Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heemskerk

Beleidsregels jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeemskerk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015
CiteertitelBeleidsregels jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlagenBijlage I Bijlage II Bijlage III

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Jeugdwet
  2. Verordening jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015
  3. Nadere regels jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-01-201510-03-2018nieuwe regeling

23-12-2014

Gemeenteblad 2015, 16648

.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015

 

 

Artikel 1 Algemeen

1.1 Definities en begrippen

Alle definities die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de Verordening jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015 en de Nadere Regels jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015.

1.2 Algemene inleiding

De ‘Verordening Jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015’, de ‘Nadere Regels Jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015’ en deze Beleidsregels Jeugdhulp Heemskerk 2015 geven uitvoering aan de Jeugdwet. In de Jeugdwet wordt de verantwoordelijkheid van de gemeenten op het gebied van jeugd uitgebreid met de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de gesloten jeugdzorg, geestelijke gezondheidzorg voor kinderen en jongeren (jeugd-ggz), zorg voor jeugd met een licht verstandelijk beperking (jeugd-lvb), ggz in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg), jeugdbescherming en jeugdreclassering.

Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt naar een stelsel met een voorzieningenplicht, waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald. Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouder(s) krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jeugdige en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken.

 

Met deze stelselwijziging streven we naar een grotere inzet op preventie, tijdige ondersteuning en het versterken van eigen kracht van jeugdigen en hun ouder(s). Het uitgangspunt is dat iedereen gebruik kan maken van de overige voorzieningen in de Jeugdhulp die vrij toegankelijk zijn. Wanneer er ondersteuning nodig is vanuit een individuele voorziening, draagt het college zorg voor een zorgvuldig toeleidingsproces naar een passende individuele voorzieningen in de jeugdhulp. Het college van de gemeente Heemskerk mandateert deze bevoegdheid in de praktijk aan deskundigen, de CJG-coaches. De CJG-coaches luisteren naar de hulpvraag van de ouder(s) om in te schatten wat wel én wat niet nodig is. Wat zelf kan worden opgepakt in het gezin, is de norm. Waar individuele voorzieningen nodig zijn, zijn meerdere instrumenten beschikbaar in vorm van zorg in natura (ZIN) of een persoonsgebonden budget (PGB). Hiermee kan adequate hulp snel en laagdrempelig in de omgeving van de jeugdige en zijn ouder(s) aangeboden worden.

 

De IJmond gemeenten streven naar een nauwe samenwerking met de partners in het jeugddomein om een dekkende en passende vorm van (al dan niet gemeenschappelijke) hulp te kunnen bieden. Dat geldt specifiek voor de huisarts, jeugdarts en de medisch specialist, omdat zij op basis van de wet direct kunnen verwijzen naar specialistische jeugdhulp. Dit gaat meestal om verwijzingen naar de (basis) geestelijke gezondheidszorg.

 

In de Verordening Jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015 staat opgenomen dat het college bij nadere regeling regels stelt met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. In de Nadere Regels Jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015 zijn vervolgens de algemene bepalingen geformuleerd voor de vormen van jeugdhulp, toegang tot jeugdhulp, afgeven van beschikkingen en het Persoonsgebonden Budget (PGB). In deze beleidsregels wordt nader ingegaan op hoe het college uitvoering geeft aan deze onderdelen.

Artikel 2 De niveaus van hulp

2.1 Drie niveaus van hulp

In de toegangsprocedure wordt onderscheid gemaakt in zorg en ondersteuning op drie niveaus:

  • Sociale infrastructuur: eigen netwerk, informele zorg en ondersteuning;

  • Overige voorzieningen: de algemene vrij toegankelijk voorzieningen;

  • Individuele voorzieningen in het kader van specialistische jeugdhulp.

2.2 Sociale infrastructuur

Het eerste niveau vormt de basis van de sociale infrastructuur. Binnen jeugd wordt ernaar gestreefd om ouder(s) zoveel mogelijk zelf verantwoordelijk te houden voor de opvoeding van hun kind. Hier zijn echter meer mensen bij betrokken, want een kind groeit niet op in een geïsoleerde omgeving. Naast de eigen netwerken van mensen zijn er allerlei particuliere initiatieven en vrijwilligersorganisaties in Heemskerk, die een belangrijke bijdrage leveren aan onderlinge hulp- en dienstverlening en het versterken van de sociale cohesie. Denk bijvoorbeeld aan de vrijwillige hulpdiensten (al dan niet van de buren), buurtteams en maatjesprojecten. Maar hier vallen uiteraard ook de scholen onder, de (sport)verenigingen, peuterspeelzalen etc. De sociale infrastructuur valt niet onder de reikwijdte van deze beleidsregels, maar wij vinden het van belang om het te noemen omdat het aansluit bij de door de gemeente benoemde beleidsdoelstellingen voor de jeugdhulp.

2.3 Overige voorzieningen (vrij toegankelijke voorzieningen)

Deze voorzieningen zijn voor iedereen toegankelijk en flexibel van inzet. Ouder(s) en kinderen die een lichte, eenvoudige ondersteuningsvraag hebben kunnen hier altijd rechtstreeks terecht.

2.4 Individuele voorzieningen in het kader van specialistische hulp

Niet alle problemen zijn in de buurt en/of via de inzet van het eigen netwerk, informele zorg of overige voorzieningen op te lossen. Soms hebben jeugdigen specifieke, specialistische en/of intensieve ondersteuning nodig. Het gaat om voorzieningen die vaak bovenlokaal, regionaal of soms zelfs landelijk zijn georganiseerd, zoals crisisopvang, pleegzorg, jeugdbescherming. Ook als deze ‘zwaardere’ vormen van hulp nodig zijn, blijft het uitgangspunt van nabijheid overeind.

In situaties waar de basis niet voldoende ondersteuning biedt, moet snel en dichtbij ondersteuning vanuit individuele voorzieningen worden ingezet. Deze hulp ‘moet in een keer goed zijn’. Dat wil zeggen zo licht als het kan en zo zwaar als nodig.

2.5 Toeleidingsproces naar een individuele voorziening

Tijdens de procedure bekijken de CJG-coaches, al dan niet aangevuld met de analyse van het sociaal team en overige professionals die al contact hebben gehad met het gezin, welke (combinatie) van zorg en ondersteuning passend is bij de hulpvraag van een jeugdige. De CJG-coaches zorgen ook voor de uitvoering met het oog op de wet, zoals het opstellen van de beschikking en/of de PGB afspraken.

De beslissing of iemand voor een individuele voorziening in aanmerking komt, is naast en jeugdarts. De inzet van specialistische jeugdhulp zal altijd worden gebaseerd op het oordeel van deskundigen.

Artikel 3 Vormen van jeugdhulp – de overige voorzieningen

3.1 Definitie overige voorziening

Een overige voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder toegangsbeoordeling.

3.2 Beschikbare Overige voorzieningen

De overige voorzieningen sluiten zoveel als mogelijk aan op buurtniveau. Ze zijn volledig toegankelijk zonder toegangsbeoordeling en daarmee maximaal laagdrempelig. Deze voorzieningen geven ook invulling aan artikel 2.4 van de Jeugdwet, namelijk een voorziening die kosteloos en/of anoniem vragen van jongeren en/of ouder(s) kan beantwoorden. Deze overige voorzieningen in het kader van de jeugdhulp omvatten in elk geval de beschikbaarheid van:

  • Informatie, (opvoed)advies, voorlichting, cursussen en trainingen. Hieronder valt ook de advisering over de aangewezen individuele voorziening, specifiek voor kinderen met een beperking.

  • Online hulpverlening en E-diensten. Hieronder valt de ondersteuning die specifiek voor opvoed- en opgroeihulp digitaal wordt aangeboden en een platform biedt voor zelfhulp in het jeugddomein.

  • Versterking van de vrijwillige inzet en informele netwerken. Hieronder valt bijvoorbeeld cliëntondersteuning.

  • Mantelzorgondersteuning.

  • Jongerencoaching en participatiebevordering (jongerenwerk).

  • De jeugdgezondheidszorg. Op het consultatiebureau werken artsen en verpleegkundigen die gespecialiseerd zijn in de zorg voor nul- tot vierjarigen. Zij volgen kinderen in hun groei en ontwikkeling. Daarnaast doen zij onderzoek en geven inentingen, voorlichting en advies.

  • Het schoolmaatschappelijk werk.

    De schoolmaatschappelijk werker geeft advies en ondersteuning aan ouder(s)/verzorgers en kinderen rondom de opvoeding en sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen door middel van gesprekken, maar is primair gericht op de schoolomgeving. Door een aansluiting te maken met de schoolomgeving van het kind, kunnen vraagstukken vroegtijdig worden opgepakt en kan er, samen met de betrokkenen, naar passende oplossingen gezocht worden. Indien nodig wordt doorverwezen naar ambulante jeugdhulp, die meer intensieve trajecten uitvoeren met gezinnen.

Artikel 4 Vormen van jeugdhulp – de individuele voorzieningen

4.1 De individuele voorzieningen

Individuele voorzieningen in het kader van specialistische jeugdhulp, zijn er binnen de jeugdhulp sector in veel vormen. Hierbij wordt gelet op de doelgroep, de zwaarte en complexiteit van het vraagstuk en de intensiteit van de ondersteuning die benodigd is. Het uitgangspunt van de gemeente Heemskerk is dat alle kinderen een veilige omgeving dient te worden geboden door hun ouder(s) en dat individuele voorzieningen meestal, en hopelijk vrijwillig, kunnen bijdragen aan het bieden van dat veilige opvoedklimaat.

 

Wanneer er sprake is of sterke vermoedens zijn van onveilige situaties voor het kind in het gezin, om welke reden dan ook, geldt dat het college altijd stappen zal zetten in samenwerking met Jeugdbescherming om de veiligheid van het kind te borgen.

Hieronder staat weergegeven welke voorzieningen er beschikbaar zijn.

  • Voorzieningen behorend bij flexibele ondersteuning, waaronder:

    • -

      Specifieke jeugdhulptrajecten gericht op jeugdige en/of gezinssysteem;

    • -

      Dag- of weekendopvang, respijtzorg;

    • -

      Specifieke multidisciplinaire interventies

    • -

      Zorgaanbod voor gezinnen met meervoudige problemen.

  • Intensieve ondersteuning

    • -

      Intensieve en meer langdurige interventies gericht op behandeling, herstel en/of rehabilitatie;

    • -

      Intensieve dagbehandeling op maat;

    • -

      Inzet van (tijdelijke) vervangende opvoedsituatie, verblijf (op maat) van cliënten buiten de gewone leef/gezinssituatie;

    • -

      Inzet van spoedzorg en crisisopvang (bij acute onveiligheid en/of inzet van crisisplekken vanuit verblijfsfuncties;

    • -

      Gedwongen jeugdhulp en dwang en drangtrajecten;

    • -

      Specialistische diagnostiek.

4.2 Leeftijdsgrens

Wanneer iemand op zijn 18e verjaardag gebruik maakt van een individuele jeugdhulpvoorziening wordt deze voorziening binnen uiterlijk een half jaar na het bereiken van de 18-jarige leeftijd beëindigd. In dit half jaar kan de overdracht naar de volwassenenzorg worden gerealiseerd.

Wanneer iemand na zijn 18e verjaardag een aanvraag doet voor een individuele jeugdhulpvoorziening wordt deze geweigerd. De jeugdige wordt dan doorverwezen naar de volwassenenzorg.

Artikel 5 De toegang tot individuele voorzieningen

5.1 Procedure toegang

Voor de artikelen over de procedurele toegang en de betrokken partijen verwijzen wij u naar de Verordening Jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015 en de Nadere Regels Jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015. Voor de volledigheid geven wij hieronder nogmaals een samenvatting van het hele proces van de melding van een hulpvraag tot het afgeven van een beschikking.

5.2 Woonplaatsbeginsel

In de Jeugdwet is uitgewerkt hoe het woonplaatsbeginsel dient te worden toegepast bij de inzet van deze voorzieningen. Hiermee wordt helderheid verschaft welke gemeente verantwoordelijk is voor de in te zetten hulp in bijzondere of onduidelijke gevallen.

5.3 Melding hulpvraag

Wanneer een inwoner behoefte heeft aan ondersteuning in het kader van jeugdhulp kan hij of zij, of een derde, bij het college zijn hulpvraag persoonlijk, telefonisch of schriftelijk melden. Binnen twee weken na de melding vindt een gesprek plaats met een door het college gemandateerde CJG-coach.

 

Degene die zich met een ondersteuningsvraag meldt, wordt gewezen op de mogelijkheid om zich bij het onderzoek desgewenst bij te laten staan door iemand uit het eigen netwerk of een gratis onafhankelijke cliëntondersteuner en op de mogelijkheid om een familiegroepsplan op te stellen.

Soms blijkt na een korte vraagverkenning dat informatie en advies voldoende is voor de jeugdige en/of ouder om het ondervonden probleem op te lossen. Wanneer verdere vraagverheldering of verdieping nodig blijkt, wordt er een onderzoek uitgevoerd.

5.4 Familiegroepsplan

Conform artikel 3.2 van de Nadere Regels jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015, wordt bij het maken van de afspraak voor het gesprek de jeugdige en zijn ouder(s) op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet op te stellen. Het familiegroepsplan is vormvrij. In dit plan staat gemotiveerd aangegeven welke ondersteuning volgens de jeugdige en/of ouder(s) nodig is.

 

Slechts als de ouder(s) aan de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling te kennen hebben gegeven dat zij geen gebruik wensen te maken van deze mogelijkheid, dan wel concrete bedreigingen in de ontwikkeling van het kind hiertoe aanleiding geven of de belangen van het kind anderszins geschaad worden, kan het college hier vanaf zien.

 

Voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan kan een jeugdige en/of zijn ouder(s) terecht bij de in de gemeente aanwezige kosteloze en vrij toegankelijke cliëntondersteuning van:

  • MEE

  • Socius

  • MaatjeZ

5.5 Opvragen informatie bij derden

De CJG-coaches kunnen met instemming en/of op verzoek van de jeugdige en/of zijn ouder(s), informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de professionals die overige voorzieningen uitvoeren, en met deze in gesprek gaan over de meest aangewezen hulp.

Dat betekent in de praktijk dat de CJG-coaches zoveel mogelijk gebruik maken van de bestaande expertise en kennis bij de professionals die reeds bekend zijn met het gezin en/of de problematiek. De gemeente Heemskerk kiest ervoor om de toegang tot individuele voorzieningen te laten uitvoeren door de CJG-coaches.

De uitzonderingen op bovenstaand proces zijn:

  • De huisarts, jeugdarts en kinderarts: zij mogen op basis van de Jeugdwet direct doorverwijzen naar specialistische jeugdhulp. De gemeente maakt uiteraard wel afspraken met deze partijen over de gecontracteerde hulp en de wijze van registratie van doorverwijzen.

  • De kinderrechter/strafrechter: de kinderrechter en strafrechter leggen kinderbeschermings- en/of strafmaatregelen op, nadat de Raad voor de Kinderbescherming advies heeft uitgebracht, die de gemeente dient uit te voeren. Denk hierbij aan maatregelen in het zogenaamde gedwongen kader, zoals een ondertoezichtstelling of een jeugdreclasseringstraject.

  • Jeugdbescherming en de gecertificeerde instellingen (GI): indien de GI constateert dat er aanvullende hulp noodzakelijk is binnen het kader van de hierboven genoemde gedwongen maatregelen, dan is de gemeente verplicht deze hulp in te zetten. De gemeente maakt uiteraard wel afspraken met de GI over de samenwerking in een dergelijk traject.

  • Onderwijs: voor dyslexie blijft de huidige toegang via het onderwijs gehanteerd.

5.6 De beoordeling van een hulpvraag – het gesprek.

Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouder(s), zo spoedig mogelijk voor zover nodig in het kader van de hulpvraag, maar in ieder geval binnen twee weken na de melding van de hulpvraag:

  • a)

    de aard en ernst van de opgroei- of opvoedingsproblemen, de psychische problemen en stoornissen en/of de beperking;

  • b)

    de behoeften, persoonskenmerken, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige;

  • c)

    het vermogen van de jeugdige of zijn ouder(s) om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

  • d)

    de mogelijkheid om aanspraak te maken op een andere voorziening;

  • e)

    de mogelijkheid om de hulpvraag te beantwoorden door inzet van een overige voorziening;

  • f)

    de mogelijkheid om een individuele voorziening te treffen en het beoogde doel daarvan;

  • g)

    de wijze waarop de individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen.

 

Tijdens het gesprek en het eventueel onderzoek dat daarop volgt, wordt ook rekening gehouden met de volgende factoren:

  • Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) een familiegroepsplan aan het college hebben opgeteld, betrekt het college dat plan bij het onderzoek;

  • Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouder(s) over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de jeugdige en/of zijn ouder(s) om zijn persoonsgegevens te verwerken;

  • Het aanvragen van een onafhankelijk sociaal medisch advies kan onderdeel uitmaken van het onderzoek;

  • Indien de jeugdige en/of zijn ondersteuningsvraag genoegzaam bekend is, kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouder worden afzien van het gesprek en het onderzoek.

5.7 Externe expertise of nader onderzoek

In het geval dat het college externe expertise of nader onderzoek nodig acht, kunnen de termijnen zoals bedoeld artikel 4.1 van de Nadere Regels Jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015 verlengd worden met maximaal vier weken. De termijn kan ook met wederzijdse instemming verlengd worden.

5.8 Ondersteuningsplan

Het gesprek en het onderzoek wordt door de CJG-coach uitgewerkt tot een verslag. Het verslag maakt onderdeel uit van een ondersteuningsplan. In het ondersteuningsplan komt een uitwerking van de hulpvraag, het onderzoek en de daartoe verzamelde informatie en de voorgestelde ondersteuning te staan. Binnen zes weken na de melding van de hulpvraag verstrekt het college een ondersteuningsplan met een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

 

De jeugdige en/of zijn ouder tekent voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.

Als de jeugdige en/of zijn ouder tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is met de inhoud van het ondersteuningsplan. Ook als de jeugdige en/of zijn ouder van mening is dat hij in aanmerking komt voor een individuele voorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende ondersteuningsplan.

Wanneer de conclusie uit het onderzoek is dat een individuele voorziening dient te worden ingezet, informeert het college zoals eerder aangegeven de jeugdige en/of zijn ouder(s) over de mogelijkheid om te kiezen voor een verstrekking van een persoonsgebonden budget en over de gevolgen van die keuze, waaronder het opstellen van een gemotiveerd plan.

Tevens informeert het college de jeugdige en/of zijn ouder(s) indien er sprake is van een ouderbijdrage voor de betreffende individuele voorziening.

5.9 Aanvraag individuele voorziening

Als de jeugdige en/of de ouder het ondersteuningsplan ondertekent en is voorzien van zijn naam, burger servicenummer (BSN), geboortedatum en een dagtekening, kan het ondersteuningsplan fungeren als aanvraag(formulier) voor een individuele voorziening; als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek. De datum waarop de aanvraag juist en volledig is, geldt als aanvraagdatum.

5.10 Criteria individuele voorzieningen

Het college kent een individuele voorziening toe indien en voor zover in het onderzoek in ieder geval is vastgesteld dat:

  • a)

    een individuele voorziening nodig is gezien de aard en ernst van de hulpvraag;

  • b)

    de jeugdige op eigen kracht of met zijn ouder(s) of andere personen uit zijn naaste omgeving geen (volledige) oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

  • c)

    een overige voorziening niet adequaat is voor de oplossing van de hulpvraag;

  • d)

    de jeugdige of de ouder(s) geen aanspraak kunnen maken op een andere voorziening om de hulpvraag te beantwoorden.

 

Het college houdt bij de beoordeling of een individuele voorziening noodzakelijk is redelijkerwijs rekening met:

  • a)

    de godsdienstige gezindte, levensovertuiging en culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouder(s);

  • b)

    de persoonlijke wensen van de jeugdige en zijn ouder(s).

5.11 Beschikking

De jeugdige en/of de ouder ontvangt de beslissing op zijn aanvraag op grond van de Jeugdwet binnen twee weken na de aanvraag schriftelijk in een beschikking. Een beschikking wordt, zoals opgenomen in artikel 5.2 van de Verordening jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015, afgegeven bij:

  • a.

    de verstrekking van een PGB,

  • b.

    een weigering van de aangevraagde voorziening

  • c.

    op verzoek van de jeugdige of zijn ouder(s).

 

Indien de termijn van twee weken overschreden lijkt te worden, zal op grond van de Awb de jeugdige en/of de ouder schriftelijk geïnformeerd worden over een verlenging van deze termijn met maximaal acht weken.

5.12 Inhoud beschikking

In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt. In de beschikking staan ook in ieder geval: de aanvraagdatum, de beslissing, de motivering van de beslissing, informatie over de effectuering van het besluit en de wijze van indienen van een eventueel bezwaar.

 

Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

  • a)

    welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b)

    wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

  • c)

    hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,

  • d)

    welke aanvullende voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

 

Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

  • a)

    voor welk resultaat het PGB kan worden aangewend;

  • b)

    welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

  • c)

    wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

  • d)

    wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld;

  • e)

    de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB, en

  • f)

    of het PGB mag worden besteed aan inzet door derden of iemand uit het sociale netwerk, niet zijnde een professionele hulpverlener.

 

Ouderbijdrage

De gemeente informeert de ouder(s) dat een ouderbijdrage verschuldigd kan zijn en de eventuele uitzonderingen hierop. Indien een ouderbijdrage verschuldigd is, dan staat dit in de beschikking en/of het ondersteuningsplan. Wettelijk is geregeld dat het CAK (Centraal Administratie Kantoor) de eigen bijdrage vaststelt, oplegt en int. Vervolgens vindt afdracht aan de gemeente plaats.

Artikel 6 Het afwegingskader

6.1 Hanteren afwegingskader

De gemeente Heemskerk is vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de inrichting en uitvoering van de toegangsfuncties en de toeleiding naar passende hulp voor ouder(s)/opvoeders en jeugdigen. Daarbij neemt de omvang en verscheidenheid van de doelgroep waar gemeenten verantwoordelijk voor zijn significant toe. Om tot een eenduidig proces te komen voor de toegang en toeleiding naar passende individuele voorzieningen in de jeugdhulp, wordt een afwegingskader gehanteerd.

6.2 Doel afwegingskader

In het afwegingskader wordt op hoofdlijnen het pad beschreven dat een jeugdige of gezin met een ondersteuningsvraag doorloopt, als richtinggevend kader voor de toeleiding naar passende ondersteuning. De wettelijke vereisten zijn daarin meegenomen. Belangrijkste argumenten om een afwegingskader te hanteren zijn:

  • Systematisch kunnen werken op basis van eenduidige ordeningsprincipes.

  • Borgen van het cliëntperspectief in het toeleidingsproces en de hulpverlening. Dit betekent: het op basis van doordachte criteria nemen van besluiten welke voor jeugdigen en/of ouder(s) zeer belangrijk (en soms ingrijpend) zijn.

  • Het borgen van een gestructureerd professioneel oordeel en besluit in samenspraak en in overeenstemming met de jeugdige en/of ouder(s).

  • Het voorkomen van rechtsongelijkheid voor de jeugdige en/of ouder(s) op basis van procedurele verschillen in het toeleidingstraject.

  • Het op hoofdlijnen uniformeren van het toeleidingtraject om inhoud te geven aan de noodzakelijke randvoorwaarden ten aanzien van sturing, (gerichte) inkoop, bekostiging en verrekening welke in verantwoordelijkheden en in de (geautomatiseerde) omgeving en organisatie moeten worden vastgelegd.

  • Het hanteren van een eenduidig inhoudelijk kader als funderende methodiek voor de ordening binnen de keten van jeugdhulp en de daaraan gekoppelde innovatieopgaven voor de zorgaanbieders.

6.3 Onderdelen afwegingskader

In het proces van toegang tot jeugdhulp zijn eenduidige stappen te onderscheiden welke de jeugdige en/of de ouder door het traject van vraagstelling tot vraagbeantwoording heen leiden. Op hoofdlijnen betreft het de volgende stappen:

  • 1.

    Gestart wordt met het besluit of de opvoeders/jeugdigen op de juiste plek zijn. Indien dit het geval blijkt volgt stap 2. Als dit niet het geval blijkt wordt doorverwezen naar het juiste adres.

  • 2.

    Toetsen of eerdere ondersteuning/hulp heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Verkennen van de aard en de ernst van de problematiek, eventuele taxatie zorgsignalen.

  • 4.

    Inschatten van de veiligheid voor de jeugdige(n) waarbij alertheid is geboden op signalen van kindermishandeling/huiselijk geweld.

  • 5.

    Beoordelen van de verhouding draagkracht/draaglast, het probleembesef en de aard, ernst en urgentie van de problematiek.

  • 6.

    Bepalen van het geëigende vervolgtraject via het opstellen van een globale hypothese over aard van en oplossing voor de problematiek en het vaststellen van informatie die nog nodig is.

Artikel 7 Criteria persoonsgebonden budget

7.1 PGB voor jeugdhulp

Een persoonsgebonden budget (PGB) is een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouder(s), dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken. Bij een PGB hebben zij de vrijheid om zelf te kiezen welke zorgverleners zij willen en op welke tijdstippen zij de begeleiding wensen te ontvangen.

7.2 Voorwaarden PGB

De voorwaarden om in aanmerkingen te komen voor PGB zijn in ieder geval:

  • -

    Gemotiveerd plan: een individuele voorziening in de vorm van een PGB wordt alleen verstrekt indien de belanghebbende motiveert aan de hand van een opgesteld plan:

    • Waarom het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is;

    • De verstrekking van een PGB aantoonbaar leidt tot goede en effectieve ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatig en van goede kwaliteit te zijn.

    • De wijze waarop hij/zij de PGB wenst in te zetten.

  • De gemeente beoordeelt of dit plan voldoet. Door het opstellen van een plan wordt de belanghebbende gestimuleerd na te denken over zijn zorgvraag, deze uit te werken en te concretiseren, en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg te evalueren. Het college stelt een format beschikbaar voor het opstellen van dit plan.

  • -

    PGB voor ondersteuning uit sociaal netwerk: Het gebruik van een PGB voor ondersteuning van een niet-professional uit het sociaal netwerk is alleen mogelijk, als kan worden aangetoond dat dit leidt tot een betere en effectievere ondersteuning en dit aantoonbaar doelmatig is. Bijvoorbeeld omdat de ondersteuning flexibeler in te zetten is. Voor het inzetten van een PGB voor ondersteuning uit het sociaal netwerk geldt ook een 10-uurs grens. Wij gaan er vanuit dat de PGB vooral een effectief en efficiënt instrument is bij zwaardere vormen van hulp en ondersteuning. Wanneer een jeugdige meer ondersteuning nodig heeft dan 10 uur per week dan kan de zorg in de vorm van een PGB worden toegekend.

7.3 Weigering aanvraag PGB

De inzet van een PGB vereist in ieder geval inzicht en verantwoordelijkheid op meerdere gebieden. Bezwaren zijn er als er een vermoeden is dat de belanghebbende als budgethouder problemen zal hebben met het omgaan met een PGB en situaties waarbij het risico groot is dat het PGB niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel.

Het college weigert een PGB in ieder geval als er sprake is van situaties zoals benoemd in artikel 8.1.4 a, d en e van de Jeugdwet, namelijk:

  • -

    de jeugdige of zijn ouder(s) onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • -

    de jeugdige of zijn ouder(s) niet voldoen aan de voorwaarden van het persoonsgebonden budget, of

  • -

    de jeugdige of zijn ouder(s) het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het bestemd is.

 

Daarnaast kan het college een PGB weigeren als er een vermoeden is van een situatie waarin het verstrekken van een PGB niet gewenst is. Om een PGB af te wijzen, moet er een feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld. Tot slot kan het college een persoonsgebonden budget weigeren:

  • a)

    indien aan de jeugdige of zijn ouder(s) in de afgelopen drie jaren, voorafgaand aan de datum van het gesprek, een persoonsgebonden budget is verleend en waarbij door de jeugdige of zijn ouder(s) niet is voldaan aan de voorwaarden van het persoonsgebonden budget;

  • b)

    voor zover dit is bedoeld voor begeleidings- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget.

 

Zoals in de Jeugdwet is opgenomen, wordt er geen PGB verstrekt als het gaat om een minderjarige die een kinderbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel heeft gekregen of een jeugdige die is opgenomen in een gesloten accommodatie.

7.4 Kwaliteit van dienstverlening

De kwaliteit van de dienstverlening die ingezet wordt door een PGB moet van vergelijkbare kwaliteit zijn als de dienstverlening in zorg in natura. In het gemotiveerd plan dient aangetoond te worden op welke wijze deze kwaliteit geborgd is.

7.5 Voorlichting

Het is belangrijk dat belanghebbenden vooraf goed weten wat het PGB inhoudt en welke verantwoordelijkheden ze daarbij hebben. Deze voorlichting zal al bij het moment van aanvragen worden gegeven. Bij de beschikking worden de regels over het PGB meegestuurd. Daarnaast verzorgt het servicecentrum PGB van de Sociale verzekeringsbank (SVB) voorlichting voor en ondersteuning van budgethouders.

7.6 Eigen verantwoordelijkheden van de budgethouder

De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor het inkopen van de individuele voorziening of hulp.

7.7 Beschikking PGB

Als de belanghebbende kiest voor een PGB, wordt in de toekenningsbeschikking opgenomen:

  • het budget waarmee de voorziening of hulp kan worden ingekocht.

  • het feit dat er een eigen bijdrage moet worden betaald;

  • de periode waarvoor deze toekenning geldt of de termijn waarbinnen de voorziening aangeschaft dient te zijn;

  • wanneer de gebruiker van de voorziening vanuit de gemeente verhuist naar elders, de medische situatie verslechterd of overlijdt dan kan de gemeente overwegen de eventuele restwaarde of de voorziening terug te vorderen;

  • het budget dient binnen 6 maanden na verstrekking besteed te zijn aan het daarvoor bestemde doel. Indien dit niet het geval is, kan er een besluit genomen worden tot intrekking of herziening met als gevolg een terugvordering;

  • Informatie over de dienstverlening van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de taken van de budgethouder richting de SVB.

De toekenning eindigt wanneer:

  • de ouder met het gezag verhuist naar een andere gemeente;

  • de jeugdige overlijdt;

  • de medische situatie van de jeugdige verslechtert en dit invloed heeft op het doel van het PGB;

  • als de geldigheidsduur is verstreken;

  • als de jeugdige en/of budgethouder aangeeft dat de situatie van de jeugdige is veranderd en (de gemeente) vaststelt dat de voorziening niet meer voldoet;

  • de budgethouder geen verantwoording aflegt;

  • de budgethouder zijn PGB laat omzetten in zorg in natura;

  • bij fraude en/of oneigenlijk gebruik van het budget.

7.8 Trekkingsrecht

In de Jeugdwet is de verplichting opgenomen dat gemeenten PGB’s uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het PGB niet op de bankrekening van de budgethouder stort, maar op rekening van het servicecentrum PGB van de SVB. Budgethouder(s) betalen de zorgverleners niet meer zelf, ze moeten de SVB opdracht geven voor betalingen aan hun zorgverleners. De budgethouder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren hulp zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling aan de zorgverlener. De niet bestede PGB bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente.

Om PGB via trekkingsrecht te kunnen uitvoeren, moet de budgethouder een zorgovereenkomst hebben met de zorgverlener. Bij elke betaalopdracht controleert de SVB of de betaling klopt met deze zorgovereenkomst. Als de SVB geen zorgovereenkomst heeft, kan de zorgverlener niet betaald worden.

De budgethouder is verantwoordelijk voor het in de gaten houden van de betalingen uit het PGB. De budgethouder ontvangt elke maand een budgetoverzicht. Dit budgetoverzicht is ook digitaal in te zien.

7.9 Inzetten sociaal netwerk of mantelzorgers

In het gemotiveerde plan van de cliënt kan hij of zij de wens uitspreken om zijn sociale netwerk of mantelzorgers in te willen zetten. In navolging van de regering is de gemeente van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan zorg in natura.

De persoon aan wie een PGB wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

  • a)

    de beloning van het sociale netwerk dient beperkt te blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit redelijkerwijs aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is;

  • b)

    de jeugdige meer dan 10 uur zorg per week nodig heeft;

  • c)

    dat deze persoon een lager tarief krijgt dan de tarieven voor zorg in natura, met een maximum van € 20,- per uur;

  • d)

    dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de cliënt voor hem niet tot overbelasting leidt, en

  • e)

    dat tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het PGB mogen worden betaald.

7.10 Hoogte PGB

Het tarief voor een PGB:

  • a)

    is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouder(s) opgesteld plan over hoe zij het PGB gaan besteden;

  • b)

    is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en;

  • c)

    bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

  • d)

    de hoogte van een PGB is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

  • e)

    Voor het betrekken van jeugdhulp uit het sociaal netwerk geldt een maximaal tarief van € 20,- per uur.

7.11 Kwaliteitscontrole

Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van PGB’s.

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht

In de Jeugdwet is een overgangsrecht opgenomen. Dit overgangsrecht geldt ook voor personen die gebruik maken van een PGB en die een geldige indicatie hiervoor hebben. Het overgangsrecht houdt in dat de cliënt recht heeft op zorgcontinuïteit in 2015 op de huidige indicatie tot de einddatum van zijn indicatie en uiterlijk tot en met 31 december 2015.

8.2 Overgangstermijn

Omdat de voorbereidingstijd op de uitvoering van de toegangstaak jeugdhulp erg kort is, is in de gemeente Heemskerk een overgangstermijn vastgesteld. Het college verlengt alle indicaties uit voorliggende regelgeving jeugdzorg, zowel zorg in natura als PGB, die tot en met 15 februari 2015 verlopen, ongewijzigd voor maximaal drie maanden.

De ingangsdatum van de verlenging ligt niet voor 1 januari 2015.

Nieuwe aanvragen die gedurende de overgangstermijn worden ontvangen worden wel volgens de reguliere procedure afgehandeld.

Artikel 9 Inwerkingtreding

De Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015 treden in werking op 1 januari 2015.

Aldus vastgesteld in de B&W vergadering

van 23 december 2014

burgemeester en wethouders van Heemskerk,

de secretaris, de burgemeester,

Bijlage I De toepassing van het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet

Bijlage I

Bijlage II Afwegingskader Toegang IJmond gemeenten

Bijlage II

Bijlage III Richtlijnen gebruikelijke zorg

Bijlage III