Organisatie | Heumen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting riolering buitengebied deelgebied B |
Citeertitel | Verordening baatbelasting riolering deelgebied B |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-12-2010 | art. 7 | 16-12-2010 De Verbinding, 21-12-2010 | 10.09 G |
Onderwerp: Verordening baatbelasting riolering deelgebied B
De raad van de gemeente Heumen in openbare vergadering bijeen;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 november 2007;
gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het bekostigingsbesluit ‘ Bekostigingsbesluit riolering
buitengebied 2005–Deelgebied B’, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 april 2005;
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting riolering buitengebied deelgebied B
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
IBA-systeem: een voorziening voor de individuele behandeling van afvalwater die voldoet aan de eisen gesteld in de Regeling Wvo Septic tank, Stcrt. 1997, nr. 21, of een voorziening voor individuele behandeling van afvalwater die op grond van de klasse-indeling van IBA-systemen in het rapport van de Commissie Integraal Waterbeheer van januari 1999 valt in de klasse I of hoger.
Onder de naam baatbelasting riolering 2008 deelgebied B wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken die zijn gelegen in de gemeente binnen de groene omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, en die op 1 oktober 2007 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 5 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting
In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 10 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.
a Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.
b In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.
Artikel 7 Termijnen van betaling
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 3.000,- en de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat:
aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belasting jaar waarop ze betrekking hebben, moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven met een maximum van acht termijnen.
aanslagen, waarvan de dagtekning ligt na 30 september van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, moeten worden betaald in drie gelijke termijnen.
Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.