Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Nieuwegein

Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Nieuwegein
Officiële naam regelingBrandbeveiligingsverordening Nieuwegein 2010
CiteertitelBrandbeveiligingsverordening Nieuwegein 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein en de Organisatieverordening Brandweer (1987).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet veiligheidsregio´s, art. 3

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-201001-04-2012nieuwe regeling

22-09-2010

De Molenkruier 29-09-2010

2010-206
10-01-2010nieuwe regeling

22-09-2010

De Molenkruier 29-09-2010

2010-206

Tekst van de regeling

Intitulé

Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein 2010

De raad van de gemeente Nieuwegein;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 augustus 2010;

 

gelet op artikel 3 van de Wet veiligheidsregio’s;

 

overwegende dat het verplicht is een verordening vast te stellen omtrent het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

 

besluit vast te stellen: Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein 2010

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    inrichting: voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats voor zover die geen bouwwerk is;

  • b.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Artikel 2 Verbodsbepaling

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college verleende gebruiksvergunning een inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin:

    • a.

      meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn of,

    • b.

      aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft of,

    • c.

      aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer dan 10 lichamelijk of geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft.

              

  • 2. Het college kan aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden met inachtneming van het gestelde in de artikelen 4 en 5.

  • 3. Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden verbinden en gestelde voorwaarden wijzigen of intrekken, indien het belang waarvoor de gebruiksvergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van inzichten of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de gebruiksvergunning.

  • 4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 3 Weigeringsgronden

Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van voorschriften ook niet kan worden bereikt.

Artikel 4 Gebruikseisen en brandbeveiligingsvoorzieningen

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.1 tot en met 2.9 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken zijn overeenkomstig van toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

Artikel 5 Melden van brand en broei

Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.

 

Artikel 6 Bossen, heidevelden, venen

De eigenaar van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander erf of terrein, voor zover niet bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b van de Woningwet, en dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen die het college geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.

 

Artikel 7 Bestuurlijke boete

Overtreding van de regels van deze verordening kan worden beboet met een bestuurlijke boete van maximaal het bedrag, genoemd in de Arbeidsomstandighedenwet artikel 34, vierde lid, onder 1°.

Artikel 8 Overgangsrecht

  • 1. Vergunningen die zijn verleend onder werking van de Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van de Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein 2010, worden aangemerkt als vergunning krachtens de Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein 2010.

  • 2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein  is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop de Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein 2010 toegepast.

  • 3. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om vergunning krachtens de Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein, wordt beslist met toepassing van de Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein 2010.

  • 4. De Organisatieverordening Brandweer (1987) wordt ingetrokken op het moment dat de brandweer Nieuwegein binnen de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) gaat samenwerken en niet langer deel zal uitmaken van de gemeentelijke organisatie.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein 2010.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2010.

Artikel 11 Intrekking oude regeling

De Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein en de Organisatieverordening Brandweer (1987) worden ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 september 2010.

 

De voorzitter,                                                                                   

De griffier,

Toelichting Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein 2010

Algemeen

Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s stelt de raad een brandbeveiligingsverordening op met regels over:

  • 1.

    het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

  • 2.

    het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand.

Bij een algemene maatregel van bestuur (hierna: amvb) kunnen met het oog op de uniformiteit regels worden gesteld over de inhoud van die verordening (artikel 1, derde lid, Wet veiligheidsrisico´s). Deze amvb is in voorbereiding en zal naar verwachting medio 2011 in werking treden. Voor de tussenliggen periode is het noodzakelijk de onderhavige verordening vast te stellen.  Gezien het tijdelijk karakter is deze beperkt  van aard.

Naast aanpassing aan de Wet veuiligheidsregio´s zijn regels voor de bestuurlijke boete toegevoegd.

Brandbeveiligingsverordening is vangnet

De Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein 2010 mag niets regelen voor zover daarin bij of krachtens enig ander (hoger) wettelijk voorschrift is voorzien. Hierop moet bij het stellen van regels nauwlettend worden toegezien. Feitelijk moet de gemeente zich telkens weer afvragen in hoeverre een wettelijk voorschrift al voorziet of mede (indirect) voorziet in de brandveiligheid die in de Wet veiligheidsregio’s als opdracht aan het college is gegeven. In zo’n geval gaat dat wettelijk voorschrift voor op de onderhavige verordening. Met andere woorden: deze verordening is een vangnet voor brandveiligheidvoorzieningen die noodzakelijk zijn maar waarvoor geen wettelijke basis voorhanden is. Voordat de gemeente op basis van de Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein 2010 kan optreden moet eerst bezien zijn in hoeverre er ter zake elders regels zijn gesteld.

Onderwerp van de regeling: objecten die geen bouwwerk zijn

De Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein 2010 is een vangnet, een restregelgeving, zij regelt de brandveiligheid die niet op een andere manier wettelijk is geregeld. Dit is weliswaar een beperking, maar wel van een onbepaald onderwerp. Bij het gebruiksvergunningensysteem van de brandbeveiligingsverordening gaat het namelijk om objecten die geen bouwwerken zijn: 'niet-bouwwerken'. Het kan gaan om bijvoorbeeld een los met de wal verbonden drijvend hotel, een drijvende discotheek of een tijdelijke tent. Het onderwerp is vooraf niet te bepalen.

De omschrijving in de Wet veiligheidsregio’s zelf kent een beperking van

doel, n.l. brandveiligheid, maar (behalve door andere wettelijke voorschriften) geen beperking van object. De omschrijving is van toepassing op de gehele omgeving.

Voor een dergelijk object is het vanwege het feit dat niet van tevoren duidelijk is waarom het gaat, moeilijk concrete regels te maken. Veel objecten lijken echter op bekende bouwwerken. Overeenkomstig daaraan kunnen eisen worden gesteld, afhankelijk van de specifieke situatie.

Als voorbeeld dient een bouwwerk dat op de grond staat. Hiervoor is in elk

geval het Bouwbesluit, het Gebruiksbesluit en de bouwverordening ex de Woningwet van toepassing. Door de definitie van het begrip bouwwerk in de bouwverordening en de toepassing ervan in het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit is een constructie die drijft op het water meestal geen bouwwerk in de zin van de Woningwet en afgeleide regelgeving. Voor een met de grond verbonden object is de Woningwet het juridisch kader. Voor hetzelfde object dat drijft is de onderhavige verordening het juridisch kader (voor de brandveiligheid). Een ander voorbeeld: een tent die langdurig op dezelfde plaats staat kan een bouwwerk zijn (Woningwet van toepassing), terwijl diezelfde tent tijdens een kortdurende periode een 'niet-bouwwerk' is, waarvoor op grond van de brandbeveiligingsverordening eisen moeten worden gesteld.

Over de lastige vraag: wanneer is een object een bouwwerk volgt hieronder, mede aan de hand van staande jurisprudentie, een toelichting

Bouwwerk of geen bouwwerk, open erf en terrein

De Woningwet heeft een grote invloed op de reikwijdte van de Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein 2010. Deze wet bevat de wettelijke grondslag voor voorschriften betreffende het bouwen, de staat van bestaande bouwwerken en standplaatsen en het gebruik van bouwwerken en het gebruik van open erven en terreinen en de staat, waarin deze zich moeteen bevinden. De beperking die de Woningwet oplegt, als hogere regeling, zit in de begrippen bouwwerk, open erf en terrein.

Bouwwerk

Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Woningwet niet. De in de jurisprudentie aanvaarde definitie is:

- bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Aan de hand van de vier elementen van de definitie van het begrip bouwwerk

1) constructie,

2) van enige omvang,

3) met de grond verbonden,

4) bedoeld om ter plaatse te functioneren

wordt bepaald of een object een bouwwerk is of niet.

Over het begrip bouwwerk bestaat een uitgebreide jurisprudentie, het is niet zonder meer duidelijk wanneer aan de vier voorwaarden wordt voldaan om tot de conclusie te komen dat een object een bouwwerk is.

De jurisprudentie is te omvangrijk en te casuïstisch om hier weer te geven.

Open erf en terrein

Bouwwerken vallen niet onder de werking van de Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein 2010. Ook sommige open erven en terreinen vallen niet onder de werking van deze verordening. Op grond van artikel 8, tweede lid, onder b, van de Woningwet zijn namelijk in de bouwverordening voorschriften opgenomen over de staat en het in gebruik nemen en gebruiken van open erven en terreinen. Hiervoor kunnen dus geen eisen worden gesteld op grond van de onderhavige verordening.

De begripsomschrijving van erf is overgenomen uit het Besluit omgevingsrecht (Bor) dat op 1 oktober 2010 in werking zal getreden. Die omschrijving is afgeleid uit de jurisprudentie (zie ABRvS 15 september 1997, LJN: AA3601, AB 1998, 5).

Uitgangspunt is dat het gehele perceel bij een hoofdgebouw in beginsel als erf kan worden aangemerkt. Echter uit de systematiek van een bestemmingsplan of beheersverordening kan voortvloeien dat bepaalde verder van het hoofdgebouw af gelegen delen van een perceel niet als erf aangemerkt kunnen worden. Dit zal in beginsel uitsluitend het geval kunnen zijn bij percelen van een aanzienlijke omvang, veelal gelegen buiten de bebouwde kom. Bij dergelijke omvangrijke percelen geven bestemmingsplannen of beheersverordeningen soms regels die het perceel onderverdeelt in een bouwblok of bestemming, waarbinnen het hoofdgebouw met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen gebouwd kunnen worden en waar een verdere inrichting kan plaatsvinden als buitenruimte behorende bij het hoofdgebouw.

Onder een terrein wordt verstaan een bij een bouwwerk behorend onbebouwd perceel, of gedeelte daarvan, niet zijnde een erf. Om als terrein in de zin van de bouwverordening te kunnen worden aangemerkt, moet dus aan vier voorwaarden zijn voldaan: 1) het is een perceel grond, 2) dat onbebouwd is, 3) dat bij een bouwwerk hoort en 4) dat geen erf is.

Gebruiksvergunning voor een inrichting

De Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein 2010 kent een gebruiksvergunningenstelsel voor die situaties die uit het oogpunt van brandveiligheid meer dan gebruikelijke aandacht nodig hebben. Gezien de onbepaaldheid van de situaties is niet gekozen voor een meldingsplicht i.p.v. vergunningsplicht, omdat tussen die situaties dan bij voorbaat onderscheid gemaakt moet worden. Daarnaast staan in de brandbeveiligingsverordening gebruiksvoorwaarden waaraan altijd moet worden voldaan.

Voor het stellen van eisen via een vergunning of via de directe werking van de verordening is het nodig dat de situatie waarop de vergunning of eisen van toepassing is, is afgebakend: een ruimtelijk begrensde plaats, voor zover die geen bouwwerk is. Kortheidshalve is gekozen voor één begrip: inrichting.

Het is duidelijk dat voor een zo grote verscheidenheid aan situaties het niet goed mogelijk is concrete eisen te stellen. Om dezelfde reden is het aanvragen van een vergunning vormvrij.

Het Gebruiksbesluit geeft richtlijnen voor de te stellen voorwaarden.

Aan een los aangemeerde drijvende hotelboot bijvoorbeeld kunnen dezelfde brandveiligheidseisen worden gesteld als aan een vast met de wal verbonden drijvende hotelboot (bouwwerk in de zin van de bouwverordening en de Woningwet).

Wabo

De zo grote verscheidenheid aan situaties die kunnen voorkomen is de reden dat er voor gekozen is de brandbeveiligingsverordening niet aan te haken aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van de onderhavige verordening zijn belast de aan te wijzen ambtenaren van Vergunningverlening & Advisering en van Toezicht & Handhaving van het district Binnensticht-Lekstroom van de Veiligheidsregio Utrecht.

Bestuurlijke boete

Bij overtreding van de onderhavige verordening kan een bestuurlijke boete worden opgelegd. Het bedrag van de boete mag niet hoger zijn dan het bedrag, genoemd in de Arbeidsomstandighedenwet artikel 34, vierde lid onder 1°, te weten  € 9.000.

Strafbepaling

Overtreding van de regels van deze verordening kan op grond van artikel 64 eerste lid van de Wet veiligheidsregio’s worden worden gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

Intrekken van oude regelingen

De oude verordening, de Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein (uit 1993) wordt ingetrokken. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de Organisatieverordening Brandweer (1987) in te trekken op het moment dat de brandweer Nieuwegein binnen de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) gaat samenwerken en niet langer deel zal uitmaken van de gemeentelijke organisatie.