Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hollands Kroon

Beleidsregel premie en vrijlating Participatiewet, Ioaw en Ioaz Hollands Kroon 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHollands Kroon
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel premie en vrijlating Participatiewet, Ioaw en Ioaz Hollands Kroon 2015
CiteertitelBeleidsregel premie en vrijlating Participatiewet, Ioaw en Ioaz Hollands Kroon 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Artikel 31 lid 2 onder j, n en r van de Participatiewet
  2. Artikel 8 lid 2 en 5 van de Ioaw
  3. Artikel 8 lid 3 en 9 van de Ioaz

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-10-201701-01-2015Nieuwe beleidsregel

16-12-2014

Gemeenteblad

Volgnummer 12

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel premie en vrijlating Participatiewet, Ioaw en Ioaz Hollands Kroon 2015

 

 

1. Relevante wetten,verordeningen het Handboek:

  • -

    P-wet artikel 31 lid 2 onder j, n en r;

  • -

    Ioaw artikel 8 lid 2 en 5;

  • -

    Ioaz artikel 8 lid 3 en 9.

  • -

    Handboek Grip Op - Bijstand > 3. Middelentoets > 2. Inkomen > 5.1 Vrijlating inkomsten uit arbeid.

2. Algemeen

Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (P-wet), de Ioaw en Ioaz en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De vrijlating van inkomsten uit arbeid van een persoon die medisch urenbeperkt is, is niet opgenomen in deze beleidsregel omdat de toepassing bij wet is voorgeschreven. De vrijlating volgt op de vrijlating op grond van artikel 31 lid 2 onder n en r.

Op grond van artikel 6b lid 4 van de P-wet stelt het UWV vast of een belanghebbende medisch urenbeperkt is en adviseert daarover aan het college.

 

Definitie

Algemene vrijlating : Vrijlating op grond van artikel 31 lid 2 onder n

Specifieke vrijlating : Vrijlating op grond van artikel 31 lid 2 onder r (alleenstaande ouders)

3. Doelgroep voor premie en vrijlatingen

Personen met een WWB- Ioaw- en Ioaz-uitkering.

4. Uitstroompremieen premie vrijwilligerswerk

Met ingang van 1 december 2011 worden geen premies meer verstrekt.

5. Stimuleringspremie (financieel compliment)

Er kan aan een belanghebbende, die een bijzondere prestatie verricht, een premie worden toegekend van maximaal € 300,-- per jaar.

6. Overige bepalingen

  • 1.

    Het financieel compliment en de vrijlating van inkomsten worden ambtshalve toegekend.

  • 2.

    Het compliment wordt in niet meer dan 2 termijnen per jaar uitbetaald.

7. a Vrijlating inkomsten

  • 1.

    Voor alleenstaande ouders die voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 31 lid 2 sub r van de P-wet en overeenkomstige bepalingen van de Ioaw en Ioaz wordt de vrijlating van inkomsten toegepast vanaf 1 januari 2012 als zij op dat moment aan de voorwaarden voldoen.

  • 2.

    Voor belanghebbenden die voldoen aan de voorwaarden in artikel 31 lid 2 onder n wordt de vrijlating van inkomsten toegepast vanaf 1 januari 2013.

  • 3.

    De vrijlating wordt toegekend bij eerste werkaanvaarding tijdens de bijstandsperiode, uitgezonderd de alleenstaande ouder die op 1 januari 2012 aan de voorwaarden voldoet zoals genoemd in lid 1 van dit artikel.

  • 4.

    Van een eerste werkaanvaarding – genoemd in lid 3 van dit artikel – is eveneens sprake in het geval de belanghebbende eerder inkomsten uit arbeid heeft gehad tijdens de uitkeringsperiode zonder vrijlating en er in de periode van 6 maanden voorafgaand aan datum van werkaanvaarding, geen inkomsten uit arbeid zijn geweest.

  • 5.

    Er is sprake van een nieuwe uitkeringsperiode nadat de uitkering met meer dan 6 maanden onderbroken is geweest.

  • 6.

    De vrijlating van inkomsten wordt niet toegepast op verzwegen inkomsten en inkomsten uit illegale werkzaamheden.

8. Overgangsbepalingen

  • 1.

    De belanghebbende aan wie vóór 1 december 2011 een toezegging is gedaan waaraan hij redelijkerwijs de verwachting kan ontlenen op toekenning van een premie vrijwilligerswerk of uitstroompremie, wordt die premie nog één keer toegekend.

  • 2.

    De hoogte wordt bepaald aan de hand van de toezegging die gedaan is en de rechten die daar ten tijde van de toezegging aan kunnen worden ontleend.

Artikelsgewijze toelichting  

Artikel5

 

Deze premie is gebaseerd is op artikel 31 lid 2 onder j van de P-wet. Daarin staat dat een premie verstrekt kan worden voor zover het bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Deze premie kan worden verstrekt door de medewerker van de Uitstroomunit als er een belangrijke stap gezet wordt in de re-integratie. De premie kan vooraf of achteraf worden verstrekt. Ook kan de premie worden toegekend als er parttime werk aanvaard wordt tijdens de uitkeringsperiode en het in het individuele geval wenselijk en stimulerend is om het aanvaarden van het werk te belonen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn nadat de wettelijke termijn van de vrijlating is verstreken. Het gaat dus om maatwerk.

 

Artikel6

 

De beperking in termijnen is opgenomen omdat de premiebetaling geen periodiek karakter moet krijgen. Het periodiek betalen van een premie kan fiscale gevolgen hebben. De premie kan dan niet meer als onbelaste premie worden aangemerkt.

 

Artikel7a

 

Lid 1

Op 3 november 2011 heeft het dagelijks bestuur van de ISD-KNH er voor gekozen om de specifieke vrijlating toe te passen voor alleenstaande ouders, omdat zij er anders financieel op achteruit zouden gaan door het vervallen van de vrijlating heffingskorting met ingang van 1 januari 2012. Gelet op het doel van die beslissing is het niet meer dan redelijk om de vrijlating toe te passen vanaf 1 januari 2012. De algemene vrijlatingsperiode vangt dan aan op 1 januari 2012.

 

Lid 2

De algemene vrijlating gaat vooraf aan de specifieke vrijlating. De perioden van vrijlating hoeven niet aansluitend te zijn. We kiezen er voor om de periode van 6 en 30 maanden in één beschikking aansluitend toe te kennen. Alleen in de situatie dat de inkomsten van de alleenstaande ouder precies stoppen na 6 maanden, zou er sprake moeten zijn van een onderbreking van de periode. Dat is echter zo zeldzaam, dat hiernaar niet in alle gevallen onderzoek gedaan hoeft te worden. Mocht achteraf blijken dat de alleenstaande ouder nadeel ondervindt van de werkwijze, kan er achteraf gerepareerd worden. Een einddatum van de periode van 30 maanden is alleen aan de orde als het jongste kind in de periode van 30 maanden de leeftijd van de 12 jaar bereikt. De einddatum wordt in de beschikking vermeld. Ook op deze specifieke vrijlating is maar één keer recht tijdens de bijstandsperiode. De periode van 30 maanden geldt niet per kind. Het is van belang om de vrijlatingperioden goed te registreren.

 

Lid 3

Gelet op het stimulerende doel van de vrijlating is er besloten om de vrijlating niet toe te passen op het moment dat de belanghebbende bij aanvang van de uitkering al inkomsten uit arbeid heeft.

 

Lid 4

Het zittende bestand dat op 1 januari 2013 inkomsten uit arbeid heeft, komt niet in aanmerking voor de vrijlating. Als het werk een korte periode is onderbroken, kan er niet gesproken worden van een eerste werkaanvaarding. Om het zittende bestand, dat na een onderbreking van de werkzaamheden aan het werk gaat, te stimuleren is deze bepaling opgenomen.

 

Lid 5

Juridisch gezien is er sprake van een nieuwe uitkeringsperiode na een onderbreking van het recht van meer dan 30 dagen. Dat zou betekenen dat er telkens na een korte onderbreking van de uitkering opnieuw recht ontstaat op een periode van vrijlating. Zowel na een verhuizing als na een korte periode van werk. Dit strookt – mijns inziens – niet met de bedoeling van de wetgever. Nadat een belanghebbende 6 maanden zelf in zijn levensonderhoud heeft voorzien, is het redelijk om opnieuw een vrijlatingsperiode toe te passen.

 

Lid 6

Zonder deze bepalingen zou steeds in het individuele geval gemotiveerd moeten worden dat de vrijlating niet van toepassing is. Nu kan er eenvoudig verwezen worden naar de beleidsregel.

 

Artikel8

 

In verband met eerdere wijzigingen is overgangsrecht bepaald. Gelet op de tijd die sindsdien verstreken is, kan het nog slechts in een enkel geval voorkomen dat het nodig is om overgangsrecht toe te passen. De regel is daarom ruim geformuleerd. In voorkomende gevallen kan – met in achtneming van redelijkheid – beslist worden.

Bijlage bij beleidsregel Premie en vrijlating

In het Handboek Grip Op is de vrijlating inkomsten uitgebreid beschreven. Hieronder – voor de handigheid – puntsgewijs de belangrijkste zaken waarmee rekening gehouden moet worden.

  • -

    Ieder gezinslid heeft afzonderlijk recht op de vrijlating. In een gezin kunnen dus meerdere vrijlatingen aan de orde zijn

  • -

    De vrijlating stopt zodra het inkomen hoger is dan de uitkering. Er is dan immers geen recht meer op bijstand. De jonggehandicaptenkorting geldt niet als inkomen.-

  • -

    Als inkomen uit arbeid wordt ook aangemerkt:

    -Doorbetaling van loon tijdens ziekte gedurende de eerste 104 weken. Daarnaontstaat er recht op WAO;

    -een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling op grond van de Wetarbeid en zorg.

  • -

    Als inkomen uit arbeid wordt niet aangemerkt een uitkering op grond van de Ziektewet terwijl er geen arbeidscontract meer is. Dat kan voorkomen bij uitzendkrachten.

  • -

    De stagevergoeding kan onder bepaalde voorwaarden als inkomen uit arbeid worden aangemerkt. Dat zal bijna nooit voorkomen. Zie Grip Op. Middelentoets, inkomen, vrijlating van inkomsten.