Organisatie | Capelle aan den IJssel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening Capelle aan den IJssel 2013 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Capelle aan den IJssel 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Vervangt de Algemene plaatselijke verordening 2009
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-07-2017 | 01-06-2018 | Betreft art. 2:79 | 03-07-2017 | 900438 | |
08-11-2016 | 07-07-2017 | Betreft de artikelen 1:3; 1:8; 2:77; 3:3; 3:6; 3:7; 3:9a; 3:10; 3:11; 3:15; 5:8; 5:9; 6:1; 6:2 | 26-09-2016 | 800412 | |
01-01-2016 | 07-11-2016 | Betreft de artikelen 1:2, derde lid; 2:10; Afdeling 7; artikelen 2:28; 2:48; 2;58 2:59; Hoofdstuk 3; artikelen 4:1; 4:2; 5:2; 5:9; 5:34; 6:1; 6:2; 6:3 | 14-12-2015 | 739193 | |
11-01-2014 | 31-12-2016 | toevoeging afdeling 7B | 17-12-2013 | 543022 | |
10-10-2013 | 10-01-2014 | Nieuwe regeling | 30-09-2013 IJssel-en Lekstreek 09-10-2013 | 531890 |
De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;
gelezen het voorstel van het college van 27 augustus 2013;
gelet op artikel 149, 154 en 174 van de Gemeetewet;
gezien het advies van de commissie Raadscommissie Bestuur, Veiligheid en Middelen van 17 september 2013;
overwegende dat het aanbeveling verdient regels te stellen ter handhaving van de openbare orde;
1. In te trekken de Algemene Plaatselijke Verordening 2009;
2. Vast te stellen de Algemene Plaatselijke Verordening Capelle aan den IJssel 2013.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages, arcades en galerijen,die uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn;
4°. andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages, arcades, nissen en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd indien:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 4 maal 24 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2:6 Beperking verspreiden van voorwerpen voor handelsreclamedoeleinden
Het is verboden gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken, leden of donateurs te werven, producten of monsters uit te delen, personen staande te houden ten behoeve van het uitvoeren van een enquête of een onderzoek met het kennelijke doel handelsreclame te maken op of aan door het college aangewezen wegen of weggedeelten daarvan.
Afdeling 4 Bruikbaarheid ten aanzien van de weg
Artikel 2:10 Voorwerpen of stoffen op, in, aan of boven de weg
Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Op het verbod is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Afdeling 5 Veiligheid op de weg
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:23a (Slaap)verblijf op de weg, in voertuigen en in kampeermiddelen
Het is verboden op de weg, al dan niet in een motorvoertuig, te slapen, dan wel op of aan de weg een voertuig, woonwagen, tent, caravan of een soortgelijk of ander onderkomen te plaatsen met het kennelijke doel dit als slaapplaats te gebruiken of daarin te slapen dan wel gelegenheid daartoe te bieden.
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
Artikel 2:26 Openbare orde en veiligheid
verplicht ter ordelijk verloop van een evenement of bij enig voorval, waardoor wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan een daartoe strekkende aanwijzing van een ambtenaar van de politie of brandweer zijn weg te vervolgen of aanwijzingen van andere aard in het belang van de openbare orde of veiligheid van personen en goederen, dan wel ter beperking van gemeen gevaar, onverwijld en stipt op te volgen.
Afdeling 7 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsomschrijving
In deze paragraaf wordt begrepen onder:
1° een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, alsmede de daarbij horende terrassen;
2° alle voor publiek openstaande lokaliteiten, open plaatsen, tuinen of gedeelten daarvan, alsmede de daarbij horende terrassen en de daarmee gemeenschap hebbende vertrekken die niet uitsluitend als woning of winkel worden gebruikt, alsmede de niet voor publiek toegankelijke lokaliteiten welke voor het publiek op de weg bereikbaar zijn – uitgezonderd standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17 van deze verordening, voor zover daar regelmatig of op gezette tijden:
bezoeker: een ieder die zich in een inrichting bevindt, met uitzondering van de:
1° levenspartner en kinderen van de exploitant van de inrichting, alsmede diens elders wonende bloed- of aanverwanten of die van zijn levenspartner;
2° personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht;
3° personen wier tegenwoordigheid in de inrichting wegens dringende omstandigheden vereist wordt.
Artikel 2:28b Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zijn verplicht er voortdurend op toe te zien dat in de inrichting geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen zeden), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie.
Artikel 2:29d Sluiting van inrichtingen
de burgemeester oordeelt, dat een van de in artikel 2:29a, vierde lid, genoemde situaties waarin intrekking van de vergunning mogelijk is, zich voordoet.
Een sluiting voor onbepaalde duur kan op aanvraag van belanghebbende(n) door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
De exploitant of de beheerder is verplicht te zorgen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in dit artikel, in de nabijheid van het terras op de weg achtergebleven stoffen of voorwerpen, voor zover kennelijk uit of van dat terras afkomstig, worden verwijderd.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare richtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Artikel 2:33 College als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester, maar het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van het bepaalde in deze afdeling met uitzondering van artikel 2:30.
Indien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester, maar het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van het bepaalde in deze afdeling met uitzondering van artikel 2:30.
Afdeling 7B Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt onder paracommercieel rechtspersoon verstaan: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf.
Afdeling 9 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
In dit artikel wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
Afdeling 10 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn
bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig
sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Een ieder, die op een openbare plaats klimt, ligt of zich anderszins bevindt op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, tram, metro, abri, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair, zich op of aan de weg zodanig ophoudt dat aan weggebruikers of gebruikers van nabij de weg gelegen gebouwen onnodig overlast of hinder veroorzaakt wordt, of zich op de weg binnen de voor een brug geplaatste afsluitingen bevindt nadat een of meer van die afsluitingen zijn of worden gesloten, dan wel een afsluiting voor een brug opent, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een opsporingsambtenaar zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel of op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:50b Glaswerk op speelplaatsen
Het is verboden op speelweiden of speelplaatsen glaswerk te gebruiken of voorhanden te hebben.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op uren en plaatsen die door het college of de burgemeester zijn aangewezen, zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, of andere openbare plaatsen, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Afdeling 11 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
in of vanuit het vuurwerkverkooppunt zich een feit voordoet of zich feiten hebben voorgedaan of aannemelijk is dat in de toekomst zich een feit of feiten gaan voordoen waardoor de openbare orde en veiligheid of het woon- of leefklimaat in de omgeving van het vuurwerkverkooppunt nadelig zal worden beïnvloed;
de exploitant of de beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het vuurwerkverkooppunt, dan wel toestaat of gedoogt dat in het vuurwerkverkooppunt strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd, waarmee de openbare orde of het woon- en leefklimaat nadelig wordt beïnvloed;
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Weggooien van spuiten e.d.
Het is verboden om injectiespuiten of onderdelen daarvan zoals naalden, reservoirs, zuigers e.d. of daarop gelijkende voorwerpen op of aan de openbare weg dan wel in afvalbakken achter te laten met het kennelijke doel om afstand van het voorwerp te doen.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 154a van de Gemeentewet, besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats, indien deze personen het bepaalde in de volgende artikelen groepsgewijs niet naleven: artikel 2:1, 2:10, 2:11, 2:16, 2:19, 2:23a, 2:26, lid 3, 2:47, 2:48, 2:50a en 2:73.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan, overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet, bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan degene die strafbare feiten of openbare orde verstoren de handelingen verricht een verbod opleggen om zich te bevinden op in dat verbod aangewezen gebied gedurende een in het verbod neergelegde periode.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan degene aan wie eerder een omgevingsverbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie wordt geconstateerd dat hij opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een omgevingsverbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste 30 dagen te bevinden op in dat verbod aangewezen gebied.
Artikel 2:79 Gedragsaanwijzing
1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf.
2. De in artikel 125, eerste lid, Gemeentewet bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester.
3. De burgemeester oefent de bevoegdheid slechts uit indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.
4. De last kan tevens een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.
Hoofdstuk 3 Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen
De artikelen 1:2, 1:3 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een prostituee onder de aandacht van het publiek brengt;
- beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een seksbedrijf;
- escortbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee;
- exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico een seksbedrijf wordt uitgeoefend;
- klant: degene die gebruik maakt van de door een exploitant van een prostitutiebedrijf of een prostituee aangeboden seksuele diensten;
- prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
- prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
- prostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie;
- raamprostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie, waarbij het werven van klanten gebeurt door een prostituee die zichtbaar is vanuit een voor publiek toegankelijke plaats;
- seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling;
-seksinrichting: voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf;
- werkruimte: als zelfstandig aan te merken onderdeel van seksinrichting waarin de seksuele handelingen met een ander tegen betaling worden verricht.
Afdeling 2 Vergunning seksbedrijf
1. Het is verboden een seksbedrijf uit te oefenen zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan.
2. De burgemeester beslist binnen twaalf weken op de aanvraag om een vergunning.
3. De in het tweede lid gestelde termijn kan met twaalf weken worden verlengd.
4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Agemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
5. Een vergunning wordt voor één seksinrichting verleend,
6. De vergunning kan maximaal één maal voor de duur van vijf jaar worden verlengd. ar.
7. Het bevoegd bestuursorgaan draagt zorg voor een onpartijdige en transparante verlening van beschikbare vergunningen.
Artikel 3:5 0-optie raamprostitutiebedrijven en maximering aantal seksinrichtingen
1. Voor het uitoefenen van een raamprostitutiebedrijf wordt geen vergunning verleend.
2. Er wordt voor in totaal ten hoogste één seksinrichting van prostitutiebedrijven, niet zijnde raamprostitutiebedrijven vergunning verleend.
1. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door het bestuursorgaan vastgesteld formulier.
2. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke activiteit vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
a. de persoonsgegevens van de exploitant;
b. het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
c. of in de vijfjaar voorafgaand aan de aanvraag de exploitant een vergunning voor een seksbedrijf is geweigerd of een aan de exploitant verleende vergunning voor een seksbedrijf is ingetrokken;
d. het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend;
e. het adres van een onder het seksbedrijf vallende seksinrichting;
f. het vaste telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;
g. een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van de exploitant;
h. indien van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant;
i. een actuele verklaring betalingsgedrag nakoming fiscale verplichtingen, verstrekt door de Belastingdienst;
j. bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimtes bestemd voor de uitoefening van het seksbedrijf; k. indien van toepassing, de plaatselijke ligging van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een situatieschets met een noordpijl en schaalaanduiding;
i. indien van toepassing, de plattegrond van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een tekening met een schaalaanduiding.
3. Als er een beheerder is aangesteld, is het tweede lid, onder a, b, c, g en h, van overeenkomstige toepassing op de beheerder.
4. Als het bestuursorgaan dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag, kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.
1. Een vergunning wordt geweigerd als:
a. de exploitant of de beheerder onder curatele staat;
b. de exploitant of de beheerder is ontzet uit het ouderlijk gezag of de voogdij;
c. de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;
d. de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;
e. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;
f. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;
g. er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
h. de exploitant of beheerder minder dan vijfjaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;
i. de exploitant of beheerder minder dan vijfjaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500,- euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
1° bepalingen , gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Capelle aan den Ussel 2013;
2°, de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;
3°. artikel 69 van de Agemene wet rijksbelastingen;
4°. De artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
5°, de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;
6°. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie, j, een maximum als bedoeld in artikel 3:5 al is bereikt;
k. de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd op zal leveren met een geldend bestemmingsplan, een bestemmingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd, een beheersverordening
2. Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder h, wordt gelijk gesteld:
a. een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;
b. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid, onder a, van de Agemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375,- bedraagt.
3. De periode van vijfjaar, bedoeld in het eerste lid, onder h en i, wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.
4. Voor de berekening van de periode van vijfjaar, bedoeld in het eerste lid, onder h en i, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.
5. Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
a. voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met [e OF f OF g], of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijfjaar na de intrekking;
b. als niet is voldaan aan de bij of krachtens artikel 3:6 gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen;
c. als de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is ingetrokken, of in die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend;
d. als de openbare orde, de woon- en leefomgeving of de veiligheid en de gezondheid van prostituees of klanten nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting waarvoor de vergunning is aangevraagd;
e. als het bedrijfsplan niet voldoet aan het bepaalde bij artikel 3:15, eerste en tweede lid;
f. als onvoldoende aannemelijk is dat de exploitant de bij artikel 3:17 gestelde verplichtingen zal naleven;
g. als het escortbedrijf wordt gevestigd in een woonruimte waarvoor geen vergunning als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet 2014 is verleend.
Artikel 3:8 Eisen met betrekking tot de vergunning
1. De vergunning vermeldt in ieder geval:
b. indien van toepassing, de beheerder;
c. voor welke activiteit de vergunning is verleend;
d. het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend;
e. het vaste telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;
f. indien van toepassing, het adres van de onder dat seksbedrijf vallende seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend;
g. de voorschriften of beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden;
h. de geldigheidsduur van de vergunning;
i. het nummer van de vergunning.
2. De exploitant draagt er zorg voor dat de vergunning of een afschrift daarvan zichtbaar aanwezig is in de seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend, en dat tevens aan de buitenzijde van de seksinrichting zichtbaar is dat hij over een vergunning voor die seksinrichting beschikt.
Artikel 3:9 Intrekkingsgronden
1. De vergunning wordt ingetrokken als:
a. de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;
b. de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;
c. is gehandeld in strijd met de artikelen 3:10, 3:13, aanhef en onder a, 3:14[, eerste OF tweede lid], 3:15 en 3:17, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°;
d. zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid;
e. zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en met i;
f. de vergunninghouder dat verzoekt;
g. de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met een geldend bestemmingsplan, een beheersverordening.
2. De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:
a. is gehandeld in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;
b. in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;
c. een niet in de vergunning vermelde persoon exploitant of beheerder is geworden;
d. is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen, onverminderd het eerste lid, aanhef en onder c;
e. is gehandeld in strijd met de in het bedrijfsplan beschreven maatregelen;
f. zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de gezondheid van prostituees of klanten;
g. de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;
h. er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;
i. gedurende ten minste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.
Artikel 3:9a Sluiting van een seksinrichting
Artikel 3:9a. Sluiting van een seksinrichting
1. Het bevoegde bestuursorgaan kan een seksinrichting tijdelijk of voor onbepaalde tijd gesloten verklaren, indien het seksbedrijf wordt geëxploiteerd zonder geldige vergunning.
2. Het bevoegde bestuursorgaan maakt de sluiting bekend door het aanbrengen van een afschrift van het bevel op of nabij de toegang of toegangen van de seksinrichting. De sluiting treedt in werking op het moment dat bedoeld afschrift is aangebracht.
3. Een ieder is verplicht toe te laten dat het in het tweede lid bedoelde afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht Is.
4. Het is de exploitant of beheerder van een seksinrichting verboden daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven zolang de sluiting van kracht is.
5. Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid gesloten seksinrichting te bezoeken of als bezoeker daarin te verblijven.
6. Een sluiting kan op aanvraag van een belanghebbende door het bevoegde bestuursorgaan worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar het oordeel van het bevoegde bestuursorgaan voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de situatie die tot de sluiting heeft geleid, zal plaatsvinden.
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bestuursorgaan . Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
Artikel 3:11 Verlenging vergunning
1. Op een aanvraag om verlenging van een vergunning zijn de artikelen 3:3, 3:6, 3:7, 3:8 en 3:15, derde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat actuele gegevens en bescheiden waarover het bestuursorgaan al beschikking heeft niet nogmaals overgelegd dienen te worden.
2. Als ten minste twaalf weken voorafgaand aan de vervaltermijn van de vergunning verlenging van de vergunning is aangevraagd, blijft de vergunning van kracht totdat op de aanvraag om verlenging is besloten.
Afdeling 3 Uitoefening seksbedrijf
Paragraaf 3:1 Regels voor seksbedrijven
Het is verboden in advertenties voor een seksbedrijf:
a. geen vermelding op te nemen van het telefoonnummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder e, van het nummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder i, en van de bedrijfsnaam;
b. vermelding op te nemen van een ander telefoonnummer dan bedoeld onder a, en
c. als het een prostitutiebedrijf betreft, onveilige seks aan te bieden of te garanderen dat prostituees die voor of bij het betreffende bedrijf werken vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.
Paragraaf 3.2 Regels voor alle prostitutiebedrijven en prostituees
Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees; verbod werken voor onvergund prostitutiebedrijf
1. Het is een exploitant verboden een prostituee voor of bij zich te laten werken die:
a. nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;
b. in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.
1. Een prostitutiebedrijf beschikt over een bedrijfsplan, waarin in ieder geval wordt beschreven welke maatregelen de exploitant treft:
b. ter bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees;
c. ter bescherming van de gezondheid van de klanten;
d. ter voorkoming van strafbare feiten.
2. De door de exploitant te treffen maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, waarborgen dat:
a. de hygiëne in een seksinrichting voldoet aan de algemene eisen die hiervoor in de branche gelden en dat dit controleerbaar is;
b. inzichtelijk en controleerbaar is welke maatregelen een exploitant in zijn bedrijfsvoering en inrichting van de werkruimten treft voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor prostituees;
c. in de werkruimten te allen tijde voldoende condooms met een CE-markering voor gebruik beschikbaar zijn;
d. in de werkruimten voor de prostituees een goed functionerende alarmvoorziening aanwezig is;
e. de prostituee zich regelmatig kan laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen en door de exploitant voldoende geïnformeerd is over de mogelijkheden van een dergelijk onderzoek;
f. de prostituee niet gedwongen wordt zich geneeskundig te laten onderzoeken;
g. de prostituee vrij is in de keuze van de arts(en) die zij wil bezoeken;
h. de prostituee klanten en diensten kan weigeren zonder dat dat voor haar andere werkzaamheden gevolgen heeft;
i. de prostituee kan weigeren alcohol of drugs te gebruiken zonder dat dat voor haar werkzaamheden gevolgen heeft;
j. aan de voor de exploitant werkzame beheerder voldoende professionele eisen op het gebied van agressiebeheersing en bedrijfshulpverlening worden gesteld en waar nodig wordt gezorgd voor scholing hierin;
k. de exploitant zich een oordeel vormt over de mate van zelfredzaamheid van de prostituee voordat deze voor of bij hem gaat werken, teneinde vast te stellen of zij voldoet aan de eisen die hij hiervoor in zijn bedrijfsplan heeft opgenomen;
l. de exploitant voor elke voor of bij hem werkzame prostituee kan aantonen onder welke verhuur- of arbeidsvoorwaarden zij haar diensten aanbiedt;
m. de exploitant of beheerder zich er regelmatig van vergewist dat de prostituee niet door derden gedwongen wordt tot prostitutie en dat hij in dit kader informatie van hulpverleningsinstanties ter beschikking stelt;
n. de exploitant aan de voor of bij hem werkzame prostituees informatie ter beschikking stelt over de mogelijkheden om hulp te krijgen als een prostituee wil stoppen met haar werk in de prostitutie;
o. de overlast aan de omgeving van de onder het seksbedrijf vallende seksinrichtingen beperkt wordt.
3. Het bedrijfsplan wordt overgelegd bij de aanvraag om een vergunning.
4. De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
5. De rechten voor prostituees, die worden gewaarborgd op grond van het tweede lid, worden op schrift gesteld en in een voor haar begrijpelijke taal uitgereikt aan elke prostituee die werkzaam is voor of bij de exploitant.
6. In de seksinrichting wordt in ten minste twee talen en voor de klant goed zichtbaar bekend gemaakt dat een prostituee klanten en diensten mag weigeren en mag weigeren alcohol of drugs te gebruiken.
7. Het is verboden te handelen in strijd met het eerste, vijfde en zesde lid.
Artikel 3:17 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf
1. De exploitant of de beheerder is aanwezig gedurende de uren dat het prostitutiebedrijf daadwerkelijk wordt uitgeoefend.
2. De exploitant van een prostitutiebedrijf draagt er zorg voor dat:
a. de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees redelijkerwijs hun eigen werktijden kunnen bepalen;
b. er een deugdelijke bedrijfsadministratie wordt gevoerd waarin de actuele gegevens zijn opgenomen van in ieder geval;
1°. de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees;
3°. met betrekking tot alle voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees, de documentatie die ten grondslag ligt aan de vorming van het oordeel over de mate van zelfredzaamheid, bedoeld in artikel 3:15, tweede lid, onder k;
4°. de werkroosters van de beheerders.
c. de bedrijfsadministratie met inachtneming van de wettelijke termijnen wordt bewaard en te allen tijde beschikbaar is voor toezichthouders;
d. medewerkers van de gemeentelijke gezondheidsdienst en van andere door de burgemeester of het college aangewezen instellingen worden toegelaten tot seksinrichtingen als ze voornemens zijn voorlichtings- en preventieactiviteiten uit te voeren of voorlichtingsmateriaal te verspreiden;
e. onverwijld bij de politie wordt gemeld ieder signaal van mensenhandel of andere vormen van dwang en uitbuiting;
f. onverwijld aan het bestuursorgaan wordt gemeld als gedurende ten minste één maand geen gebruik gemaakt zal worden van de vergunning. Deze melding vermeldt de reden en de verwachte duur;
g. gedaan wordt wat nodig is voor een goede gang van zaken binnen het prostitutiebedrijf.
Paragraaf 3.3 Raam- en straatprostitutie
1. Het is een prostituee verboden:
a. zich vanuit een gebouw of vanuit de toegang naar een gebouw aan klanten die zich op of aan de weg bevinden beschikbaar te stellen; en
b. passanten hinderlijk te bejegenen of zich aan passanten op te dringen dan wel zich ongekleed of vrijwel ongekleed achter het raam van een seksinrichting of in de toegang tot een seksinrichting op te houden.
Artikel 3:19 Straatprostitutie
Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.
Artikel 3:21 Verbodsbepalingen klanten
1. Het is een klant verboden seksuele handelingen te verrichten met een prostituee van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat zij werkzaam is voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.
2. Het is verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere voor publiek toegankelijke plaats gebruik te maken van de diensten van een prostituee.
3. Het in het tweede lid genoemde verbod geldt niet in een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend [en op of aan de op grond van artikel 3:19, tweede lid, aangewezen wegen].
Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.
2. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17 , 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 148 eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:4 Onversterkte muziek
Artikel 4:5 Overige geluidhinder
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:6 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:7 Verontreiniging op openbare plaatsen
Indien bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel bij andere activiteiten een openbare plaats wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht, alsmede, indien deze in opdracht handelt, zijn opdrachtgever verplicht de weg terstond na het ontstaan van de verontreiniging te (doen) reinigen.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Het is verboden op een door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de volksgezondheid aangewezen plaats die is gelegen buiten een inrichting als aangewezen krachtens artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer in de openlucht en buiten de weg, een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels:
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
Artikel 4:15 Vergunningplicht handelsreclame
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak alsmede de hoofdgebruiker van die zaak verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders deze zaak of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.
Het verbod geldt niet voor onverlichte opschriften, aankondigingen of afbeeldingen:
die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Geen vergunning is vereist voor door het college aangewezen categorieën van reclame-uitingen mits de rechthebbende, alsmede de hoofdgebruiker van de onroerende zaak waaraan de reclame bevestigd dient te worden, daarvan minimaal twee weken van tevoren melding doet bij het college en wordt voldaan aan de algemene regels die hiervoor gelden.
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
In deze afdeling wordt verstaan onder:
parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 19990 (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op zeven achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:6 Recreatievoertuigen, aanhangwagens e.a.
1.Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan
verkeersdoeleinden wordt gebruikt langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben anders dan op een door het college aangewezen weg.
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
2. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.
3. Het verbod in het tweede lid is niet van toepassing op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.
4. Het verbod in het tweede lid is voorts niet van toepassing op campers, kampeerauto's, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.
5. Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.
6. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van
goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het
aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt
gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het venten van gedrukte en geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet verboden indien het venten plaatsvindt in overdekte winkelcentra of binnen een straal van 15 meter bij de ingang van deze winkelcentra, of op overige door het college aangewezen openbare plaatsen.
Afdeling 9 Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de hieronder vermelde artikelen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak:
artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden;
artikel 2:6 Beperking verspreiden van voorwerpen voor handelsreclamedoeleinden;
artikel 2:10 Voorwerpen of stoffen op, in, aan of boven de weg;
artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of voorwerp
artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
artikel 2:23a (Slaap)verblijf op de weg, in voertuigen en in kampeermiddelen
artikel 2:25 Evenementenvergunning
artikel 2:26 Openbare orde en veiligheid
artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
artikel 2:28b Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder;
artikel 2:29d Sluiting van inrichtingen
artikel 2:29f Openings- en sluitingstijden
artikel 2:30 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
artikel 2:31a Wijziging beheer
artikel 2:34 Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
artikel 2:34a Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
artikel 2:40 Kansspelautomaten
artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
artikel 2:42 Plakken en kladden
artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
artikel 2:44a Vervoer geprepareerde voorwerpen
artikel 2:44 a Vervoer inbrekerswerktuigenartikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
artikel 2:48 Openlijk drankgebruik
artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
artikel 2:50a Messen en andere voorwerpen als wapen
artikel 2:50b Glaswerk op speelplaatsen
artikel 2:57 Loslopende honden
artikel 2:58 Verontreiniging door honden
artikel 2:59 Gevaarlijke honden
artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
artikel 2:74 Drugshandel op straat
artikel 2:74a Weggooien van spuiten e.d.
artikel 2:74b Coffeeshopverbod
artikel 3:8 (eisen met betrekking tot vergunning);
artikel 3:9a (sluiting van een seksinrichting);
artikel 3:12 (sluitingstijden seksinrichtingen;aanwezigheid; toegang);
artikel 3:14 (leeftijd en verblijfstitel prostituees);
artikel 3:16 (verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf);
artikel 3:17 (verbod raam- en straatprostitutie);
artikel 4:5 Overige geluidhinderartikel 4:6 Natuurlijke behoefte doen
artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, caravans, mest, ingekuilde landbouwproducten e.d.
artikel 4:15 Vergunningplicht handelsreclame
artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
artikel 5:4 Defecte voertuigen
artikel 5:6 Recreatievoertuigen, aanhangwagens e.a.
artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
artikel 5:10 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
artikel 5:11 Overlastgevend parkeren van voertuigen
artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
artikel 5:21 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
artikel 5:36 Verboden plaatsen voor incidentele asverstrooiing
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 7:1 Intrekking Algemene plaatselijke verordening 2009
De Algemene plaatselijke verordening 2009 wordt ingetrokken.
Besluiten, genomen krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening 2009 die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Artikel 7:3 Overgangsbepaling vergunningen en ontheffingen
Op een aanvraag om een vergunning of ontheffing krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening 2009, die is gedaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, wordt, totdat de beslissing daarop onherroepelijk is geworden, beslist overeenkomstig het ten tijde van de indiening van de aanvraag geldende recht.
Op een bezwaarschrift of beroep tegen een besluit, krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening 2009 genomen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, wordt, totdat de beslissing daarop onherroepelijk is geworden, beslist overeenkomstig het ten tijde van het nemen van dat besluit geldende recht.