Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijkerk

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nijkerk houdende regels omtrent re-integratie Re-integratieverordening 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijkerk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Nijkerk houdende regels omtrent re-integratie Re-integratieverordening 2017
CiteertitelRe-integratieverordening 2017
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Re-integratieverordening.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 6 lid 2 Participatiewet
  2. artikel 8a lid 1 Participatiewet
  3. artikel 8a lid 2 Participatiewet
  4. artikel 10b lid 5 Participatiewet
  5. artikel 10b lid 7 Participatiewet
  6. artikel 147 Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-04-201701-01-2017nieuwe regeling

20-04-2017

Gemeenteblad 2017, 66517

2017- 021-A

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-integratieverordening 2017

De raad van de gemeente Nijkerk;

 

gelezen het collegevoorstel van 14 maart 2017;

 

gelet op de artikelen 6 lid 2, 8a lid 1 aanhef en onderdelen a, c, d en e, en lid 2, 10b lid 5 en 7 van de Participatiewet en artikel 147 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de Re-integratieverordening 2017.

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    Anw-er: de belanghebbende die een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet ontvangt en die als werkloze werkzoekende staat ingeschreven bij het UWV WERKbedrijf;

  • -

    arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht waarbij de werknemer gedetacheerd kan worden bij een instantie of bedrijf in de collectieve of marktsector; met een arbeidsovereenkomst wordt gelijkgesteld een aanstelling op grond van het ambtenarenrecht;

  • -

    belanghebbende: een persoon, aan wie op grond van artikel 7 lid 1 onder a van de Participatiewet door het college ondersteuning bij arbeidsinschakeling kan worden geboden;

  • -

    doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, lid 1 onder a, van de Participatiewet;

  • -

    niet-uitkeringsgerechtigde (Nugger): een belanghebbende als bedoeld in artikel 6 lid 1 onder a van de Participatiewet, maar 18 jaar of ouder;

  • -

    uitkeringsgerechtigde: degene die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • -

    werken met behoud van uitkering: met behoud van uitkering onbetaalde activiteiten verrichten, gericht op arbeidsinschakeling;

  • -

    werkgeverssubsidie: de eenmalige subsidie in de kosten van een baan aan een werkgever, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 13 en 14 van deze verordening;

  • -

    wettelijk minimumloon: het wettelijk minimumloon dat van toepassing is op de werknemer, exclusief werkgeverslasten.

HOOFDSTUK II. VOORZIENINGEN

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 2. Opdracht aan het college

  • 1.

    Bij de keuze van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een belanghebbende het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 2.

    Het college kan bij uitvoeringsbesluit een maximum instellen voor het budget, dan wel het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke re-integratievoorziening als bedoeld in paragraaf 2.

Artikel 3. Ondersteuning en soorten voorzieningen

  • 1.

    Het college stelt voorzieningen beschikbaar die arbeidsinschakeling ondersteunen.

  • 2.

    Onder voorzieningen wordt onder meer verstaan: diagnose-instrumenten, loonkostensubsidie, werkgeverssubsidie, begeleiding naar werk, werken met behoud van uitkering, scholing, jobhunting, begeleiding op de werkplek, no-riskpolis, werkvoorzieningen en overige van toepassing zijnde vergoedingen van kosten.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de vorm van de in het tweede lid genoemde voorzieningen en de wijze waarop en voorwaarden waaronder deze voorzieningen worden verstrekt.

  • 4.

    Bij de inzet van voorzieningen wordt gekozen voor die voorzieningen die via de kortst mogelijke weg en met inzet van zo min mogelijk middelen adequaat en toereikend zijn voor het doel dat beoogd wordt.

  • 5.

    Voorzieningen die gericht zijn op de arbeidsinschakeling worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.

Artikel 4. Beëindiging voorzieningen

Het college kan een voorziening beëindigen als:

  • a.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de Participatiewet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet of onvoldoende nakomt;

  • b.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

  • c.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van in deze verordening genoemde voorzieningen;

  • d.

    deze naar het oordeel van het college onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

  • e.

    deze naar het oordeel van het college niet meer het meest geschikt of doelmatig is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

  • f.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in de Participatiewet en in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Artikel 5. Beperkingen Anw-ers en Nuggers

  • 1.

    Anw-ers en Nuggers hebben recht op ondersteuning indien:

    • a.

      het netto-inkomen lager is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, als bedoeld in artikel 5 aanhef en sub c van de Participatiewet;

    • b.

      zij minimaal 24 uur per week beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt en

    • c.

      zij zich bevinden op de trede 4 of 5 van de Participatieladder met als verwachte eindtrede 6.

  • 2.

    De ondersteuning bij arbeidsinschakeling voor Anw-ers en Nuggers wordt verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening, tenzij

    • a.

      het vergoedingen voor reiskosten in verband met het re-integratietraject en voor kosten voor kinderopvang betreft.

    • b.

      het de inzet van loonkostensubsidie en persoonlijke ondersteuning voor Anw-ers en Nuggers die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6 lid 1 aanhef en onder e Participatiewet betreft.

  • 3.

    Terugbetaling van de lening start na beëindiging van het re-integratietraject conform de door het college vast te stellen beleidsregels.

  • 4.

    Het college kan afwijken van de terugbetalingsverplichting na afloop van het re-integratietraject op grond van individuele bijzondere omstandigheden van belanghebbende.

Artikel 6. Individuele studietoeslag

Het college maakt geen gebruik van de bevoegdheid om individuele studietoeslag te verstrekken.

Paragraaf 2. Re-integratievoorzieningen

Artikel 7. Begeleiding naar werk

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden begeleiding naar werk aanbieden.

  • 2.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden werken met behoud van uitkering aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Het college biedt de voorziening van het tweede lid alleen aan, indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 4.

    De voorziening genoemd in het tweede lid kan worden ingezet wanneer is vastgesteld dat de uitkeringsgerechtigde op korte of middellange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en werken met behoud van uitkering geïndiceerd is.

  • 5.

    Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 6.

    Voor de aangeboden scholing gelden de volgende eisen:

    • a.

      de scholing is gericht op het behalen van een startkwalificatie op de arbeidsmarkt, of

    • b.

      de scholing is kortdurend en gericht op snelle arbeidsinschakeling.

Artikel 8. Aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt

Het college kan ondersteuning aanbieden in de vorm van begeleiding naar werk aan personen, als bedoeld in artikel 10f, onder a, van de Participatiewet ten aanzien van wie het college van oordeel is dat dit nodig is in het kader van de aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt.

Artikel 9. Jobhunting

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden jobhunting aanbieden.

  • 2.

    Het college kan aan personen met een uitkering op grond van de Werkloosheidswet jobhunting aanbieden gedurende de laatste vier weken van die uitkeringsperiode. Dit kan alleen als de persoon na beëindiging van die uitkering is aangewezen op een uitkering op grond van de Participatiewet of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

Artikel 10. Participatievoorziening beschut werk

  • 1.

    Er worden niet meer beschut werkplekken gerealiseerd dan van rijkswege wordt aangegeven.

  • 2.

    Om werkzaamheden op een beschut werkplek mogelijk te maken, biedt het college die voorzieningen vermeld in artikel 3 van deze verordening aan, die noodzakelijk zijn.

  • 3.

    Het college biedt, na indicatie voor beschut werk, ondersteunende en/of activerende activiteiten aan tot het moment dat de dienstbetrekking beschut werk ingaat.

Artikel 11. Begeleiding op de werkplek

Aan personen als bedoeld in artikel 10 van de Participatiewet, kan het college persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden in de vorm van tijdelijke of structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

Artikel 12. Werkvoorzieningen

Het college kan aan de belanghebbende, die arbeid verricht of gaat verrichten, meeneembare werkvoorzieningen toekennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van betaalde arbeid.

Paragraaf 3. Werkgeverssubsidie

Artikel 13. Grondslag

  • 1.

    Het college kan, anders dan de loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet, een subsidie verlenen aan een werkgever, die met een uitkeringsgerechtigde een arbeidsovereenkomst van tenminste zes maanden sluit ten behoeve van (gehele of gedeeltelijke) uitstroom uit de uitkering.

  • 2.

    Geen werkgeverssubsidie wordt verleend voor kosten waarvoor langs andere weg subsidie wordt verleend uit een andere gemeentelijke of niet-gemeentelijke vergoedingsregeling.

  • 3.

    Het college kan voor de uitvoering van deze paragraaf een subsidieplafond instellen als bedoeld in Afdeling 4.2.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4.

    De bepalingen van de Algemene subsidieverordening 2014 zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daar in deze verordening niet van wordt afgeweken.

Artikel 14. Procedure

  • 1.

    De werkgeverssubsidie wordt voor aanvang van het dienstverband aangevraagd. Door aanvang van het dienstverband na de datum van aanvraag, maar voor de datum van toekenning, ontstaat geen automatisch recht op een werkgeverssubsidie. Op de verlening van de werkgeverssubsidie is afdeling 4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2.

    De werkgeverssubsidie wordt voor een periode van ten hoogste 24 maanden verleend. De subsidie bedraagt maximaal 50% van het voor de uitkeringsgerechtigde geldende wettelijk minimumloon. Wanneer er geen sprake is van een voltijds dienstverband wordt de subsidie naar rato aangepast.

  • 3.

    Aan het verlenen van de werkgeverssubsidie verbindt het college de verplichting dat de werkgever schriftelijk verklaart voornemens te zijn om de uitkeringsgerechtigde in dienst te houden na afloop van de termijn waarvoor de werkgeverssubsidie geldt.

  • 4.

    Het college kan op basis van de verleningsbeschikking aan de werkgever voorschotten op de werkgeverssubsidie verlenen, mits aan de voorwaarden van de subsidieverlening is voldaan.

Paragraaf 4. Loonkostensubsidie

Artikel 15. Loonkostensubsidie en loonwaarde

  • 1.

    Het college stelt vast of een belanghebbende die arbeidsmogelijkheden heeft, niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen en daarmee behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en sub e van de Participatiewet.

  • 2.

    Het college stelt de loonwaarde van een belanghebbende vast, indien een werkgever voornemens is met deze persoon een dienstbetrekking aan te gaan.

  • 3.

    Het college gebruikt de methodiek Dariuz om de loonwaarde van een persoon vast te stellen.

HOOFDSTUK III. SLOTBEPALINGEN

Artikel 16. Intrekken verordening

De Re-integratieverordening wordt ingetrokken.

Artikel 17. Overgangsrecht

Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Re-integratieverordening, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de daartoe gestelde voorwaarden en voor de duur die is afgesproken of die door het college noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 18. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017.

Artikel 19. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening 2017.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Nijkerk

op 20 april 2017,

de griffier, mevrouw A.G. Verhoef-Franken

de voorzitter, de heer mr. drs. G.D. Renkema

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Alleen die bepalingen die toelichting behoeven, worden hieronder behandeld.

 

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

 

Artikel 3. Ondersteuning en soorten voorzieningen

Voorzieningen worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. Bovendien worden de voorzieningen alleen ingezet als aan de hand van onderzoek is gebleken dat door de inzet van die voorzieningen het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid binnen twee jaar mogelijk wordt. Werken in een baan met werkgeverssubsidie of werken met behoud van uitkering is een stap naar werken en kan in beginsel geen einddoel kan zijn. Zie voor invulling van het begrip ‘persoonlijke ondersteuning’ de toelichting op artikel 11.

Re-integratie moet de kortste weg naar arbeid zijn. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van de voorziening en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen en de financiën die het kost om dat doel te bereiken. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij burgemeester en wethouders, die immers ook verantwoordelijk zijn voor de effectieve en doelgerichte inzet van schaarse middelen. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de belanghebbende. Voor het slagen van het traject is de motivatie van de belanghebbende belangrijk. Bovendien wordt, voordat tot het traject wordt besloten, de inhoud van het traject besproken met de belanghebbende, waarna het plan van aanpak door beide partijen ondertekend wordt.

 

Artikel 4. Beëindiging voorzieningen

Het college kan een voorziening beëindigen in de gevallen als opgenomen in artikel 4 van deze verordening. Een voorziening wordt bijvoorbeeld beëindigd als een persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt. Voor de persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a onder 2, van de Participatiewet wordt op dit punt een uitzondering gemaakt. Het gaat om de persoon als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA. Voor deze doelgroep geldt dat het college ondersteuning bij de arbeidsinschakeling moet bieden tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren tenminste het van toepassing zijnde minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie is verstrekt.

Onder beëindigen wordt ook verstaan het stopzetten van de (loonkosten)subsidie aan een werkgever.

De Participatiewet voorziet niet in een terugvorderingsgrond van re-integratiekosten die onnodig zijn gemaakt. Noch van een uitkeringsgerechtigde, noch van een niet-uitkeringsgerechtigde kunnen die kosten worden teruggevorderd op grond van de Participatiewet. Een eventuele terugvordering vindt plaats op grond van het Burgerlijk Wetboek.

 

Artikel 5. Beperkingen Anw-ers en Nuggers

Gegeven de beperkte middelen in het gemeentelijke budget voor re-integratie worden ten aanzien van de re-integratie van de groepen Nuggers en Anw-ers nadere voorwaarden gesteld. Deze hebben betrekking op de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en de mate waarin zij zelf geacht worden in hun eigen re-integratie te kunnen voorzien middels hun inkomen.

Onder inkomen als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de middelen als bedoeld in artikel 31, 32 en 33 Participatiewet. Het inkomen inclusief vakantiegeld wordt afgezet tegen de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantiegeld.

 

Het tweede lid maakt een onderscheid in vergoeding in de vorm van een lening en “om niet”.

De beleidsregels als bedoeld in het derde lid zijn reeds vastgesteld: de beleidsregels terugvordering WWB, IOAW en IOAZ 2013.

 

Artikel 7. Begeleiding naar werk

Begeleiding naar werk wordt ingezet om de uitkeringsgerechtigde voor te bereiden op zijn terugkeer naar de arbeidsmarkt. In veel gevallen zal begeleiding naar werk vooral bestaan uit het voeren van gesprekken met de uitkeringsgerechtigde om hem te motiveren en te activeren. Ook het inzetten van scholing en het vinden van een werkervaringsplek valt hieronder. Werken met behoud van uitkering heeft als belangrijkste doel het opdoen van werkritme en werkervaring al dan niet in een bepaald vakgebied, waardoor uitstroom naar betaald werk mogelijk wordt gemaakt. Deze voorziening is bedoeld voor uitkeringsgerechtigden die binnen twee jaar perspectief op betaald werk hebben. Niet alleen het arbeidsperspectief is bepalend voor de inzet van de voorziening, maar ook het opdoen van ervaring. Hierbij is maatwerk van toepassing.

Scholing is één van de re-integratie-instrumenten die binnen twee jaar moeten leiden tot uitstroom naar werk. In dit artikel worden de regels vastgesteld waarbinnen eventuele scholingstrajecten kunnen worden verleend. Met startkwalificatie wordt bedoeld het succesvol afronden van een beroepsopleiding op niveau 2 van het MBO of met het behalen van het Havo-diploma. Scholing wordt slechts ingezet wanneer dit opleidt naar beroepssectoren waarin belanghebbende reële kansen heeft om snel betaalde arbeid te vinden.

 

Artikel 8. Aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt

Door het wegvallen van de zogenaamde pre-Wajong en daarmee ook de verantwoordelijkheid van het UWV in dat kader, ontstaat er voor jongeren van 16 en 17 jaar die vanwege beperkingen niet in staat zijn een startkwalificatie te halen of praktijkonderwijs volgen een risico bij de aansluiting op de arbeidsmarkt. De eerste verantwoordelijkheid ligt bij het onderwijs. Het college kan ondersteuning bieden aan deze doelgroep. De gemeente biedt begeleiding naar werk aan en ondersteunt het onderwijs bij het aanvragen van ESF-subsidies.

Dit alles past ook in de sluitende aanpak kwetsbare jongeren en de aanpak van jeugdwerkloosheid.

 

Artikel 9. Jobhunting

Jobhunting wordt ingezet om de uitkeringsgerechtigde te plaatsen op de arbeidsmarkt. Activiteiten die hieronder vallen zijn onder meer: sollicitatietraining (individueel en groepsgewijs), controleren of er zinvol is gesolliciteerd, controleren of de uitkeringsgerechtigde heeft voldaan aan de arbeidsverplichtingen, vacatures zoeken bij werkgevers, werkervaringsplekken zoeken bij werkgevers en werkzoekenden aanbieden bij werkgevers.

 

Artikel 11. Begeleiding op de werkplek

Werknemers die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie hebben wettelijk aanspraak op begeleiding op de werkplek. Gemeenten mogen zelf invulling geven aan de vorm en inhoud van deze begeleiding. In overleg met de werkgever zal naar de juiste inhoud en vorm gezocht worden. De gemeentelijke ondersteuning kan gaan om een financiële compensatie, maar ook om begeleiding in natura met bijvoorbeeld de inzet van een werkbegeleider. De ondersteuning moet noodzakelijk zijn in die zin, dat de werknemer zonder die ondersteuning in redelijkheid niet zijn werkzaamheden zou kunnen verrichten. Persoonlijke ondersteuning heeft tot doel dat een werknemer wordt begeleid naar een situatie waarin hij uiteindelijk zonder of met zo min mogelijk begeleiding met een dergelijke voorziening bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn. [Kamerstukken II 2013-2014, 33 161, nr. 107, blz. 115] Het uitgangspunt is dat deze voorziening doelgericht en efficiënt wordt ingezet en dat de begeleiding van de werknemer zo snel mogelijk door de werkgever wordt overgenomen. Ook krijgen werkgevers de mogelijkheid om zelf deze voorziening te regelen, tegen een vergoeding van de gemeente.

 

Artikel 12. Werkvoorzieningen

Werkvoorzieningen zijn bedoeld voor personen met een arbeidshandicap. Tijdens de Algemene Ledenvergadering van de VNG is besloten om de tolk gebarentaal landelijk uit te laten voeren. Voor de niet-meeneembare voorzieningen (aangepast toilet bijvoorbeeld), waarbij het gaat om een klein aantal gebruikers en veelal zeer specifieke voorzieningen, is besloten deze landelijk te coördineren via het UWV. Voor de organisatie van andere hulpmiddelen (bijvoorbeeld voor personen die moeilijk kunnen zien of kunnen bewegen, zoals een brailleleesregel) bestaan geen landelijke afspraken. Daarvoor zijn gemeenten vooralsnog verantwoordelijk.

 

Artikel 13 en 14. Werkgeverssubsidie

Werkgeverssubsidie wordt verleend aan werkgevers, die met uitkeringsgerechtigden een arbeidsovereenkomst voor tenminste zes maanden hebben en waarvoor de gemeente de werkgever subsidie verstrekt. De reden hiervoor kan zijn dat deze werklozen door de grotere afstand tot de arbeidsmarkt minder productief zijn, of dat werkgevers door een gebrek aan werkervaring huiverig zijn om iemand in dienst te nemen vanwege de extra financiële risico's die daaraan verbonden zijn. Door deze subsidie worden die financiële risico's gecompenseerd, en komen er extra voorzieningen beschikbaar op het terrein van re-integratie. De gemeente is gehouden aan de algemene bepalingen inzake overheidssteun zoals deze worden uitgevaardigd in onder meer EU-richtlijnen. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt. Gelet op de Europese vrijstellingsverordeningen Verordening (EG) nr. 2204/2002 (Verordening werkgelegenheidssteun, Pb EG 2002, L 337/3) en Verordening (EG) nr. 69/2001 (Verordening de minimasteun Pb EG 2001, L 10/30) wordt het verlenen van loonkostensubsidies in deze verordening aangemerkt als steun die voldoet aan genoemde Europese verordeningen.

 

Ongewenste samenloop van subsidies moet worden voorkomen. De subsidieverlening vindt plaats op basis van een toekenningsbesluit als bedoeld in afdeling 4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht. Het college verleent de gevraagde subsidie voor een periode van ten hoogste 24 maanden (conform de Verordening nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 en de Verordening nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006). De subsidie bedraagt maximaal 50% van het voor de uitkeringsgerechtigde geldende wettelijk minimumloon. De subsidie wordt slechts uitbetaald voor zover de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk van kracht is en naar rato van een voltijds dienstverband. Voorschotverlening is mogelijk gemaakt als de subsidie éénmaal per jaar definitief wordt vastgesteld, en de bedrijfsvoering van werkgevers niet altijd toelaat dat de loonkosten worden betaald zonder dat daar de inkomsten uit de subsidie tegenover staat. Als is vastgesteld dat aan de voorwaarden van subsidiëring is voldaan, kunnen periodiek voorschotten worden verstrekt ter hoogte van een voorlopige schatting van het uiteindelijk toe te kennen subsidiebedrag ten behoeve van de aanwezige gesubsidieerde arbeidsplaatsen over de periode waarop het voorschot betrekking heeft. Indien er voorschotten zijn verstrekt, wordt het definitieve recht op subsidie vastgesteld na afloop van de in de verleningsbeschikking overeengekomen periode. Als de vastgestelde subsidie lager is dan de verleende subsidie zijn de wettelijke bepalingen over verrekening en terugvordering van toepassing (zie artikel 4:55 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht).

 

Artikel 15. Loonkostensubsidie en loonwaarde

Het college kan aan de werkgever loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet, verstrekken om in geval van een lagere arbeidsproductiviteit van de werknemer (tijdelijk) het verschil te compenseren. Loonkostensubsidie kan worden ingezet in geval van matching met een baan uit de banenafspraak, beschut werk en bij plaatsing op een reguliere baan. Loonkostensubsidie is gebaseerd op de loonwaarde die de werknemer heeft. Deze loonwaarde is samen met de overeengekomen arbeidsduur rechtstreeks bepalend voor de hoogte van de loonkostensubsidie voor de werkgever. Als de loonwaarde bijvoorbeeld wordt vastgesteld op 70 procent, dat wil zeggen dat deze persoon een productiviteit heeft van 70 procent in vergelijking met (reguliere) werknemers in dezelfde functie, dan heeft de werkgever recht op een loonkostensubsidie van 30 procent van het wettelijk minimumloon (de subsidie vult de vastgestelde loonwaarde aan tot 100 procent WML).

Gemeenten bepalen de manier waarop de loonwaarde wordt vastgesteld wanneer een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon die tot de doelgroep behoort. Bij de vaststelling van de loonwaarde betrekt het college opgaven en inlichtingen van de belanghebbende en de werkgever over de praktijkervaringen van de belanghebbende, bijvoorbeeld tijdens een leerwerkplek of proefplaatsing indien deze vooraf zijn gegaan aan de arbeidsovereenkomst bij dezelfde werkgever. Binnen de arbeidsmarktregio moeten gemeenten met eenzelfde methodiek voor de loonwaardebepaling werken. De arbeidsmarktregio Amersfoort heeft gekozen voor de methodiek van Dariuz, zoals schematisch weergegeven in de bijlage bij deze toelichting.

Bijlage 1: Methodiek loonwaardebepaling