Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oud-Beijerland

Re-integratieverordening Participatiewet WIHW 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOud-Beijerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRe-integratieverordening Participatiewet WIHW 2017
CiteertitelRe-integratieverordening Participatiewet WIHW 2017
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt Re-integratieverordening Participatiewet WIHW 2016.

Artikel 12 heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 6 lid 2 Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-201701-01-2021nieuwe regeling

29-08-2017

Gemeenteraad 2017, 192660

z-17.25624

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-integratieverordening Participatiewet WIHW 2017

De raad van de gemeente Oud-Beijerland;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. [Datum besluitenlijst].

 

Gelet op

 

gelet op artikel 6, tweede lid van de Participatiewet;

 

overwegende dat het noodzakelijk is om regels met betrekking tot de re-integratie bij verordening vast te leggen;

 

 

BESLUIT:

 

De Re-integratieverordening Participatiewet WIHW 2017 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    het college: het college van Burgemeester en Wethouders van Oud-Beijerland;

  • -

    doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet;

  • -

    grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;

  • -

    korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar;

  • -

    wet: Participatiewet.

Artikel 2. Verplichtingen van de persoon uit de doelgroep

  • 1.

    Een persoon uit de doelgroep die deelneemt aan een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Ioaw, de Ioaz en de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die aan de aangeboden voorziening zijn verbonden.

  • 2.

    Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, kan het college de uitkering verlagen, conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Participatiewet WIHW 2016.

  • 3.

    Indien een persoon uit de doelgroep, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, verwijtbaar niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, kunnen de gemaakte kosten van het traject of de voorziening(en) bij deze persoon uit de doelgroep in rekening worden gebracht.

  • 4.

    Om een betere afweging te kunnen maken omtrent de voorziening die het meest geschikt is, kan de persoon uit de doelgroep, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, verplicht worden mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden van de persoon uit de doelgroep op de arbeidsmarkt.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 3. Evenwichtige verdeling en financiering

  • 1.

    Het college kan de voorziening, bedoeld in artikel 9 en 10 aanbieden aan personen die behoren tot de doelgroep met een korte afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 2.

    Het college kan de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 7, 8, 9 en 10, aanbieden aan personen die behoren tot de doelgroep met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Het college biedt aan de persoon uit de doelgroep ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling.

  • 4.

    Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de persoon uit de doelgroep, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in het arbeidsproces.

    • a.

      Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en

    • b.

      de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

Artikel 4. Budgetplafonds

  • 1.

    Het college kan een of meer budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 5. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    Het college kan ten aanzien van de voorzieningen, met inachtneming van hetgeen daarover in de wet en deze verordening is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanvragen van voorzieningen;

    • c.

      de aanvraag van en de besluitvorming over loonkostensubsidies;

    • d.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • e.

      de intrekking of wijziging van de beschikking inzake de subsidieverlening of -vaststelling;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

  • 2.

    Het college kan een voorziening beëindigen als:

    • a.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting, als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, niet nakomt;

    • b.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

    • c.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorziening, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a onder 2, van de wet;

    • d.

      naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    • e.

      de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

    • f.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

    • g.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Artikel 6. Incidentele loonkostensubsidie

  • 1.

    Het college kan subsidie (anders dan de loonkostensubsidie zoals bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet) verstrekken aan werkgevers die met een persoon uit de doelgroep een arbeidsovereenkomst sluiten.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van de duur en de hoogte van de subsidie en ten aanzien van de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3.

    De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van reguliere arbeid plaatsvindt.

Artikel 7. Werkervaringsplaats

  • 1.

    Het college kan een persoon een werkervaringsplaats aanbieden als deze:

    • a.

      behoort tot de doelgroep, en

    • b.

      het doel van werkervaringsplaats is het opdoen van werkervaring of het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 2.

    Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  • 3.

    In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt;

    • b.

      het doel van de werkervaringsplaats en

    • c.

      de duur van de werkervaringsplaats.

Artikel 8. Persoonlijke ondersteuning en nazorg

  • 1.

    Het college kan aan een persoon, die behoort tot de doelgroep, persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden, in de vorm van structurele begeleiding, als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

  • 2.

    Het college kan aan de werkgever, waarbij een uitkeringsgerechtigde algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, gedurende maximaal de periode van zes maanden, een voorziening bieden gericht op het in stand houden van de dienstbetrekking.

Artikel 9. Premie

  • 1.

    Het college kan aan personen uit de doelgroep een premie in het kader van arbeidsinschakeling toekennen.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de hoogte alsmede de voorwaarden waaronder een premie, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt.

  • 3.

    Dit artikel treed in werking op een door het college nader te bepalen datum.

Artikel 10 Overige vergoedingen

  • 1.

    Het college kan een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten, die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Geen aanspraak op de in het eerste lid genoemde vergoeding bestaat ,indien een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, geacht wordt voor een persoon uit de doelgroep toereikend en passend te zijn.

Artikel 11. Scholing

  • 1.

    Het college kan een persoon, die behoort tot de doelgroep, een scholingstraject aanbieden indien:

    • a.

      dit de kansen op de arbeidsmarkt vergroot;

    • b.

      er voor deze persoon geen mogelijkheid is tot het volgen van ’s Rijks kas bekostigd onderwijs;

    • c.

      het is afgestemd op de kwaliteiten en capaciteiten van de persoon behorende tot de doelgroep;

    • d.

      het college kan met betrekking tot dit artikel nadere regels stellen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op personen, als bedoeld in artikel 7, derde lid, aanhef en onder a, van de wet.

Artikel 12. Participatievoorziening beschut werk

  • 1.

    Het college biedt de voorziening beschut werk alleen aan, indien door het UWV beoordeeld is, dat de persoon uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

  • 2.

    Het aantal jaarlijks te realiseren dienstbetrekkingen is in beginsel beperkt tot het aantal, dat bij ministeriële regeling is vastgesteld.

  • 3.

    De datum van het (positief) advies van het UWV is bepalend voor de volgorde van het aanbod van de voorziening beschut werk.

  • 4.

    Wanneer het aantal (positieve) adviezen van het UWV het in enig jaar te realiseren aantal dienstbetrekkingen overtreft, kan het college, in overleg met betrokkene(n), een andere voorziening uit deze verordening inzetten, tot het moment dat de dienstbetrekking aanvangt.

  • 5.

    Om de in artikel 10b, lid 1 van de wet bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken en te laten voortduren, zet het college, waar nodig, de volgende voorzieningen in:

    • -

      proefplaatsing voorafgaand aan het dienstverband;

    • -

      fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;

    • -

      persoonlijke ondersteuning, zoals bedoeld in artikel 8 van deze verordening;

    • -

      no-riskpolis.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de uitvoering van de participatievoorziening beschut werk.

Artikel 13. Participatieplaats

  • 1.

    Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder, met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de wet, onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden gericht op de arbeidsinschakeling worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst. De werkgever en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat verrichten ondertekenen de overeenkomst met een maximale looptijd van 2 jaar.

  • 3.

    De premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet bedraagt € 100,- per zes maanden, als voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Artikel 14. Sociale activering

  • 1.

    Het college kan een persoon ,die behoort tot de doelgroep, activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering, voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening.

  • 2.

    Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

Artikel 15. Proefplaatsing

  • 1.

    Indien een werkgever het voornemen heeft om een persoon uit de doelgroep in dienst te nemen, kan er voorafgaand aan de arbeidsovereenkomst een proefplaatsing, met behoud van uitkering, worden ingezet.

  • 2.

    De proefplaatsing dient zo kort als mogelijk, doch maximaal 2 maanden, te worden ingezet.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 16. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon uit de doelgroep afwijken van de bepalingen bij of krachtens deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 17. Overgangsrecht

De tijdens de Re-integratieverordening Participatiewet WIHW 2016 in gang gezette re-integratievoorzieningen worden voortgezet en afgerond overeenkomstig de Re-integratieverordening Participatiewet WIHW 2016  en  de daarbij behorende overeenkomst en/of trajectplan.

Artikel 18. Inwerkingtreding, intrekking en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 december 2017 en artikel 12 heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2017.

  • 2.

    Per 1 december 2017 wordt de Re-integratieverordening Participatiewet WIHW 2016, zoals vastgesteld op 16 februari 2016, ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening Participatiewet WIHW 2017.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van [Datum vergadering]

De griffier,

E.G. Bunt

De voorzitter,

J.H.M. Hermans-Vloedbeld