Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hendrik-Ido-Ambacht

Car/Uwo 20e wijziging

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHendrik-Ido-Ambacht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingCar/Uwo 20e wijziging
CiteertitelCar/Uwo 20e wijziging
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-11-201707-11-201701-01-2020Onbekend

30-01-2014

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Car/Uwo 20e wijziging

 

 

Paragraaf 1 Standaardregeling voor de werktijden

Toelichting op paragraaf 1

LOGA partijen hebben in de CAO 2011-2012 afspraken gemaakt over flexibilisering van

de werktijden, aansluitend bij de behoefte van werkgevers en werknemers. De

standaardregeling is de norm, de bijzondere regeling de uitzondering. Uitgangspunt bij de

standaardregeling is dat de ambtenaar (enige) vrijheid heeft bij het bepalen van zijn

werktijden. Dit betekent niet dat er sprake moet zijn van volledige zeggenschap van de

ambtenaar, dit zou ook strijdig zijn met de gezagsverhouding die de relatie werkgever en

werknemer typeert. De ambtenaar heeft een zekere vrijheid in het in het bepalen van zijn

werktijden. De ene dag werkt hij meer omdat hij een deadline moet halen, dit compenseert

hij door op een ander moment minder te werken. De werkgever kan wel van de ambtenaar

verlangen dat hij op aangewezen momenten aanwezig of beschikbaar is omdat dit bij de

uitoefening van zijn functie hoort. Dat strijdt niet met de standaardregeling. Uitgangspunt

is goed werkgeverschap en goed werknemerschap. De leidinggevende geeft ruimte en

vertrouwen, de medewerker draagt een grote professionele verantwoordelijkheid. De OR

heeft in dit proces een belangrijke rol; zij monitort of het proces rondom het individueel

vaststellen van de werktijden goed verloopt binnen de organisatie en past binnen de

kaders van de werktijdenregeling. Als blijkt dat dit niet het geval is kan de OR

verbetervoorstellen doen. Een verbetervoorstel kan bijvoorbeeld zijn dat alle medewerkers

van een afdeling, vanwege terugkerende problemen rondom de werktijden, onder de

bijzondere regeling geplaatst worden, tijdelijk of voor onbepaalde tijd.

Indien de functie van dien aard is dat er niet of nauwelijks sprake is van zeggenschap van

de ambtenaar, dat is bijvoorbeeld het geval wanneer in vaste roosterdienst gewerkt wordt,

dan kan de standaardregeling niet meer van toepassing zijn. In dat geval worden de

werktijden eenzijdig vastgesteld door het college en geldt de bijzondere regeling van

artikel 4:3 en verder.

Medewerkers die naast hun reguliere werktijden uit hoofde van hun functie

beschikbaarheidsdiensten verrichten, zoals ict-medewerkers en woordvoerders, vallen

niet om die reden onder de bijzondere regeling van de werktijden. Als deze medewerkers

(enige) vrijheid hebben bij het bepalen van hun reguliere werktijden dan vallen ook zij

onder de standaardregeling. Ook het werken in roosters heeft niet per definitie tot gevolg

dat medewerkers onder de bijzondere regeling van de werktijden vallen. Indien de

gemeente gebruik maakt van een systeem van zelfroostering, waardoor medewerkers

zeggenschap krijgen over hun werktijden, dan geldt ook voor deze medewerkers de

standaardregeling. De bijzondere regeling is uitsluitend van toepassing op medewerkers

die (vrijwel) geen zeggenschap hebben over hun werktijden.

Artikel 4:2

  • 1.

    De ambtenaar verricht zijn werkzaamheden op tijden binnen het dagvenster.

  • 2.

    Het dagvenster loopt van maandag tot en met vrijdag tussen 7:00 en 22:00 uur.

  • 3.

    De ambtenaar en het college maken voorafgaand aan elk kalenderjaar afspraken

over de werktijden, het verlof en de planning van de werkzaamheden van de

ambtenaar, voor het komende jaar.

4.Ten aanzien van de afspraken over werktijden geldt als uitgangspunt dat

a hierover overeenstemming bereikt wordt tussen de ambtenaar en het

college;

b de werktijden binnen de normen van de arbeidstijdenwet blijven;

c de werktijd per dag ten hoogste 11 uren bedraagt en per week 50 uren,

tenzij op verzoek van de ambtenaar daarvan wordt afgeweken.

5.Als gevolg van gewijzigde omstandigheden kunnen de afspraken over de

werktijden aangepast worden.

6.De ambtenaar en het college overleggen tweemaal per jaar over de werktijden in

relatie tot de planning van de werkzaamheden.

7.Blijkt tijdens dit periodieke gesprek over de werktijden dat het ongewijzigd

voortzetten van de planning van de werkzaamheden leidt tot overschrijding van de

arbeidsduur per jaar, dan worden de afspraken in overleg aangepast. Indien de

ambtenaar en het college het erover eens zijn dat overschrijding van de

arbeidsduur per jaar onvermijdelijk is dan wordt in overleg de omvang van de

overschrijding vastgesteld, uitgedrukt in uren. De ambtenaar ontvangt voor elk

teveel gewerkt uur een vergoeding ter hoogte van het uurloon of een uur

vakantieverlof.

8 de ambtenaar verricht arbeid op werktijden buiten het dagvenster wanneer dat

op grond van dienstbelang noodzakelijk is.. Voor de uren die de ambtenaar

buiten het dagvenster werkt geldt een buitendagvenstervergoeding als bedoeld in

artikel 3:8.

9.Ten aanzien van het verrichten van arbeid buiten het dagvenster vanwege

dienstbelang is het bepaalde in artikel 4:5 van overeenkomstige toepassing.

10.Wanneer de ambtenaar en het college er niet in slagen om de werktijden in

overeenstemming vast te stellen, dan stelt het college wanneer het dienstbelang

dit vergt eenzijdig de werktijden vast met afweging van alle betrokken belangen. In

die situatie geldt ten aanzien van de werktijden van de ambtenaar de bijzondere

regeling als bedoeld in paragraaf 2 van dit hoofdstuk.

11 Het college kan de ambtenaar om redenen van dienstbelang incidenteel

verzoeken om werkzaamheden te verrichten op werktijden die afwijken van de

afspraken die hierover gemaakt zijn op grond van het derde lid. Wanneer de

ambtenaar en het college hierover geen overeenstemming bereiken dan heeft de

ambtenaar recht op een vergoeding voor de gewerkte uren ter hoogte van de

buitendagvenstervergoeding, zoals omschreven in artikel 3:8, tweede lid, eerste

aandachtstreepje. Artikel 3:8, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

12.Het college en de OR evalueren jaarlijks de regels en afspraken over de

werktijden in de organisatie. De OR heeft de bevoegdheid om verbetervoorstellen

in te dienen, waarvan het college alleen gemotiveerd kan afwijken.

13.Als op 31 december 2013 op grond van een lokale regeling een ruimer

dagvenster geldt dan het dagvenster genoemd in het tweede lid, dan blijft vanaf 1

januari 2014 dit ruimere dagvenster gelden.

Toelichting

Algemeen

De standaardregeling heeft als uitgangspunt dat de ambtenaar met zijn leidinggevende

afspraken maakt over invulling van zijn werktijden. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling

van de standaardregeling dat voor iedere ambtenaar een individueel rooster wordt

opgesteld in overleg met de leidinggevende. Flexibiliteit en zeggenschap van de

ambtenaar zijn sleutelbegrippen. De leidinggevende laat een deel van de “control” los.

Daarvoor in de plaats komt verantwoordelijkheid van de medewerker.

De ruimte die de ambtenaar krijgt zal hij zoals het een goed ambtenaar betaamt moeten

invullen.

Lid 3, 4, 5, 6 en 7

Kern van de standaardregeling is dat de ambtenaar met zijn leidinggevende afspraken

maakt over zijn werkzaamheden, zijn verlof en de planning van zijn werkzaamheden.

Voorwaarde voor toepassing van de standaardregeling is dat de ambtenaar en zijn leidinggevende samen tot overeenstemming komen. Als dat uiteindelijk niet lukt dan stelt

het college eenzijdig de werktijden vast, maar dan kan de standaardregeling niet meer van

toepassing zijn. In die situatie valt de medewerker onder de bijzondere regeling. Het is

onwenselijk dat binnen een afdeling verschillende regimes gelden voor de werktijden.

Toch kan dit voorkomen indien een leidinggevende met een individuele medewerker niet

tot goede afspraken komt. Komt dit frequenter voor dan is de OR aan zet; zie hiervoor de

toelichting op lid 12.

De ambtenaar en zijn leidinggevende overleggen tweemaal per jaar over de werktijden en

de planning van de werkzaamheden. Het is niet gewenst dat de ambtenaar veel meer of

minder uren werkt dan zijn formele arbeidsduur. Op de ambtenaar rust een

verantwoordelijkheid om teveel of te weinig werk tijdig aan te kaarten zodat de afspraken

daarop afgestemd kunnen worden. In de situatie dat ambtenaar en leidinggevende het

erover eens zijn dat de formele arbeidsduur per jaar overschreden zal worden dan wordt

de omvang daarvan vastgesteld. De ambtenaar ontvangt een vergoeding ter hoogte van

het uurloon of een uur vakantieverlof over de teveel gewerkte uren. De ambtenaar en zijn

leidinggevende stellen vast welke vergoeding het meest passend is. Dit gebeurt in ieder

geval aan het einde van elk kalenderjaar en bij het einde van een dienstverband. Indien er

geen keuze wordt gemaakt dan worden de te veel gewerkte uren uitbetaald tegen de

vergoeding.

Lid 8

De toepassing van de standaardregeling sluit niet uit dat het dienstbelang werken buiten

het dagvenster noodzakelijk maakt. Hier staat een buitendagvenstervergoeding

tegenover.

Lid 10

In het derde lid is bepaald dat de ambtenaar en zijn leidinggevende afspraken maken over

de werktijden. Als dat niet lukt is dit lid van toepassing. Dit lid heeft geen betrekking op

incidentele gevallen; daarvoor geldt het bepaalde in het elfde lid.

Lid 11

Ten aanzien van de werktijden zijn de afspraken zoals bedoeld in het derde lid leidend.

Het kan incidenteel voorkomen dat een ambtenaar vanwege dienstbelang op andere

tijden moet werken. Het gaat in dit lid dan om tijden die binnen het dagvenster vallen.

Uitgangspunt is dat ook in deze situatie de ambtenaar en zijn leidinggevende tot goede

afspraken komen. Als dat niet mogelijk blijkt te zijn en het is om redenen van dienstbelang

noodzakelijk dat de ambtenaar werkzaamheden verricht dan heeft de ambtenaar recht op

een vergoeding ter hoogte van de laagste buitendagvenstervergoeding

Lid 12

Het individuele overleg over werktijden vraagt veel van leidinggevende en medewerker.

Daarom is het belangrijk dat binnen de organisatie gevolgd wordt hoe dit proces verloopt.

De OR is hiervoor het aangewezen orgaan. Als de OR problemen signaleert, bijvoorbeeld

binnen een specifieke afdeling, dan kan de OR verbetervoorstellen doen aan het college.

Lid 13

Er zijn gemeenten waar voor inwerkingtreding van de nieuwe regels over werktijden een

dagvenster gold dat op onderdelen ruimer was dan het dagvenster zoals omschreven in

artikel 4:2, tweede lid. Met dagvenster wordt in dit verband gedoeld op uren/dagen

waarvoor geen onregelmatigheidstoelage verstrekt wordt. Op grond van de regels over de

ort en werktijden zoals deze golden op 31 december 2013 was het bijvoorbeeld mogelijk

om de ambtenaar op zaterdag voor ten hoogste drie uren in te roosteren zonder

aanspraak op een ort. Als de gemeente op 31 december 2013 een werktijdenregeling met

een ruimer dagvenster had en die in overeenstemming met de regels van de CAR-UWO

was, dan blijft dit ruimere dagvenster ook gelden vanaf 1 januari 2014.

Paragraaf 2 Bijzondere regeling voor de werktijden

Artikel 4:3 Werkingssfeer

Deze paragraaf is van toepassing op de ambtenaar van wie de werktijd eenzijdig wordt

vastgesteld door het college.

Toelichting

De bijzondere werktijdenregeling geldt voor medewerkers die geen of heel geringe

zeggenschap hebben over hun werktijden; hun werktijden worden eenzijdig vastgesteld

door het college. Het gaat in deze situatie in elk geval om medewerkers die in een rooster

werken en geacht worden op vaste tijden hun werk te verrichten.

Als de ambtenaar die valt onder de standaardregeling geen overeenstemming bereikt met

zijn leidinggevende over zijn werktijden dan is de bijzondere regeling op hem van

toepassing. Zijn werktijden worden dan eenzijdig vastgesteld.

Bijzondere regeling

Artikel 4:4 Vaststelling werktijden

  • 1.

    Het college stelt de werktijden van de ambtenaar vast.

  • 2.

    De arbeidsduur bedraagt ten hoogste 11 uur per dag en 50 uur per week.

  • 3.

    Wanneer voor de ambtenaar wisselende werktijden gelden dan legt het college

deze vast in een rooster.

  • 4.

    Bij de vaststelling van de werktijden worden de volgende regels in acht genomen:

    • a.

      De werktijden worden ten minste één maand voor aanvang bekend

gemaakt aan de ambtenaar.

b.De werktijd van de ambtenaar wordt niet uitsluitend vastgesteld op een

wijze waardoor een aanspraak op een ORT wordt ontweken.

Artikel 4:5 Werken op zon- en feestdagen

1.De ambtenaar verricht geen werkzaamheden op zaterdag en zondag, tenzij het

dienstbelang dit noodzakelijk maakt. Een afwijking hiervan is slechts mogelijk voor

ten hoogste 26 zondagen per jaar.

2.Bij de vaststelling van de werktijden van de ambtenaar wordt zoveel mogelijk

gezorgd, dat de ambtenaar op zondag en de voor hem geldende kerkelijke

feestdagen zijn kerk kan bezoeken en dat hij in zijn zondagsrust zo weinig

mogelijk wordt beperkt.

3.Hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is

bepaald, geldt mede voor het verrichten van arbeid op de nieuwjaarsdag, de

tweede Paasdag, de Hemelvaartsdag, de tweede Pinksterdag, de beide

Kerstdagen en de dag waarop de verjaardag van de koning wordt gevierd.

4.Voor zover het dienstbelang niet anders vereist, geldt, hetgeen in dit artikel ten

aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, ook voor kerkelijke of

nationale, landelijke, regionale of plaatselijk erkende feest- of gedenkdagen die

door het college zijn aangewezen als dagen, waarop de openbare dienst van de

gemeente is gesloten

5.Het bepaalde in dit artikel vindt voor hem die tot een kerkgenootschap behoort dat

de wekelijkse rustdag op de sabbat of de zevende dag viert, overeenkomstige

toepassing indien hij een daartoe strekkend verzoek heeft ingediend.

Toelichting

Lid 2

Als in het belang van de dienst op een zondag/feestdag arbeid moet worden verricht,

moet de ambtenaar zo veel mogelijk In de gelegenheid worden gesteld de kerk te

bezoeken en dient de arbeid zo beperkt mogelijk te worden gehouden. Hoe moet worden

omgegaan met degene die tot een kerkgenootschap behoort dat de wekelijkse rustdag op

de sabbat of de zevende dag viert, is geregeld in het vijfde lid van dit artikel.

Lid 3

Het verrichten van arbeid op de genoemde feestdagen wordt voor dit artikel gelijkgesteld

aan het verrichten van arbeid op zondag.

Voor de bepaling van de hoogte van de overwerkvergoeding voor gewerkte tijd op

bijvoorbeeld tweede paasdag geldt dat - op grond van artikel 3:2:1, vijfde lid, onder b, van

de UWO - deze feestdag gelijk wordt gesteld aan een zondag. Voor een

berekeningsvoorbeeld van de overwerkvergoeding wordt verwezen naar de toelichting bij

artikel 3:2:1, vijfde lid, onder a, van de UWO.

Lid 4

Voorbeelden van door het college aangewezen feestdagen zijn de carnavalsmaandag,

maar ook de 5-meiviering in de jaren dat geen sprake is van de officiële lustrumviering.

Dergelijke aangewezen dagen moeten in de berekening van de arbeidsduur op jaarbasis

worden meegenomen Wat het recht op overwerkvergoeding op dergelijke feestdagen

betreft geldt hetzelfde als in de toelichting bij het derde lid is aangegeven De hoogte van

de overwerkvergoeding is in dit geval afhankelijk van de dag waarop de feestdag valt. Zo

geldt voor de bepaling van de hoogte van de overwerkvergoeding voor gewerkte tijd op

een carnavalsmaandag hetgeen in artikel 3:2:1, vijfde lid, onder a, van de UWO is

geregeld ten aanzien van een "gewone" maandag.

Artikel 4:6

Indien door de ambtenaar, bedoeld in artikel 3:3, arbeid op zaterdag of zondag wordt

verricht, wordt hem voor elke zaterdag of zondag waarop hij arbeid heeft verricht een

werkdag ter vrije beschikking toegekend.

Artikel 4:7 Nadere regels

Het college kan ter uitvoering van de artikelen 4:1 tot en met 4:6 nadere regels stellen.

Paragraaf 3 Werktijden brandweerpersoneel in dienstroosters

Artikel 4:8

1.De artikelen 4:1 tot en met 4:7 zijn niet van toepassing op de ambtenaar die bij de

brandweer werkzaam is in een dienstrooster.

2.Het college stelt voor de ambtenaren genoemd in het eerste lid van dit artikel een

werktijdenregeling vast.

3.Bij het vaststellen van het dienstrooster draagt het college er zorg voor dat de

arbeidsduur per jaar niet wordt overschreden.

Paragraaf 4 Opgebouwde verloftegoed uit voormalige verlofspaarmogelijkheid

Artikel 4:9

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      opgebouwde verloftegoed: het voor 1 april 2006 opgebouwde verlof in het

kader van de voormalige verlofspaarmogelijkheid;

b kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed: het omzetten van het

opgebouwde verloftegoed in een geldbedrag. Per verlofuur wordt een

bedrag uitgekeerd ten hoogte van het op het moment van uitbetalen

geldende uurloon van de ambtenaar.

2.Het opgebouwde verloftegoed wordt op verzoek van de ambtenaar door het

college verleend, tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten. De

ambtenaar geniet het verlof zoveel als mogelijk in een aaneengesloten periode.

3.De ambtenaar kan verzoeken om kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed.

Het college beslist of aan dit verzoek kan worden voldaan. Het verloftegoed kan

enkel worden gekapitaliseerd wanneer de ambtenaar deelneemt aan de

levensloopregeling en waneer het gekapitaliseerde verloftegoed wordt gestort op

zijn levenslooprekening. Bij de kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed

gelden de randvoorwaarden zoals opgenomen in de wettelijke bepalingen omtrent

de levensloopregeling. Wanneer in een bepaald jaar het opgebouwde

verloftegoed niet volledig kan worden gekapitaliseerd kan de ambtenaar in een

volgend jaar opnieuw een verzoek indienen tot kapitalisatie van het resterende

opgebouwde verloftegoed. Het college beslist dan of aan dit verzoek kan worden

voldaan.

4.In geval van ontslag op grond van artikel 8:1 wordt het resterende opgebouwde

verloftegoed zoveel mogelijk opgenomen gedurende de opzegtermijn. In

overeenstemming met de ambtenaar kan hiervoor de maximale opzegtermijn

zonodig worden verlengd. Indien het voor de ambtenaar, in verband met het

aanvaarden van een andere betrekking, niet mogelijk is om de opzegtermijn te

verlengen, wordt het niet opgenomen resterende opgebouwde verloftegoed

uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

5.In geval van ontslag op grond van artikel 8:3, 8:6, 8:7, 8:8, 8:10 of 8:11 wordt de

ambtenaar in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan het ontslag het

resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen. Indien dit niet mogelijk is,

wordt het niet opgenomen opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het

bepaalde in het tiende lid.

6.In geval van ontslag op grond van artikel 8:5a of 8:13 is de ambtenaar verplicht

het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen met ingang van de dag dat

het voornemen tot ontslag aan de ambtenaar is meegedeeld. Het ontslag gaat in

op de eerste dag na afloop van de opname van het opgebouwde verloftegoed.

7.In geval van ontslag op grond van artikel 8:4 en 8:5 of 8:9 wordt het resterende

opgebouwde verloftegoed uitbetaald op grond van het tiende lid.

8.In het geval van overlijden van de ambtenaar wordt aan de nabestaanden, met

inachtneming van het bepaalde van artikel 8:16:2, het resterende opgebouwde

verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

9.In geval het ontslag als bedoeld in de voorgaande leden een gedeeltelijk ontslag

betreft, worden tussen de ambtenaar en het college nadere afspraken gemaakt

over de opname van het resterende opgebouwde verloftegoed.

10 Indien het opgebouwde verloftegoed wordt uitbetaald, wordt dit uitbetaald naar het

op het moment van uitbetalen geldende uurloon van de ambtenaar.

K De eerste zin in de toelichting op artikel 6:2, tweede lid wordt gewijzigd en komt als volgt

te luiden: Een ambtenaar kan verzoeken in enig jaar maximaal 50,4 uur op jaarbasis (bij een volledige betrekking) meer te werken dan de maximale arbeidsduur van 1836 uur.

L In artikel 6:2:2, tweede lid, wordt de verwijzing naar artikel 4:2:1, derde lid vervangen door:

4:5 lid 3.

M In artikel 6a:6, onderdeel f wordt de verwijzing naar artikel 4:3, derde lid vervangen door:

4:9 lid 3.

N Artikel 19b:12, eerste en tweede lid worden gewijzigd en komen als volgt te luiden:

1.In afwijking van artikel 4:4 lid 2, is op de ambtenaar artikel 5.7 van de

Arbeidstijdenwet van toepassing.

2.In aanvulling op artikel 4:4 lid 3 verstrekt het college zo snel mogelijk maar in

ieder geval binnen twee maanden na ingang van een cursusjaar een rooster van

de in dat cursusjaar te werken uren.

Aldus besloten in de vergadering van 30 januari 2014.

Het College van Burgemeester en Wethouders van Hendrik-Ido-Ambacht

secretaris burgemeester

A.J.M. Martens J. Heijkoop