HOOFDSTUK 2 Vaststelling noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie
Artikel 2 Doelgroep
Hoofdstuk 2 van deze verordening is van toepassing op:
- a.
het kind en de ouder/verzorger, die woonachtig zijn in de gemeente Heemskerk; én
- b.
waarbij sprake is van (dreigende) beperkingen of belemmeringen, die een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van het kind in de weg staan; en
- c.
waarbij kinderopvang een functie kan vervullen bij het opheffen of verminderen van die (dreigende) beperkingen of belemmeringen en daarom noodzakelijk is voor het bevorderen van een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van het kind.
Artikel 3 Te verstrekken gegevens
- 1.
Een aanvraag tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval de volgende gegevens:
- a.
naam, burgerservicenummer en adres van de ouder;
- b.
indien van toepassing: naam, burgerservicenummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;
- c.
naam, burgerservicenummer en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;
- d.
overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.
- 2.
Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.
- 3.
Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.
Artikel 4 Sociaal-medisch advies
Het college vraagt voor de beoordeling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie advies aan de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD).
Artikel 5 Beslistermijn
Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.
Artikel 6 Inhoud van de beschikking
Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval:
- a.
de geldigheidsduur van de indicatie;
- b.
de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.
Artikel 7 Weigeringsgronden
Het college weigert de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie vast te stellen indien de ouder en/of de partner reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangen of kunnen ontvangen.
HOOFDSTUK 4 Verlening van de tegemoetkoming
Artikel 9 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming
Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.
Artikel 10 Weigeringsgrond
Het college weigert de tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 1.22 van de wet.
Artikel 11 Ingangsdatum van de tegemoetkoming
- 1.
De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.
- 2.
Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.
Artikel 12 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend
- 1.
De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een tegemoetkomingsjaar.
- 2.
In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.
Artikel 13 Omvang van de kinderopvang
- 1.
Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd.
- 2.
In afwijking van het eerste lid verleent het college bij een ouder als bedoeld in artikel 1.24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de wet de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.
- 3.
In afwijking van het eerste en tweede lid verleent het college de tegemoetkoming voor kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie voor het aantal uren kinderopvang dat op grond van die sociaal-medische indicatie noodzakelijk wordt geacht.
Artikel 14 Inhoud van de beschikking
Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:
- a.
de vaststelling tot welke van de gemeentelijke doelgroepen de ouder behoort;
- b.
de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;
- c.
de naam en het adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;
- d.
de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;
- e.
de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;
- f.
de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;
- g.
de verplichtingen van de ouder.
Artikel 15 De bevoorschotting van de tegemoetkoming
- 1.
De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.
- 2.
Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.
HOOFDSTUK 5 Vaststelling van de tegemoetkoming
Artikel 16 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming
- 1.
De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.
- 2.
Het college stelt de tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.
Artikel 17 Verrekening met de voorschotten
De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.
HOOFDSTUK 7 Slotbepalingen
Artikel 19 Intrekking
De Verordening Wet kinderopvang, vastgesteld d.d. 28 oktober 2004, wordt ingetrokken.
Artikel 20 Inwerkingtreding
Deze verordening in werking op 1 januari 2012.
Artikel 21 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening kinderopvang Heemskerk 2012’.