Subsidieaanvraag en subsidieverlening
Artikel 5
Aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid en artikel 4, eerste lid worden ingediend vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden.
Artikel 6
Bij de subsidieaanvraag bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid, en artikel 4, eerste lid wordt in elk geval gevoegd
- a.
de sluitende begroting met toelichting;
- b.
het beleidsplan voor het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, en waarin is opgenomen het activiteitenplan, het kwaliteitsbeleid en het accommodatiebeleid, conform hetgeen de wet en Gedeputeerde Staten daarover voorschrijven;
- c.
een meerjaren onderhoudsplan; en
- d.
een overzicht van de locaties waar de werkzaamheden zullen worden uitgeoefend.
Artikel 7
De begroting wordt ingediend op een bij Gedeputeerde Staten verkrijgbaar formulier.
Artikel 8
Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot verstrekken tot ten hoogste 100% van de kosten die voor subsidie in aanmerking komen.
Subsidieplafond
Artikel 10
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond vast.
Indien gedurende het boekjaar in de uitkering bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder a en b van de wet, dan in wel autonome provinciale middelen die voor jeugdzorg op de provinciale begroting zijn opgenomen wijzigingen optreden, stellen Gedeputeerde Staten het subsidieplafond gewijzigd vast.
Verhoging verleend subsidiebedrag
Artikel 12
Gedeputeerde Staten zijn bevoegd op de subsidieverlening bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid en artikel 4, tweede lid een aanvullende subsidie te verlenen indien het rijk hiertoe extra middelen voor toeslagen beschikbaar stelt.
Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 13
Stichting Bureau jeugdzorg en de zorgaanbieders verstrekken uiterlijk aan het einde van ieder kwartaal aan Gedeputeerde Staten een opgave van het aantal jeugdigen dat betrokken is bij de uitoefening van haar taken, overige door Gedeputeerde Staten gevraagde informatie, alsmede alle informatie die krachtens wet en regelgeving is vereist.
Artikel 14
Onverminderd de bepalingen in de wet en, voor zover van toepassing, de bepalingen in afdeling 4.2.8 Awb, voert de subsidieontvanger de administratie zodanig dat op ieder moment een betrouwbaar inzicht bestaat op de volgende punten:
- a.
gegevens over de cliënten;
- b.
gegevens over de omvang van de uitgeoefende taken, functies en hulpvarianten;
- c.
gegevens met betrekking tot de wachtlijsten en wachttijden; en
- d.
Artikel 15
Voor de rechtshandelingen bedoeld in artikel 4:71, eerste lid Awb en voor de op-, om- en afbouw van een hulpvariant heeft de subsidieontvanger voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van Gedeputeerde Staten, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.
Artikel 16
- 1.
De subsidieontvangers bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid zijn verplicht een egalisatiereserve te vormen als bedoeld in artikel 4:72 Awb voor de subsidies die de provincie Noord-Holland verstrekt.
- 2.
Reserves die met subsidie zijn opgebouwd worden uitsluitend besteed aan kosten die direct verband houden met de uitvoering van de door de provincie Noord-Holland gesubsidieerde werkzaamheden.
Artikel 17
Indien in een mede met provinciale subsidie bekostigde of onderhouden ruimte langer dan vier weken geen krachtens deze verordening gesubsidieerde jeugdzorg plaatsvindt, deze ruimte op andere wijze wordt gebruikt of leeg staat, dient de subsidieontvanger dit binnen zes weken na aanvang van onbruik of leegstand schriftelijk aan Gedeputeerde Staten te melden.
Artikel 18
- 1.
Voor zover het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming is de subsidieontvanger als bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid aan Gedeputeerde Staten een vergoeding verschuldigd van maximaal het met subsidie opgebouwde vermogen indien:
- a.
de subsidieontvanger de voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt, bezwaart of de bestemming ervan wijzigt;
- b.
de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;
- c.
de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;
- d.
de rechtspersoon wordt ontbonden dan wel een fusie als bedoeld in artikel 309 boek 2 Burgerlijk Wetboek wordt aangegaan;
- e.
de subsidieverlening of subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd.
- 2.
De subsidieontvanger doet van de in het eerste lid onder a tot en met d bedoelde gevallen onverwijld schriftelijk mededeling aan Gedeputeerde Staten.
- 3.
Het vaststellen van de hoogte van de vergoeding voor onroerende zaken vindt plaats door drie deskundigen. Gedeputeerde Staten en de subsidieontvanger wijzen elk een deskundige aan, die in onderling overleg een derde deskundige aanwijzen.
Artikel 19
- 1.
Stichting Bureau jeugdzorg en de zorgaanbieder verzekeren elk hun burgerrechtelijke aansprakelijkheid tegenover derden voor een som van ten minste € 2,5 miljoen per gebeurtenis en per geval.
- 2.
Stichting Bureau jeugdzorg en de zorgaanbieder verzekeren elk hun onroerende zaken tegen brandschade naar herbouwwaarde en hun roerende zaken tegen brandschade, waterschade en diefstal.
- 3.
Stichting Bureau jeugdzorg en de zorgaanbieder verzekeren elk de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van bij of door hem geplaatste jeugdigen, voor een som van ten minste € 2,5 miljoen per gebeurtenis en per geval, indien deze aansprakelijkheid niet reeds is verzekerd.
Overige bepalingen
Slotbepalingen
Artikel 25
Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere gevallen afwijken van een of meer bepalingen van deze verordening.
Artikel 26
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen Gedeputeerde Staten.
Artikel 27
De Subsidieverordening jeugdzorg Noord-Holland 2007 wordt ingetrokken.
Artikel 28
Deze verordening wordt aangehaald als Subsidieverordening jeugdzorg Noord-Holland 2008.
Artikel 29
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008.