Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Aalburg

Subsidieregel Peuterprogramma’s 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAalburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregel Peuterprogramma’s 2018
CiteertitelSubsidieregel Peuterprogramma’s 2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Subsidieregel Peuterspeelzaalwerk, vastgesteld op 17 april 2012.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene subsidieverordening gemeente Aalburg 2012, artikel 2, tweede lid, artikel 4, derde lid en artikel 6, tweede lid
  2. Algemene wet bestuursrecht (Awb), met name hoofdstuk 4, titel 4.2 Subsidie en titel 4.4 Bestuursrechtelijke geldschulden, artikel 4:89;

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2018Nieuwe regeling

07-11-2017

Het Kontakt van 22 november 2017

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregel Peuterprogramma's 2018

Vastgesteld door het college op 7 november 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalburg;

overwegende dat het gewenst is activiteiten te stimuleren die bijdragen aan de sociale - emotionele-, motorische-, taal-spraakontwikkeling en educatieve ontplooiing van (doelgroep)kinderen van 2 tot 4 jaar, onder meer door spel en omgang met leeftijds­genootjes;

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met name hoofdstuk 4, titel 4.2 Subsidie en titel 4.4 Bestuursrechtelijke geldschulden, artikel 4:89;

gelet op het bepaalde in de Algemene subsidieverordening gemeente Aalburg 2012 (ASV), met name artikel 2, tweede lid, artikel 4, derde lid en artikel 6, tweede lid;

besluit:

vast te stellen de volgende regeling voor kindgebonden financiering:

Subsidieregel Peuterprogramma’s 2018

 

Algemeen

 

Subsidie op grond van deze regeling kan worden verstrekt aan peuteropvang met een peuterprogramma voor peuters van 2 tot 4 jaar woonachtig in de gemeente Aalburg. Deze kindgebonden subsidieregeling is alleen bedoeld voor peuters van ouders of verzorgers die geen gebruik kunnen maken van kinderopvangtoeslag.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    De wet kinderopvang: Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) en de nieuwe wet Kinderopvang per 1 januari 2018.

  • b.

    Wet OKE: Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie

  • c.

    Peuteropvang: een product van een in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerde kinderopvanginstelling voor een beperkt aantal uren binnen de kinderopvang, waarbinnen gewerkt wordt met een peuterprogramma ter ondersteuning en begeleiding van peuters in hun ontwikkeling in een groep van maximaal 16 peuters.

  • d.

    Peuters: in Aalburg woonachtige kinderen van 2 tot 4 jaar.

  • e.

    Doelgroepkind: een door de jeugdarts van het consultatiebureau doorverwezen peuter naar peuteropvang waar gewerkt wordt met een peuterprogramma.

  • f.

    Peuterprogramma: een aanbod bedoeld voor peuters. Binnen het peuterprogramma dient gewerkt te worden met een geïntegreerd en erkend programma voor Voor- en Vroeg-schoolse Educatie (VVE-programma) dat zich richt op de sociale-emotionele-, motorische-, taal-spraakontwikkeling, beginnend lezen en ontluikend rekenen. Het VVE-programma en de uitvoering dienen te voldoen aan de eisen zoals gesteld in de Wko en het bepaalde in de Wet OKE. Het programma dient opgenomen te zijn in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut.

  • g.

    Peuterplaats: een basisaanbod dat overeenkomt met een peuterbezoek van maximaal 7 uur per week verdeeld over 2 dagdelen in de peuteropvang als regulier aanbod, gedurende maximaal 40 weken per jaar.

  • h.

    VVE-plaats: het basis aanbod waarin een individueel peuterprogramma aan doelgroepkinderen wordt aangeboden uitgebreid tot maximaal 10,5 uur per week met een maximum van 3,5 uur per dagdeel, gedurende maximaal 40 weken per jaar.

  • i.

    Kinderopvanginstelling: een voorziening van kinderopvang zoals bedoeld in de wet Wko, niet zijnde gastouderopvang , welke is ingeschreven in het LRK, welke gevestigd is in de gemeente Aalburg met een peuteraanbod en waar gewerkt wordt met een peuterprogramma.

  • j.

    Voorbereidings- en uitvoeringstijd: de inzet van de medewerkers van de peuteropvang die nodig is o.a. voor voorbereiding, inrichting, uitzetten van activiteiten, (warme)overdracht enz. passend binnen de uitvoering van het VVE-peuterprogramma welke niet binnen de VVE-dagdelen kunnen worden gedaan.

Artikel 2 Doelgroep

Deze doelgroep wordt verdeeld in twee groepen:

  • 1.

    Peuters die gebruik maken van een peuterplaats.

  • 2.

    Doelgroepkinderen die gebruik maken van een VVE-plaats.

Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen en eisen waaraan moet worden voldaan.

  • 1.

    Er wordt gewerkt met een erkend VVE-programma, zoals genoemd onder artikel 1 lid d. Hierbij wordt het aanbod van activiteiten, dan wel begeleiding en ondersteuning van ouder en kind, afgestemd op de ontwikkelingsbehoefte van het kind.

  • 2.

    Met de basisscholen waar de peuters naar doorstromen zijn afspraken gemaakt over de doorgaande ontwikkelingslijn, op basis van een samenwerkingsovereenkomst.

  • 3.

    Een peuter neemt niet meer dan maximaal 3,5 aaneengesloten uren in één dagdeel deel aan het peuterprogramma.

  • 4.

    De kinderopvangorganisatie heeft aantoonbaar minimaal 2 jaar ervaring met het uitvoeren van een VVE-programma.

  • 5.

    De kinderopvangorganisatie vraagt maandelijks een bijdrage aan de ouders/verzorgers voor het 1e en 2e dagdeel (totaal 7 uur). Uitgegaan wordt van een inkomensafhankelijke ouderbijdrage inkomenstabel in bijlage1. Ouder met recht op kinderopvangtoeslag betalen voor het bijwonen van de peuterprogramma’s het kinderopvanguurtarief en ontvangen zelf compensatie in de vorm van kinderopvangtoeslag via de belastingdienst. Volgt een doelgroepkind 3 of 4 dagdelen VVE dan wordt het meerdere boven de 7 uur basisaanbod tot maximaal 10,5 uur gratis aangeboden.

  • 6.

    De kinderopvangorganisatie verzoekt ouder(s) om hen alle gegevens te verstrekken, die redelijkerwijs van invloed kunnen zijn op de hoogte van de gemeentelijke subsidie en deze zo spoedig mogelijk kenbaar te maken aan de instelling.

  • 7.

    De kinderopvangorganisatie registreert de bezetting van de (VVE)-peuterplaatsen, het aantal uren per dagdeel, het aantal dagdelen en de periode waarbinnen de (doelgroep)peuters gebruik maken van dit aanbod.

Artikel 4 Berekening van de subsidie

  • 1.

    Uitgangspunt is de VNG adviestabel ouderbijdrage peuterwerk welke jaarlijks door de VNG beschikbaar wordt gesteld (deze wordt als richtlijn gebruikt en is als bijlage 2 bij deze regeling gevoegd). Voor 2018 bedraagt het normbedrag € 7,45.

  • 2.

    Per peuter komt maximaal 1 peuterplaats en/of maximaal 1 VVE-plaats voor subsidie in aanmerking.

  • 3.

    Het subsidiebedrag wordt door het college vastgesteld en bestaat uit het normbedrag per uur voor een peuter waarvan de ouder / verzorger geen recht op kinderopvangtoeslag heeft, een afzonderlijk berekend bedrag voor maximaal 3,5 uur extra VVE voor doelgroepkinderen ( voor ouders met een doelgroepkind zonder recht op kinderopvang-toeslag voor deze uren), een bedrag voor voorbereidings- en uitvoeringsactiviteiten per dagdeel voor activiteiten die uitgevoerd moeten worden voor het VVE-programma en die niet gedaan kunnen worden in de VVE-dagdelen.

  • 4.

    Voor het bepalen van de hoogte van de subsidie bij toekenning en bij vaststelling wordt gebruik gemaakt van het “Rekenmodel: Berekening subsidie peuteropvang 2018” In het rekenmodel wordt een onderscheid gemaakt tussen de berekening van de peuterplaatsen en VVE-plaatsen.

Artikel 5 Aanvraag tot subsidieverlening en vaststelling subsidie

  • 1.

    De instelling dient jaarlijks, uiterlijk voor 1 mei van het jaar vooruitlopend op het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd een aanvraag voor subsidie in op een door het college vastgesteld formulier (bijlage 3).

  • 2.

    In tegenstelling tot het bepaalde in artikel 1 kan de aanvraag voor subsidie voor het kalenderjaar 2018 worden ingediend tot 1 januari 2018.

  • 3.

    Bij de subsidieaanvraag wordt een onderbouwing opgenomen van de berekeningswijze van de hoogte van de aangevraagde subsidie. Om de hoogte te bepalen wordt aan ouders / verzorgers zonder recht op kinderopvangtoeslag een ‘Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ gevraagd. Daarnaast dienen ouders een IB-60 formulier te overleggen om de hoogte van de ouderbijdrage te kunnen bepalen. In de subsidieaanvraag wordt het verwachte aantal deelnemende kinderen en het verwachte aantal doelgroepkinderen opgenomen.

  • 4.

    De instelling dient jaarlijks, uiterlijk voor 1 mei volgend op het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling in, met gebruikmaking van het door het college vastgestelde aanvraagformulier (bijlage 4).

  • 5.

    Vaststelling van de jaarlijkse subsidie vindt plaats op basis van het werkelijke aantal peuters (van ouders / verzorgers zonder recht op kinderopvangtoeslag), per inkomenscategorie, dat in het subsidiejaar heeft deelgenomen aan een peuterprogramma.

  • 6.

    De aanvraag tot vaststelling bevat conform het bepaalde in artikel 15 tot en met 17 van de ASV en aanvullend daarbij:

    • a.

      Een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    • b.

      Een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening en of accountantsverklaring conform het bepaalde in hoofdstuk 7 verantwoording en vaststelling subsidie ASV, met name artikel 16 en 17).

    • c.

      De wijze waarop er met de basisscholen afspraken zijn gemaakt over de doorgaande lijn i.r.t. het bepaalde in artikel 3, lid 2.

    • d.

      Het aantal (doelgroep)peuters dat deelname aan een peuterprogramma per inkomenscategorie. Van deze doelgroeppeuters wordt een kopie van de doorverwijzing van het consultatiebureau overlegd.

    • e.

      De periode waarbinnen de betreffende (doelgroep)peuters in het verantwoordingsjaar hebben deelgenomen en het verzuim van deze kinderen.

Artikel 6 Uitbetaling van de subsidie

  • 1.

    Het college kan conform het bepaalde artikel 5 lid 4 artikel 16 lid 3 en artikel 17 lid 3 van de ASV nadere informatie op te vragen om de hoogte van de subsidietoekenning, dan wel de vaststelling te kunnen bepalen.

  • 2.

    De subsidie wordt met gebruikmaking van artikel 4:89 Awb overgemaakt aan de organisatie waar de ouders hun kind laat deelnemen aan het peuterprogramma.

  • 3.

    De subsidie wordt in vier maandelijkse termijn uitbetaald.

Artikel 7 Weigeringsgronden

De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25, 4:34 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 9 van de Algemene subsidieverordening genoemde gevallen, geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, indien de instelling niet voldoet aan de wettelijke voorschriften die gelden voor kinderopvanginstellingen en de voorschriften opgenomen in wetgeving en aanvullende regelingen die gelden voor VVE, de ASV, de Subsidieregeling Peuterprogramma’s en het vastgestelde gemeentelijke VVE-beleid.

Artikel 8 Slotbepalingen

  • a.

    De Subsidieregel Peuterspeelzaalwerk, vastgesteld op 17 april 2012, wordt ingetrokken per 31 december 2017.

  • b.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2018.

  • c.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregel Peuterprogramma’s 2018.