Organisatie | Houten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening persoonsgebonden budget (PGB) begeleid werken Wet sociale werkvoorziening (WSW) |
Citeertitel | Verordening persoongebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Art. 46 Wet werk en bijstand en art. 2 lid 3 Wet sociale werkvoorziening
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2008 | Onbekend | 24-06-2008 Houtens Nieuws | 2008-023 |
Artikel 1 - Begripsomschrijvingen
Artikel 2 - De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten
Artikel 3 – Het recht op een persoonsgebonden budget
Artikel 4 – Voorwaarden werkgever en begeleidingsorganisatie
Artikel 5 - Vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever
Artikel 6 - Herziening van de loonkostensubsidie
Artikel 7 - De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie
Artikel 8 – De vergoeding van kosten van aanpassing van de werkplek
Artikel 9 - Indienen van de aanvraag
Artikel 11 - Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie
Artikel 12 - Het vaststellen van de periodieke subsidie
Artikel 13 – Betaling van het persoonsgebonden budget
Artikel 14 - Verplichtingen van de werkgever
Artikel 15 – Bijzondere gevallen
Artikel 16 - Citeertitel en inwerkingtreding
-------------------------------------------------------------------------
In deze verordening wordt verstaan onder:
De jaarlijkse uitvoeringskosten bedragen maximaal 25% van het jaarbedrag dat per Wsw-geïndiceerde beschikbaar is. Voor het persoonsgebonden budget is op grond daarvan minimaal 75% van het jaarbedrag beschikbaar. Het college stelt een andere verhouding tussen de uitvoeringskosten en het PGB uiterlijk op 31 december voor het daarop volgende kalenderjaar en de jaren daarna vast.
De begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:
De begeleidingsorganisatie/begeleider beschikt aantoonbaar over ruime ervaring in het begeleiden van personen met specifieke kenmerken, zoals bij de Wsw-geïndiceerde het geval is (bijvoorbeeld autisme, visuele of auditieve beperkingen enz.). Indien de Wsw-geïndiceerde gebruik wenst te maken van één van de begeleidingsorganisaties waarmee de gemeente Houten in het kader van Begeleid Werken een overeenkomst heeft, dan gelden de tussen de gemeente Houten en de begeleidingsorganisatie afgesproken regels;.
Bij eenmalige aanpassingen op de werkplek is een bedrag van maximaal € 2.000 beschikbaar. Voorwaarde is dat er sprake moet zijn van een dienstverband voor de duur van tenminste nog 12 maanden of onbepaalde tijd. Bij beëindiging van het dienstverband vallen aanpassingen in de zin van roerende goederen terug aan de gemeente Houten, of worden door de cliënt meegenomen naar een volgende arbeidsplaats.
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het College van Burgemeester en wethouder van de gemeente Houten
In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is daarom overbodig.
Artikel 7, tiende lid, onderdeel b, Wsw bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de hoogte van de voor het college rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis. Artikel 2 van deze verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.
De gemeente bepaalt zelf welke uitvoeringskosten het toekennen van een PGB aan een Wsw-geïndiceerde voor de gemeente met zich meebrengt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan. Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, Wsw). Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:
De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt, waarbij ook rekening wordt gehouden de mate van arbeidshandicap. Het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per Wsw-geïndiceerde levert vervolgens het bedrag op dat de gemeente in beginsel beschikbaar heeft voor een PGB begeleid werken. In de verordening is een procentuele verhouding vastgelegd (25%-75%), in plaats van een absoluut bedrag.
Als er aanleiding is die verhouding wijzigen, dan besluit het college daartoe uiterlijk op 31 december, voorafgaand aan het kalenderjaar met ingang waarvan de nieuwe verhouding geldt.
Aan het recht op een persoonsgebonden budget is een aantal voorwaarden verbonden. Wanneer het om een persoon op de wachtlijst gaat, kan deze alleen maar een PGB aanvragen als hij op de eerste positie van de wachtlijst staat en aan de beurt is om geplaatst te worden. In aanvulling daarop is in het derde lid vastgelegd dat er ook daadwerkelijk Wsw-budget beschikbaar moet zijn. Anders gezegd, de persoon kan van de wachtlijst af doorstromen naar een beschikbare vrije plaats. In het vierde lid is een ondergrens opgenomen voor de contractomvang waarbij het aanvragen van een PGB open staat. Het stelsel van de PGB gaat uit van de veronderstelling dat een Wsw-geïndiceerde zelf met een werkgever aankomt
Het college zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, Wsw). In verband hiermee stelt de gemeente Houten eisen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. Op grond van artikel 7, tiende lid, Wsw dient de gemeenteraad in zijn verordening de voorwaarden te regelen waaronder het college een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de Wsw-geïndiceerde is aangewezen. Beiden zijn uitgewerkt in artikel 4. Omdat het rijk de bonus voor begeleid werken pas uitkeert als er sprake is van een dienstverband van zes maanden, is dat als minimale duur van het dienstverband in de verordening opgenomen.
In dit artikel liggen de regels vast die zijn gesteld met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld (artikel 7, tiende lid, onderdeel a, Wsw). De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en eventueel ook uit een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde (bijvoorbeeld reiskosten of terugkerende kosten voor intermediaire activiteiten).
Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de Wsw-geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken Wsw-geïndiceerde. In de praktijk kan de hoogte van de loonkostensubsidie worden bepaald in onderhandeling. Daarbij wordt in veel gevallen gebruik gemaakt van bestaande methodieken voor inschatting van de loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (CAO-)loon maken vaak deel uit van dit proces.
Ingeval er sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd is het wenselijk om periodiek onderzoek te doen naar de loonwaarde, om op die manier een actueel beeld te krijgen en zo mogelijk het subsidiebedrag bij te stellen. In lid 3 is daartoe een bepaling opgenomen.
Het verstrekken van subsidies aan werkgevers kan onder bepaalde omstandigheden vallen onder staatssteun (die op grond van Europese regelgeving verboden is). Voor het verstrekken van loonkostensubsidies aan werkgevers die Wsw-geïndiceerden in dienst hebben is de Europese Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun van belang. Deze Europese verordening staat toe dat maximaal 60% van de loonkosten wordt gesubsidieerd zonder dat daaraan een individuele loonwaardebepaling ten grondslag ligt.
De productiviteit van een Wsw-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer minder wordt, na overleg en met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden.
Ook ambtshalve kan het college, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijds) aanpassing van het subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van het subsidie doen. Dit zal zich overigens alleen in uitzonderlijke gevallen voordoen, bijvoorbeeld als er sprake is van kennelijke onredelijkheid bij handhaving van een bestaande situatie.
In lid 3 is opgenomen dat er jaarlijks een loonwaardebepaling plaatsvindt als er sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd. Een dergelijk onderzoek kan in intensiteit verschillen, afhankelijk van de situatie.
De herbeoordeling van de loonwaarde vindt altijd plaats op basis van een loonwaardeonderzoek, waarbij een externe deskundige kan worden ingeschakeld.
De vergoedingen aan begeleidingsorganisaties vinden plaats op basis van een overeenkomst die de uitkomst is van overleg hierover.
Op basis van ervaringsgegevens blijkt dat de omvang van het aantal uren aan begeleiding in de tijd kan variëren, afhankelijk van de behoefte hieraan en de aard van de handicap. Daarom is in dit artikel de mogelijkheid opgenomen om het aantal uren aan begeleiding, en dus de vergoeding, tijdelijk aan te passen. Partijen (gemeente, Wsw-geïndiceerde en begeleidingsorganisatie) moeten het hier uiteraard wel over eens zijn en van te voren met elkaar afspreken dat periodieke evaluaties over aanpassingen in de omvang van het aantal begeleidingsuren plaats vinden. Op die manier kan maatwerk in de begeleiding worden geleverd.
Het aantal uren begeleiding dat wordt vergoed is een in het eerste jaar gemaximeerd op 15% van het aantal uren dat de Wsw-geïndiceerde bij de werkgever werkt. In de jaren daarna wordt dat maximum omlaag gebracht. In de met de begeleidingsorganisaties af te sluiten overeenkomsten worden de percentages voor het eerste en de daarop volgende jaren vastgelegd.
De verordening dient regels te bevatten die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder het college aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht (artikel 7, tiende lid, Wsw). In artikel 8 is deze verplichting uitgewerkt.
Het eerste lid bepaalt dat een eenmalige vergoeding kan worden verstrekt. Daar is een deskundigenrapport voor nodig. Het derde lid stelt een minimale duur aan het dienstverband dat de werkgever met de betrokken Wsw-geïndiceerde moet aangaan, alvorens tot investeringen wordt overgegaan.
In het vierde lid wordt een maximum gesteld aan de hoogte van de vergoeding. De gedachte hierachter is dat als de kosten boven dit bedrag uitgaan de aangeboden arbeidsplaats als niet passend moet worden beschouwd. In de praktijk zullen hierbij van geval tot geval kosten en baten tegen elkaar moeten worden afgewogen. De aard van de voorziening kan van geval tot geval verschillen en overigens ook gerelateerd zijn aan de aard van de handicap. Bovendien hoeft er niet persé sprake te zijn van aanpassingen van bouwkundige aard. Het kan ook gaan om (aangepaste) apparatuur die een Wsw-geïndiceerde kan gebruiken bij een andere werkgever.
Het vijfde lid bepaalt dat het college de wijze van uitbetaling van de vergoeding regelt. Daarbij kan worden gedacht aan de termijnen van betaling.
De Wsw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de Wsw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen.
Op basis van de aanvraag beslist het college vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.
Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke opgave te doen van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.