Organisatie | Groningen (Gr) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | LOKAAL BELONINGSBELEID |
Citeertitel | LOKAAL BELONINGSBELEID |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-11-2017 | 09-02-2018 | artt. 3:3, 10:8, 10:9, 13:2, 13:3 | 11-07-2017 | 6452349 | |
16-06-2016 | 01-01-2016 | 03-11-2017 | Nieuwe regeling | 19-01-2016 Onbekend | Onbekend |
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GRONINGEN:
Gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Ambtenarenwet;
tot vaststellen van het wijzigingsbesluit van het Lokaal beloningsbeleid.
Artikel 2 Nadere uitwerking van artikel 3:3 lid 2 ARG
Het college maakt gebruik van de ‘aanloopschaal’, op de wijze zoals beschreven in de toelichting op artikel 3:3 lid 2 ARG
Artikel 3 Aanvulling op artikel 3:4 lid 3 ARG
Extra periodieke salarisverhoging voor de ambtenaar van 50 jaar en ouder4 in de salarisschalen 1 tot en met 5.
Bij salaris volgens de uitloopschaal kan een extra periodieke verhoging worden toegekend tot het maximum van de uitloopschaal wanneer de ambtenaar als 'goed' of 'uitstekend' beoordeeld is. Als in een jaar geen beoordeling heeft plaatsgevonden wordt dit niet gelijkgesteld met een beoordeling als ‘goed’.
Artikel 4 Aanvulling op de Toelichting bij artikel 3:4 lid 3 ARG
Extra periodieke salarisverhoging
In hoofdstuk 23 ARG oud was de ‘bevorderingsperiodiek’ bewust niet opgenomen. In de daarvoor geldende Bezoldigingsverordening is in de jaren ’80 de bevorderingsperiodiek geschrapt, dit was destijds een bezuinigingsmaatregel. De uitzondering op deze regel betrof de categorie medewerkers van 50 jaar en ouder in de salarisschalen1 tot en met 5, die bij goed of uitstekend functioneren nog wel een periodieke verhoging konden krijgen.
Er diende zo veel mogelijk horizontaal te worden overgeschaald, immers men kreeg in de hogere schaal betere perspectieven.
De onderstaande bestaande praktijk kan worden voortgezet.
Er kunnen zich dus drie verschillende situaties voordoen:
Als (her)waardering van een functie leidde tot een hogere inschaling, wordt het naast hogere bedrag in de nieuwe schaal gekozen.
In het geval dat het salarisverschil tussen het naast hogere bedrag in de nieuwe schaal en het oude salaris minder bedraagt dan 75% van het salarisverschil tussen het bedrag dat de ambtenaar aan salaris zou hebben ontvangen, indien hij niet zou zijn overgegaan naar de nieuwe schaal, maar in zijn oude schaal een periodieke verhoging zou hebben gekregen, en het bedrag van zijn oude salaris, wordt de ambtenaar in de nieuwe schaal ingeschaald op het bedrag dat direct volgt op het naast hogere bedrag.5
Bij uitstekend functioneren binnen dezelfde functie wordt geen extra periodiek toegekend. Wel kan er dan aanleiding zijn om andere beloningsinstrumenten in te zetten. Uitzondering: Medewerkers van 50 jaar en ouder in de schalen 1 tot en met 5 die uitstekend functioneren kunnen wel in aanmerking komen voor een extra periodiek.6
Artikel 5 Aanvulling op artikel 3:4 lid 4 ARG
Ingangsdatum periodieke verhoging
Verhoging van salaris gaat in met ingang van de eerste dag van het kwartaal van een kalenderjaar, waarin de aanspraak op de verhoging is verkregen.
Artikel 6 Nadere uitwerking van artikel 3:7 ARG
Het overgangsrecht bij de uitloopschaal luidt als volgt:
In afwijking van lid 2c geldt voor de ambtenaar van 50 jaar en ouder een uitloopschaal als na het bereiken van het maximum van de functionele schaal zijn functioneren in twee opeenvolgende jaren elk jaar als ‘goed’ of ‘uitstekend’ is beoordeeld.7
De schaalovergang van de functionele naar de uitloopschaal vindt plaats met ingang van de maand waarop de ambtenaar voorheen zijn periodieke verhoging ontving.8
De ambtenaar die is ingeschaald in een hogere functionele schaal dan schaal 4 en die al wel op 31 december 2014 de uitloopschaal heeft bereikt, blijft ingeschaald in de uitloopschaal, maar hij krijgt na 31 december 2014 geen periodieke salarisverhogingen meer.9
Artikel 8 Aanvulling op artikel 3:9 ARG
Er kan gebruik gemaakt van de bevoegdheid om een arbeidsmarkttoelage toe te kennen, binnen de in artikel 3:9 ARG genoemde bandbreedte.
Artikel 9 Aanvulling op de toelichting op artikel 3:10 ARG
Voor de berekening van de waarnemingstoelage moet de beloning in de waar te nemen functie worden bepaald. Hierbij kan het naasthogere bedrag in de nieuwe schaal worden gekozen. Zonodig kan de 75%-regeling worden toegepast, zie toelichting hierboven bij artikel 4, situatie.
Artikel 10 Aanvulling op artikel 3:13 en 3:18 ARG
Het college maakt gebruik van de mogelijkheid om voor bepaalde beschikbaarheidsdiensten de piketdienst van de Gemeentelijke Kolom Groningen respectievelijk voor de piketdienst van artsen van de GGD een regeling te treffen in afwijking van artikel 3:13 en 3:18 ARG.
Vergoedingsregeling Piketdienst Gemeentelijke Kolom Groningen
Artikel 10:1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van de artikelen 10:2 tot en met 10:6 ARG wordt verstaan onder:
hij die op grond van de artikel 2.1.3 eerste lid van het Besluit Veiligheidsregio’s en artikel 15:1:11 tweede lid ARG is of wordt aangewezen om een functie op hard piket te vervullen in het kader van de bevolkingszorg bij rampen en crises bij de Gemeentelijke Kolom Groningen;
Hard piket: hij die volgens rooster oproepbaar is en bij een oproep binnen een bepaalde tijd aanwezig moet zijn bij de plaats van de ramp of op een andere afgesproken plaats;
Uurloon: het 1/156 deel van het maandsalaris in de hoogste trede van de schaal die van toepassing is op de piketfunctie.
Artikel 10:2 Vergoeding in verlof
Deze vergoeding in verlof volgens dit artikel treedt in de plaats van het bepaalde in artikel 6:2:1, vierde lid ARG ten aanzien van 14,4 vakantie-uren bij beschikbaarheidsdiensten.10
Artikel 10:3 Vergoeding in geld
De vergoeding in geld voor hard piket bedraagt:
bij hard piket op zaterdagen, zondagen en feestdagen 1,1% van het maandsalaris behorend bij schaal 3 trede 11, van bijlage IIa van de CAR (bijlage 4), behoudens het bepaalde in het volgende lid;
De in artikel 2 en 3 genoemde vergoedingen worden aan de hand van het aantal in de dienstroosters verwerkte piketdiensten herleid tot een maandelijkse vergoeding, waarbij het gemiddelde aantal feestdagen per jaar dat niet samenvalt met een zaterdag of een zondag op 6 wordt vastgesteld.
Artikel 10:5 Daadwerkelijk verrichten van werkzaamheden
De medewerker voor wie de standaardregeling geldt conform artikel 4:2 van de ARG kan aanspraak maken op een buitendagvenstervergoeding indien er buiten het dagvenster in dienstopdracht van de directie Gemeentelijke Kolom werkzaamheden worden verricht.
Vergoedingsregeling piketdiensten GHOR1, Forensisch artsen, artsen werkzaam voor infectieziektenbestrijding, Gezondheidskundig adviseur Gevaarlijke Stoffen, bij de GGD
Artikel 10:8 Vergoeding in verlof
Deze vergoeding in verlof volgens dit artikel treedt in de plaats van het bepaalde in artikel 6:2:1, vierde lid ARG ten aanzien van 14,4 vakantie-uren bij beschikbaarheidsdiensten.
Artikel 10:10 Vergoeding voor feestdagen
Voor de toepassing van artikel 10:9 wordt met een zondag gelijkgesteld de nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen en de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd, alsmede iedere dag, die daarnaast door het college wordt aangewezen.
Artikel 10:11 Opnemen verlofdagen
Het in artikel 10:8 derde lid van deze regeling bedoelde verlof dient te worden opgenomen binnen 3 maanden na het ontstaan van de aanspraak, tenzij dit wegens ziekte of om redenen van dienstbelang niet mogelijk is. De aanspraak op verlof vervalt, indien bedoelde verlofdagen wegens andere redenen niet binnen de gestelde termijn zijn opgenomen.
Artikel 10:12 Daadwerkelijk verrichten van werkzaamheden
De vergoeding per uur voor verrichten van werkzaamheden buiten de reguliere werktijden (maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 18.00 uur) is gelijk aan het uurloon behorende bij de schalen en maxima genoemd in artikel 10:8. Daarboven wordt ook bij een functieschaal 11 en hoger een overwerkvergoeding8 toegekend.
Artikel 11 Aanvulling op artikel 3:14 ARG
Er wordt geen gebruik gemaakt van de bevoegdheid om een inconveniëntentoelage toe te kennen.
Artikel 12 Aanvulling op artikel 3:15 ARG11
De garantie van salaris en salarisperspectief12 als bedoeld in het Sociaal Statuut 2014-2018 als bedoeld in artikel 2.1 van het Sociaal Statuut 2014-2018 is een toelage als bedoeld in artikel 3:15 ARG.
De garantie van functiegebonden toelagen als bedoeld artikel 2.4 in het Sociaal Statuut 2014-2018 is een toelage als bedoeld in artikel 3:15 ARG.
De toelage 55-jarigenregeling als bedoeld in artikel 4:4 van het Sociaal Statuut 2014-2018 is een toelage als bedoeld in artikel 3:15 ARG.
De vuilwerktoeslag13 is een toelage als bedoeld in artikel 3:15 ARG, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
Medewerkers die vóór 31 december 2015 een vuilwerktoelage van 17% respectievelijk 12% ontvingen als verkregen recht, behouden deze toelage op grond van artikel 3:15 ARG zolang zij aangesteld zijn in de desbetreffende functies.
Mocht in de toekomst ooit een inconveniëntentoelage kunnen worden toegekend, dan kunnen de betreffende medewerkers daar pas voor in aanmerking komen indien en voorzover het op grond van artikel 3:15 ARG vastgestelde bedrag te laag blijkt te zijn.
Artikel 13 Aanvulling op artikel 3:19 ARG
Medewerkers die uiterlijk 31 december 2020 recht zouden hebben op een ambtsjubileumgratificatie als de lokale regeling niet was vervallen, krijgen de ambtsjubileumgratificatie conform die oude lokale regeling, te weten artikel 3:5, 3:5:1 en de Nadere regeling ambtsjubileumgratificatie, welke luiden als volgt.
Artikel 13:1 Ambtsjubileumgratificatie14
De ambtenaar heeft recht op een ambtsjubileumgratificatie. In een nader vast te stellen regeling wordt onder meer bepaald:
Aan de ambtenaar die gedurende 25 jaar een betrekking bij de overheid heeft vervuld, wordt een eenmalige uitkering toegekend overeenkomende met de helft van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) tezamen vermeerderd met 8% waarop de ambtenaar in de maand van zijn jubileum aanspraak heeft. De ambtenaar die gedurende veertig respectievelijk vijftig jaar een betrekking bij de overheid heeft vervuld, ontvangt eenmalig een uitkering gelijk aan een bedrag, overeenkomende met het salaris en de toegekende salaristoelage(n) tezamen vermeerderd met 8% over de maand waarin hij deze jubilea gedenkt.
Aan de ambtenaar, die wordt ontslagen:
en die indien het ontslag niet had plaatsgevonden het voor een uitkering vereiste aantal dienstjaren binnen vijf jaren na de ontslagdatum had kunnen vervullen, wordt een proportionele uitkering toegekend. Deze proportionele uitkering wordt berekend door het bedrag waarop recht zou hebben bestaan indien het vereiste aantal dienstjaren zou zijn vervuld, te vermenigvuldigen met een breuk. Daarvan wordt de teller gevormd door het feitelijk geheel of gedeeltelijk vervulde aantal dienstjaren, waarbij naar boven wordt afgerond op hele maanden; de noemer is het aantal dienstjaren dat vervuld had moeten zijn om voor de uitkering in aanmerking te komen. De op grond van het vorenstaande berekende bedragen worden naar boven afgerond op een veelvoud van vijf euro.
Artikel 13:3 Nadere regeling ambtsjubileumgratificatie
Diensttijd, welke meetelt voor het ambtsjubileum
Voor het bepalen van de datum van een ambtsjubileum komt in aanmerking de al of niet aansluitende tijd, doorgebracht in een betrekking bij de overheid (voltijd en/of deeltijd). Het maakt daarbij niet uit of het een aanstelling of een arbeidsovereenkomst is.
De gemeente Groningen zoekt ten aanzien van het begrip diensttijd bij de overheid aansluiting bij de ministeriële regeling van 9 november 1989, Stcr. 223, laatstelijk gewijzigd bij regeling van 2 november 1998, Stcr. 220, zoals hieronder schematisch weergegeven.
Lokale uitbreiding van het begrip overheidsdiensttijd
De tijd doorgebracht in een voorafgaande, niet-ambtelijke betrekking bij DSW, Zodiak/voorheen Provinciaal Werkvoorzieningsschap Hoofdarbeiders en WeerWerk telt mee.
De berekeningsbasis voor de ambtsjubileumgratificatie is het salaris en de toegekende salaristoelage(n), die in paragraaf 3 van hoofdstuk 3 ARG worden geregeld.
Dat ook 8% (voorheen vakantietoelage genoemd) meetelt voor de berekeningsbasis, staat in artikel 3:19 ARG apart vermeld. De 6% (voorheen eindejaarsuitkering) vormt geen onderdeel van de berekeningsbasis.
Als een medewerker ten tijde van het ambtsjubileum ouderschapsverlof of seniorenverlof heeft, blijft het oorspronkelijke salaris en de toegekende salaristoelage(n) de berekeningsbasis.
Als een medewerker ten tijde van het ambtsjubileum een urenuitbreiding of urenvermindering heeft is het dan geldende salaris en de toegekende salaristoelage(n) de berekeningsbasis.
Een proportionele ambtsjubileumgratificatie wordt verstrekt bij reorganisatieontslag (geheel of gedeeltelijk), bij ontslag op grond van arbeidsongeschiktheid voor 80% of meer en bij ontslag wegens FPU alleen voor zover dit volledig ontslag betreft; als men een ambtsjubileum niet haalt, terwijl dit anders wel binnen 5 jaar behaald had kunnen worden. Bij 38 dienstjaren bestaat bijvoorbeeld recht op 38/40 deel van de berekeningsbasis.
De gratificatie wordt in dat geval in maanden nauwkeurig berekend.
Bij gedeeltelijk ontslag (dit kan dus alleen wegens reorganisatie) wordt de ambtsjubileumgratificatie berekend naar rato van het aantal uren waarvoor ontslag wordt verleend.
Als een medewerker met een volledig dienstverband gedeeltelijk wordt ontslagen voor bijvoorbeeld
12 uur en hij heeft dan 21 dienstjaren, ontvangt hij een proportionele gratificatie van: 12/36 x 21/25 x de helft van het salaris en de toegekende salaristoelage(n), tezamen vermeerderd met 8% (gebaseerd op 36 uur). Als hij na 4 jaar zijn 25-jarig jubileum viert ontvangt hij opnieuw een gratificatie, en wel gebaseerd op de helft van zijn maandsalaris en toegekende salaristoelage(n) tezamen vermeerderd met 8% die hij op dat moment ontvangt (gebaseerd op 24 uur).
Een idee dat geldelijk voordeel oplevert, wordt boven de in lid 1 bedoelde beloning gehonoreerd met een premie van 10% van de netto jaarbesparing. De netto jaarbesparing wordt verkregen door de te berekenen jaarlijkse besparing te verminderen met de per jaar berekende invoeringskosten. Besparing en kosten kunnen gemiddeld worden over een periode van maximaal drie jaren.
Artikel 15 Aanvulling op artikel 3:21 ARG
Reis- en verblijfkostenvergoeding
De overige vergoedingen voor reis- en verblijfkosten zijn geregeld in de Reisregeling 1996.
Het lokaal beloningsbeleid treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2016.
De insteek van het lokale beloningsbeleid is kort gezegd: ‘houden wat we hebben’. Mogelijk is er hier wel sprake van leeftijdsdiscriminatie, omdat het begunstigen voor een bepaalde leeftijdscategorie in dit geval niet te objectiveren is.
In het nieuwe hoofdstuk 3 zelf zijn er – afgezien van het kunnen opbouwen van pensioen over oud salaris, na aanvaarding van een lager gewaardeerde functie - geen regelingen meer opgenomen die voor medewerkers van 50 jaar en ouder gunstiger voorwaarden opleveren. Het was echter wel een wens van het lokale GO om iets voor oudere medewerkers in de lagere salarisschalen te doen. Het is met andere woorden overgangsrecht dat dateert uit de tachtiger jaren.
Een aanvullende regeling waarvoor Hoofdstuk 3 geen grondslag meer biedt en die dus komt te vervallen is de volgende: “Artikel 23:4:1a Tijdelijke compensatie bij nadeel nieuwe periodiekdatum”, deze luidde als volgt:
Door de toepassing van de 75%-regel, als bedoeld in artikel 23:3:3, kan een ambtenaar in sommige gevallen, te rekenen vanaf de voormalige periodiekdatum tot de nieuwe periodiekdatum, een lagere salaris(toelagen) ontvangen dan wanneer er geen overschaling had plaatsgevonden en de ambtenaar in zijn oude schaal een periodieke verhoging had gekregen. De ambtenaar krijgt in dat geval een tijdelijke compensatie ter hoogte van het nadelig verschil.” Ook met de 75%-regel gaat de ambtenaar er op jaarbasis niet in inkomen op achteruit.
De insteek van het lokale beloningsbeleid is kort gezegd: ‘houden wat we hebben’. Mogelijk is er hier wel sprake van leeftijdsdiscriminatie, omdat het begunstigen voor een bepaalde leeftijdscategorie in dit geval niet te objectiveren is.
In het nieuwe hoofdstuk 3 zelf zijn – afgezien van het kunnen opbouwen van pensioen over oud salaris, na aanvaarding van een lager gewaardeerde functie - geen regelingen meer opgenomen die voor medewerkers van 50 jaar en ouder gunstiger voorwaarden opleveren. Het was echter wel een wens van het lokale GO om iets voor oudere medewerkers in de lagere salarisschalen te doen. Het is met andere woorden overgangsrecht dat dateert uit de tachtiger jaren.
De insteek van het lokale beloningsbeleid is kort gezegd: ‘houden wat we hebben’. Mogelijk is er hier wel sprake van leeftijdsdiscriminatie, omdat het begunstigen voor een bepaalde leeftijdscategorie in dit geval niet te objectiveren is.
In het nieuwe hoofdstuk 3 zelf zijn er geen regelingen meer opgenomen die voor medewerkers van 50 jaar en ouder gunstiger voorwaarden opleveren. Het was echter wel een wens van het lokale GO om iets voor oudere medewerkers in de lagere salarisschalen te doen. Het is met andere woorden overgangsrecht dat dateert uit de tachtiger jaren.
Het zesde lid is een tekstuele wijziging van artikel 23:2:3a ARG (oud) maar dit betreft geen inhoudelijke wijziging.
Het vierde lid luidt: De aan de ambtenaar volgens de in het eerste lid bedoelde algemene regels toekomende vakantie wordt vermeerderd met 14,4 uren, ten aanzien van ambtenaren bedoeld in artikel 3:3, indien regelmatig en in belangrijke mate op onregelmatige uren wordt gewerkt. Hier wordt de beschikbaarheidsdienst nog niet genoemd. We wijken op dit punt namelijk af van de UWO, dat is lokaal overeengekomen. MAAR, straks is de beloning voor de reguliere beschikbaarheidsdiensten lager. En dan is het logisch om dan de 14,4 uur verlof uit de UWO opnieuw in te voeren, voor nieuwe medewerkers en dit effect voor zittende medewerkers mee te wegen in de TOR. Medewerkers die een hogere vergoeding krijgen op grond van artikel 10, zij hoeven dan niet op basis van twee regelingen verlof te krijgen.
GHOR staat voor Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de regio en organiseert bij rampen en grote ongelukken in de provincie Groningen de uitgebreide inzet van ambulances, artsen en ziekenhuizen. Ook de piketdiensten van andere functies dan de forensisch artsen hebben te maken met inzet bij rampen. Hoofdstuk 3 spreekt van beschikbaarheidsdiensten. Met piketdiensten wordt exact hetzelfde bedoeld. Voorgesteld wordt om de oude benaming te handhaven.
Anders dan bij de andere regelingen wordt hier in de regeling vastgesteld hoe de vergoeding in de praktijk nu is. De vergoeding voor de achterwacht was nog niet geregeld, maar blijkt 67% te bedragen, zowel van de vergoeding in geld als van de vergoeding in verlof. Eén van de forensisch artsen krijgt voor achterwacht 33% in plaats van 67%, de achtergrond daarvan wordt momenteel nog nagegaan.
Alle garanties die nu al zijn toegekend om salarisverschillen structureel te compenseren zoals bijvoorbeeld op grond van de Sociale Leidraad, worden na 1-1-2016 toegekend op grond van artikel 3:15 ARG (garantietoelage in combinatie met overgangsrecht). Voor garanties die ontstaan vanaf 2016 tot 2018 zijn de leden 1, 2 en 3 van toepassing.
De vuilwerktoeslag is al geruime tijd geleden afgeschaft, maar het destijds zittende personeel heeft deze nog (collectief) als verkregen recht gegarandeerd gekregen, daarom is opname in het lokaal beleid nodig; anticumulatiebepaling voor het geval dat ooit een inconveniëntentoelage zou worden ingevoerd.