Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van B&Wvan de gemeente Amsterdam regelende de verlening van subsidie voor duurzame initiatieven Subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief |
Citeertitel | Subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Natuur, milieu en beheer openbare ruimte |
Deze regeling vervangt de subsidieregeling Projectvoorbereiding duurzame initiatieven in Amsterdam 2017
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-11-2017 | 03-05-2018 | Nieuwe regeling | 31-10-2017 | - |
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 31 oktober 2017 hebben besloten:
1.a. De subsidieregeling Projectvoorbereiding duurzame initiatieven in Amsterdam 2017, vastgesteld d.d. 18-02-2017 (gemeenteblad 2017, 24633) in te trekken;
b. De subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief vast te stellen, met als belangrijkste kenmerken:
2.In te stemmen met het verlenen van mandaat aan de directeur van de RVE Ruimte en Duurzaamheid voor het uitvoeren van de subsidieregeling ‘Ruimte voor Duurzaam Initiatief’
3.In te stemmen met een evaluatie van de regeling, uit te voeren uiterlijk november 2018.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB EU L 352 van 24.12. 2013), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;
Hoofdstuk 2 Project-voorbereiding
Artikel 2.1 Doel subsidieregeling
Het college wil met deze subsidie de voorbereiding van duurzame initiatieven in Amsterdam stimuleren, en zo bijdragen aan de realisering van de Agenda Duurzaam Amsterdam.
Artikel 2.2 Subsidiabele activiteiten
Het college kan eenmalige subsidie verstrekken voor de project-voorbereiding van een concreet op Amsterdam gericht duurzaam initiatief.
Artikel 2.3 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 2.1, komen de volgende daadwerkelijk gemaakte uren en kosten in aanmerking:
Een subsidieaanvraag voor een kleine of grote project-voorbereiding dient ten minste aan de volgende criteria te voldoen:
Artikel 2.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 bevat de aanvraag om subsidie:
In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen als:
Hoofdstuk 3 Gebiedsgerichte aanpak
Deze subsidie heeft tot doel integrale, gebiedsgerichte duurzame initiatieven te steunen en te versnellen die een concrete bijdrage leveren aan de ambities uit de Agenda Duurzaam Amsterdam.
Artikel 3.2 Subsidiabele activiteiten
Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het opzetten, organiseren, onderzoeken en uitvoeren van een integraal, gebiedsgericht duurzaam initiatief.
Artikel 3.3 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 3.1, komen de volgende daadwerkelijk gemaakte uren en kosten in aanmerking:
Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een rechtspersoon, met een aantoonbare binding in het gebied waar de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, plaatsvinden.
Artikel 3.9 Aanvraag en indieningstermijn
Een subsidieaanvraag voor een subsidie kan tot en met 31 oktober 2018 worden ingediend bij het college.
Artikel 3.10 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen indien:
Artikel 4.1 Inwerkingtreding en einddatum
Deze subsidieregeling treedt in werking een dag na publicatie in het Gemeenteblad en vervalt van rechtswege op 31 december 2019.
Een aanvraag om verlening of vaststelling van subsidie op grond van de Subsidieregeling Project-voorbereiding duurzame initiatieven in Amsterdam 2017 waarop bij de inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist, wordt afgedaan volgens de bepalingen van de Subsidieregeling Project-voorbereiding duurzame initiatieven in Amsterdam 2017.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
E.van der Burg, (loco)burgemeester A.H.P. Van Gils, gemeentesecretaris
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Onderdeel g. Grote projectvoorbereiding
Wanneer de hoogte van het aangevraagde bedrag voor de voorbereiding groter is dan €5000.- en maximaal €15.0000.- dan wordt dit als groot beschouwd. Daarvoor is een inhoudelijke en financiële verantwoording achteraf noodzakelijk.
Onderdeel h. Kleine project-voorbereiding
Wanneer de hoogte van het aangevraagde bedrag voor de voorbereiding groter is dan €500,- en maximaal €5.000,- is dan wordt dit als een kleine project-voorbereiding beschouwd. Voor kleine project-voorbereidingen stelt het college het subsidiebedrag meteen vast. Er is geen nadere plicht tot verantwoording. Wel wordt er een inhoudelijk verslag gevraagd van de uitvoering van de activiteiten (zie artikel 2.9 c).
Onderdeel l. Project-voorbereiding
De project-voorbereiding moet een duurzaam initiatief in de steigers zetten. Als de activiteiten zijn uitgevoerd weet men voldoende om tot uitvoering over te kunnen gaan. De project-voorbereiding kan bestaan uit de volgende activiteiten: uit (laten) voeren van een haalbaarheidsonderzoek, het verkrijgen van voldoende draagvlak/ commitment of het verkrijgen van juridisch, technisch en/of financieel advies. Een proef(installatie) kan onderdeel uitmaken van deze project-voorbereiding. Een proef(installatie) is gericht op proefnemingen bij een onderzoek, waarvan parameters en grenzen duidelijk afgebakend zijn.
Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013
Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA 2013). Dit betekent dat een aantal aspecten niet in deze subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de ASA 2013. In de ASA 2013 staat onder meer aan welke vereisten de aanvrager moet voldoen, wat de beslistermijnen zijn voor het college en welke algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger gelden. Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is het nodig ook de ASA 2013 te lezen. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
Hoofdstuk 2 Project-voorbereiding
Artikel 2.1 Doel subsidieregeling
Het doel van de subsidie Project-voorbereiding is Amsterdammers te ondersteunen bij de voorbereiding van duurzame initiatieven. Dergelijke initiatieven leveren een bijdrage aan de opschaling die noodzakelijk is om de doelstellingen uit de Agenda Duurzaam Amsterdam te bereiken. De subsidieregeling faciliteert duurzame initiatieven van ‘onderop’; aanvragers zijn zelf mede uitvoerder van het beoogde initiatief. De subsidie kan aangevraagd worden voor voorberei-dingskosten die voort komen uit de complexiteit van de voorbereidende activiteiten die worden ondernomen en daarom niet ondergebracht kunnen worden in de begroting van het project zelf.
Artikel 2.2 Subsidiabele activiteiten
Bij project-voorbereiding gaat het om de activiteiten die nodig zijn om een duurzaam initiatief daadwerkelijk te kunnen starten. De project-voorbereiding kan bestaan uit het wegnemen van risico’s (bijvoorbeeld onvoldoende kennis, draagvlak, financiering), het organiseren van de samenwerking, de aanschaf van hulpmiddelen die voor het project nodig zijn en/of het testen van een proefinstallatie. Vaak is er behoefte aan juridische, technisch en/of financieel advies. In de voorbereidende fase kan veel worden geleerd. Het verkrijgen van kennis is geen einddoel, maar middel om daadwerkelijk aan de slag te kunnen met de uitvoering van een duurzaam initiatief.
De activiteiten zijn gericht op het verduurzamen van een concrete projectlocatie (gebied, gebouw(en), straat). Voorbeelden zijn: het vol leggen van een bedrijventerrein met zonnepanelen, het gemeenschappelijk inzamelen en scheiden van bedrijfsafval in een gebied, het realiseren van hergebruik van grondstoffen. Voor een project dat aansluit bij de doelen uit de Agenda Duurzaam Amsterdam op gebied van circulaire economie is de koppeling aan een concreet gebied niet noodzakelijk, omdat dit een gebiedsoverstijgend karakter kan hebben, bijvoorbeeld het realiseren van een lokale kringloop. Daarvoor is de locatie niet altijd concreet aanwijsbaar.
Artikel 2.3 Subsidiabele kosten
Onderdeel a. De aanvrager kan derden inhuren om activiteiten uit het projectplan uit te voeren.
Onderdeel b. De circulaire economie richt zich op het creëren van lokale kringlopen met diverse ketenpartners (onder meer: ontwerper / producent/ gebruiker/ verwerking). Om de ketenpartners op één lijn te krijgen is er een aanjager/ organisator nodig. Indien de aanvrager een dergelijke rol op zich neemt is het mogelijk om de uren van de aanvrager te subsidiëren.
Onderdeel d. Voorbeelden zijn gereedschap, meetapparatuur en/of constructiemateriaal dat ingezet wordt op de projectlocatie. Ook communicatiemateriaal (bijvoorbeeld t.b.v. draagvlakverwerving) is subsidiabel. Kantoorartikelen en kosten huisvesting vallen hier niet onder.
Onderdeel a. Er moet onderbouwd worden dat het duurzame initiatief leidt tot duurzaamheidswinst binnen één of meerdere thema’s van de Agenda Duurzaam Amsterdam. Bij voorkeur worden ook prognoses gegeven van het verwachte resultaat.
Onderdeel b. Het complexe karakter van de project-voorbereiding kan tot uiting komen door de veelheid aan samenwerkende partijen en/of technische en financiële risico’s en/of een ingewikkelde juridische constructie.
De onderbouwing van het complexe karakter kan inzichtelijk gemaakt worden door (deel)vragen te beschrijven die duidelijk maken wat er nog ontbreekt, zodat er nog niet gestart kan worden met de realisering van het duurzame initiatief. De vragen maken het complexe karakter van het initiatief inzichtelijk. De deelvragen kunnen bijvoorbeeld gaan over de volgende punten:
• Organisatie(model): wie is waarvoor nodig en hoe krijg je de partijen bij elkaar. Financiering(sconstructie): wat zijn nog de onzekerheden / hoe kom je tot een sluitende business case?
• Juridische aspecten: wat moet nog uitgezocht worden (contracten, regelgeving)
• Draagvlak: hoe krijg je voldoende draagvlak om tot uitvoering over te gaan?
Artikel 2.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
Onderdeel a. De gemeente daagt partijen uit om zoveel mogelijk zelf bij te dragen aan maatschappelijke initiatieven. Bij grote projecten wordt daarom 30% cofinanciering gevraagd van de kosten boven €5000. Om te kunnen beoordelen of een aanvraag hieraan voldoet, is een overzicht van alle kosten van de totale project-voorbereiding noodzakelijk. De cofinancieringsbijdrage kan van financiële, materiële of van personele aard zijn. Dus een bijdrage in eigen uren is mogelijk. Wel moet dit bij de verantwoording aangetoond worden (tijdverantwoording). De cofinancieringsbijdrage moet in een brief bij de aanvraag bevestigd worden door de partij(en) die als medefinancier optreden.
Onderdeel b. Uitleg over de-minimissteun staat in de algemene toelichting van deze subsidieregeling.
Let op: Er moet ook een inhoudelijke uitwerking van de aanvraag worden ingeleverd. In artikel 5 van de ASA 2013 staat dat nader omschreven. Let op dat de begroting onderbouwd is zodat afgeleid kan worden waarop de bedragen gebaseerd zijn.
Onderdeel c. De actieve betrokkenheid van de aanvrager bij de project-voorbereiding maakt de kans groter dat het project dat is voorbereid ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Idealiter is de aanvrager de ‘probleemeigenaar’ van het probleem waarvoor ene oplossing wordt gezocht. Bijvoorbeeld de (mede)eigenaar van de gebouwen / het afval / de (openbare) ruimte die verduurzaamd worden.
Onderdeel d. Omdat de middelen zijn bedoeld voor activiteiten die vooraf gaan aan de uitvoering van een duurzaam initiatief (zie artikel 1, onderdeel f),is het percentage van het bedrag dat voor de proef(installatie) mag worden ingezet gemaximeerd op 20% van de projectbegroting.
Onderdeel e. Wanneer de activiteiten uit het project ook gedekt kunnen worden door een andere Amsterdamse regeling zal de aanvraag bij deze regeling geweigerd worden. Een uitzondering hierop vormt de regeling die in hoofdstuk 3 staat beschreven, de Gebiedsgerichte Aanpak.
Onderdeel f. De aanvrager kan zelf geen commercieel belang hebben in de project-voorbereiding. Daarom komen de uren die de aanvragers in de project-voorbereiding steken niet in aanmerking voor een financiële vergoeding. Deze uren kunnen ook niet als cofinanciering worden opgevoerd. Zo wordt de betrokkenheid van ‘onderop’ gegarandeerd. Een uitzondering hierop geldt voor de aanvrager van een project-voorbereiding van een circulair initiatief, zie artikel 2.3, onderdeel b.
Onderdeel g. Er wordt geen subsidie verstrekt voor de voorbereiding van een vergelijkbaar project dat al elders zonder subsidie is gerealiseerd, zoals een standaard zonproject.
Onderdeel h. Productontwikkeling (bijvoorbeeld een app, een innovatief PV paneel, of een duurzaam vervoermiddel) is geen doel van deze regeling.
Onderdeel i. Uitleg over de-minimissteun staat in de algemene toelichting van deze subsidieregeling.
Onderdeel j. Het aangevraagde subsidiebedrag moet redelijk in verhouding staan tot het resultaat dat hiermee bereikt kan worden. Het totale bedrag en het uurtarief moet proportioneel zijn.
Artikel 2.9 Aanvullende verplichtingen
Onderdeel a. Afhankelijk van de geplande activiteiten van de project-voorbereiding wordt een bepaalde realisatietermijn vastgesteld in de beschikking.
Onderdeel b. Bij toestemming kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de toestemming van een gebouweigenaar voor duurzame maatregelen in of op het gebouw. Maar ook vergunningen van de gemeente en andere overheden maken hier onderdeel van uit.
Onderdeel c. De verkregen informatie kan de gemeente gebruiken ter informatie en inspiratie van andere (potentiële)initiatiefnemers. De gemeente kan het verslag gebruiken bij haar communicatie.
Onderdeel d. De aanvraag moet een activiteit bevatten die is gericht op het delen van de opgedane kennis, inzichten en methoden met ten minste andere initiatiefnemers buiten het eigen project en andere geïnteresseerden. Het delen van de kennis maakt dat andere initiatieven sneller en krachtiger aan de slag kunnen. Als de subsidieontvanger de project-voorbereiding naar externen communiceert, zal deze hierbij melden dat gebruik gemaakt is van de subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief. Uiteraard is deze verplichting niet van toepassing als er geen andere potentiële initiatiefnemers zijn.
Hoofdstuk 3 Gebiedsgerichte Aanpak
Het doel van deze regeling is integrale, gebiedsgerichte projecten en programma’s te ondersteunen die een concrete bijdrage leveren aan de ambities op duurzame energie, schone lucht, circulaire economie en klimaatadaptatie. Daarnaast is belangrijk dat de initiatieven een bredere positieve bijdrage leveren aan de buurt waar de activiteiten plaatsvinden, en dat deze veel Amsterdammers bereiken en activeren. Duurzame initiatieven die passen bij de buurt en met een groot bereik zijn van belang omdat duurzaamheid zo beter ingebed raakt in de maatschappij. Het draagvlak wordt groter, niet alleen onder de early adopters maar bij een bredere groep Amsterdammers.
Artikel 3.2 Subsidiabele activiteiten
Bij een gebiedsgerichte aanpak gaat het om het opzetten en uitvoeren van een duurzaam project of verzameling projecten in een afgebakend gebied dat bijdraagt aan de Agenda Duurzaam Amsterdam én een positieve bijdrage levert aan de buurt waarin de activiteiten plaatsvinden. De activiteiten zijn erop gericht concrete duurzame resultaten te bereiken, zoals een schonere lucht, minder CO2 uitstoot, meer recycling, etc.
Artikel 3.3 Subsidiabele kosten
Alleen kosten die noodzakelijk zijn komen in aanmerking. Dit betekent er wordt getoetst of de kosten wel redelijk zijn: als een hoge kostenpost in de begroting is opgenomen voor bijvoorbeeld externe advieskosten, maar deze post niet is gespecificeerd of een objectieve onderbouwing ontbreekt waarom de kosten nodig zijn voor het doel van de subsidie, dan kunnen de kosten afgewezen worden. Het is dus aan de aanvrager om steeds aannemelijk te maken dat de opgevoerde kosten noodzakelijk zijn voor het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 3.1.
Onderdeel a. De ureninzet van interne medewerkers en derden (waaronder vrijwilligers) zijn subsidiabel en daarmee ook in te brengen onder de gevraagde eigen bijdrage van 30% in de gehele subsidieaanvraag. Dat uren van vrijwilligers kunnen worden ingebracht is een bijzondere situatie waarbij wordt uitgegaan van de integriteit van aanvrager.
Onderdeel b. Om de organisatie van een duurzaam initiatief te versterken en te professionaliseren, draagt de gemeente tevens bij aan het ondersteunen van kosten voor extern advies.
Onderdeel c.Voorbeelden zijn gereedschap, meetapparatuur. Ook communicatiemateriaal (bijvoorbeeld t.b.v. draag-vlakverwerving) is subsidiabel. Kantoorartikelen en kosten huisvesting vallen hier niet onder.
70% van de subsidiabele kosten betekent dat 30% door de aanvrager zelf moet worden ingebracht. Aangezien de ureninzet van werknemers en vrijwilligers ook subsidiabel zijn, kan de eigen bijdrage ook in natura worden ingebracht.
Een aanvrager kan meerdere afzonderlijke aanvragen doen. Maar, de totale subsidie op grond van deze regeling per rechtspersoon bedraagt nooit meer dan € 150.000. Zo voorkomen we dat al het beschikbare budget in één buurt terecht komt.
Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een aanvraag voldoende scoren op de volgende criteria:
De duurzaamheidsagenda bestaat uit de transitiepaden Duurzame energie, Schone lucht, Circulaire economie en Klimaatadaptatie. Projecten en programma’s kunnen scoren als zij zich voldoende inspannen om concrete resultaten te behalen op de doelstellingen uit de agenda.
Projecten en programma’s die zich alleen maar richten op het transitiepad ‘Klimaatadaptatie’ komen niet in aanmerking voor subsidie.
Activiteiten die zich alleen maar richten op bewustwording of informatievoorziening tellen niet mee in de score op duurzaamheid (maar kunnen wel bijdragen aan de score op criteria 2 of 3).
De opgave in het gebied is bijvoorbeeld te vinden in de ‘gebiedsagenda’s’, maar het staat aanvragers vrij om op een andere wijze te beschrijven hoe hun activiteiten een positieve bijdrage leveren aan het gebied. Het gebiedsteam van het betreffende gebied kan hierin ondersteunen.
Daarbij is ook van belang om (als dit relevant is) inzicht te geven in hoe het project of programma geborgd wordt in de buurt, nadat de gesubsidieerde activiteiten afgerond zijn.
Het is aan de aanvrager om het (potentiele) bereik en draagvlak van hun aanvraag aan te tonen. Dit kan bijvoorbeeld (maar niet uitsluitend) door:
• een handtekeningenlijst of een aantal steunbetuigingen toe te voegen aan de aanvraag,
• ervaringen uit eerdere projecten te beschrijven waar een groot bereik is gebleken,
• een aanvraag te doen als collectief met een vanzelfsprekend draagvlak in de buurt (bijvoorbeeld een BIZ),
• een activiteitenplan in te dienen waaruit blijkt dat een grote groep bewoners of ondernemers meewerkt met het project
Bij het beoordelen van het bereik en draagvlak van een project is de mate van participatie belangrijk: zijn mensen geïnformeerd, participeren ze actief en dragen dus bij aan het eindresultaat, of zijn ze zelfs een rolmodel voor de rest van de stad?
Voor elk criterium wordt een score vastgesteld van 0 – 4 punten, waarbij de volgende algemene puntentelling wordt gehanteerd:
• 0 - Niet overeenstemmend - Inhoudelijk niet relevant en voldoet niet aan het criterium. De toelichting geeft onvolledige informatie.
• 2 - Matig overeenstemmend - Enkele belangrijke elementen ontbreken of schieten te kort. De wijze van invulling is niet overtuigend en/of laat openingen over.
• 3 - Overeenstemmend – De inschrijving is een inhoudelijk relevant voorstel dat het criterium afdekt en voldoet aan de verwachtingen.
• 4 - Onderscheidend – De inschrijving is inhoudelijk relevant antwoord dat beduidend extra waarde toevoegt aan het oorspronkelijke criterium. Er is sprake van positief onderscheidend vermogen.
Aan initiatiefnemers wordt veel ruimte geboden welke activiteiten zij willen ondernemen. In de aanvraag moet duidelijk beschreven en onderbouwd zijn op welke manier de gesubsidieerde activiteiten kunnen leiden tot resultaten en impact. Welke concrete resultaten komen direct voort uit de aanpak? En hoe leidt dit tot maatschappelijke rendement? In onderstaande figuur wordt dit schematisch weergegeven.
Naast deze onderbouwing van de effectiviteit van de aanpak bevat de aanvraag een beschrijving van de wijze waarop de aanpak en resultaten worden verantwoord. De aanvrager kiest zelf een vorm en de indicatoren van succes. De wijze waarop dit in de aanvraag is opgenomen is onderdeel van de beoordeling. Daarbij heeft het de voorkeur dat er op het hoogst mogelijke niveau gerapporteerd wordt (verantwoording over de outcome van het project is beter dan verantwoording over de output, en dat is beter dan verantwoording over de activiteiten).
Een inschrijving krijgt 3 punten op criterium 1 en 2 als in de aanvraag goed onderbouwd de volgende elementen, en het verband daartussen, worden beschreven:
Bij een score van 2 missen enkele elementen zoals hierboven beschreven, of worden de elementen onvoldoende onderbouwd. Bij een score van 4 is er sprake van een uitstekende onderbouwing van bovenstaande elementen of andere vorm van onderbouwing die zeer overtuigend is.
Een inschrijving krijgt punten op criterium 3 als in de aanvraag wordt aangetoond of onderbouwd dat:
- er draagvlak is in de buurt waar de activiteiten plaatsvinden
- er veel bewoners / ondernemers bereikt worden door de activiteiten van het project
- er veel bewoners / ondernemers meedoen met de activiteiten van het project
- als het project als rolmodel in andere buurten een vervolg krijgt
Er wordt geen absoluut cijfer aan ‘veel bewoners / ondernemers’ toegekend. Dit is afhankelijk van het type project en de gevraagde bijdrage. Voor elk hierboven genoemd element kan een inschrijving 1 punt krijgen.
Subsidie wordt toegekend als een aanvraag minstens 8 punten scoort, waarvan minstens 3 punten op criterium 1, duurzaamheid.
Het kan zijn dat voor het volledig kunnen beoordelen van de aanvraag meer toelichting nodig is van de aanvrager, omdat bijvoorbeeld nog niet helemaal duidelijk is of de aanvraag goed aansluit op de criteria. De gemeente kan dan een mondelinge toelichting vragen van de aanvrager, die in de beoordeling wordt betrokken.
Onder de rechtspersonen die kunnen aanvragen vallen bijvoorbeeld de stichting, de coöperatie of de vereniging. Dat kunnen burgers zijn die zich verenigd hebben in een rechtspersoon. Maar ook valt te denken aan ondernemersverenigingen, BIZ’en, goededoelenstichtingen of een enkele ondernemer die in de buurt een duurzaam initiatief wil opzetten.
Een aanvrager moet binding hebben met het gebied of de buurt waar de activiteiten plaatsvinden. Hiermee wordt voorkomen dat bijvoorbeeld commerciële adviesbureaus subsidie aanvragen zonder enig aantoonbaar belang in de buurt. Binding is vanzelfsprekend als de aanvrager gevestigd is in het gebied, maar kan ook aangetoond worden door middel van activiteiten die de aanvrager in het recente verleden heeft uitgevoerd.
Artikel 3.8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
Uitleg over de-minimissteun staat in de algemene toelichting van deze subsidieregeling.
Let op: er moet ook een inhoudelijke uitwerking van de aanvraag worden ingeleverd. In artikel 5 van de ASA 2013 staat dat nader omschreven. Let op dat de begroting onderbouwd is zodat afgeleid kan worden waarop de bedragen gebaseerd zijn.
Artikel 3.10 Weigeringsgronden
Onderdeel a. Bij een aanvraag lager dan €15.000 komt de aanvrager mogelijk in aanmerking voor Project-voorbereiding, Hoofdstuk 2.
Onderdeel f. Uitleg over de-minimissteun staat in de algemene toelichting van deze subsidieregeling.
Onderdeel g. Het aangevraagde subsidiebedrag moet redelijk in verhouding staan tot het resultaat dat hiermee bereikt kan worden. Het totale bedrag en het uurtarief moet proportioneel zijn.
Artikel 3.11 Aanvullende verplichtingen
Onderdeel a. Afhankelijk van de geplande activiteiten van het initiatief wordt een bepaalde realisatietermijn vastgesteld in de beschikking.
Onderdeel b. Bij toestemming kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de toestemming van een gebouweigenaar voor duurzame maatregelen in of op het gebouw. Maar ook vergunningen van de gemeente en andere overheden maken hier onderdeel van uit.
Onderdeel c. De verkregen informatie kan de gemeente gebruiken ter informatie en inspiratie van andere (potentiële)initiatiefnemers. De gemeente kan het verslag gebruiken bij haar communicatie.
De Subsidieregeling Projectvoorbereiding duurzame initiatieven in Amsterdam 2017 is beëindigd bij inwerkingtreding van deze regeling.
Het is mogelijk dat een aanvraag voor een duurzaam initiatief op grond van de Subsidieregeling Projectvoorbereiding duurzame initiatieven in Amsterdam 2017 al is gedaan, maar nog geen beslissing door het college is genomen. Deze worden dan afgehandeld volgens die regeling. Nieuwe aanvragen na inwerkingtreding van deze regeling, worden afgehandeld volgens deze regeling