Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heemskerk

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Besluit maatschappelijke ondersteuning Heemskerk 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeemskerk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Besluit maatschappelijke ondersteuning Heemskerk 2013
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning Heemskerk 2013
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervangen door de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemskerk 2018.

Deze regeling vervangt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemskerk 2009.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 5 Wet maatschappelijke ondersteuning

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201325-01-2018nieuwe regeling

18-12-2012

Heemskerkse Courant, 27-12-2012

BIVO/2012/29949

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Heemskerk 2013

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In dit besluit wordt verstaan onder:

    college: het college van burgemeester en wethouders;

    verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemskerk 2013.

  • 2.

    Voor zover niet anders bepaald, hebben begrippen zoals genoemd in dit besluit dezelfde betekenis als in artikel 1 van de verordening.

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1.

    De aanvrager geeft bij de aanvraag aan of hij de individuele voorziening wil ontvangen in de vorm van:

    • a.

      een voorziening in natura:

    • b.

      een financiële tegemoetkoming;

    • c.

      een persoonsgebonden budget.

  • 2.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden er sprake is van schulden, schuldsanering of verslavingsproblematiek.

  • 3.

    Een verstrekking voor verhuis- en herinrichtingskosten vindt plaats in de vorm van een financiële tegemoetkoming.

  • 4.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt steekproefsgewijs plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van het kalenderjaar.

  • 5.

    Ten behoeve van de verantwoording dient belanghebbende de bewijsstukken van de gemaakte kosten te overleggen ofwel een zorgvuldige administratie over de bestedingen uit het persoonsgebonden budget bij te houden.

  • 6.

    Een voorziening aangeschaft met een persoonsgebonden budget kan, zodra deze voorziening niet meer wordt gebruikt voor het doel waarvoor deze is bestemd, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, door het college worden ingenomen en voor herverstrekking beschikbaar worden gesteld.

  • 7.

    Niet-bestede persoonsgebonden budgetgelden kunnen door de gemeente worden teruggevorderd

Artikel 3 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Het persoonsgebonden budget bedraagt:

  • a.

    voor diensten op het niveau van hulp bij het huishouden categorie 1, te weten huishoudelijke werkzaamheden, € 17,-- per uur per jaar;

  • b.

    voor diensten op het niveau van hulp bij het huishouden categorie 2, te weten huishoudelijke werkzaamheden, aangevuld met de organisatie van het huishouden en hulp bij een ontregeld huishouden, € 19,-- per uur per jaar.

Artikel 4 Vaststelling bedrag persoonsgebonden overige voorziening

Het persoonsgebonden budget voor overige voorzieningen is gelijk aan de waarde van de goedkoopst compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering voor de periode van de gemiddelde economische levensduur.

Artikel 5 Financiële tegemoetkomingen woonvoorzieningen

  • 1.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening is gelijk aan het bedrag van de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2.

    De tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt € 2.300,--.

  • 3.

    De eigenaar-bewoner, die krachtens de verordening een woonvoorziening heeft ontvangen van meer dan € 10.000,-- en die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 5 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De berekening van de meerwaarde van de woning en de wijze van terugbetalen van de meerwaarde worden geregeld in het Besluit.

  • 4.

    Voor de toepassing van dit besluit wordt de meerwaarde van de woning, als bedoeld in het derde lid gelijkgesteld aan 80% van de verleende financiële tegemoetkoming.

  • 5.

    De terugbetaling, als bedoeld in het derde lid bedraagt:

    • gedurende het eerste jaar 100 % van de meerwaarde;

    • gedurende het tweede jaar 80% van de meerwaarde;

    • gedurende het derde jaar 60% van de meerwaarde;

    • gedurende het vierde jaar 40% van de meerwaarde;

    • gedurende het vijfde jaar 20% van de meerwaarde.

  • 6.

    Het college kan afwijken van het in het derde lid gestelde, indien de eigenaar/bewoner aantoont dat de meerwaarde niet kon worden gehaald bij de verkoop van de woning.

  • 7.

    Voor de aan de toepassing van het onder het zesde lid gestelde kan het college extern advies vragen.

Artikel 6 Financiële tegemoetkoming vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Het bedrag dat verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal € 1.360,-- per jaar.

  • 2.

    Het bedrag dat verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt eveneens maximaal € 1.360,-- per jaar.

  • 3.

    Het bedrag dat verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 2.040,- per jaar.

Artikel 7 Financiële tegemoetkoming sportrolstoel

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt in de vorm van een bijdrage ineens. Deze bijdrage ineens bedraagt € 3.500,--, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Artikel 8 Bezoekbaar maken woning

  • 1.

    Het college kan een woonvoorziening treffen voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 2.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 3.

    De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het eerste lid bedoelde woonruimte.

  • 4.

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een woonvoorziening bewerkstelligen dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

  • 5.

    De financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken als bedoeld in het eerste lid is gelijk aan de kosten van de goedkoopst compenserende oplossing.

Artikel 9 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van dit Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen conform het CBS prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie.

Artikel 10 Intrekking

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemskerk 2009 wordt ingetrokken per 1 januari 2013.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 12 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Heemskerk 2013.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente

Heemskerk in haar openbare vergadering van

18 december 2012.

Toelichting

Algemeen

Dit besluit is gebaseerd op artikel 17 van de verordening.

De systematiek van de verordening is dat steeds algemene voorzieningen het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en er bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt.

 

Artikelsgewijs  

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit spreekt voor zich.

 

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

Verstrekking van een voorziening vindt plaats op verzoek van de aanvrager. De aanvrager kan bij de aanvraag aangeven in welke vorm hij de voorziening wil ontvangen.

 

Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen. In het geval van schulden, schuldsanering of verslavingsproblematiek is de kans dusdanig groot dat het geld voor andere doeleinden wordt gebruikt, dat daaromgeen persoonsgebonden budget zal worden verstrekt.

 

Het is mogelijk het persoonsgebonden budget op rekening van een hiertoe gemachtigde derde te storten, zulks ter beoordeling van de indicatieadviseur.

 

De gemeente heeft gekozen voor een steekproefsgewijze verantwoording na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van het kalenderjaar.

 

De gemeente legt aan de budgethouder de verplichting op om een zorgvuldige administratie bij te houden over de bestedingen uit het persoonsgebonden budget. Bij langdurige verstrekkingen, zoals hulp bij het huishouden, zal die administratie gebaseerd moeten zijn op schriftelijke overeenkomsten. Bij eenmalige verstrekkingen is het niet nodig om te vragen om schriftelijke overeenkomsten en kan volstaan worden met het overleggen van facturen van leveranciers binnen een vooraf vastgestelde termijn. Die facturen dienen zodanig te worden opgesteld, dat de leveranciers ook voor de belastingdienst te achterhalen zijn. Bij de verantwoording en controle zal de gemeente onderscheid moeten maken tussen langlopende verstrekkingen (bijvoorbeeld van hulp bij het huishouden) en eenmalige verstrekkingen (bijvoorbeeld van rolstoelen, scootmobielen of hulpmiddelen en aanpassingen in en om de woning). Langlopende verstrekkingen zullen per vooraf vastgestelde periode verantwoord moeten worden, eenmalige verstrekkingen kunnen ook eenmalig worden verantwoord.

 

Zodra een voorziening, aangeschaft met een persoonsgebonden budget, niet meer gebruikt wordt, bijv. omdat de betrokken overlijdt, deze voorziening kan worden ingenomen door het college.

 

Het persoonsgebonden budget dient te worden besteed aan waar het voor is bestemd. Geld dat niet wordt gegeven aan de geïndiceerde zorg of daar bij komende overhead kan worden teruggevorderd door de gemeente.

  

Artikel 3 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld.

 

Hulp bij het huishouden categorie 1 bestaat uit huishoudelijke werkzaamheden.

 

Hulp bij het huishouden categorie 2 bestaat uit huishoudelijke werkzaamheden, aangevuld met organisatie van het huishouden. 

 

Bij de vaststelling van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is door de gemeente gekozen voor vaststelling op basis van het aantal geïndiceerde uren.

Artikel 6 van de Wmo gaat uit van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar persoonsgebonden budget. Omdat het persoonsgebonden budget bestaat uit een geldbedrag, mag uit de wettekst worden afgeleid dat dit geldbedrag vergelijkbaar moet zijn met het bedrag dat de gemeente betaalt voor de voorziening in natura. De budgethouders moeten met het geldbedrag in staat worden gesteld dezelfde hulp in te kopen als de gemeente doet. Daarbij geldt wel dat als men zelf iemand inhuurt men een kleinere overhead heeft. In de AWBZ werd een percentage van 75% gehanteerd. Men kreeg 75% van het bedrag in natura. Voor de vergoeding van de hulp bij het huishouden per klasse wordt door de gemeente een uurtarief vastgesteld dat gebaseerd is op 80% van de gemiddelde kosten van zorg in natura zoals door de gemeente overeengekomen met de verschillende zorgaanbieders. De overhead ontbreekt namelijk niet volledig. Cliënten moeten verantwoording afleggen en een administratie bijhouden over de bestede gelden.

 

Artikel 4 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget overige voorzieningen

Artikel 4 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor overige voorzieningen wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de Verordening, van de goedkoopst adequate voorziening. Als daar sprake van is kan verhoging plaatsvinden met een bedrag noodzakelijk voor onderhoud, reparatie en verzekering. Het persoonsgebonden budget wordt aangegaan voor de periode van de gemiddelde economische levensduur.

 

Artikel 5 Financiële tegemoetkomingen woonvoorzieningen 

In artikel 5, lid 1, is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.

Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.

Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen.

 

Artikel 5, lid 5 geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk schema bij verkoop binnen 5 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald.

 

Artikel 6 Financiële tegemoetkoming vervoersvoorzieningen

Artikel 6 tenslotte legt een aantal bedragen vast voor de autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi.

 

Artikel 7 Financiële tegemoetkoming sportrolstoel

De regels die golden voor de Wvg voor verstrekking van een sportrolstoel, zijn in de Wmo meegenomen. De verstrekkingwijze bij de Wmo is, zoals bij de Wvg gewoon was, voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een bijdrage ineens (ook wel forfaitaire vergoeding genoemd). Deze bijdrage dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een bijdrage ineens worden toegekend.

 

Artikel 8 Bezoekbaar maken woning

Onder de Wet voorzieningen gehandicapten waren AWBZ-bewoners uitgesloten van het recht op woonvoorzieningen. Een bovenwettelijke uitzondering hierop werd door gemeenten gemaakt voor het zogenaamde bezoekbaar maken van een woonruimte voor bezoek aan ouders of andere familieleden. Deze uitzondering was gebaseerd op de verordening. Omdat met de wet niet wordt beoogd om de omvang van de onder de Wet voorzieningen gehandicapten geregelde zorgplicht in te krimpen of uit te breiden, is het bezoekbaar maken ook weer in het besluit.

“Bezoekbaar maken” wordt gelimiteerd tot het bereikbaar maken van de woonruimte zelf en enkele essentiële ruimten daarin, en kan bovendien in financiële zin worden gemaximeerd.

 

Artikel 9 Indexering

Deze bepaling maakt het mogelijk alle bedragen genoemd in dit Besluit, te indexeren. Indexering van de in dit Besluit genoemde bedragen vindt plaats volgens het CBS prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie. Uitzondering hierop volgt het PGB Hulp bij het huishouden, zoals genoemd in artikel 3 van dit besluit. Het PGB Hulp bij het huishouden is gebaseerd op de gemiddelde prijs, die de gemeente aan de gecontracteerde leveranciers voor hulp bij het huishouden betaalt.

 

Artikel 10, 11 en 12

Deze bepalingen spreken voor zich en worden niet nader toegelicht.