Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Borger-Odoorn

Beleidsregel proceskostenvergoeding Borger-Odoorn 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBorger-Odoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel proceskostenvergoeding Borger-Odoorn 2014
CiteertitelBeleidsregel proceskostenvergoeding Borger-Odoorn 2014
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Artikelen 221 en 231 van de Gemeentewet
  2. Artikelen 1:3, vierde lid, en 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. Artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht
  4. Onderdeel C.1. van de bij het Besluitproceskosten bestuursrecht behorende bijlage
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-11-2017Nieuwe regeling

18-11-2014

Gemeenteblad 22 november 2017, nr. 204922

14.04788

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel proceskostenvergoeding Borger-Odoorn 2014

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borger-Odoorn,

de burgemeester van de gemeente Borger-Odoorn,

de heffingsambtenaren van de gemeente Borger-Odoorn,

ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;

gelet op de artikelen 221 en 231 van de Gemeentewet, artikel 1:3, vierde lid, en artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) en onderdeel C.1. van de bij het Besluit behorende bijlage;

BESLUITEN:

vast te stellen de volgende:

Beleidsregel proceskostenvergoeding Borger-Odoorn 2014

Artikel 1 Bezwaarschriften algemeenEnig-artikel

  • 1.

    Voor de toepassing van de wegingsfactoren, die zijn genoemd in onderdeel C.1. van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, wordt een zaak in beginsel aangemerkt als

    • a.

      zeer licht (0,25) indien:

      • ·

        het om een intrekking van het bezwaar wegens tegemoetkoming gaat;

      • ·

        het om een pro-forma bezwaarschrift zonder aanvulling gaat;

      • ·

        het bezwaarschrift summier gemotiveerd is;

      • ·

        het bezwaarschrift is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit;

      • ·

        het om kennelijk gegronde bezwaren gaat;

    • b.

      licht (0,5) indien:

      • ·

        zaken die enig onderzoek vergen, maar waarbij het niet om een (juridisch) vraagpunt gaat waarvoor een grotere (juridische) deskundigheid is vereist;

      • ·

        het bezwaarschrift is voorzien van een standaardmotivering;

      • ·

        het gegronde bezwaren betreft waarbij weinig tot geen beleidsvrijheid bestaat voor het bestuursorgaan, zoals bij gebonden beschikkingen;

    • c.

      zwaar (1,5) indien:

      • ·

        het een zaak betreft die juridisch of inhoudelijk als ingewikkeld of omvangrijk moet worden aangemerkt, zoals bij onduidelijke of nieuwe regelgeving, of een omvangrijke hoeveelheid stukken;

    • d.

      zeer zwaar (2) indien:

      • ·

        het een zaak betreft met een gecompliceerd Europeesrechtelijk probleem;

      • ·

        het een zaak betreft die juridisch of inhoudelijk als zeer ingewikkeld of zeer omvangrijk moet worden aangemerkt, zoals bij controversiële (nieuwe) wetgeving met wisselende lagere rechtspraak of uitzonderlijke hoeveelheden stukken;

      • ·

        het een zaak betreft waarvoor langdurige behandeling ter zitting wegens de complexiteit ervan is vereist;

      • ·

        het een ingewikkelde schadekwestie betreft.

  • 2.

    Een bezwaar in een zaak die niet tot een van de categorieën van het eerste lid behoort, zal in beginsel als gemiddeld met een wegingsfactor van 1 gekwalificeerd worden.

  • 3.

    Dit artikel vindt geen toepassing indien strikte toepassing tot een kennelijke onbillijkheid leidt.

Artikel 2 Bezwaarschriften WOZEnig-artikel

  • 1.

    Voor de toepassing van de wegingsfactoren, die zijn genoemd in onderdeel C.1. van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, wordt een WOZ-zaak in beginsel aangemerkt als

    • a.

      zeer licht (0,25) indien:

      • ·

        het bezwaarschrift kennelijk gegrond is;

      • ·

        er sprake is van een onjuiste registratie van een bijgebouw;

      • ·

        een kenbare schrijffout in de beschikking/belastingaanslag is gemaakt;

      • ·

        het bezwaarschrift uitsluitend verwijst naar een bezwaar uit een eerder belastingjaar;

      • ·

        het bezwaarschrift marginaal is onderbouwd;

      • ·

        het bezwaarschrift slechts een verwijzing naar een eigen beroepsprocedure bevat;

      • ·

        in het bezwaarschrift expliciet wordt aangegeven dat een onderbouwing later volgt;

      • ·

        het bezwaarschrift is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit;

      • ·

        het bezwaarschrift is gericht tegen het eigendom- en of gebruik;

      • ·

        de WOZ-waarde wordt verlaagd vanwege een eigen transactiecijfer vlak voor of na de waarde peildatum.

    • b.

      licht (0,5) indien:

      • ·

        er sprake is van een onjuiste objectafbakening;

      • ·

        de inhoud enig onderzoek vergt, maar het niet om een (juridisch) vraagpunt gaat, waarvoor een grotere (juridische) deskundigheid is vereist;

      • ·

        een onjuist gestandaardiseerd voortgangspercentage bij een object in aanbouw is gehanteerd;

      • ·

        de WOZ-waarde wordt verlaagd vanwege een buiten het bezwaarschrift gelegen grond;

      • ·

        het bezwaarschrift zich uitsluitend richt op de volledigheid van het taxatieverslag of op het ontbreken van een deugdelijke motivering zonder nadere visie en onderbouwing van de waarde;

      • ·

        in het al gemotiveerde bezwaarschrift wordt aangegeven dat relevante informatie op een later moment in een apart document zal worden toegezonden;

      • ·

        het bezwaar tekstueel in hoofdzaak overeenkomt met andere zaken van de betreffende gemachtigde;

      • ·

        de inhoud van het bezwaarschrift volledig of nagenoeg uitsluitend is gebaseerd op een bijgevoegd taxatierapport.

    • c.

      zwaar (1,5) indien er sprake is van een zaak handelend over de waarde van een woning of niet-woning, en:

      • ·

        deze inhoudelijk of juridisch als bijzonder ingewikkeld c.q. complex of omvangrijk moeten worden aangemerkt;

      • ·

        er meerdere rechtsgebieden/regelgevingen een relevante rol spelen.

    • d.

      zeer zwaar (2) indien er sprake is van een zaak ten aanzien van een object niet zijnde een woning, en:

      • ·

        deze inhoudelijk als zeer omvangrijk moeten worden aangemerkt;

      • ·

        het een zaak betreft met zeer complexe aspecten waarbij het bezwaarschrift blijk geeft van relevante specialistische kennis die op de juiste wijze is toegepast.

  • 2.

    Een WOZ-zaak is van gemiddeld gewicht als er sprake is van een volledig onderbouwd waardebezwaar, ongeacht of de informatie in één of meerdere onderdelen wordt aangeleverd en ongeacht of de onderdelen door verschillende personen zijn ondertekend.

  • 3.

    Als WOZ-deskundige wordt aangemerkt een gecertificeerd taxateur die ingeschreven staat in de landelijke registers.

  • 4.

    WOZ-deskundigenkosten komen slechts voor vergoeding in aanmerking indien er geen sprake is van vermenging van de functies van gemachtigde en deskundige.

  • 5.

    Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van een door een WOZ-deskundige opgemaakt taxatierapport wordt uitgegaan van de volgende tijdsbesteding:

    • a.

      maximaal 2 uren indien het taxatierapport betrekking heeft op een woning die niet inpandig is opgenomen;

    • b.

      maximaal 4 uren indien het taxatierapport betrekking heeft op een woning die inpandig is opgenomen;

    • c.

      courante niet-woningen, die niet inpandig zijn opgenomen, op basis van een bedrag per uur;

    • d.

      incourante niet-woningen, die inpandig zijn opgenomen, op basis van een bedrag per uur;

    • e.

      naar redelijkheid te bepalen uren indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die is aan te merken als een unieke onroerende zaak die niet volgens de Landelijke Taxatiewijzer te taxeren is.

  • 6.

    Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van een door een WOZ-deskundige opgemaakt taxatierapport wordt uitgegaan van de volgende uurtarieven:

    • a.

      maximaal € 50,00 exclusief BTW, indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die dient tot woning, welk bedrag wordt verhoogd met BTW indien de BTW op belanghebbende drukt;

    • b.

      maximaal € 65,00 exclusief BTW, indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die niet dient tot woning en deze zaak is aan te merken als een courante niet-woning, welk bedrag wordt verhoogd met BTW indien de BTW op belanghebbende drukt;

    • c.

      maximaal € 116,09 exclusief BTW indien, indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die niet dient tot woning n deze zaak is aan te merken als een incourante niet-woning, welk bedrag wordt verhoogd met BTW indien de BTW op belanghebbende drukt;

    • d.

      maximaal € 116,09 exclusief BTW indien het taxatierapport betrekking heeft op een unieke onroerende zaak die niet volgens de Landelijke Taxatiewijzer te taxeren is, welk bedrag wordt verhoogd met BTW indien de BTW op belanghebbende drukt.

  • 7.

    Dit artikel vindt geen toepassing indien strikte toepassing tot een kennelijke onbillijkheid leidt.

Artikel 3 Gemotiveerd afwijken

  • 1.

    Per individuele zaak wordt beoordeeld, welke wegingsfactor van toepassing is. Het bestuursorgaan heeft de bevoegdheid om, in afwijking van wat wordt gesteld in deze beleidsregel, een lagere of hogere wegingsfactor of vergoeding toe te kennen. Dit wordt in de beslissing op bezwaar uitdrukkelijk gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het bepalen van een lagere wegingsfactor heeft artikel 2, eerste lid, onder b, voorrang op artikel 2, eerste lid, onder a. Bij het bepalen van een hogere wegingsfactor heeft artikel 2, eerste, onder d, voorrang op artikel 2, eerste lid, onder c.

Artikel 4 Recht op vergoeding

  • 1.

    Een proceskostenvergoeding wordt eerst toegekend indien belanghebbende kan aantonen dat de betreffende kosten daadwerkelijk op hem drukken.

  • 2.

    Voor de vaststelling van het ontstaan van een recht op de te vergoeden kosten die door belanghebbende zijn gemaakt kan een bewijs van gemaakte kosten worden verlangd, bestaande uit een factuur en een bankafschrift of ander betalingsbewijs ter zake van verrichte werkzaamheden door een derde of een door of namens hem ingeschakelde deskundige.

Artikel 5 Uitbetaling

Het bedrag aan proceskostenvergoeding wordt in beginsel overgemaakt op het rekeningnummer van belanghebbende. Indien uit de machtiging blijkt dat belanghebbende ermee instemt dat de kosten aan de gemachtigde worden uitbetaald, worden de verschuldigde kosten overgemaakt op een door de gemachtigde aangegeven bankrekening.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking op de in artikel 3:42 van de Awb voorgeschreven wijze.

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel proceskostenvergoeding Borger-Odoorn 2014”.

Toelichting op de Beleidsregel proceskostenvergoeding Borger-Odoorn 2014

Inleiding

Op 12 maart 2002 is de Wet kosten bestuurlijke voorprocedure in werking getreden1. Met deze wet is de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gewijzigd. In artikel 7:15 van de Awb is nu de wettelijke regeling gegeven voor de vergoeding van proceskosten in de procedure van bezwaar. De kosten die voor vergoeding in aanmerking komen en de berekeningswijze ervan, zijn geregeld in het per 12 maart 2002 gewijzigde Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit).2

Het gewicht van een zaak kan nader tot uitdrukking worden gebracht in de wegingsfactoren. De uitkomst dient volgens de Nota van Toelichting bij het Besluit steeds in overeenstemming te zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van een zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener.3 Het bestuursorgaan heeft de bevoegdheid om in beleidsregels vast te leggen op welke wijze de wegingsfactoren worden gehanteerd. Bij belastingzaken is op grond van artikel 231 van de Gemeentewet een gemeenteambtenaar door het college aangewezen als persoon bij wie een bezwaarschrift moet worden ingediend en die, ingevolge artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, bevoegd is op dit bezwaarschrift en het verzoek tot proceskostenvergoeding te beslissen.

Deze beleidsregel brengt lijn in de afdoening van verzoeken om kostenvergoedingen krachtens het Besluit. Het doel ervan is dat gelijke gevallen zoveel mogelijk gelijk en ongelijke gevallen zoveel mogelijk, naar de mate van hun ongelijkheid, ongelijk worden behandeld. Deze beleidsregel is bindend voor het bestuursorgaan.

Door gebruik van het begrip ‘in beginsel’ in het eerste lid van artikel 1 en 2 biedt de beleidsregel een nuttig handvat voor standaardzaken, maar ook voldoende ruimte voor bijzondere gevallen. Indien het bestuursorgaan van mening is dat de toepassing van de beleidsregel tot ongewenste gevolgen leidt heeft hij/zij de bevoegdheid om van de beleidsregel af te wijken. Strikte toepassing van deze beleidsregel mag niet tot een kennelijke onbillijkheid leiden.

Ten behoeve van een eenduidige beoordeling bij het toepassen van de wegingsfactoren hebben het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borger-Odoorn (hierna: het college), de burgemeester van de gemeente Borger-Odoorn (hierna: de burgemeester) en de heffingsambtenaren van de gemeente Borger-Odoorn (hierna: de heffingsambtenaren) – ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft – deze Beleidsregel proceskostenvergoeding Borger-Odoorn 2014 vastgesteld.

Verzoek moet vóór de beslissing op bezwaar worden gedaan

Proceskosten komen alleen voor vergoeding in aanmerking indien belanghebbende daarom verzoekt vóórdat het bestuursorgaan een beslissing op het bezwaarschrift neemt (artikel 7:15, derde lid, van de Awb). De beslissing op het verzoek maakt onderdeel uit van de beslissing op het bezwaar. Dit betekent dat indien de betrokkene het oneens is met de beslissing op het verzoek om vergoeding, hij tegen dit onderdeel van de beslissing op bezwaar beroep moet aantekenen bij de bestuursrechter.

Op welke besluiten is deze regeling van toepassing?

Deze regeling is van toepassing op verzoeken om kostenvergoeding in bezwaarprocedures aangaande alle besluiten genomen door het college, de burgemeester en de heffingsambtenaren, afhankelijk van welk bestuursorgaan in een bepaalde zaak bevoegd is.

Wanneer wordt een vergoeding toegekend?

De Awb voorziet in een vergoedingsplicht in de gevallen waarin het bestreden besluit wegens onrechtmatigheid wordt herroepen en deze onrechtmatigheid aan het bestuursorgaan is te wijten. Artikel 7:15, tweede lid, van de Awb luidt als volgt:

“De kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. “

Het besluit wordt herroepen

De eerste voorwaarde is dat het primaire besluit wordt herroepen. Volgens vaste jurisprudentie is sprake van herroeping van een bestreden besluit als een tegen dat besluit gemaakt ontvankelijk bezwaar na heroverweging leidt tot intrekking of wijziging van het bestreden besluit.4 Wat betreft de wijziging van het besluit is bovendien vereist dat het primaire besluit wordt gewijzigd wat betreft het daarbij beoogde of geweigerde rechtsgevolg.5 Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het primaire besluit bij louter formele fouten of gebreken in de motivering niet behoeft te worden herroepen.6

Het besluit is onrechtmatig genomen

De tweede voorwaarde is dat die herroeping dient plaats te vinden wegens de onrechtmatigheid van het besluit, dat wil zeggen dat het primaire besluit is strijd is met het recht.

Als het bestuursorgaan de wet of de eigen beleidsregels niet of verkeerd toepast of als het bestuursorgaan een besluit neemt in strijd met de ten tijde van het primaire besluit geldende jurisprudentie, kan aanspraak worden gemaakt op kostenvergoeding.

Herroeping die het gevolg is van wijziging in omstandigheden, van nieuwe beleidsinzichten of van gewijzigde toepasselijke wettelijke voorschriften geeft geen aanspraak op vergoeding van kosten. Wanneer het aan belanghebbende zelf is te wijten dat het bestuursorgaan in eerste instantie een fout maakte (bijvoorbeeld omdat hij verkeerde informatie indiende of deze informatie niet tijdig aanleverde) is ook niet aan de voorwaarden voor kostenvergoeding voldaan.

Het bestuursorgaan kan hiervoor een verwijt worden gemaakt

De derde voorwaarde is dat de onrechtmatigheid aan het bestuursorgaan moet zijn te wijten.

Van verwijtbaarheid is sprake wanneer het bestuursorgaan de feiten die bekend waren of bij het bestuursorgaan bekend moesten zijn, onjuist heeft vastgesteld of gewaardeerd, of wanneer de herroeping het gevolg is van een rekenfout (met uitzondering van evidente rekenfouten, zoals bedoeld in onderstaande alinea), onvoldoende zorgvuldig onderzoek, het ten onrechte niet inwinnen van nader advies van een deskundige, handelen in strijd met geldend beleid en het vermelden van een onjuiste wettelijke grondslag.

Van verwijtbaarheid is geen sprake wanneer de herroeping het gevolg is van verandering van omstandigheden, nieuwe beleidsinzichten of gewijzigde toepasselijke wettelijke voorschriften, als het aan de belanghebbende zelf is te wijten dat het bestuursorgaan in de eerste instantie een fout maakte of wanneer sprake is van een evidente rekenfout of een daarmee op één lijn te stellen vergissing die redelijkerwijs voor belanghebbende kenbaar had moeten zijn.7

Welke kosten worden vergoed?

In het Besluit zijn de volgende kosten opgenomen:

  • a.

    kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

  • b.

    kosten van getuigen of deskundigen die door betrokkene zijn ingeschakeld;

  • c.

    reis- en verblijfkosten;

  • d.

    verletkosten (gederfde inkomsten);

  • e.

    kosten van uittreksels uit openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale faxen en internationale telefoongesprekken;

  • f.

    kosten optreden arts-gemachtigde.

Ad a.

Als beroepsmatig rechtsbijstand is verleend, worden de kosten vergoed volgens de bijlage van het Besluit. Drie factoren zijn daarbij van belang.

De eerste factor betreft het aantal handelingen (A) in de procedure. Hieraan worden punten toegekend. Het opstellen van een bezwaarschrift en het verschijnen op de hoorzitting leveren bijvoorbeeld 1 punt op.

De tweede factor is de vergoeding van € … (B) per punt, waarbij benadrukt dient te worden dat dit bedrag met enige regelmaat (landelijk) wordt aangepast/bijgesteld.

Per 1 januari 2014 geldt 1 punt = € 243 voor besluiten genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de heffing van premies, dan wel premievervangende belasting voor de sociale verzekeringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen a en c, van de Wet financiering sociale verzekeringen. Dit geldt tevens voor besluiten genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake de heffing van de inkomensafhankelijke bijdragen, dan wel een bijdragevervangende belasting, ingevolge de Zorgverzekeringswet.

Per 1 januari 2014 geldt 1 punt = € 487 in de overige gevallen.

De derde factor is het gewicht van de zaak (C), de zogenaamde wegingsfactor. Het gewicht van de zaak varieert van zeer licht (factor 0,25) tot zeer zwaar (factor 2).

De vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand wordt als volgt bepaald: A x B x C.

Ad b.

Hiervoor geldt een vergoeding conform de (uitvoerige) regeling in de wet en het Besluit tarieven in strafzaken.

Ad c.

Hiervoor geldt een vergoeding conform het Besluit tarieven in strafzaken. Reiskosten worden vergoed op basis van de laagste klasse openbaar vervoer, dan wel een kilometervergoeding per kilometer indien openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk is. Verblijfskosten worden vergoed tot een maximumbedrag per dag. Verzoeker moet de gemaakte kosten voldoende specificeren.

Ad d.

Hiervoor geldt een vergoeding conform het Besluit tarieven in strafzaken. De verzoeker moet aannemelijk maken dat inkomsten zijn gederfd en de gederfde inkomsten dient verzoeker voldoende te specificeren.

Ad e.

De werkelijke gemaakte kosten worden vergoed op grond van gespecificeerde nota’s.

Ad f.

Deze vergoeding is ingevolge artikel 2, eerste lid, onderdeel f, van het Besluit bepaald op de helft van de vergoeding voor bijstand door een professionele rechtsbijstandverlener. Indien naast de arts ook een advocaat als gemachtigde optreedt, is de totale vergoeding dus ten hoogste anderhalf maal het bedrag dat zou zijn vastgesteld als slechts één gemachtigde zou zijn opgetreden.8

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Bezwaarschriften algemeen

Artikel 1 ziet op de proceskostenvergoeding in algemene bezwaarzaken (niet zijnde WOZ). In onderdeel C.1. van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de volgende wegingsfactoren onderscheiden: zeer licht, licht, gemiddeld, zwaar en zeer zwaar. Reden hiervoor is dat de vergoeding evenredig moet zijn met de prestatie van de gemachtigde. Het gewicht van de zaak wordt bepaald door het belang en de ingewikkeldheid van de zaak.

Wegingsfactor zeer licht (0,25)

Als zeer licht worden in beginsel zaken aangemerkt waarin het om een intrekking van het bezwaar wegens tegemoetkoming gaat, het om een pro-forma bezwaarschrift zonder aanvulling gaat9, het bezwaarschrift summier gemotiveerd is10, het bezwaarschrift is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit11 en het om kennelijk gegronde bezwaren gaat.12

Wegingsfactor licht (0,5)

Als licht worden in beginsel zaken aangemerkt waarin het gaat om zaken die enig onderzoek vergen, maar waarbij het niet om een (juridisch) vraagpunt gaat waarvoor een grotere (juridische) deskundigheid is vereist13, wanneer het bezwaarschrift is voorzien van een standaardmotivering en wanneer het gegronde bezwaren betreft waarbij weinig tot geen beleidsvrijheid bestaat voor het bestuursorgaan, zoals bij gebonden beschikkingen.

Wegingsfactor gemiddeld (1)

Als regel worden zaken zonder nadere motivering als gemiddeld, dus factor 1, aangemerkt.14

Wegingsfactor zwaar (1,5)

Als zwaar worden in beginsel zaken aangemerkt die juridisch of inhoudelijk als ingewikkeld of omvangrijk moet worden aangemerkt, zoals bij onduidelijke of nieuwe regelgeving, of een omvangrijke hoeveelheid stukken.15

Wegingsfactor zeer zwaar (2)

Als zeer zwaar worden in beginsel zaken aangemerkt die een gecompliceerd Europeesrechtelijk probleem betreffen16, zaken die juridisch of inhoudelijk als zeer ingewikkeld of zeer omvangrijk moet worden aangemerkt, zoals bij controversiële (nieuwe) wetgeving met wisselende lagere rechtspraak of uitzonderlijke hoeveelheden stukken17, zaken waarvoor langdurige behandeling ter zitting wegens de complexiteit ervan is vereist18 en zaken die een ingewikkelde schadekwestie betreffen19.

Artikel 2 Bezwaarschriften WOZ

Artikel 2 van deze beleidsregel ziet op proceskostenvergoeding in WOZ-zaken.

De bezwaarprocedures, die zijn gericht tegen WOZ-beschikkingen en gemeentelijke aanslagen die de WOZ-waarde als grondslag hanteren, kennen specifieke aspecten die niet vergelijkbaar zijn met andere aanslagen of gemeentelijke beschikkingen. Nergens zijn zoveel grieven tegen de grondslag te bedenken als tegen een WOZ-waarde. Dat komt omdat de waardering van een onroerende zaak bijzonder veel aspecten kent, zoals de objectafbakening, de maatvoering, de kwaliteit en staat van onderhoud, de uitstraling, de omgevingsfactoren en de vergelijkbaarheid met andere objecten en dat alles tot in de kleinste details. Er is daarom al snel een visie ontwikkeld die afwijkt van de waarderingsmethodiek van de gemeente. De gemeente dient alle objecten op dezelfde wijze te waarderen en heeft hiervoor een model ontwikkeld. Een taxatiedeskundige kan een waardering op diverse manieren uitvoeren hetgeen voor een heroverweging geen bruikbare informatie oplevert. Deze materie vergt daarom een eigen beleid.

De toekenning van vergoeding van proceskosten is aan de voorwaarde gebonden als genoemd in artikel 7:15 Awb. Het moet onder andere gaan om redelijkerwijs gemaakte kosten. Om te onderzoeken of de gemaakte kosten als redelijk kunnen worden bestempeld, dient men de dubbele redelijkheidtoets uit te voeren. Zowel het aanwenden van een middel als de kosten die daaraan zijn verbonden dienen redelijk te zijn. Met betrekking tot de inzet van beroepsmatige rechtsbijstand betekent dit dat zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten redelijk dienen te zijn. In het kader van de WOZ kunnen in principe enkel de kosten van een bezwaar tegen een waarde als redelijkerwijs gemaakt worden beschouwd. Hierop bestaan uitzonderingen waarbij de wegingsfactor per geval moet worden bepaald. Zo is bijvoorbeeld te denken aan procedures waarin bezwaar gemaakt wordt tegen de onjuiste kwalificatie van objecten of delen van objecten als woning dan wel niet-woning.

Wegingsfactor zeer licht (0,25)

Een zaak is zeer licht indien het bezwaar bestaat uit een eenvoudige verwijzing naar een bepaald feit waaruit geen meningsverschil kan ontstaan. Het kan zijn dat de fout al direct blijkt uit de beschikking zelf zoals bij een kennelijke administratieve fout. Het kan ook zo zijn dat de gemeente haar administratie erop dient na te zien maar dat daaruit direct blijkt dat er een fout is gemaakt waar geen discussie over mogelijk is. Ook verwijzing naar feitelijkheden zonder nadere onderbouwing vergen een zeer geringe inspanning waarbij de noodzaak voor het inschakelen van beroepsmatige rechtsbijstand verre van aanwezig is.

Wegingsfactor licht (0,5)

Een zaak is licht indien in het bezwaar wordt onderbouwd met tamelijk eenvoudig te constateren fouten die de gemeente aanleiding geven tot een verlaging van de WOZ-waarde. Ook als het bezwaarschrift geen fouten aan het licht brengt maar de beschikking naar aanleiding van de eigen constateringen bij de heroverweging wordt verlaagd wordt deze zaak als licht beschouwd. Dat geldt eveneens als in het bezwaarschrift wordt gesteld en onderbouwd maar vermeld dat het bezwaar niet de volledige onderbouwing omvat. In deze gevallen vergt het opstellen van de bezwaarschriften niet de volledige inspanning die voor een gemiddelde zaak nodig is. Omdat deze bezwaren eenvoudig, foutief of onvolledig zijn is de noodzaak voor het inschakelen van beroepsmatige rechtsbijstand discutabel.

Wegingsfactor licht (1)

Als uitgangspunt geldt: een zaak is van gemiddeld gewicht, tenzij er aanleiding is om een zaak als zwaarder of lichter aan te merken. Het voorafgaande betekent dat bij het gros van de volwaardige waardebezwaren standaard de wegingsfactor 1 (gemiddeld) zal worden toegepast. Het gaat dan om een waardebezwaar waarin relevante punten worden aangedragen en een visie wordt gegeven op de waarde die door middel van vergelijkingen met andere objecten wordt onderbouwd.

Wegingsfactor zwaar (1,5) en zeer zwaar (2)

In de regel is het aan het bestuursorgaan om het toekennen van een lichte of zeer lichte wegingsfactor te onderbouwen, terwijl belanghebbende partij de zware en zeer zware wegingsfactor aannemelijk moet maken. Hierbij wordt aangenomen dat bezwaren met betrekking tot de waardering van objecten niet zijnde woningen eerder als bijzonder zwaar ervaren zullen worden dan zaken die handelen over de waarde van woningen.

Kosten deskundige (taxateur)

De kosten van een taxatierapport zijn aan te merken als kosten van een deskundige die aan een belanghebbende verslag heeft uitgebracht. De kosten komen voor vergoeding in aanmerking als die zijn gemaakt om het bezwaar tegen de waarde te onderbouwen. De kosten die zijn gemaakt voor een taxatierapport dat is opgemaakt voor financiering of aan- of verkoop van een onroerende zaak komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Ook voor het taxatierapport moeten de kosten redelijk zijn. De kostenvergoeding is niet een volledige schadevergoeding maar een tegemoetkoming in de kosten.20 De kosten zijn gemaximeerd tot € 81,23 per uur (verhoogd met BTW voor zover die is verschuldigd). Daarbij geldt dat het tarief afhankelijk is van de mate waarin de werkzaamheden van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn. De Hoge Raad heeft bepaald dat de taxatiewerkzaamheden in het algemeen niet van wetenschappelijke aard zijn, maar wel van bijzondere aard.21 De hoogte van het uurtarief wordt bepaald naar de mate waarin de werkzaamheden van bijzondere aard zijn, wat wordt bepaald door de aard van de te taxeren onroerende zaak. De mate van deskundigheid van de taxateur speelt geen rol. Ook is het (marktconforme) uurtarief van de taxateur niet van belang. Naarmate de taxatie van een object naar haar aard complexer is, is toepassing van een hoger uurtarief gerechtvaardigd. Het maximumtarief wordt alleen toegepast als de taxatie van de onroerende zaak zeer complex is. Een uurtarief van € 50,-- inclusief BTW voor een woning is redelijk. Een uurtarief van € 65 exclusief BTW is redelijk voor een kantoorpand.

De maximumbedragen voor kosten van een deskundige genoemd in het Besluit tarieven in strafzaken worden verhoogd met BTW voor zover die op belanghebbende drukken. Als een particulier een deskundige inschakelt dan is er BTW verschuldigd. Het maximumbedrag voor de deskundige bedraagt dan € 81,23 + 19% BTW = € 96,66. Een particulier kan de BTW niet in aftrek brengen. Het uurtarief dat wordt toegekend is in dat geval inclusief BTW.22 In de uitspraak op het bezwaar dient de gemeente te vermelden dat het tarief inclusief BTW is vastgesteld. Bij het bepalen van de kosten voor rechtskundige bijstand speelt de BTW geen rol.

Artikel 3 Gemotiveerd afwijken

Lid 1

De bevoegdheid om af te wijken van de berekende proceskostenvergoeding vloeit voort uit artikel 2, leden 2 en 3 van het Besluit waarin de mogelijkheid wordt geboden de vergoeding te beperken indien belanghebbende partij gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld. Ook in bijzondere omstandigheden kan van de uitkomst van de berekening worden afgeweken. De gemeente kan dus, onder de voorwaarde dat de bijzonderheid van de omstandigheden en de aanpassing goed worden onderbouwd, de vergoeding zowel naar boven als naar onder bijstellen.

Lid 2

Indien meerdere wegingsfactoren op het bezwaarschrift van toepassing zijn, dan geldt dat de zwaarste van toepassing zijnde factor zal worden toegepast bij de berekening van de proceskostenvergoeding.

Artikel 4 Recht op vergoeding

Uit jurisprudentie volgt dat een proceskostenvergoeding eerst wordt toegekend indien belanghebbende kan aantonen dat de betreffende kosten daadwerkelijk op hem drukken.23 Om dit te kunnen beoordelen, kan van een belanghebbende worden verlangd dat de door hem gevraagde kostenvergoeding wordt onderbouwd met facturen en betalingsbewijzen.

Artikel 5 Uitbetaling

Op grond van artikel 4:89, eerste lid, van de Awb kan belanghebbende als schuldeiser een bankrekeningnummer aanwijzen, waarop de betaling dient plaats te vinden. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat het daarbij gaat om een aangewezen bankrekening ten name van belanghebbende.24 Als gevolg daarvan wordt het bedrag aan proceskostenvergoeding in beginsel overgemaakt op het rekeningnummer van belanghebbende. Op grond van artikel 3:79 van het Burgerlijk Wetboek is het ook mogelijk om bevrijdend te betalen aan de gemachtigde.25

Artikel 6 Inwerkingtreding

In artikel 3:42 lid 2 van de Awb is opgenomen dat bekendmaking van besluiten van een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Elektronische bekendmaking vindt uitsluitend plaats in een van overheidswege uitgegeven blad, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

In lid 3 van dit artikel is opgenomen dat het besluit tegelijkertijd ter inzage wordt gelegd, indien alleen van de zakelijke inhoud kennis wordt gegeven. In de kennisgeving wordt in dat geval vermeld waar en wanneer het besluit ter inzage ligt.

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking, zoals in bovenstaande beschreven.

Artikel 7 Citeertitel

Geen toelichting nodig.


1

Staatsblad 2002, nr. 55.

2

Staatsblad 2002, nr. 113.

3

Staatsblad 1999, nr. 51.

4

ARvS 16 december 2005, LJN: AU8463.

5

CRvB 23 augustus 2006, LJN: AY8044.

6

Kamerstukken II 2000/01, 27 024, nr. 15.

7

Rechtbank ’s-Gravenhage 11 april 2007, LJN: BA3554.

8

Staatsblad 1997, nr. 796.

9

Rechtbank Utrecht 3 oktober 2006, LJN: AY9478.

10

Rechtbank Arnhem 7 december 2010, LJN: BO8525.

11

ABRvS 18 april 2006, LJN: AW5535.

12

Rechtbank ’s-Hertogenbosch 6 november 2011, LJN: AD6570.

13

Hof Leeuwarden 8 november 2010, LJN BO6388.

14

CRvB 2 maart 2006, LJN: AV3988.

15

ABRvS 26 januari 2005, LJN: AS3915; CBB 28 november 2000, AB 2001/45.

16

Rechtbank Rotterdam 13 juni 2013, LJN: CA3079; Gerechtshof Amsterdam 29 januari 2008, LJN: BC3808.

17

Rechtbank Rotterdam 11 juli 2013, zaaknrs. 12-1946, 12-1947, 12-1948, 12-1949.

18

ABRvS 20 oktober 2009, LJN: BK1335.

19

Rechtbank Rotterdam 24 maart 2011, LJN: BP8965.

20

Staatsblad 1993, 7635.

21

Hoge Raad 13 juli 2012, LJN: BX0904 (woning); Hoge Raad 13 juli 2012, LJN: BX0919 (kantoorpand).

22

Hoge Raad 15 april 2011, LJN: BQ1222.

23

Hoge Raad 25 april 2008, LJN: BD0464.

24

Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, p. 37.

25

Rechtbank Arnhem 7 december 2010, LJN: BO8525.