Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hilversum

Horecaverordening Hilversum 2003

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHilversum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHorecaverordening Hilversum 2003
CiteertitelHorecaverordening Hilversum 2003
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpHoreca

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149; Algemene Plaatselijke Verordening 2001.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-08-200301-05-2017Nieuwe regeling. Artikel 4 is tussentijds gewijzigd. Deze wijziging is integraal doorgevoerd in de verordening.

26-06-2003

De Gooi en Eembode, 03-07-2003

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Horecaverordening Hilversum 2003

De raad van de gemeente Hilversum;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 27 mei 2003,

gelet op art. 149 van de Gemeentewet;

gelet op de Algemene Plaatselijke Verordening 2001 van de gemeente Hilversum;

BESLUIT:

vast te stellen de hierna volgende Horecaverordening Hilversum 2003:

HORECAVERORDENING HILVERSUM 2003

Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van de verordening wordt verstaan onder:

a.

Inrichting

de lokaliteiten waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, met de daarbij behorende terrassen voor zover die terrassen in ieder geval bestemd zijn voor het verstrekken van alcoholvrije drank en/of eetwaren- en/of alcoholhoudende drank en/of eetwaren voor gebruik ter plaatse, welke lokaliteiten al dan niet onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimte;

 

 

 

b.

Lokaliteit

een besloten ruimte, onderdeel uitmakend van een inrichting;

 

 

 

c.

Horecalokaliteit

een van een afsluitbare toegang voorziene lokaliteit, onderdeel uitmakend van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, in ieder geval bestemd voor het verstrekken van alcoholvrije drank en/of eetwaren en/of alcoholhoudende drank en/of eetwaren voor gebruik ter plaatse;

 

 

 

d.

Horecabedrijf

de activiteit in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholvrije drank en/of eetwaren en/of alcoholhoudende drank en/of eetwaren voor gebruik ter plaatse;

 

 

 

e.

Terras

een al dan niet overdekte zitgelegenheid in de onmiddellijke nabijheid van een horecalokaliteit gelegen, alwaar in het kader van de uitoefening van een horecabedrijf aan de bezoekers dranken en/of eetwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;

 

 

 

f.

Alcoholhoudende drank:

de drank, die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor meer dan een half volumeprocent uit alcohol bestaat;

 

 

 

g.

Alcoholvrije drank:

de drank, die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor een half volumeprocent of minder uit alcohol bestaat;

 

 

 

h.

Leidinggevende

1. de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico het horecabedrijf wordt uitgeoefend, met uitzondering van bestuurders van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet;

2. de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend in een of meer inrichtingen;

3. de natuurlijke persoon, die onmiddellijk leiding geeft aan de uitoefening van zodanig bedrijf in een inrichting;

 

 

 

i.

Natafeluur

extra openingsuur op basis van een ontheffing sluitingstijd waarin gasten van een restaurant, die om 24.00 uur nog in het bedrijf aanwezig zijn, het diner kunnen afronden.

Artikel 2. Algemene Termijnenwet

De artikelen 1 tot en met 4 van de Algemene Termijnenwet zijn op deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3. Procedurele bepalingen

  • 1.

    Een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van deze verordening kan alleen worden ingediend door degene, die aannemelijk kan maken eigenaar te zijn van het perceel, waarop de aanvraag betrekking heeft, hetzij anderszins aannemelijk kan maken dat er geen privaatrechtelijke belemmeringen zijn om datgene, waarop de aanvraag betrekking heeft, te verrichten.

  • 2.

    Een aanvraag om een verlof als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van deze verordening kan alleen worden ingediend door diegene, die aannemelijk kan maken dat er geen privaatrechtelijke belemmeringen zijn om datgene, waarop de aanvraag betrekking heeft, te verrichten.

  • 3.

    Een aanvraag als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van deze verordening kan alleen worden ingediend door diegene die een vergunning op grond van artikel 3 Drank- en Horecawet of een verlof op grond van artikel 5, eerste lid (of ontheffing) van deze verordening heeft aangevraagd of reeds in het bezit is van een dergelijke vergunning, verlof of (ontheffing).

  • 4.

    Op een aanvraag om een ontheffing, verlof of vergunning ingevolge deze verordening wordt binnen 12 weken beslist.

  • 5.

    Aan een ontheffing, verlof of vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden of worden toegevoegd. Deze voorschriften en beperkingen kunnen worden gewijzigd en kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a.

      de geldigheidsduur van de ontheffing, het verlof of de vergunning;

    • b.

      de openingstijden van het horecabedrijf, waarbij kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7, eerste lid van deze verordening;

    • c.

      het gebruik dat van de ontheffing, het verlof of de vergunning mag worden gemaakt.

  • 6.

    Onverminderd hetgeen overigens in deze verordening is bepaald, wordt een ontheffing, verlof of vergunning geweigerd indien:

    • a.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming is of zal zijn;

    • b.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat in strijd zal worden gehandeld met aan de ontheffing, het verlof of de vergunning verbonden voorschriften.

  • 7.

    Een ontheffing, verlof of vergunning kan worden ingetrokken:

    • a.

      indien in strijd wordt gehandeld met de ontheffing, het verlof of de vergunning of met de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen;

    • b.

      indien op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten, opgetreden nadat de ontheffing, het verlof of de vergunning is verleend, moet worden aangenomen dat het van kracht blijven daarvan in strijd komt met de normen, waaraan een aanvraag voor een ontheffing of een verlof wordt beoordeeld.

    • c.

      zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de ontheffing, het verlof of de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

  • 8.

    Onverminderd hetgeen overigens in deze verordening is bepaald, wordt een ontheffing, verlof of vergunning geweigerd of kan deze worden ingetrokken indien beoordeling -van de aanvraag respectievelijk de verleende ontheffing, verlof of vergunning- op grond van de Wet Bevordering Integriteits-beoordeling door het Openbaar Bestuur (BIBOB) negatief uitvalt.

Artikel 4. Exploitatie van een horecalokaliteit/bedrijf

  • 1.

    Het is verboden zonder een door de burgemeester verleende ontheffing ter bescherming van het woon- en leefklimaat een horecalokaliteit/bedrijf te exploiteren.

  • 2.

    Een ontheffing woon- en leefklimaat als bedoeld in het eerste lid vervalt en is opnieuw vereist:

    • a.

      indien een horecabedrijf een jaar of langer niet feitelijk is geëxploiteerd;

    • b.

      indien het bedrijfskarakter van een horecabedrijf is gewijzigd;

    • c.

      indien een horecabedrijf is uitgebreid met één of meer lokaliteiten van 25 m2 of meer of de oppervlakte van één of meer lokaliteiten is vergroot met 25 m2 of meer;

    • d.

      indien een aanvraag voor de oprichting dan wel de herinrichting van een terras wordt ingediend.

  • 3.

    Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt slechts dan verleend, indien het exploiteren van het horecabedrijf naar het oordeel van de burgemeester niet zal leiden tot overconcentratie van horecabedrijven in de nabije omgeving dan wel anderszins onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat in een straat of buurt of verstoring van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid tot gevolg zal hebben.

  • 4.

    Bij toepassing van het vorige lid houdt de burgemeester rekening met:

    • a.

      het karakter van de straat of de buurt, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal komen te liggen;

    • b.

      het bedrijfskarakter van het horecabedrijf;

    • c.

      de spanning, waaraan het woon- en leefklimaat in een straat of buurt reeds bloot staat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf;

    • d.

      de openbare orde en veiligheid, hieronder begrepen de veiligheid op de weg.

    • e.

      planologische regelingen.

  • 5.

    Bij de toepassing van het derde en vierde lid wordt nagegaan of een weigering voorkomen kan worden door het stellen van voorschriften.

  • 6.

     

    • a.

      een aanvraag voor een ontheffing woon- en leefklimaat kan alleen gedaan worden indien tegelijkertijd door dezelfde aanvrager(s) bij burgemeester en wethouders een aanvraag gedaan wordt voor een vergunning op grond van artikel 3 Drank- en Horecawet voor exploitatie van een alcoholhoudend horecabedrijf of bij de burgemeester een aanvraag gedaan wordt voor een verlof op grond van artikel 5 van deze verordening voor exploitatie van een alcoholvrij horecabedrijf;

      • b.

        bij een aanvraag tot wijziging van een ontheffing woon- en leefklimaat dient de aanvrager onder andere te beschikken over een geldige vergunning op grond van de Drank- en Horecawet of over een geldig verlof op grond van artikel 5 van deze verordening;

      • c.

        een ontheffing woon- en leefklimaat, aangevraagd op grond van het genoemde onder a, wordt niet verleend of wordt beschouwd als niet te zijn verleend indien blijkt dat de vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet, respectievelijk het verlof op grond van artikel 5 van deze verordening, niet verleend kan worden.

Artikel 5. Het verstrekken van alcoholvrije drank en/of eetwaren

  • 1.

    Het is verboden zonder verlof van de burgemeester in een horecabedrijf alcoholvrije drank en/of eetwaren te verstrekken anders dan krachtens een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet.

  • 2.

    Het in het eerste lid vervatte verbod geldt niet:

    • a.

      voor bedrijfskantines, voorzover het gaat om dienstverlening aan personeel;

    • b.

      voor middelen van vervoer tijdens hun gebruik als zodanig.

  • 3.

    Een verlof als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd, indien de leidinggevende:

    • a.

      onder curatele staat;

    • b.

      in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      de leeftijd van eenentwintig jaar niet heeft bereikt;

    • d.

      niet voldoet aan de eisen, die bij of krachtens artikel 8, derde lid van de Drank- en Horecawet worden gesteld ten aanzien van de leidinggevende;

  • 4.

    Een verlofaanvraag ten aanzien van een inrichting, waarvan het verlof op grond van het artikel 3, lid 7 onder c van deze verordening, is ingetrokken, kan gedurende een bij die intrekking vastgestelde termijn van ten hoogste vijf jaar worden geweigerd.

  • 5.

    Een verlof als bedoeld in het eerste lid vervalt en is opnieuw vereist:

    a. sedert haar verlening onherroepelijk is geworden, zes maanden zijn verlopen, zonder dat handelingen zijn verricht met gebruikmaking van het verlof;

    • b.

      indien een horecabedrijf een jaar of langer niet feitelijk is geëxploiteerd;

    • c.

      indien het bedrijfskarakter van een horecabedrijf is gewijzigd;

    • d.

      de verlening van een verlof, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde verlof, van kracht is geworden.

Artikel 6. Wintersluiting terras

  • 1.

    Het is verboden een terras, als bedoeld in artikel 1 van deze verordening , voorzover dit is gelegen op of aan de weg, met de daarbij behorende materialen zoals parasols, afbakeningsschotten en dergelijke voorzieningen, te exploiteren gedurende de periode van 15 november tot 15 februari.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan ontheffing van het in het eerste lid gestelde verbod worden verleend.

Artikel 7. Sluitingstijden

  • 1.

    Het is de leidinggevende van een horecabedrijf verboden deze voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 24.00 uur en 07.00 uur.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene, die handelt met een ontheffing van de burgemeester en met inachtneming van de voorschriften of beperkingen welke aan die ontheffing zijn verbonden.

  • 3.

    De burgemeester kan in het belang van het woon- en leefklimaat of de openbare orde en veiligheid tijdelijk:

  • a.

    andere dan in het eerste lid van dit artikel genoemde sluitingstijden vaststellen voor één of meer horecabedrijven;

  • b.

    sluiting bevelen van één of meer horecabedrijven.

  • 4.

    Het is verboden zich te bevinden in een horecabedrijf, dat ingevolge enige bepaling van dit artikel gesloten dient te zijn. Dit verbod is niet van toepassing op:

  • a.

    de leidinggevende en diens gezinsleden;

  • b.

    de personen, wier namen voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht;

  • c.

    de personen, wier aanwezigheid in het horecabedrijf wegens dringende redenen noodzakelijk is.

  • 5.

    Het is de leidinggevende van een horecabedrijf verboden gedurende de tijdstippen waarop dit horecabedrijf voor bezoekers gesloten dient te zijn, drank en/of eetwaren voor gebruik elders dan ter plaatse te verstrekken.

Artikel 8. Nachtregister

  • 1.

    Hij, die verplicht is een register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht bij te houden, dient overeenkomstig de door de burgemeester gegeven voorschriften aan de politie onverwijld opgave te doen van de personen, die bij hem nachtverblijf houden, en wel bij aankomst van die personen.

  • 2.

    Hij, die overeenkomstig het eerste lid nachtverblijf houdt, is verplicht tegenover degene, die verplicht is een nachtregister als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht bij te houden, volledig en naar waarheid opgave te doen van zijn naam, adres, woonplaats, geboortedatum en geboorteplaats en betrekking, en wel op de dag van aankomst.

  • 3.

    De persoon als bedoeld in lid 1, dient aan de politie onverwijld opgave te doen van minderjarige personen die kennelijk zonder begeleiding van een meerderjarige zelfstandig bij hem nachtverblijf houden, en wel bij aankomst van die minderjarige personen.

Artikel 9. Verstoring openbare orde

Het is verboden in een horecabedrijf, of in de onmiddellijke omgeving daarvan, de orde te verstoren.

De leidinggevende dient er op toe te zien dat overlast en verstoring van de openbare orde en veiligheid voorkomen wordt.

Artikel 10. Aanwezigheid leidinggevenden

Het is verboden een horecalokaliteit voor publiek geopend te houden, indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig is die vermeld staat op een verlof met betrekking tot die inrichting.

Artikel 11. In een verlof worden vermeld

  • 1.

     

  • a.

    de natuurlijke of rechtspersoon of -personen aan wie het verlof is verleend;

  • b.

    de leidinggevenden;

  • c.

    tot welke bedrijfsuitoefening het verlof strekt;

  • d.

    de plaats waar de inrichting zich bevindt;

  • e.

    de situering en de oppervlakte van de horecalokaliteit en terras(sen);

  • f.

    voorschriften en beperkingen welke aan het verlof zijn verbonden.

  • 2.

    Het verlof of een afschrift daarvan is in de inrichting aanwezig.

Artikel 12. Strafbepaling

Overtreding van een bij of krachtens deze verordening gegeven voorschrift wordt, voor zover daarin niet bij een andere wettelijke regeling is of wordt voorzien, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechtelijke uitspraak.

Artikel 13. Overgangsbepalingen

  • 1.

    Bij de inwerkingtreding van deze verordening wordt ingetrokken de Horeca- verordening Hilversum 1995, zoals vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Hilversum d.d. 13 september 1995, Gemeenteblad III 1995 nr . 90.

  • 2.

    Na de inwerkingtreding van deze verordening blijven verleende beschikkingen op grond van de ingetrokken Horecaverordening Hilversum, voorzover deze niet eerder zijn vervallen of zijn ingetrokken, van kracht voor de tijd van hun geldigheidsduur of tot het moment, waarop deze zijn ingetrokken.

  • 3.

    Na de inwerkingtreding van deze verordening blijven beschikkingen verleend op grond van de Horecaverordening Hilversum 1995, voorzover deze niet eerder zijn vervallen of zijn ingetrokken, van kracht voor de tijd van hun geldigheidsduur of tot het moment, waarop deze worden ingetrokken of vervallen door verlening van een nieuwe beschikking.

  • 4.

    Op aanvragen om een ontheffing, verlof of vergunning ingevolge de Horecaverordening Hilversum 1995, voorzover daarop nog niet is beslist, wordt beslist op grond van de overeenkomstige bepalingen van deze verordening.

  • 5.

    Artikel 3, lid 8 van deze verordening treedt in werking op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet BIBOB.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Horecaverordening Hilversum 2003".

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking zes weken na de datum van de bekendmaking.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 juni 2003

De griffier,

 

A.P.M. van Schoten

 

De voorzitter,

 

E.C. Bakker

TOELICHTING OP DE HORECAVERORDENING HILVERSUM 2003

 

Inleiding

 

ALGEMEEN

1.Toepassingsgebied en wettelijke grondslag

Deze onderhavige verordening betreft een wijziging en aanpassing van de Horecaverordening Hilversum, raadsbesluit van 13 september 1995 (Gemeenteblad III 1995, nr. 90). De Horecaverordening Hilversum 1995 is met inwerkingtreding van deze verordening vervallen. De aanpassing van de verordening is o.a. noodzakelijk als gevolg van een wijziging van de Drank- en Horecawet per 1 november 2000. In de Memorie van Toelichting bij het wijzigingsvoorstel Drank- en Horecawet merkt de minister op dat met het stellen van enkele nieuwe normen en het aanscherpen van een aantal bestaande regels wordt beoogd een bijdrage te leveren aan het alcoholmatigingsbeleid van de regering. De nieuwe maatregelen zijn zowel gericht op matiging van alcoholgebruik in het algemeen als op het voorkomen van misbruik in specifieke risicosituaties en door bepaalde kwetsbare groepen, zoals bijvoorbeeld jongeren. Aanpassing van deze verordening aan de Drank- en Horecawet beoogt de regelgeving zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen.

De nieuwe Horecaverordening is van toepassing op alle horecabedrijven, waarin in ieder geval alcoholvrije drank en/of eetwaren en/of alcoholhoudende dranken en/of eetwaren worden verstrekt, voor zover dit ten aanzien van alcoholhoudende dranken geen strijdigheid oplevert met de Drank- en Horecawet.

Nieuw is dat de afhaalwinkels en horecabedrijven nadrukkelijk van elkaar zijn gescheiden, overeenkomstig de besluitvorming in het kader van de evaluatie van het Integraal Horecabeleid (kortheidshalve wordt verwezen naar het raadsbesluit d.d. 5 maart 2003)

De verordening blijft - evenals de ingetrokken Horecaverordening van 1995 - haar wettelijke grondslag vinden in regelgevende bevoegdheid van de gemeenteraad, zoals is omschreven in artikel 149 Gemeentewet, luidende: De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Dit artikel geeft de raad de bevoegdheid om datgene te regelen wat hij in het belang van de huishouding van de gemeente nodig oordeelt, mits dit niet strijdig is met een hogere regeling.

De grondslag artikel 149 Gemeentewet is te verkiezen boven de verordende bevoegdheid van artikel 23 Drank- en Horecawet, omdat op de grondslag artikel 149 Gemeentewet de verordening op zowel alcoholverstrekkende als alcoholvrije horecabedrijven kan worden toegepast. Ook kunnen in de belangenafweging alle relevante aspecten inzake het woon- en leefklimaat, de openbare orde en veiligheid worden betrokken zodat in een breder verband kan worden getoetst dan op grond van artikel 23 Drank- en Horecawet mogelijk is.

Gelet op artikel 174, eerste en derde lid, Gemeentewet als ook in gevolge vaste jurisprudentie is de burgemeester belast met de uitvoering van deze verordening.

De Drank- en Horecawet blijft de vergunningen regelen voor alcoholverstrekkende horeca-bedrijven en slijterijen. Voor deze activiteiten is een vergunning van burgemeester en wethouders vereist.

 

2. Verhouding tot de milieuwetgeving

Voor de horecabedrijven is de Wet Milieubeheer van toepassing. Die horecabedrijven zijn in beginsel vergunningsplichtig. In het Besluit horeca-, sport- en recreatie-Inrichtingen (Besluit) zijn algemene regels opgenomen ter vervanging van vergunningsvoorschriften voor bedrijven, die daaronder vallen. Doel van de milieuregels is het voorkomen of beperken van de nadelige gevolgen voor het milieu door inrichtingen. Ook indirecte hinder, zoals geluidsoverlast in de omgeving van het bedrijf worden tot op zekere hoogte daartoe gerekend. Zo bevat het genoemd Besluit regels voor o.a. geluid- en trillinghinder, muziek op terrassen, afvalstoffen, brandpreventie etc. Horecabedrijven, die onder het Besluit vallen, kunnen volstaan met een melding; overige horecabedrijven dienen over een milieuvergunning te beschikken.

De Horecaverordening dient te worden toegepast ingeval bezoekersoverlast of andere vormen van overlast leiden tot een onaanvaardbare verstoring van het woon- en leefklimaat of de openbare orde en veiligheid in de nabije omgeving van het bedrijf.

 

3. Integraal Horecabeleid gemeente Hilversum en evaluatie Integraal Horecabeleid.

Een onmisbaar element in het stedelijk voorzieningenpakket is de horecafunctie. De horeca bepaalt voor een groot deel de aantrekkelijkheid en charme van de stad. De horeca versterkt en ondersteunt het gebruik van andere stedelijke functies, zoals de detailhandel en culturele voorzieningen.

Vanuit deze basisgedachte is 1997 het Rapport Integraal Horecabeleid Gemeente Hilversum opgesteld door Droogh Trommelen Broekhuis BV (hierna te noemen Rapport DTB) geschreven.

In het Rapport werd voorgesteld te komen tot een actief beleid om de horeca in Hilversum kwalitatief te versterken, beter af te stemmen op de consument en de bijkomende overlast te lokaliseren (concentreren).

Op basis van het Rapport heeft de raad bij besluit d.d. 25 maart 1998 een integraal horecabeleid en een nieuw sluitingstijdenbeleid vastgesteld, die beide met ingang van 1 mei 1998 in werking zijn getreden. In de raadsvergadering van 5 maart 2003 is het Integrale Horecabeleid geëvalueerd en heeft de raad besloten tot voortzetting van het beleid en zijn enkele aanvullingen toegevoegd.

 

3a. Sluitingstijden horecabedrijven

De sluitingstijden van horecabedrijven, die op grond van de sluitingstijdenregeling bij de inwerkingtreding van het Integraal Horecabeleid zijn vastgesteld en de aangepaste sluitingstijdenregeling na vaststelling door de raad op 5 maart 2003 van de evaluatie Integraal Horecabeleid, zijn geïmplementeerd in deze verordening.

De openingstijden na 24.00 uur worden geregeld door middel van een ontheffing sluitingstijd op grond van deze verordening.

De aard van het horecabedrijf en de plaats van vestiging is bepalend voor maximaal toegestane openingstijd.

De maximale openingstijden verschillen in het weekend en op de andere dagen. Onder weekend wordt verstaan de nacht van vrijdag en zaterdag en de nacht van zaterdag op zondag.

 

4.Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (BIBOB)

Met de aangepaste verordening wordt mede rekening gehouden met de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (BIBOB).

Naar verwachting treedt op 1 juni 2003 de Wet BIBOB en het bijbehorende Besluit BIBOB in werking. (Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur).

Doel van de wet is de overheid te beschermen tegen facilitering van criminele activiteiten door onder andere vergunningverlening.

Dit houdt in dat bij vergunningsaanvragen de bedrijfsgegevens, zoals bedrijfsvorm, structuur, wijze van financiering, opgegeven dienen te worden.

Er ontstaat voor de gemeente een extra weigerings- en intrekkingsgrond. Deze gronden ontstaan indien er sprake is van gevaar dat de vergunning of verlof mede gebruikt wordt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten of het plegen van strafbare feiten, en wanneer het redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van een gevraagde of gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd. Dit kan invloed hebben op de beoordeling van een aanvraag en de termijn van afhandeling.

De Wet BIBOB is onder andere van toepassing bij horecavergunningen (hieronder begrepen verlof), coffeeshops, vergunningen voor seksinrichtingen, in het kader van milieuvergunningen, bouwvergunningen, et cetera.

Pas nadat de Wet BIBOB en het daarbij behorende Besluit van kracht wordt treedt artikel 3, lid 8 van deze verordening in werking.

Artikelsgewijze toelichting Horecaverordening Hilversum 2003

Artikel 1

In dit onderdeel is een aantal beschrijvingen gewijzigd of toegevoegd. Het betreft de begrippen inrichting, lokaliteit, horecalokaliteit, horecabedrijf en leidinggevende.

Het begrip horecabedrijf is aangepast aan de definitie van de Drank- en Horecawet, met dien verstande dat het begrip horecabedrijf in deze verordening tevens wordt gebezigd als een activiteit waarbij alcoholvrije drank wordt verstrekt. Het begrip horecabedrijf wijkt af van de vorige definitie omdat deze in de praktijk regelmatig aanleiding gaf tot discussie over de vraag of het bedrijfsmatig verstrekken van alcohol wel of niet tot de bedrijfsvoering zou behoren. Blijkens de nieuwe definitie wordt iedere verstrekking van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse die bedrijfsmatig geschiedt, ongeacht of dit wel of niet tegen betaling gebeurt, tot de uitoefening van het horecabedrijf gerekend. Dit zelfde geldt voor de niet -bedrijfsmatige verstrekking tegen betaling, waaronder ook het vragen van een toegangsprijs, waarna de drankjes gratis zijn. Wil er sprake zijn van een horecabedrijf dan zal er dus “in ieder geval” alcoholhoudende drank of alcoholvrije drank en/of eetwaren voor gebruik ter plaatse moeten worden verstrekt.

Het begrip bedrijfsmatig dient te worden toegepast aan de hand van de concrete activiteiten.

In het eerste lid zijn verder de begrippen lokaliteit en horecalokaliteit opgenomen. De lokaliteit is een besloten ruimte en maakt onderdeel uit van een inrichting. Om de horecalokaliteit te begrenzen dient deze voorzien te zijn van afsluitbare toegang.

Terrassen maken geen onderdeel uit van de horecalokaliteit, maar van de inrichting en moeten daarom op de vergunning Drank- en Horecawet zijn vermeld. Uit artikel 7 van de Drank- en Horecawet blijkt dat een terras in ieder geval in de onmiddellijke nabijheid van de horecalokaliteit moet liggen, maar ook op de openbare weg gelegen kan zijn (zie voor meer hierover bij de toelichting op art 4, tweede lid). In deze verordening is bij deze omschrijving aangesloten (zie o.a. artikel 1, begripsomschrijving terras en artikel 11).

Indien een terras onderdeel is van een inrichting, die onderdeel uitmaakt van een winkel wordt slechts een verlof ten aanzien van het terras verleend, indien dit onmiddellijk aansluit aan een horecalokaliteit.

Ten aanzien van de sluitingstijden blijft het op grond van de Horecaverordening Hilversum mogelijk om maatregelen te nemen.

Categorisering van horecabedrijven is van groot belang. Bij de beoordeling/toetsing van aanvragen, vergunningen, verlof en ontheffingen dient rekening te worden gehouden met de categorisering. Ook bij het opstellen van bestemmingsplannen, uitvoering van de bestuurlijke administratie en de handhaving/controle is het belangrijk te beschikken over duidelijke en helder omschreven criteria ter onderscheiding van de verschillende soorten horecabedrijven.

Op grond van de Wet op de kansspelen wordt een bedrijf ingedeeld in “hoogdrempelig” of “laagdrempelig”. Indeling van horecabedrijven in categorieën is ook in dit verband van belang.

Artikel 2

De Algemene Termijnenwet, wet van 25 juli 1964, Stb. 314, regelt de berekening van termijnen die voorkomen in wettelijke bepalingen in verband met de zaterdag, de zondag en algemeen erkende feestdagen.

De artikelen 1 t/m 4 van deze wet luiden als volgt:

 

Artikel 1.

  • 1.

    Een in een wet gestelde termijn die op zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

  • 2.

    Het vorige lid geldt niet voor termijnen, bepaald door terugrekening vanaf een tijdstip of een gebeurtenis.

 

Artikel 2.

Een in een wet gestelde termijn van ten minste drie dagen wordt, zo nodig, zoveel verlengd, dat daarin ten minste twee dagen voorkomen die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijn.

 

Artikel 3.

1 Algemeen erkende feestdagen in de zin van deze wet zijn: de Nieuwjaarsdag, Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en de vijfde mei.

2 Voor de toepassing van deze wet wordt de Goede Vrijdag met de in het vorige lid genoemde dagen gelijkgesteld.

3 Wij kunnen bepaalde dagen voor de toepassing van deze wet met de in het eerste lid genoemde gelijkstellen. Ons besluit wordt in de Nederlandse Staatscourant openbaar gemaakt.

 

Artikel 4.

Deze wet geldt niet voor termijnen:

  • a.

    omschreven in uren, in meer dan 90 dagen, in meer dan twaalf weken, in meer dan drie maanden, of in een of meer jaren;

  • b.

    betreffende de bekendmaking, inwerkingtreding of buitenwerkingtreding van wettelijke voorschriften;

  • c.

    van vrijheidsbeneming.

Artikel 3

In het eerste lid, van de verordening zijn eisen gesteld aan de indiener van een aanvraag.

Deze bepalingen zijn gewenst om te voorkomen dat (rechts)personen aanvragen indienen ten aanzien van een bepaald bedrijf zonder dat zij enig beschikkingsrecht kunnen aantonen (bijv. d.m.v. van een koop-, huur-, of pachtovereenkomst) en om te voorkomen dat, zolang niet duidelijk is of aanvrager een reëel belang bij de aanvraag heeft, zowel het gemeentelijk apparaat als andere belanghebbenden, zoals o.a. omwonenden, onnodig worden belast met procedures.

De gemeente hanteert een overzicht, ook wel checklist genoemd, waarop onder meer wordt aangegeven welke stukken dienen te worden ingeleverd voor het in behandeling nemen van een aanvraag. Dit overzicht kan worden aangepast.

Artikel 3, vierde lid

Op grond van artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag. Deze redelijke termijn is volgens deze bepaling in elk geval verstreken wanneer het bestuursorgaan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking heeft gegeven, noch een kennisgeving met een nieuwe redelijke termijn heeft gegeven. De Algemene wet bestuursrecht maakt het dus mogelijk om bij wettelijk voorschrift een termijn te bepalen.

In de praktijk is gebleken dat vooral bij aanvragen om een ontheffing 'woon- en leefklimaat' (artikel 4, eerste lid), aanvraag oprichting dan wel de herinrichting van een terras (artikel 4, tweede lid sub d) en een ontheffing sluitingsuur (artikel 7) een termijn van 12 weken nodig is om alle relevante informatie (onder meer publicatie, interne/externe –nadere -adviezen inwinnen) te verzamelen.

Artikel 4, eerste lid Doelstelling van de regeling

Sinds 1989 geldt deze regeling voor alle soorten horecabedrijven. In de wandeling wordt deze beschikking de "ontheffing woon- en leefklimaat" genoemd.

Doel van de regeling is om te voorkomen dat de exploitatie van een horecabedrijf zal leiden tot onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat in een bepaalde straat of buurt of verstoring van de openbare orde.

De regeling heeft reeds goede diensten bewezen. Het bewaren van het evenwicht tussen de belangen van de exploitatie van een horecabedrijf en het belang van de directe omgeving op een goed woon- en leefklimaat heeft hoge prioriteit en dient derhalve voortdurend te worden beschermd.

Zakelijke werking van de ontheffing woon- en leefklimaat

Een ontheffing als hier bedoeld heeft een zakelijke werking: de ontheffing rust, om het zo te zeggen, op het pand. De rechtsopvolger van de vorige exploitant kan gebruik maken van de verleende ontheffing, voorzover er geen nieuwe ontheffing ingevolge het tweede lid is vereist.

Belangenafweging en eventuele wijziging of intrekking van de ontheffing kan steeds plaatsvinden met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.

Toetsing aan planologische regelingen

Er wordt getoetst aan bestemmingsplan(nen); wanneer er voor het gebied, waarin het horecabedrijf is gelegen, een Leefmilieuverordening als bedoeld in de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing geldt, zal ook worden getoetst of deze verordening daartoe mogelijkheden biedt en een vergunning is vereist.

Vermelding in ontheffing

Een ontheffing woon-en leefklmaat bevat in elk geval de volgende gegevens:

  • -

    een omschrijving van het bedrijfskarakter van horecaonderneming;

  • -

    de omvang van het bedrijf/inrichting (oppervlakte);

  • -

    plaats waar de inrichting zich bevindt (adresgegevens/kadastrale gegevens);

  • -

    al dan niet aanwezigheid van een terras

  • -

    bij aanwezigheid terras; de oppervlakte, plaats, aantal tafels, stoelen, parasols, terrasschotten e.d.

  • -

    maximale openingstijden bedrijf

  • -

    voorschriften en beperkingen.

Artikel 4, tweede lid

Algemeen

In deze bepaling wordt tot uitdrukking gebracht dat een ontheffing vervalt en opnieuw is vereist in de onder a. t/m d. beschreven gevallen.

Terrassen

Voor het plaatsen van een terras is een ontheffing woon- en leefklimaat nodig op grond van deze Verordening. Exploitatie van een terras is sinds de wijziging van de Drank- en Horecawet per 1 november 2000 voor alcoholverstrekkende bedrijven gekoppeld aan de vergunning op grond van de Drank- en Horecawet.

Voor alcoholvrije bedrijven is de verordening aangepast om het systeem voor terrassen gelijk te maken aan het systeem van de gewijzigde Drank- en Horecawet.

In de praktijk geeft de openingstijd van een terras een enkele maal problemen en in die gevallen is als bijzondere voorwaarde een afwijkende sluitingstijd voor het terras opgelegd.

Het is vaste praktijk om, als een terras onderdeel uitmaakt van een nieuw horecabedrijf, dat terras als onderdeel te beschouwen van de aanvraag om een ontheffing 'woon- en leefklimaat' als bedoeld in het eerste lid, zodat de toetsing aan het woon- en leefklimaat en de openbare orde ook bij een nieuw terras of een vergroting van een bestaand terras integraal kan plaatsvinden.

Daarbij kunnen de belangen, die spelen rondom het nieuwe of vergrootte terras worden afgewogen tegen de aard en het karakter van het horecabedrijf (denk aan de mogelijkheid van overlast of verstoring van de openbare orde).

De ontheffing regelt slechts de mogelijkheid tot het creëren van een terras en wordt verleend door de burgemeester. Met betrekking tot de exploitatie van het terras is voor horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet het college van burgemeester en wethouders het bevoegde orgaan.

Ten aanzien van een verlof op grond van artikel 5 van deze verordening is de burgemeester het bevoegde bestuursorgaan.

De leidinggevende van een bedrijf, dat onder het Besluit horeca-; sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (Besluit) valt (zie algemene toelichting onder 'Verhouding tot de milieuwetgeving') dient zich verder te houden aan de specifieke terrasvoorschriften van dat Besluit.

Ook is in veel gevallen een privaatrechtelijk contract inzake de beschikbaarstelling van de grond, ten behoeve van een terras, vereist.

Artikel 4, derde lid

De toetsingsnorm 'overconcentratie van horeca-inrichtingen' heeft een kwalitatieve betekenis. Dit betekent dat deze norm alleen een rol kan spelen indien een aantal horecabedrijven in een bepaalde straat of buurt tezamen leiden tot een ontoelaatbare aantasting van het woon- en leefklimaat.

Dit staat los van het maximum aantal toegestane bedrijven op grond van regels van ruimtelijke ordening of het Integraal Horecabeleid.

Artikel 4, vierde lid

Door de toevoeging van het vierde lid wordt benadrukt dat bepaalde horecabedrijven, die wellicht elders niet voor een opvallende verstoring zorg dragen, vooral in straten en buurten, die reeds kwetsbaar zijn tegen de achtergrond van het sociale woonmilieu, snel voor een onaanvaardbare verstoring kunnen zorg dragen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de zgn. coffeeshops, snackbars, shoarmazaken e.d.

Het laatste aandachtspunt 'veiligheid op de openbare weg' speelt met name een rol bij terrassen. Gewaakt moet worden tegen situaties, waarin er voor de voetgangers te weinig loopruimte overblijft of anderszins een situatie ontstaat, waardoor de verkeersveiligheid in gevaar komt.

Artikel 4, zesde lid

Een ontheffing woon- en leefklimaat kan alleen gebruikt worden indien de exploitant beschikt over een vergunning op grond artikel 3 Drank- en Horecawet voor exploitatie van een alcoholhoudend bedrijf of een verlof op grond artikel 5 Horecaverordening Hilversum 1995 voor een alcoholvrij bedrijf.

Artikel 4, zesde lid onder c

Voor zover niet eerder voor desbetreffende perceel (of deel daarvan) ontheffing woon- en leefklimaat is verleend vervalt de ontheffing woon- en leefklimaat indien en voor zover door burgemeester en wethouders geen vergunning op grond van artikel 3 Drank- en Horecawet wordt verleend, of door de burgemeester geen verlof op grond van artikel 5 van deze verordening wordt verleend. Het doel van de ontheffing woon- en leefklimaat is het bedrijfskarakter en de voorwaarden voor exploitatie vast te leggen, onder andere voor de woonomgeving. Voor de belanghebbenden - waaronder bewoners in de omgeving van het bedrijf – moet duidelijk zijn welk soort bedrijf gevestigd wordt in het betreffende perceel en wat de omgeving kan verwachten als het bedrijf geëxploiteerd wordt. Op basis van de aanvragen beoordelen belanghebbenden of zij wel of niet bezwaar maken tegen de vestiging van een horecabedrijf.

Uiteraard zal bij elk vestigingsplan voor een (nieuwe) horecabedrijf een toetsing moeten plaatsvinden aan de eisen/ voorschriften op het gebied van milieubeheer, brandveiligheid, bouwen en ruimtelijke ordening.

De verlening van de ontheffing woon- en leefklimaat houdt niet in dat hiermee een bouwvergunning, gebruiksvergunning of anderszins ontheffing e.d. verleend zijn.

Alvorens de ontheffing woon- en leefklimaat kan worden gebruikt dient het horecabedrijf tevens te voldoen aan de eisen ten aanzien van de Drank- en Horecawet, Horecaverordening Hilversum, bouwvergunning, de milieuvergunning(voorschriften) en gebruiksvergunning dan wel brandveiligheidsvoorschriften.

Artikel 5, eerste lid

Duidelijk dient te zijn dat het hier gaat om bedrijfsmatige verstrekking van alcoholvrije drank en eetwaren voor gebruik ter plaatse in het kader van het exploiteren van een bedrijf (onderneming).

Zie ook de toelichting in artikel 1.

Indien een terras onderdeel is van een inrichting (binnen in een gebouw), die onderdeel uitmaakt van een winkel of winkelcentrum wordt slechts verlof verleend, indien dit aansluit aan een horeca-lokaliteit. Voor de overige terrassen wordt slechts verlof verleend, indien zij in de onmiddellijke nabijheid van een horecalokaliteit zijn gelegen. Voor het mogen exploiteren van een terras is een verlof vereist.

Artikel 5, tweede lid

Uitgezonderd zijn o.a. personeelskantines van bedrijven, voorzover die uitsluitend alcoholvrije drank en/of eetwaren verstrekken als dienstverlening. De reden van deze voorgestelde uitzondering is dat deze soort activiteiten in de praktijk niet of nauwelijks negatieve gevolgen hebben op het woon- en leefklimaat of de openbare orde.

Als er echter ook alcoholhoudende drank wordt verstrekt is er altijd een vergunning vereist ingevolge de Drank- en Horecawet en valt de inrichting eveneens onder de werking van artikel 4 en artikel 7 van deze verordening.

Artikel 5, derde lid

De toetsing aan de eisen omtrent het gedrag geschiedt op dezelfde wijze als geldt voor leidinggevenden van horecabedrijven ingevolge de Drank- en Horecawet.

De leeftijdseis is opgenomen omdat iemand die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt beter het hoofd zal kunnen bieden aan moeilijkheden die zich in de inrichting zouden kunnen voordoen. De moeilijkheden kunnen onder meer betrekking hebben op de woon- en leefomgeving, de openbare orde en veiligheid.

Artikel 6

Wintersluiting terrassen (exploitatiestop)

Vanaf 21 september 2001 is de wintersluiting voor terrassen van kracht geworden op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening 2001 (APV). Terrassen dienen in de periode van 15 november tot 15 februari volledig geruimd te zijn. Doel is onder andere het mogelijk maken van reparaties aan het wegdek en schoon maken van de straat en de omgeving.

In de Algemene Plaatselijke Verordening Hilversum 2001 (APV) is artikel 2.1.4.1a opgenomen.

Het artikel luidt als volgt:

  • 1.

    Het is verboden een horecaterras, als bedoeld in artikel 1 Horecaverordening Hilversum 1995, voorzover dit is gelegen op of aan de weg, met de daarbij behorende materialen zoals parasols, afbakeningsschotten en dergelijke voorzieningen, daar aanwezig te hebben gedurende de periode van 15 november tot 15 februari.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan ontheffing van het in het eerste lid gestelde verbod worden verleend.

Deze regeling beperkt niet de exploitatie van terrassen. In het geval een terras op private grond staat zou de exploitatie door kunnen gaan en zou er rechtsongelijkheid ontstaan tussen de bedrijven die een terras op gemeentegrond exploiteren en bedrijven die beschikken over een terras op private grond.

Om deze ongelijkheid te voorkomen wordt gedurende de bovengenoemde periode een exploitatiestop opgenomen in deze verordening.

Deze regeling geldt voor terrassen op of nabij de openbare weg.

Voor de terrassen in een winkelcentrum (bijvoorbeeld in de Hilvertshof) geldt op grond van de gewijzigde Drank- en Horecawet een ander systeem. Deze terrassen dienen onmiddellijk gelegen te zijn aan de horeca-lokaliteit en gaan feitelijk als horecalokaliteit gelden. De wintersluiting is hierop niet van toepassing.

De terrassen op of aan de openbare weg dienen in de nabijheid van de horecalokaliteit te liggen. De exploitatie van een terras maakt met ingang van 1 november 2000 -in het kader van de Drank- en Horecawet- deel uit van de horecavergunning, maar de terrassen worden geen horecalokaliteit.

Artikel 7

De burgemeester toetst een aanvraag om ontheffing sluitingsuur aan de belangen van het woon- en leefklimaat en/of de openbare orde en veiligheid. De burgemeester let daarbij ook op de reeds bestaande belasting van een straat of buurt.

Artikel 7, eerste lid

De in het eerste lid vermelde sluitingstijden - tussen 24.00 uur en 07.00 uur - betreffen een bestendiging van een sinds jaren in deze gemeente geldende regeling.

Artikel 7, tweede lid

Het bepaalde in het tweede lid schept de mogelijkheid tot uitvoering van het sluitingstijdenbeleid door de burgemeester, met het verbinden van voorschriften.

Sluitingstijden horecabedrijven

De openingstijden na 24.00 uur worden geregeld door middel van een ontheffing sluitingstijd.

De aard van het horecabedrijf en de plaats van vestiging is bepalend voor maximaal toegestane openingstijd.

De maximale openingstijden verschillen in het weekend en op de andere dagen. Onder weekend wordt verstaan de nacht van vrijdag en zaterdag en de nacht van zaterdag op zondag.

De gemeenteraad heeft op 25 maart 1998 besloten tot vaststelling van het Integraal gemeentelijk horecabeleid, waarbij tevens is vastgesteld een sluitingstijdenbeleid. Bij de evaluatie van het integraal Horecabeleid d.d.

5 maart 2003 heeft de gemeenteraad genoemd sluitingstijdenbeleid (ten aanzien van de cafés in de restaurantzone) aangepast. Kortheidshalve wordt naar genoemde besluiten verwezen.

Het huidige beleid is als volgt.

 

De maximale openingstijden voor bedrijven zijn als volgt schematisch weergegeven:

Aard van het bedrijf

In het horeca-concentratiegebied

Buiten het horeca-concentratiegebied

Toelichting

Café bedrijven

01.00 uur door de week en 03.00 uur in het weekend

01.00 uur door de week en 02.00 uur in het weekend

 

Restaurant bedrijven

Alle dagen 01.00 uur

Alle dagen 01.00 uur

Dit is een zogenaamd “natafeluur” *). Dit houdt in dat na 24.00 uur geen bezoekers meer mogen worden toegelaten.

Nachtzaken

04.00 uur door de week en 05.00 uur in het weekend

04.00 uur door de week en 05.00 uur in het weekend

 

Andere bedrijven zoals snackbars, cafetaria, shoarmazaken

01.00 uur door de week en 03.00 uur in het weekend

01.00 uur door de week en 02.00 uur in het weekend

Buiten het horecaconcen-tratiegebied komen latere openingstijden bijna niet voor.

Horecabedrijven in het Kernwinkelgebied

Winkeltijden

-sluiten aan bij de Winkeltijdenwet-

Winkeltijden

In het Kernwinkelgebied alleen die bedrijven die winkelondersteunend zijn (lunchrooms, snackbar e.d.)

Overgangsrecht voor bedrijven die onder de proef met sluitings-tijden vielen voordat het Integraal Horeca-beleid is vastgesteld

In het centrum van Hilversum tot 03.00 uur. (Het gebied van de proef met de sluitingstijden was ruimer dan het concen-tratiegebied)

Voor zover de bedrijven vallen in het centrum van Hilversum tot 03.00 uur.

Bij wisseling van ondernemer vervalt het overgangsrecht en is de normale regeling per gebied van toepassing

Terrassen

Dezelfde openingstijden als het bedrijf

Dezelfde openingstijden als het bedrijf

Op grond van individuele omstandigheden - bijvoorbeeld in verband met de woonomgeving- geldt ten aanzien van enkele bedrijven een afwijkende (vroegere) sluitingstijd voor het terras.

Cafébedrijven in de restaurantzone

01.00 uur door de week en 03.00 uur in het weekend

01.00 uur door de week en 03.00 uur in het weekend

Geldt uitsluitend voor cafébedrijven in de restaurantzone

(Sport)verenigingen

24.00 uur

24.00 uur

Incidentele ontheffing tot maximaal 04.00 uur (vier keer per jaar)

Buurthuizen

24.00 uur

24.00 uur

Incidentele ontheffing tot maximaal 02.00 uur (vier keer per jaar)

3. Incidentele gebeurtenissen

Incidenteel kan de burgemeester in bijzondere omstandigheden of ten behoeve van bijzondere gebeurtenissen afwijken van de geldende sluitingstijdenregeling. In beginsel moeten bedrijven binnen hun normale bedrijfsvoering exploiteren.

 

4. Nachtzaken

De maximale openingstijden van een nachtzaak zijn in deze gemeente van 20.00 uur tot uiterlijk 04.00 uur; in het weekend (van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag) tot 05.00 uur.

In Hilversum is verschil tussen dagzaken en nachtzaken. Nachtzaken worden in beperkte mate toegestaan. Als beleidsuitgangspunten gelden onder meer:

  • -

    er moet een gevarieerde mogelijkheid zijn om in Hilversum van het nachtelijke uitgaansleven te genieten, waarbij voorkomen moet worden dat Hilversum een aanzuigende werking krijgt;

  • -

    het aantal nachtzaken moet beperkt blijven: in de praktijk is dit aantal gesteld op 7 bedrijven;

  • -

    de openbare orde (hinder en overlast) en (verkeers)veiligheid moeten niet in het gedrang komen;

  • -

    een nachtzaak kan alleen na 24.00 uur geëxploiteerd worden indien een ontheffing sluitingstijd (zgn “nachtvergunning”) is verleend;

  • -

    nachtvergunningen worden van jaar tot jaar verleend. Bij ontoelaatbare aantasting van het woon- en leefklimaat en/of de openbare orde kan de burgemeester besluiten de nachtvergunning te beperken, in te trekken of niet te verlengen: dit moet blijken uit politierapportage;

  • -

    de maximale openingstijden van een nachtzaak zijn van 20.00 uur tot 04.00 uur en in het weekend van 20.00 uur tot 05.00 uur.

Bij een nachtzaak is geen terrasexploitatie toegestaan.

 

5.Sportkantines

Sportkantines moeten om 24.00 uur gesloten zijn. Voor feestavonden e.d. kan op aanvraag een extra openingstijd worden verleend tot uiterlijk 04.00 uur tot een maximum van 4 keer per kalenderjaar.

 

6.Club- en buurthuizen

Club- en buurthuizen moeten om 24.00 uur gesloten zijn, maar kunnen voor incidentele, buurthuisgebonden activiteiten een extra openingstijd vragen tot uiterlijk 02.00 uur.

Artikel 7, derde lid

Dit is een aanvulling op de bestaande bevoegdheid van de burgemeester om in actuele, bijzondere situaties op grond van de Gemeentewet sluiting van een horecabedrijf te bevelen voor een bepaalde periode.

In het belang van de openbare orde kan de burgemeester tijdelijk andere sluitingstijden voor een horecabedrijf vaststellen dan wel voor een bepaalde periode het bedrijf sluiten.

Deze bevoegdheid kan ook instrument zijn in het kader van het drugsbeleid/handhavingsbeleid. Met name ingeval de gedoogrichtlijnen van justitie zijn overtreden, hetgeen als een aantasting van de openbare orde kan worden gezien, is er de mogelijkheid toepassing te geven aan deze bepaling. De burgemeester heeft in deze situaties een eigen beoordelings- en beslissingsvrijheid.

Ook kan de burgemeester besluiten de zgn. ontheffing woon- en leefklimaat als bedoeld in artikel 4 van deze verordening in te trekken en met toepassing van bestuursdwang het horecabedrijf te sluiten.

Artikel 8

Artikel 438 Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:

Hij die er zijn beroep van maakt aan personen nachtverblijf te verschaffen en geen doorlopend register houdt, of nalaat in dat register onverwijld bij aankomst van de personen die in de door hem gehouden inrichting de nacht zullen doorbrengen, aan te tekenen of te doen aantekenen de namen, beroep of betrekking, woonplaats en dag van aankomst van die personen, alsmede, bij hun vertrek, de dag van dat vertrek, of die nalaat dat register op aanvraag te vertonen aan de burgemeester of aan de door deze aangewezen ambtenaar, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

Het derde lid is bedoeld om te voorkomen dat minderjarigen aan het ouderlijk gezag worden onttrokken door de zogeheten “loverboys”, welke met name minderjarige meisjes versieren en in hotels en pensions worden ondergebracht om ze voor te bereiden tot dan wel aan te zetten tot gedwongen prostitutie. Tevens is het artikellid bedoeld ter voorkoming van mensenhandel.

Artikel 10. Aanwezigheid leidinggevende(n)

Dit artikel behelst een vergaand verbod, namelijk dat het verboden is een horecabedrijf open te houden voor het publiek als er geen leidinggevende in de inrichting aanwezig is. Daarbij moet het gaan om een leidinggevende die ingevolge artikel 10 van deze verordening in het verlof is vermeld.

Met het opnemen van dit artikel wordt aangesloten bij de huidige praktijk, waarbij als voorschrift is opgenomen dat (een van) de leidinggevende(n) (voorheen houder(s) genoemd) tijdens opening van het bedrijf altijd aanwezig dient te zijn.

De eis is opgenomen omdat van verantwoorde bedrijfsvoering geen sprake kan zijn als niet ten minste één van de leidinggevenden aanwezig is, die de verantwoordelijkheid daarvoor draagt.

 

Artikel 11.

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de gegevens die in elk geval in het verlof worden vermeld.

Dit systeem sluit aan bij het systeem van de vergunning op grond van artikel 3 Drank- en Horecawet en bij de inmiddels bestaande praktijk.

Het aanwezigheidsvereiste van het verlof is met het oog op de vergemakkelijking van het toezicht op de naleving van de verordening.

Vervallen artikelen

Artikel 7, derde lid, onder c (inzake afhaalwinkels) en Artikel 9 (onderdeel afhaalwinkels)

Afhaalwinkels vallen onder de werking van de Winkeltijdenwet 1996.

Volgens artikel 10, aanhef en sub b. van het Koninklijk Besluit van 21 maart 2001 (Stb. 183) (vrijstellingenbesluit) zijn op (o.a.) winkels, waar voor gebruik elders dan ter plaatse uitsluitend (o.a.) maaltijden, spijzen, consumptie-ijs en alcoholvrije dranken worden verkocht, de sluitingstijden van de Winkeltijdenwet 1996 niet van toepassing.

Op afhaalwinkels is de milieuwetgeving - en in praktisch alle gevallen het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen van toepassing, zodat een afhaalwinkel moet voldoen aan voorschriften met betrekking tot zaken als afvoer van dampen en opruimen afval etc.

Op afhaalwinkels is de milieuwetgeving - en in praktisch alle gevallen het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (Besluit) van toepassing, zodat een afhaalwinkel moet voldoen aan voorschriften met betrekking tot zaken als afvoer van dampen en opruimen afval etc.

Op grond van besluitvorming inzake Evaluatie Integraal Horecabeleid (raad d.d. 5 maart 2003) vallen afhaalwinkels niet meer onder deze verordening.

Artikel 10 Bevoegdheden opsporingsambtenaren

In artikel 6.1a van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Hilversum 2001 (APV) is het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening (APV) geregeld. Aangezien deze verordening een onderdeel is van de APV is het niet nodig dit nader te regelen.