Organisatie | Steenbergen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Wet Taaleis Inkomensondersteuning |
Citeertitel | Beleidsregels Wet Taaleis Inkomensondersteuning |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-07-2016 | 01-01-2016 | Beleidsregels | 26-07-2016 | BM1602154 |
Burgemeester en wethouders van Steenbergen:
In behandeling genomen Beleidsregels Wet Taaleis Inkomensondersteuning d.d. 14 juli 2016
Overwegende dat gelet op de Wet taaleis en Participatiewet waarin aan ons de bevoegdheid is gegeven om beleidsregels te stellen;
Gelet op artikel 18b Participatiewet en artikel 149 van de Gemeentewet;
De Beleidsregels Wet Taaleis Inkomensondersteuning vast te stellen.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
b. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen;
c. taaltoets: toets zoals bedoeld in artikel 18b lid 2 van de Participatiewet;
d. referentieniveau F: het fundamentele niveau taal en rekenen volgens de richtlijnen van de rijksoverheid. Dit niveau is te vergeleken met taalniveau A2;
e. taalplan: het plan waarin de afspraken over het taaltraject zijn opgenomen.
Artikel 2 Beheersing van de Nederlandse taal
De belanghebbende die een aanvraag voor een bijstandsuitkering indient, overlegt een verklaring waaruit blijkt dat hij de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst. Het betreft één van de volgende verklaringen:
a. Een eigen verklaring dat hij in de periode vanaf het 5e tot en met het 16e levensjaar gedurende ten minste acht jaren in Nederland woonplaats had (in de zin van de artikel 10 van boek I van het Burgerlijk Wetboek).
b. Een eigen verklaring dat hij over een diploma Inburgering beschikt als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a van de Wet Inburgering.
c. Een eigen verklaring dat hij over enig ander document beschikt, waaruit blijkt dat de belanghebbende de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst.
d. Aan het zittend bestand wordt na 1 juli 2016 schriftelijk verzocht binnen 2 weken één van de verklaringen genoemd in bovenstaand lid te overleggen.
Er wordt een taaltoets afgenomen binnen maximaal 8 weken na datum van het besluit toekenning aanvraag bijstand, indien belanghebbende niet één van de in artikel 2 aangegeven verklaringen aan het college overlegt bij de aanvraag of, bij het wel overleggen van de verklaring, wanneer er een redelijk vermoeden bestaat dat belanghebbende de Nederlandse taal niet beheerst op referentieniveau 1F.
Voor het zittend bestand wordt de taaltoets maximaal na 8 weken afgenomen, nadat het college geen of een negatieve reactie van belanghebbende heeft ontvangen op het schriftelijk verzoek. Tevens wordt de toets afgenomen wanneer er een redelijk vermoeden bestaat dat belanghebbende de Nederlandse taal niet beheerst op referentieniveau 1F.
Artikel 4 Ontbreken van verwijtbaarheid
Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt in ieder geval indien er:
Is de uitkomst van de toets dat belanghebbende niet aan de taaleis voldoet, dan wordt de volgende procedure gevolgd:
a. Belanghebbende krijgt een gesprek waarbij hij de uitslag van de taaltoets hoort. In het gesprek dient belanghebbende te verklaren bereid te zijn binnen een maand aan te vangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal op referentieniveau 1F. Deze verklaring wordt vastgelegd in een trajectplan.
b. Wanneer belanghebbende akkoord gaat met het trajectplan tekent hij het trajectplan. Dit is de bereidverklaring om te starten met het leertraject dat leidt tot kennis van de Nederlandse taal op referentieniveau 1F.
c. Wanneer belanghebbende niet bereid is dan wordt de bijstand beoordeeld volgens de regels in artikel 18b van de Participatiewet.