie en dat van de toestemming van de bewoner moet blijken (Artikel 1 van de Awbi).
Het betreden van een woning door de medewerkers van de gemeente vormt een inbreuk op het in artikel 12 van de Grondwet gegarandeerde huisrecht en het in - onder meer – artikel 8 eerste lid van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Als het beoogde doel door inzet van een ander middel, dat minder ingrijpend is, gerealiseerd kan worden dient voor dat middel gekozen te worden. De gemeente verifieert altijd eerst de verstrekte inlichtingen aan de hand van de voor haar beschikbare authentieke bronbestanden.
Zoals gezegd heeft belanghebbende het recht huisbezoek te weigeren. Indien er geen sprake is van een vermoeden van fraude heeft de belanghebbende ook het recht om het verifiëren van de verstrekte inlichtingen door middel van een minder ingrijpend middel te laten plaatsvinden. Belanghebbende dient dan zijn leefsituatie op een andere wijze, dan door een huisbezoek, aan te tonen.
Het proportionaliteitsbeginsel
Voor al het overheidshandelen geldt dat het evenredig moet zijn in relatie tot de gestelde doelen. Het ingezette middel en met name de wijze waarop, moet in verhouding staan tot het beoogde doel (dit betekent: het verkrijgen van volledige en de juiste informatie om het recht op bijstand vast te stellen).
Informed consent wil zeggen dat de toestemming van belanghebbende tot binnentreden van de woning berust op volledige en juiste informatie over de reden en het doel van het huisbezoek en de gevolgen in geval van weigering.
Onder volledige informatie wordt verstaan:
Over de vraag of de belanghebbende al dan niet toestemming verleent mag geen twijfel bestaan.
De bewijslast van de toestemming tot het binnentreden van de woning nadat de belanghebbende volledig is geïnformeerd, ligt bij de gemeente. Om deze reden wordt belanghebbende gevraagd een schriftelijke “informed consent" te ondertekenen.
Het aanbod van een huisbezoek ter verificatie
Het verifiëren van de leefsituatie kan onder meer via een huisbezoek. Door het huisbezoek is het mogelijk voor gemeenten om de woonsituatie, de leefvorm en/of het aantal kostendelers “achter de voordeur” vast te stellen.
De “Wet Huisbezoeken” heeft betrekking op de volgende situaties:
Wat betreft de woonsituatie gaat het erom dat de gemeente de belanghebbende verzoekt aan te tonen waar hij woont en hem aanbiedt in dat kader een huisbezoek af te leggen.
Wanneer de gemeente na administratieve verificatie vaststelt dat de verstrekte gegevens "op papier" kloppen, maar onvoldoende duidelijkheid geven over de feitelijke leefsituatie, biedt de gemeente belanghebbende aan zijn leefsituatie aan te tonen door middel van een huisbezoek. Dit aanbod gebeurt voorafgaand aan het verzoek tot daadwerkelijke binnentreding van de woning.
Het aanbod om de leefsituatie aan te tonen door middel van een huisbezoek wordt in het algemeen gedaan bij de voordeur, maar kan ook gedaan worden tijdens een (intake)gesprek op het stadhuis.
In beide situaties moet de gemeente de belanghebbende meedelen dat deze het recht heeft om de verstrekte inlichtingen door de gemeente te laten verifiëren met behulp van een minder ingrijpend middel dan het huisbezoek. Tevens deelt de gemeente mee wat hierboven bij informed consent al is beschreven. De bewijsplicht dat dit zorgvuldig is gebeurd ligt bij de gemeente.
Afzien van huisbezoek i.v.m. dringende redenen, c.q. belangenafweging
Het kan voorkomen dat de belanghebbende te kennen geeft een zeer dringende reden te hebben voor weigering van het huisbezoek of voor de weigering - tijdens het huisbezoek - om bepaalde zaken te laten zien.
Er kan sprake zijn van zeer dringende redenen om de onmiddellijke uitvoering van een huisbezoek te weigeren. Hiervan zal, gezien de gebruikte beoordelingsnorm “zeer dringende redenen” slechts zeer zelden sprake van kunnen zijn.
Als voorbeeld zou kunnen gelden een afspraak van belanghebbende bij de dokter of met het ziekenhuis. Als belanghebbende zich hierop beroept wordt deze afspraak in diens bijzijn direct telefonisch gecheckt of belanghebbende wordt in de gelegenheid gesteld dit aan te tonen door middel van een afsprakenlijst.
De bewoner kan zijn eenmaal gegeven toestemming op elk moment intrekken. Vanaf dat moment bevindt men zich zonder toestemming van de bewoner in de woning en zal men de woning dienen te verlaten. Wordt dit niet gedaan dan is men wederrechtelijk in de woning en pleegt men een ambtsmisdrijf (ambtelijke huisvredebreuk) in de zin van artikel 370 van het Wetboek van Strafrecht.
Om schending van de medewerkingsplicht (artikel 17, tweede lid van de Participatiewet) aan besluitvorming ten grondslag te kunnen leggen moet de gemeente aannemelijk maken, dat belanghebbende zijn eenmaal gegeven toestemming heeft ingetrokken. De belanghebbende dient duidelijk te zijn gemaakt dat weigering, om medewerking te verlenen aan voortzetting van het huisbezoek, gevolgen heeft voor het recht op uitkering, dan wel op de hoogte van de uitkering.
De Participatiewet regelt de rechtsgevolgen van het weigeren van een huisbezoek ter verificatie.
Wanneer iemand een huisbezoek ter verificatie van de verstrekte inlichtingen weigert en niet op andere wijze aantoont dat hij feitelijk woont op het opgegeven adres of wat zijn leefvorm is, kan dit de volgende gevolgen hebben:
Algemene richtlijnen huisbezoek
Bij het afleggen van huisbezoeken worden de volgende richtlijnen gehanteerd:
Als de situatie dit toelaat (veiligheid) informeren de medewerkers van de gemeente belanghebbende over de bevindingen en laten belanghebbende daarop reageren. Zij geven gelegenheid tot het stellen van vragen zonder dat er een discussie ontstaat. Als dat nodig is wordt belanghebbende voor een vervolggesprek op het stadhuis uitgenodigd (zo spoedig mogelijk) om aanvullende vragen te beantwoorden of om vragen van belanghebbende te verduidelijken.
Als een vervolggesprek op het stadhuis nodig is wordt tijdens dit gesprek belanghebbende de gelegenheid geboden om de onderzoeksgegevens in te zien. Hij wordt in de gelegenheid gesteld het verslag van het huisbezoek te lezen en wordt de mogelijkheid geboden om correcties aan te brengen of aanvullingen toe te voegen.
Als belanghebbende een kamer van een woning bewoont en de hoofdbewoner/verhuurder bezwaar heeft met betrekking tot het betreden van de woning, dan wordt afgezien van het binnentreden van de woning.
Als ten gevolge van deze weigering de rechtmatigheid van de uitkering niet kan worden vastgesteld zal dit consequenties hebben voor de uitkering van belanghebbende. Een door belanghebbende gehuurde kamer mag alleen betreden worden in aanwezigheid en met toestemming van belanghebbende.
De gezondheid en de veiligheid van belanghebbende en de medewerkers van de gemeente is een belangrijke voorwaarde bij het afleggen van een huisbezoek. Waar dat mogelijk is moet voorkomen worden dat er een onveilige situatie ontstaat voor belanghebbende en de medewerkers van de gemeente. In verband met de veiligheid wordt bij een huisbezoek de volgende richtlijnen in acht genomen:
Bespreking huisbezoek met de belanghebbende
Het past bij zorgvuldig en behoorlijk handelen dat belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld om op de uitkomst van het huisbezoek te kunnen reageren voordat een besluit genomen wordt.
Het huisbezoek is gebaseerd op de volgende wetgeving
Voordat een woning betreden wordt, is het goed eerst stil te staan bij de vraag met welke wetgeving rekening dient te worden gehouden. Belangrijk hierbij is onder andere aan welke formele voorwaarden voldaan moet worden. Voor het afleggen van het huisbezoek zijn een aantal artikelen van diverse wetten relevant:
Huisbezoeken worden ook afgelegd bij uitkeringen op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). Voor de leesbaarheid van dit protocol wordt onder ‘Participatiewet’ tevens bedoeld de IOAW en de IOAZ.
Wet van 4 oktober 2012, houdende een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek (Staatsblad 2012;463). Deze wet is ingevoerd op 1 januari 2013, waardoor artikel 53a van de Wet werk en bijstand (Wwb) wijzigde. Dit gewijzigde artikel is vervolgens opgenomen in de Participatiewet.