Organisatie | Midden-Drenthe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening gemeente Midden-Drenthe 2017 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening gemeente Midden-Drenthe 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Beleid verblijfsontzeggingen en aanwijsbesluiten gebieden verblijfsontzeggingenExterne link
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2020 | 23-12-2020 | Tweede wijziging, wijzigt artikel 4.2 en 4.3 | 25-06-2020 | ||
13-12-2017 | 05-03-2018 | 01-07-2020 | Eerste wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Midden-Drenthe 2017 vanwege de inwerkingtreding van de Wet aanpak woonoverlast per 1 juli 2017 | 11-12-2017 Gemeenteblad Gemeente Midden-Drenthe nr. 962249 d.d. 12 december 2017 | zaaknummer 962249 |
20-07-2017 | 01-07-2020 | nieuwe regeling ter vervanging van de Apv 2014 | 29-06-2017 Gemeenteblad Gemeente Midden-Drenthe nr. 847061 d.d. 19 juli 2017 | zaaknummer 847061 |
De raad van de gemeente Midden-Drenthe;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 april 2017;
gelet op de bepalingen van de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, het Activiteitenbesluit, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Drank- en Horecawet;
gelet op de wijzigingen in de VNG Model-APV;
Algemene plaatselijke verordening gemeente Midden-Drenthe 2017
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen p. 3
Afdeling 1Bestrijding van ongeregeldheden p. 5
Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken p. 7
Afdeling 4 Bruikbaarheid en aanzien van de weg p. 8
Afdeling 5 Veiligheid op de weg p. 9
Afdeling 6 Bijzondere bepalingen over horecabedrijven p. 11
Afdeling 7 Toezicht op speelgelegenheden p. 11
Afdeling 8 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid p. 13
Afdeling 9 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen p. 18
Afdeling 11 Drugsoverlast p. 21
Afdeling 12 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden p. 21
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie
Afdeling 1 Begripsbepalingen p. 21
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke p. 23
Afdeling 3 Beslistermijn: weigeringsgronde np. 26
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer p. 27
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon
en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging p. 29
Afdeling 3 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast p. 29
Afdeling 4 Kamperen buiten kampeerterreinen p. 30
Afdeling 5 Bescherming van de natuur algemeen p. 31
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende dehuishouding der gemeente
Afdeling 1 Parkeerexcessen p. 31
Afdeling 4 Standplaatsen p. 36
Afdeling 5 Snuffelmarkten p. 37
Afdeling 6 Openbaar water, ligplaatsen p. 38
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden p. 39
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken p. 41
Afdeling 9 Verstrooiing van asp. 41
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:2 Verblijfsontzeggingen
Het in het eerste lid verbod is niet van toepassing voor zover de persoon aan wie de verblijfsontzegging is bekendgemaakt, zich in de aangewezen gebieden:
begeeft naar zijn werk dan wel de onderwijsinstelling waar hij staat ingeschreven in het geval het werk of het onderwijs binnen het gebied moet worden gedaan dan wel genoten, met dien verstande dat hij de kortste route neemt en hij niet langer in het gebied verblijft dan noodzakelijk voor het bereiken van zijn werk of onderwijs;
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Afdeling 4 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:6 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Afdeling 5 Veiligheid op de weg
Artikel 2:8 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:9 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Afdeling 6 Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
In deze afdeling wordt verstaan onder:
dat, wat daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet.
Afdeling 7 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:16 Speelgelegenheden
In dit artikel wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren en waarop de Wet op de kansspelen niet van toepassing is.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 8 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Onverminderd het bepaalde in artikel 2:23 is het verboden op een openbare plaats of in een voor het publiek toegankelijk gebouw passief dan wel actief te bedelen om geld of andere zaken.
Artikel 2:25a Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf of aanhorigheid gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Artikel 2:26 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, wachtruimten voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:27 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets, een bromfiets of een gelijksoortig voertuig te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek indien dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek, of daardoor die ingang versperd wordt.
Artikel 2:30 Gevaarlijke honden
Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op eigen terrein dan wel het terrein van een ander.
De rechthebbende op herkauwende of eenhoevige dieren of varkens (vee) die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2:33 Verontreiniging door rij- en trekdieren
De eigenaar of houder van een rij- of trekdier is verplicht ervoor te zorgen dat uitwerpselen van dit rij- of trekdier niet terecht komen op dan wel direct worden verwijderd van een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en met uitzondering van een ruiterpad.
Afdeling 9 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit).
Artikel 2:38 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college.
Artikel 2:42 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 12 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2:43 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet te besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:2, 2:22, 2:23, 2:24, 2:25, 2:26, 2:39, 2:41, 2:42, 3:9, 5:30 en 5:31 van deze Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
- bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
- de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
- de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
- de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie, en
De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen of gebieden en op de tijden bedoeld in het eerste lid onder b.
Afdeling 3 Beslistermijn: weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van 19 oktober 2007 (Activiteitenbesluit) op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Artikel 4:2 Geluidshinder onversterkte muziek in buitenruimten van inrichtingen
Het eerste lid geldt niet voor zover voor de activiteit een melding is gedaan in de zin van artikel 2.21, lid 1 aanhef en onder b van het Activiteitenbesluit, dan wel voor het openbaar gebied onmiddellijk grenzend aan de inrichting een collectieve festiviteit is aangewezen in de zin van artikel 2.21, lid 1 aanhef en onder a van het Activiteitenbesluit.
3. Het college kan van het verbod in het eerste lid ontheffing verlenen. Ontheffing van het verbod is alleen mogelijk voor het ten gehore brengen van onverstrekte muziek op terrassen van horeca-inrichtingen, indien en voor zolang de noodmaatregelen ter voorkoming van verdere verspreiding van het coronavirus/COVID-19 van kracht zijn en voor zover de noodmaatregelen en het bestemmingsplan gebruik van de ontheffing toelaten. Aan de ontheffing kan het college voorwaarden verbinden.
Artikel 4:3 Geluidshinder onversterkte muziek in binnenruimten van inrichtingen
Het eerste lid geldt niet voor zover voor de festiviteit een melding is gedaan in de zin van artikel 2.21, lid 1 aanhef en onder b van het Activiteitenbesluit, dan wel voor het openbaar gebied onmiddellijk grenzend aan de inrichting een collectieve festiviteit is aangewezen in de zin van artikel 2.21, lid 1 aanhef en onder a van het Activiteitenbesluit.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van straatveegwerkzaamheden door of vanwege de gemeente aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:5 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:6 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:7 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Afdeling 4 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan:
een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Het is verboden op de weg een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan zes meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen, snor/bromfietsen of scooters onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Afdeling 6 Openbaar water, ligplaatsen
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Afdeling 9 Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing:
het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening gemeente Midden-Drenthe 2014 wordt ingetrokken.
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad,
gehouden op 29 juni 2017
de griffier, de voorzitter,
FEITENTABEL BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2.2 ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING (APV)
*Met dien verstande dat als het gaat om het aanwezig hebben van een middel als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet alleen een gebiedsontzegging kan worden opgelegd als de aangetroffen hoeveelheid groter is dan de gebruikershoeveelheid als bedoeld in de richtlijnen van het college van procureurs-generaal
Toelichting op de aanpassingen en wijzigingen ten opzichte van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Midden-Drenthe 2014
Artikel 1:2 is vernummerd tot artikel 1:3. De reden hiervoor is dat het om wetgevingstechnische redenen niet logisch is, de beslistermijn te regelen vóór de aanvraagtermijn. Zie ook de toelichting op het volgende artikel
In lid 2 stond (conform de huidige Model-Apv) dat het bestuursorgaan de beslistermijn voor ten hoogste acht weken kan verdagen. De VNG modeltekst is taalkundig onjuist op dit punt. De beslissing kan wel verdaagd worden voor een bepaalde termijn (vergelijk 7:10 Awb) maar de termijn zelf kan niet verdaagd worden, anders zou de ingangsdatum van de termijn uitgesteld worden, en dat is hier niet de bedoeling. Daarom is de tekst vereenvoudigd tot “verlenging van de termijn”.
In lid 3 is het woord “overeenkomstige” toegevoegd, omdat een rechtstreekse toepassing van het Wabo-artikel niet mogelijk is. Er zou dan immers een omgevingsvergunning moeten worden afgegeven ook daar, waar dat volgens het gesloten systeem van de Wabo niet mogelijk is. Ook hier is het VNG-model niet correct. In het derde lid wordt verwezen naar de artikelen 2: 5 en 2:6 waar een vergunning als een “normale” Apv-vergunning, of als een omgevingsvergunning wordt verleend. Als een omgevingsvergunning wordt verleend is de termijnbepaling van artikel 3:9 Wabo sowieso van toepassing, omdat de Wabo van hogere orde is dan de Apv. De overeenkomstige toepassing geldt dan voor de “normale” vergunning.
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
De oude Apv regelde in dit artikel dat de aanvraag geweigerd kon worden als de aanvraag te laat werd ingediend, zodanig dat er te weinig tijd restte voor de voorbereiding van het besluit. In de wijziging van het VNG-model van zomer 2016 is deze weigeringsgrond in artikel 1:8 geplaatst als lid 2. Artikel 1:3 is in de model-Apv vervallen.
In de Apv 2017 is vanwege de duidelijkheid gekozen om de model-Apv niet te volgen. Het opnemen van een aanvraagtermijn in een weigeringsgrond is immers onlogisch, omdat aan een weigering pas wordt toegekomen als de aanvraag al gedaan is. In plaats daarvan is de bepaling van de aanvraagtermijn in artikel 1:2 gezet. In artikel 1:8 is bij de weigeringsgronden een grond opgenomen betreffende de te late indiening van de aanvraag.
Hier is een tweede lid toegevoegd, ter vervanging van het vervallen artikel 1.3. Het is namelijk weinig zinvol om te beginnen met een inhoudelijke toetsing van een aanvraag als door het (late) tijdstip van indienen van de aanvraag een goede en volledige behoordeling hiervan redelijkerwijs niet mogelijk is. Het is de bedoeling van de aanvrager dat het besluit wordt genomen voor de datum van de activiteit waarvoor de aanvrager vergunning of ontheffing nodig heeft.
Artikel 2.2 Verblijfsontzeggingen
Het artikel is volledig herschreven, vrij naar het model wat in de gemeente Groningen wordt gebruikt. In dit model worden kortere termijnen gehanteerd, wat beter aansluit bij de bedoeling van het instrument: op korte termijn de openbare orde en veiligheid herstellen. Ook wordt hiermee een duidelijker onderscheid gemaakt tussen de reparatoire maatregel (het herstellen van de openbare orde) en de punitieve sanctie (het leed toevoegen), waartoe alleen de rechter bevoegd is. Hoe langer immers de termijn waarvoor de verblijfsontzegging wordt afgegeven, hoe meer de maatregel een punitief karakter krijgt. De feiten en termijnentabel is hierop aangepast, zodanig dat alleen de feiten nog worden genoemd. In het beleid zullen de termijnen worden bepaald.
Artikel 2:5 Voorwerpen op of aan de weg
Aangezien het gaat om het gebruik van de weg, is de titel voor de duidelijkheid aangevuld (vergelijk artikel 2:6). Omdat het artikel zowel de afgifte van een omgevingsvergunning als een normale Apv-vergunning mogelijk maakt, is dit in de titel duidelijk gemaakt. Lid 8 is toegevoegd naar aanleiding van het model.
Artikel 2:6 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Lid 4 is uitgebreid met “of andere gemeentelijke verordeningen”. Een provinciale wegenverordening is er niet meer. Dit is vervangen door “provinciale regelingen”. De Telecommunicatieverordening zal op korte termijn worden vervangen door een andere verordening. Daarom is gekozen voor het algemenere: op de Telecommunicatiewet gebaseerde verordening.
Artikel 2:7Maken, veranderen van een uitweg
De tekst van lid 2 is gewijzigd conform de model-Apv. Het provinciaal wegenreglement is er al lang niet meer. Verwezen wordt naar de “Regeling uitwegen” van de provincie (2005), die voor het uitwegen op provinciale wegen geldt.
‘minister van Justitie of de Kamer van Koophandel’ wordt vervangen door ‘raad van bestuur van de kansspelautoriteit’. Deze verwijzing was achterhaald en is aangepast aan de huidige situatie.
Het woord “maximaal” is gelet op de opbouw van het artikel overbodig. Daarom waar nodig geschrapt uit lid 2 en 3.
Artikel 2:19 Plakken en kladden
Naar aanleiding van de recente ophef in de media dat gemeenten kinderen verbieden te stoepkrijten op straat, is In lid 4 voor de duidelijkheid een uitzondering opgenomen voor met stoepkrijt spelende kinderen. De uitzondering is zo vormgegeven dat het traditionele stoepkrijten op de stoep en op de weg (horizontale oppervlakken) vrij is. Er is verder geen nadere leeftijdsbepaling opgenomen zodat alle in de praktijk voorkomende toepassingen door kinderen toegestaan zijn, als het maar spel is (kinderen in de uitoefening van hun spel). Het kan gaan van het simpele krassen door peuters tot veldaanduidingen bij ingewikkelde spellen door oudere kinderen. De uitzondering geldt niet voor schuine of verticale vlakken omdat dit meestal bouwwerken betreffen. Niet alleen is de zichtbaarheid dan groter, gebouwen hebben over het algemeen een poreuze steen of een ander ruw oppervlak, waar het krijt niet afspoelt.
Artikel 2:23 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Aan het eerste lid is sub c toegevoegd. De politie heeft aangegeven dat er behoefte is aan een regel om personen die passief op een onoirbare, aanstootgevende wijze aanwezig zijn, te kunnen aanspreken in verband met de veiligheidsbeleving op straat.
Met dit artikel wordt bedelen in de gemeente verboden, zowel actief als passief. De huidige situatie in het centrum van Beilen is momenteel zo, dat vanwege de handhaving hier behoefte aan is.
Artikel 2:23b Straatartiesten en straatmuzikanten
Met dit artikel worden het geven van vertoningen en het zingen en musiceren verboden in de gemeente. De burgemeester kan ontheffing verlenen. De huidige situatie in het centrum van Beilen is momenteel zo, dat vanwege de handhaving hier behoefte aan is.
Artikel 2:25a Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Per 1 juli 2017 is de Wet aanpak woonoverlast in werking. De wet wijzigt de Gemeentewet met de toevoeging van artikel 151d. Dit artikel maakt het mogelijk dat de gemeenteraad de burgemeester de bevoegdheid toekent om bij ernstige en herhaaldelijke woonoverlast gedragsaanwijzingen op te leggen aan de overlastgever.
Gezien het karakter van de regeling is het logisch om de regeling in de Apv op te nemen. De VNG heeft daartoe een modelbepaling opgesteld. De modelbepaling geeft de gebruiker van woningen en erven een zorgplicht om overlast te vermijden.
Het eerste lid van artikel 2:25a Apv is een rechtstreekse overzetting van de tekst van het eerste lid van artikel 151d Gemeentewet. Het is geformuleerd als een zorgplichtbepaling. Een bewoner hoort zich zo te gedragen dat zijn of haar buren daar geen ernstige hinder van ondervinden.
Voor de volledigheid is de term “aanhorigheid” toegevoegd. Het artikel in de Gemeentewet heeft immers toepassing op gebouwen en erven die dienstbaar zijn aan de (be)woning. Een aanhorigheid is bijvoorbeeld een bij de tuin getrokken lapje grond of een garagebox op een naburig perceel. Het begrip “aanhorigheid” wordt gedefinieerd in de Wet op de inkomstenbelasting.
De bepaling is zo opgesteld dat de gebruiker, dat is degene die het genot van de zaak heeft, kan worden aangesproken. Dat is de eigenaar, als die er zelf woonachtig is, of de huurder of de onderhuurder, als die er zelf woonachtig is. Om de regeling ook van toepassing te laten zijn op andere situaties, is in de wet bepaald dat de regeling ook geldt in situaties waarin het genot tegen betaling in gebruik is gegeven aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven. Dergelijke situaties zijn bijvoorbeeld verhuur aan arbeidsmigranten, pensionvoorzieningen, woningruil, bed and breakfast en AirB&B. In de gevallen dat het gebruik om niet is, is degene die de woning of het erf in gebruik geeft aansprakelijk.
De tekst van de wet laat strikt genomen geen ruimte voor het leggen van een last op de eigenaar in het geval deze de woonruimte op reguliere wijze heeft verhuurd. Gedacht zou bijvoorbeeld kunnen worden aan de last op de eigenaar om de huurovereenkomst met de huurder te handhaven of zelfs te ontbinden. Een dergelijke last zou redelijkerwijs ook lastig op te leggen zijn, omdat de eigenaar afhankelijk is van wat in de huurovereenkomst is bepaald. Wel kan op andere wijze met de eigenaar in contact worden getreden om te bewerkstelligen dat ook vanuit de eigenaar maatregelen worden genomen.
Als last onder bestuursdwang of dwangsom kan de burgemeester gedragsaanwijzingen opleggen aan de overtreder.
Uit de wet volgt dat dit instrument is bedoeld als een ultimum remedium, dat wil zeggen dat de maatregel kan worden toegepast als er binnen de grenzen van de redelijkheid geen andere geschikte manier is om de overlast op te lossen. Gedacht kan worden aan bemiddeling door handhavers of politie en het initiatief “het geruzie voorbij”, maar ook de mogelijkheden om een rommelerf aan te pakken op grond van het Bouwbesluit, de Landschapsverordening of de Afvalstoffenverordening. Het tweede lid van artikel 151d Gemeentewet regelt dat het instrument van de bestuursdwang (dat impliceert dat de burgemeester ook een last onder dwangsom kan opleggen) alleen wordt ingezet als er geen andere geschikte manier voorhanden is om de overlast aan te pakken. Bij een besluit om op grond van deze bepaling een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen zal de burgemeester dus moeten motiveren dat er geen andere geschikte instrumenten waren om de woonoverlast tegen te gaan. Alleen al daarom zal er aan zo’n besluit een stevig dossier ten grondslag moeten liggen.
Bovendien moet het gaan om notoire overtreders: alleen bij herhaaldelijk en ernstige overtredingen kan een last (in de vorm van een gedragsaanwijzing of een huisverbod) worden opgelegd.
Het ultimum remedium karakter geldt in nog sterkere mate als er gedacht wordt aan het opleggen van een huisverbod als bedoeld in het derde lid van artikel 151d. Dit betreft dan een verbod van tien dagen, te verlengen tot maximaal vier weken. Een zo zware maatregel, die een inbreuk betekent op het grondwettelijk beschermde woonrecht, is alleen mogelijk wanneer de ernst van de situatie dat eist en er werkelijk geen andere optie meer open staat. Dit is qua zwaarte vergelijkbaar met het huisverbod van de Wet tijdelijk huisverbod. Een aantal artikelen van die wet zijn daarom van toepassing verklaard op de uitoefening van deze bevoegdheid indien dit een huisverbod behelst.
Het spreekt voor zich dat niet iedere melding van overlast reden geeft om de bevoegdheid toe te passen. Vaak zal een bezoek van een handhaver of politie voldoende blijken om de situatie voldoende in te schatten en op te lossen. Bij een huursituatie kan het betrekken van de verhuurder (woningcorporatie of private verhuurder) voldoende soelaas bieden. Het spreekt vanzelf dat de bevoegdheid niet kan worden ingezet voor het oplossen van burenruzies of intolerantie tussen buren.
Een melding kan evenwel aanleiding geven om te beoordelen of er sprake is van een problematiek waarin de inzet van instanties, maatschappelijk werk, jeugdhulp nodig is. Bij het inzetten van de bevoegdheid is afstemming noodzakelijk. In het door de burgemeester vast te stellen beleid kan de afstemming met instanties verder uitgewerkt worden.
Het derde lid van artikel 2:25a Apv schrijft voor dat de burgemeester in beleidsregels kan vastleggen hoe hij of zij invulling geeft aan deze bevoegdheid. In tegenstelling tot de VNG-modelbepaling is gekozen voor een kan-bepaling. Zoals bij alle handhaving is handhaving van deze zorgplicht afhankelijk van de situatie. Het is aan de handhaver een zodanige last op te leggen dat het aangetroffen probleem wordt opgelost. Gedragsaanwijzingen kunnen zo verschillende vormen aannemen dat daar geen beleid op te maken is. In eerste instantie is daarom gekozen om geen beleid verplicht te stellen, maar het oplossen van de overlast puur maatwerk te laten zijn. Mocht in de toekomst blijken dat in de praktijk behoefte is aan beleid over de toepassing van de bevoegdheid, dan kan alsnog beleid worden gemaakt.
In het vierde lid van artikel 2:25a Apv staat in welke gevallen de burgemeester toepassing kan geven aan de bevoegdheid. Deze opsomming is niet limitatief. Het geeft slechts een indicatie.
Voor een aantal situaties zijn ook andere mogelijkheden om handhavend op te treden Bijvoorbeeld “vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf”. De Landschaps-verordening, de Afvalstoffenverordening en het Bouwbesluit, regelen de facto hetzelfde, ook met het tegengaan van overlast als motief. Ook is er een relatie met de geluidsartikelen in de Apv.
Artikel 2:27 Neerzetten van fietsen e.d.
Toegevoegd is de zinsnede “of een gelijksoortig voertuig”, conform het model van de VNG. Hiermee vallen ook scooters, snorfietsen, elektrische fietsen en dergelijke onder het verbod.
Artikel 2:28 Loslopende honden
De mogelijkheid wordt gecreëerd om buiten de bebouwde kom gebieden aan te wijzen waar honden aangelijnd moeten worden. Dit is in overeenstemming met het VNG-model.
Artikel 2:30 Gevaarlijke honden
Voor maatregelen met betrekking tot gevaarlijke honden was tot dusver het college bevoegd. In verband met de urgentie van maatregelen, is in de praktijk de burgemeester als bevoegd bestuursorgaan handiger. In het Mandaatbesluit was de burgemeester om die reden al door het college gemandateerd voor deze bevoegdheid. In het VNG-model is bij de wijziging van zomer 2015 het college vervangen door de burgemeester. Dit is nu overgenomen. Het mandaatbesluit zal hieraan worden aangepast.
In de omschrijving ‘herkauwende en eenhoevige dieren’ wordt “en” vervangen door “of”. Sommige dieren, zoals paarden (eenhoevig en niet-herkauwend), vielen onbedoeld niet onder dit artikel. De wijziging komt uit de wijziging van het VNG-model.
Artikel 2:40 en 2:41 Bij zich hebben en bezigen van carbid
In de artikelen werden de twee technische namen van carbid genoemd: calciumcarbide en calciumacetylide (beide CaC2). Deze laatste benaming is nu vervangen door de in Nederland meer gebruikelijke naam calciumcarbide
In de Apv van 2014 stond “vaste camera’s” omdat deze vast moesten zijn op grond van Gemeentewet. Op 30 juni 2016 is artikel 151c Gemeentewet zo gewijzigd dat ook mobiele camera’s toelaatbaar zijn. Het artikel is daaraan aangepast: het woord “vaste” is vervallen. Om te verduidelijken dat niet alleen een vaste plaats kan worden gemonitord met een camera, maar ook besloten kan worden tot inzet van mobiel toezicht in een bepaald groter gebied, is toegevoegd “of een openbaar gebied”, en in lid 2 “gebieden”.
Artikel 4:8 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
De oude betiteling ‘Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer’ is vervangen door de actuele citeertitel ‘Activiteitenbesluit milieubeheer’.
Artikel 4:12 Oplaten van heliumballonnen en wensballonnen
Vooraf en tijdens evenementen en festiviteiten komt het voor dat er heliumballonnen (Gesloten ballonnen die gevuld zijn met een gas lichter dan lucht) worden opgelaten, al dan niet versierd met kaartjes, lintjes of LED-verlichting. Na verloop van tijd komen deze weer op de grond of in het water terecht. Ze dragen zo bij aan een verslechtering van onze leefomgeving en het milieu. Daarnaast zien dieren de restanten vaak als voedsel aan en kunnen zij sterven aan de gevolgen van het opeten van (restanten van) de ballonnen. Aangezien plastic niet of zeer lastig afbreekbaar is, blijven de restanten gedurende ruime tijd in de natuur of op akkers en velden liggen. Dit is ook van toepassing op “biologisch afbreekbare” (latex) ballonnen.
Het loslaten van een enkele heliumballon door een kind is niet te verhinderen: als de ballon verkocht wordt is het immers de bedoeling de ballon te houden, waarbij het helium thuis ontsnapt en de ballon op den duur in de afvalcontainer verdwijnt Een moment van onoplettendheid is echter genoeg om de ballon in de atmosfeer te brengen. Opname van het verbod in de Apv is voor wat dit gebruik betreft, niet meer dan een signaal. Het is aan de ouders dit signaal op te pakken.
Door het opnemen van een verbod in de Apv dat betrekking heeft op evenementen en festiviteiten, wordt in elk geval het georganiseerd (al dan niet grootschalig) oplaten van heliumballonnen verhinderd, bijvoorbeeld bij huwelijksactiviteiten, activiteiten van scholen en bij bepaalde nationale feestdagen.
Bij wensballonnen (onbemande heteluchtballonnen die door middel van een eigen warmtebron opstijgen) is het milieutechnische aspect minder nijpend, daar deze alleen verkocht mogen worden als zij (voornamelijk) van papier zijn gemaakt en geen ijzer bevatten. Er zijn echter minder “goede” ballonnen in de handel die wel gevaar opleveren door verontreiniging. Het gevaar van wensballonnen ligt voornamelijk in het open vuur, en het gegeven dat de ballon ongecontroleerd door de wind wordt meegevoerd. De kans bestaat dat de ballon, terwijl de brander nog niet is opgebrand of geheel is afgekoeld op een makkelijk ontvlambaar materiaal belandt, waardoor er brand uitbreekt. In Drenthe met zijn vele rietgedekte kappen en heide, is dat risico niet verwaarloosbaar.
Voor wensballonnen geldt dat het oplaten altijd bewust gebeurt. Het oplaten van dergelijke ballonnen wordt geregeld in de “Regeling kabelvliegers en kleine ballons”. De achtergrond van die regeling is vooral de bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer. De Raad kan de door deze regeling gegeven ruimte in het milieubelang verder beperken. Vanwege het brandgevaar is het oplaten volledig verboden.
In het artikel in de Apv wordt het noemen van de begrippen “heliumballonnen” en “wensballonnen” vermeden, dit om spraakverwarring uit te sluiten. Immers heliumballonnen zijn ook vaak voorzien van een wens, en wensballonnen worden onder veel alternatieve namen op de markt gebracht. In plaats daarvan is aansluiting gezocht bij de technische kenmerken.
Een gesloten ballon die kan worden opgelaten is altijd een heliumballon, of een ballon met een ander gas lichter dan lucht. Gekozen is daarom voor “het oplaten van een gesloten ballon”. Een weerballon of een zeppelin is ook een gesloten ballon, maar omdat deze niet opgelaten worden in het kader van een festiviteit of een evenement, vallen deze niet onder het verbod.
Een wensballon is technisch gezien een heteluchtballon, net als de grote luchtballonnen met een mandje eronder. Volgens de Regeling kabelvliegers en kleine ballons mag een wensballon geen grotere doorsnede hebben dan 75 cm. Om te voorkomen dat grotere (eigengemaakte) wensballonnen worden opgelaten is simpelweg gekozen om de grens ruimer te leggen, namelijk bij het onderscheid of de heteluchtballon bemand is of niet. Het artikel heeft dan ook geen betrekking op de bemande luchtvaart.
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
In lid 3 is toegevoegd “onverminderd het bepaalde in de artikelen 5:3 tot en met 5:10”. Deze toevoeging is noodzakelijk omdat in lid 3 onder a een voorwaardelijk verbod is opgenomen. Als niet wordt voldaan aan de voorwaarde, mag het parkeren immers wel. Omdat dan, als het parkeren wel mag, wél de volgende artikelen van toepassing moeten zijn, is de zinsnede opgenomen. Voorts is de minimale afstand waarbinnen meerdere auto’s die in relatie staan tot het bedrijf op de openbare weg gestald mogen staan verruimd van 10 naar 30 meter.
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Door het schrappen van “een door het college aangewezen weg” is het verbod om voertuigen te koop aan te bieden op de openbare weg absoluut geworden. De ontheffingsmogelijkheid is geschrapt. De reden hiervoor is dat het moedwillig gebruik van de openbare weg voor het ter verkoop aanbieden van auto’s niet, of niet veel voorkomt in de gemeente. Het artikel is absoluut gemaakt omdat het onwenselijk is als een persoon handelsvoorraad op de openbare weg stalt.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a., aanhangwagens
Toegevoegd is een regeling over aanhangwagens: het langdurig stallen van aanhangwagens op openbare parkeerplekken vormt een bron van ergernis in de gemeente, met name in de bebouwde kom. Het verbod geldt zowel voor kampeermiddelen in het algemeen (campers, caravans) als aanhangwagens. Het verbod is in het belang van de handhaving en duidelijkheid meer absoluut gemaakt. In plaats van de bepaling dat het college wegen kan aanwijzen, is opgenomen dat het verbod geldt in de bebouwde kom.
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
In lid vier is toegevoegd de zinsnede “onverminderd het bepaalde in artikel 5:6”. Deze toevoeging is noodzakelijk omdat in lid 4 een voorwaardelijk verbod is opgenomen. Als immers niet wordt voldaan aan de voorwaarde, mag het parkeren wel. Omdat in dat geval wel de rest van het artikel van toepassing moet zijn (verbod van parkeren van grote voertuigen), is de zinsnede opgenomen.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
In lid 2 is toegevoegd: werkzaamheden “anders dan aan het voertuig”. Dit is toegevoegd om tot uitdrukking te brengen dat de vrijstelling voor het gebod niet geldt voor vrachtwagens die gerepareerd worden. De vrijstelling is bedoeld voor het hebben van vrachtwagens en kraanwagens bij bouwwerkzaamheden en dergelijke.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Toegevoegd is lid 2. Hiermee worden conform de Model-Apv van de VNG de planologische weigeringsgronden opgenomen. Vanuit vergunningverlening werd hierom gevraagd. Tot dusver was het mogelijk vergunning te verlenen voor gronden waar dat volgens het bestemmingsplan niet mogelijk was. De planologische onmogelijkheid was geen afwijzingsgrond.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Er is een nieuw vierde lid opgenomen, dat regelt dat van een melding openbaar kennis wordt gegeven, zodat belanghebbenden desgewenst bezwaar kunnen aantekenen. Verder is toegevoegd ‘of andere gemeentelijke verordeningen’.
Artikel 5:32 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
In het tweede lid is geschrapt: “indien geen afvalstoffen worden verbrand” Dit is in de praktijk moeilijk te handhaven, omdat de term afvalstoffen voor meerderlei interpretatie vatbaar is. Vervangen is dit door het gemakkelijker te controleren “droog schoon hout”.
Hetzelfde geldt voor het derde lid. Omdat voor het grillen of barbecueën ook bijvoorbeeld gas, briketten en houtskool wordt gebruikt, is toegevoegd: “het gebruik van schoon, droog hout of ander specifiek voor het gebruik bestemd materiaal”.
In het vierde lid is toegevoegd de weigeringsgronden: “de woon- en leefsituatie ter plekke en de bescherming van eigendommen van derden”, omdat het in de laatste jaren steeds meer onderzoek plaatsvindt naar de gezondheidsrisico’s van het stoken van vuur in de open lucht. Ook de toevoeging van “droog schoon hout” in het tweede en derde lid staat in het teken van de beperking van gezondheidsrisico’s door onvolledige verbranding.
De toevoeging van het tweede lid is conform de wijziging van de model-Apv. Het overtreden van een omgevingsvergunning (waarnaar verwezen wordt) is een delict in de zin van de Wet op de economische delicten.
In het eerste lid is tussen “handhaving Algemeen Bouw en Milieu” toegevoegd: “en toezichthouders”. Zo wordt duidelijk dat er toezichthouders handhaving Algemeen zijn (BOA’s) en toezichthouders Bouw en Milieu.
Het toegevoegde derde lid bepaalt voor de duidelijkheid dat ook de politie kan fungeren als toezichthouder, belast met de toezicht op de naleving van de Apv.
De feiten en termijnentabel is gewijzigd in een feitentabel in overeenstemming met nieuw geformuleerd beleid. De termijnen worden door de burgemeester bepaald in het beleid.