Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waalwijk

Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Waalwijk 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaalwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Waalwijk 2017
CiteertitelBeleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Waalwijk 2017
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpexterne veiligheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
  2. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)
  3. Circulaire effectafstanden LPG-tankstations
  4. Circulaire externe veiligheid LNG-tankstations
  5. Activiteitenbesluit milieubeheer

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-10-2017Nieuwe regeling.

21-09-2017

Weekblad Waalwijk, 25-10-2017

2017/030

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Waalwijk 2017

 

 

Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Waalwijk 2017

Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Waalwijk 2017

 

Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeenteraad van de gemeente Waalwijk heeft in 2008 de eerste Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Daarin zijn de gemeentelijke ambities vastgelegd met betrekking tot de acceptatie van risico’s bij de omgang met gevaarlijke stoffen. In 2012 is dit beleid aangevuld met uitgangspunten hoe om te gaan met nieuwe objecten voor beperkt zelfredzame personen in de omgeving van risicobronnen. Begin 2016 is hier de ‘Standaard verantwoording groepsrisico’ aan toegevoegd. Hiermee wordt de verantwoording van het groepsrisico vereenvoudigd.

Anno 2017 is behoefte aan een actualisatie van de eerdere beleidsvisies. Enkele aanleidingen hiervoor zijn:

  • §

    Het bundelen van de beleidsvisies uit 2008 en 2012;

  • §

    Bepalen in hoeverre nieuwe wet- en regelgeving een vertaling dient te krijgen in de beleidsvisie;

  • §

    Het opstellen van een beleid voor windturbines in relatie tot grootschalige logistiek.

Deze beleidsvisie Externe Veiligheid 2017 biedt een toetsingskader voor gemeentelijke besluiten over omgevingsvergunningen en ruimtelijke plannen in relatie tot de productie, de opslag, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen.

 

1.2 Doelstelling

Een risicoloze samenleving bestaat niet. Risico’s zijn onlosmakelijk verbonden met onze behoefte aan consumptiegoederen. Maar we kunnen wel ons best doen om risico’s waar mogelijk te voorkomen en waar aanwezig zo goed mogelijk te beheersen. Daar wil de gemeente Waalwijk zich met de beleidsvisie sterk voor maken.

Vanuit de verantwoordelijkheid om burgers een veilige leefomgeving te bieden en vanuit het besef dat risico’s onvermijdelijk zijn, heeft de gemeente Waalwijk besloten een heldere visie op te stellen over de omgang met externe veiligheid binnen de gemeentegrenzen. De gemeente geeft daarmee op een gestructureerde wijze invulling aan de beleidsvrijheid die haar binnen de bestaande wettelijke kaders ter beschikking staat.

Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente Waalwijk haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico’s binnen de gemeentegrenzen. Door antwoord te geven op de vraag hoe veilig het in de gemeente moet zijn, wordt een ambitieniveau vastgelegd. Op basis van de visie wordt de beleidsvrijheid voor externe veiligheid ingevuld. Door de komst van de Omgevingswet in 2019 kan het zijn dat dit externe veiligheidsbeleid straks opgaat in de Omgevingsvisie. Op welke wijze dit gebeurt, zal afgewogen worden in het traject tot voorbereiding op de Omgevingswet. Met dit nieuwe externe veiligheidsbeleid is dan een actueel sectoraal ingrediënt beschikbaar.

Met de beleidsvisie worden de volgende doelstellingen nagestreefd.

  • 1.

    Inzicht in de aanwezige risico’s op kaartmateriaal van de gemeente (GIS-applicatie) en de risicokaart (www.risicokaart.nl);

  • 2.

    Invulling van de beleidsvrijheid;

  • 3.

    Een gebiedsgerichte uitwerking van het beleid met oplossingen die passen bij de gebiedskenmerken;

  • 4.

    Een beschrijving van de aanpak en organisatie, waarmee de ambities worden gerealiseerd.

 

1.3 Proces

Externe veiligheid heeft raakvlakken met veel beleidsvelden. Hierbij zijn veel verschillende partijen betrokken, zowel binnen de gemeentelijke organisatie als daarbuiten. Belangrijke spelers hierbij zijn de beleidsvelden milieu, ruimtelijke ordening en openbare veiligheid (brandweer). Daarnaast spelen ook verkeer- en vervoer en risicocommunicatie een rol. Maar ook de veroorzakers van risico’s en de aanwezige personen in de nabijheid van een risicobron zijn onmisbaar in het proces. Samenwerking is daarom een belangrijk thema in de beleidsvisie.

Om de samenhang tussen de diverse beleidsvelden te verduidelijken, wordt hier een schematische

weergave van de veiligheidsketen weergegeven.

 

Afbeelding 1: schematische weergave veiligheidsketen, zie regelgeving op www.waalwijk.nl.

 

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het wettelijk kader geschetst. Daarbij wordt specifiek ingegaan op het gewijzigde beleid sinds de vaststelling van de beleidsvisie externe veiligheid in 2012. Tevens komen de belangrijkste begrippen in de externe veiligheid aan bod. In paragraaf 2.4 wordt geschetst op welke aspecten gemeenten in het algemeen beleidsvrijheid hebben en waar dus aanvullende regels kunnen worden gesteld ten opzichte van het landelijke beleid.

In hoofdstuk 3 wordt invulling gegeven aan de beleidsvrijheid. Beschreven staat op welke onderdelen de gemeente Waalwijk aanvullende regels stelt of ambities heeft. De gebiedstypen vormen daarbij een belangrijk onderdeel.

Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van het risicoprofiel. De huidige - dat wil zeggen op het moment van vaststelling van deze beleidsvisie - risicobronnen worden in dit hoofdstuk op beknopte wijze beschreven.

De Omgevingswet zal op het gebied van externe veiligheid/omgevingsveiligheid enkele belangrijke wijzigingen met zich mee brengen. In hoofdstuk 5 wordt een korte doorkijk gegeven naar deze Omgevingswet. In hoofdstuk 6 wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen.

 

2 Wettelijk kader

2.1 Wettelijke kader

Externe veiligheid betreft de risico’s die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen, transportroutes of buisleidingen. Het huidige landelijke EV-beleid is risicogerelateerd. Er zijn normen gesteld met betrekking tot het plaatsgebonden risico en groepsrisico (GR). Met de huidige regelgeving dient een initiatief getoetst te worden aan externe veiligheid, waarbij de risico’s in de omgeving van het plangebied worden beschouwd.

Het landelijke beleid voor externe veiligheid is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Daarnaast gelden voor bepaalde inrichtingen (aanvullende) wettelijke kaders, zoals bijvoorbeeld de circulaire effectafstanden LPG-tankstations, het Activiteitenbesluit en dergelijke. In tabel 1 is een overzicht opgenomen van de meest voorkomende risicobronnen en het van toepassing zijnde beleidskader. Tabel 1: Overzicht risicobronnen en geldende beleidskaders, zie regelgeving www.waalwijk.nl

In de volgende paragrafen wordt ingegaan op het nieuwe relevante beleid, hetgeen na de laatste beleidsvisie externe veiligheid (2012) is vastgesteld.

 

2.2 Nieuw beleid externe veiligheid

 

2.2.1 Circulaire effectafstanden LPG-tankstations

Op 28 juni 2016 publiceerde de Staatscourant een circulaire over externe veiligheid. Het gaat om "Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de externe veiligheid". Deze circulaire vraagt actie van gemeenten bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan rondom LPG-tankstations. Dit geldt ook bij het verlenen van een omgevingsvergunning milieu voor het oprichten van een LPG-tankstation.

De circulaire vraagt gemeenten uitdrukkelijk een effectbenadering toe te passen bij besluiten rondom LPG-tankstations. Voor zeer kwetsbare objecten (vergelijkbaar met bijzonder kwetsbare objecten, zoals omschreven in paragraaf 2.3.2.) dient rekening te worden gehouden met een effectzone van 160 meter. Bij beperkt (kwetsbare) objecten dient rekening te worden gehouden met een effectzone van 60 meter. Dit wil zeggen dat gevraagd wordt deze afstand in beginsel aan te houden. Afwijken van deze afstanden kan gemotiveerd plaatsvinden als er veiligheidsmaatregelen zijn getroffen. Volgens de circulaire moeten de argumenten dan veiligheids-gerelateerd zijn.

Daarnaast blijft een risicobenadering in het kader van het Bevi (plaatsgebonden risico en groepsrisico) nodig. De circulaire hangt samen met de wijziging "verkleining afstanden voor LPG-tankstations". Deze wijziging verkleint de vaste veiligheidsafstanden voor het plaatsgebonden risico in het Revi. De nieuwe afstanden voor LPG-tankstations zijn, vanaf 28 juni 2016:

De afstanden vanaf het reservoir (25 m) en afleverzuil (15 m) blijven onveranderd. De circulaire hangt ook samen met een Safety Deal. In deze Safety Deal liggen afspraken tussen het ministerie van Infrastructuur en Milieu en de LPG-sector vast. Het gaat om afspraken over het toepassen van hittewerende bekleding op de LPG-tankwagens die de LPG-tankstations bevoorraden.

 

2.2.2 Circulaire externe veiligheid LNG-tankstations

De afkorting LNG betekent: Liquefied Natural Gas, oftewel vloeibaar aardgas. LNG wordt in verschillende delen van de wereld al langere tijd gebruikt als motorbrandstof. Vloeibaar aardgas bestaat voornamelijk uit methaan. Vanwege de vloeibare vorm heeft LNG een grotere energie-inhoud per liter. Dit maakt het uitermate geschikt voor langeafstandsvervoer.

Op 28 januari 2015 is de Circulaire externe veiligheid LNG tankstations getekend. Hiermee geeft het Rijk voor een interimperiode zijn visie in de richting van het bevoegd gezag hoe om te gaan met de risico’s voor de omgeving van LNG-tankstations. De visie is tot stand gekomen in samenwerking met het bedrijfsleven, waarbij ook de brandweer en de bevoegde gezagen hun inbreng leverden. Bevoegde gezagen kregen het verzoek het beleid aan te houden dat in de circulaire staat.

Het beleid houdt kort gezegd in:

  • §

    Voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gelden de waarden en de systematiek uit het Bevi.

  • §

    De risico’s van LNG-tankstations zijn te berekenen met de rekenmethodiek LNG-tankstations.

  • §

    Als eerste aanvulling op de systematiek uit het Bevi geldt een minimumafstand van 50 meter tot (beperkt) kwetsbare objecten.

  • §

    Als tweede aanvulling op de systematiek uit het Bevi krijgen effectafstanden een rol. De grootte van deze effectafstanden zijn afhankelijk vaan de reactietijd, vulling en voordruk van de installatie.

 

2.2.3 Beleid voor windturbines

Windturbines die op het land worden geplaatst, worden gerekend tot het Activiteitenbesluit. De normen omtrent windturbines en bebouwing is gegeven in artikel 3.15a van het Activiteitenbesluit. Hierin is opgenomen dat binnen de PR 10-5 contour geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogen staan. Voor kwetsbare objecten geldt dat deze buiten de PR 10-6 contour moeten liggen.

Voor de definitie van (beperkt) kwetsbare objecten wordt aangesloten op de begripsomschrijving van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

De grootte van de PR 10-5 contour is bij windturbines gelijk aan de halve rotordiameter. De PR 10-6 contour tot gebouwen is de maximale afstand van hierna genoemde getallen:

  • §

    De ashoogte + halve rotordiameter, of:

  • §

    De maximale werpafstand indien een rotorblad afbreekt bij een nominaal toerental.

Windturbines kunnen de faalkans verhogen van nabijgelegen buisleidingen en derhalve een risico vormen voor buisleidingen. Indien windturbines nabij een buisleiding geplaatst worden, moet getoetst worden aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

In aanvulling op het externe veiligheidsbeleid dat algemeen van toepassing is, hanteren Rijkswaterstraat en ProRail eigen risicocriteria voor windturbines, welke zijn opgenomen in de documenten ‘Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over Rijkswaterstaatwerken” en “Windturbines langs auto-, spoor- en vaarwegen – beoordeling van veiligheidsrisico’s”. In artikel 3, lid 1 van de “Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over Rijkswaterstaatwerken” geldt een afstandseis van een halve rotordiameter, indien de rotordiameter meer dan 60 meter bedraagt. ProRail geeft bij de vaststelling van bestemmingsplan het advies om de afstand tussen windturbines en het dichtstbij gelegen spoor ten minste 7,85 m en een halve rotordiameter te laten zijn, gemeten vanaf het hart van het spoor.

 

2.2.4 Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)

Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes in werking getreden. Met dit besluit is de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen komen te vervallen.

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In het basisnet is de omvang voor de verschillende transportmodaliteiten vastgelegd. Het basisnet is in de wet- en regelgeving verankerd door o.a. een wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet.

Ten aanzien van de verantwoording groepsrisico bij ruimtelijke plannen zijn regels opgenomen in artikel 7 en 8 van het Bevt. In artikel 7 is opgenomen dat binnen het invloedsgebied van een weg, spoorweg of binnenwater ingegaan dient te worden op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Artikel 8, lid 1 vereist inzicht in (de toename van) het groepsrisico, personendichtheden, maatregelen en mogelijkheden ter beperking van het groepsrisico, indien de ontwikkeling is gelegen binnen 200 meter van een transportroute. Op basis van artikel 8, lid 2, zijn enkele uitzonderingen genoemd, waarbij de verplichting uit lid 1 niet geldt. In dat geval is sprake van een zogenaamde beperkte verantwoording.

 

2.3 Belangrijkste begrippen

De centrale begrippen in externe veiligheid zijn:

  • §

    Plaatsgebonden risico;

  • §

    (Beperkt) kwetsbare en bijzonder kwetsbare objecten;

  • §

    Invloedsgebied en groepsrisico;

  • §

    Verantwoording groepsrisico.

Overige begrippen zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze beleidsvisie externe veiligheid.

 

2.3.1 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor het PR zijn getalsnormen vastgelegd. De begrenzing van een gebied waarbinnen het PR een rol speelt, wordt met contouren rond de risicobron weergegeven, zoals in afbeelding 2 is geïllustreerd.

Voor kwetsbare objecten (zie paragraaf 2.3.2.) is de maximale toelaatbare overlijdenskans van een persoon 10-6/jaar (kans van 1 op een miljoen). Binnen de PR 10-6 contour is het dus bij wet verboden om bestaande of nieuwe kwetsbare objecten toe te laten.

Afbeelding 2: PR 10-6 contour, zie regelgeving op www.waalwijk.nl

Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de PR 10-6 contour als richtwaarde. Dit betekent dat bij voorkeur geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour worden opgericht, tenzij een gewichtige motivering wordt opgesteld. De gemeente Waalwijk heeft hierin een beperkte beleidsvrijheid, waarop in hoofdstuk 3 wordt ingegaan. Bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn conform de wet toegelaten.

 

PR 10-6 contour: De kans van 1 op een miljoen per jaar dat een onbeschermd individu op een bepaalde locatie als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen overlijdt.

 

2.3.2 (Beperkt) kwetsbare en bijzonder kwetsbare objecten

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen is in artikel 1 een niet-limitatieve opsomming gegeven van beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten. Het onderscheid tussen beperkt kwetsbaar en kwetsbaar is gemaakt op basis van het aantal aanwezige personen en de gemiddelde verblijfsduur. Een voorbeeld van een kwetsbaar object is een woning of groot kantoorpand. Een voorbeeld van een beperkt kwetsbaar object is een zwembad of klein bedrijf.

Met bijzonder kwetsbare objecten wordt gedoeld op objecten waar groepen personen verblijven, met een beperkte zelfredzaamheid. Deze categorie is niet in het Bevi opgenomen, maar krijgt wel een plaats in de nieuwe systematiek rondom de Omgevingswet en wordt als begrip vaak gehanteerd door Veiligheidsregio’s. Bijzonder kwetsbare objecten zijn in ieder geval:

  • §

    Ziekenhuizen;

  • §

    Basisscholen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen;

  • §

    Bejaardentehuizen, verpleeg- en verzorgingstehuizen;

  • §

    Gevangenissen.

 

2.3.3 Invloedsgebied en groepsrisico

Het groepsrisico is de cumulatieve kans per jaar dat ten minste een groep van ten minste 10 personen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico wordt bepaald door de kans dat een ongeval optreedt en het effect (het aantal dodelijke slachtoffers).

Groepsrisico: De cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10 personen het slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Het groepsrisico is niet ruimtelijk weer te geven, maar wordt berekend in een zogenaamde fN-curve. In afbeelding 3 is een voorbeeld van een fN-curve opgenomen. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1% letaliteitsgrens, ofwel door de afstand waar nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden. Het invloedsgebied is wel ruimtelijk weer te geven in een contour, zoals weergegeven in afbeelding 2.

Afbeelding 3: Voorbeeld fN-curve, zie regelgeving op www.waalwijk.nl

De waarde van het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde betreft een toetsingswaarde, waarvan het bevoegd gezag mag afwijken. Deze oriëntatiewaarde heeft dus geen wettelijke juridische status.

Binnen het invloedsgebied van een risicobron dient eveneens verantwoording van het groepsrisico te worden afgelegd.

 

2.3.4 Verantwoording groepsrisico

Voor het vaststellen van ruimtelijke plannen met (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van een risicobron is de verantwoording groepsrisico een wettelijk verplichte taak op basis van artikel 12 en 13 van het Bevi, artikel 7 en 8 van het Bevt en artikel 12 van het Bevb.

De inhoud van de verantwoording varieert per risicobron en beleidskader, maar vaste onderdelen die vrijwel altijd beschouwd moeten worden zijn:

  • §

    Inzicht in het aantal aanwezige personen;

  • §

    De waarde van het groepsrisico;

  • §

    De mogelijke rampincidenten die kunnen optreden;

  • §

    De bestrijdbaarheid van een incident;

  • §

    De zelfredzaamheid van personen bij een incident.

Voor de inhoud van de verantwoording is daarnaast ook bepalend of sprake is van een beperkte of volledige verantwoording. In artikel 8, lid 2 Bevt en artikel 12, lid 3 Bevb is vastgelegd wanneer sprake is van een beperkte verantwoording. Het Bevi biedt geen mogelijkheden voor een beperkte verantwoording.

Voor de onderdelen bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid dient de Veiligheidsregio geconsulteerd te worden. De Veiligheidsregio Midden- en West Brabant heeft een standaard advies opgesteld, dat onder voorwaarden van toepassing is op ruimtelijke plannen. De gemeente Waalwijk heeft een standaard verantwoording groepsrisico ontwikkeld aansluitend aan het standaard advies van de Veiligheidsregio. Deze standaard verantwoording groepsrisico gebruikt de gemeente Waalwijk nu voor groot deel van haar ruimtelijke plannen. In paragraaf 3.6 wordt de standaard verantwoording nader beschreven.

 

2.4 Beleidsvrijheid

In paragraaf 2.1 tot en met 2.3 zijn de wettelijke kaders geschetst en belangrijkste begrippen die daarbij horen, toegelicht. Gemeenten kunnen, aanvullend op de landelijke regelgeving, eigen beleidsregels formuleren. Binnen de wettelijke kaders is bewust ruimte gecreëerd voor gemeenten om zelf veiligheidsambities te formuleren en uit te voeren.

De beleidsvrijheid vraagt van een gemeente om na te denken over keuzes die van invloed zijn op de risico’s waaraan burgers worden blootgesteld en om invulling en sturing te geven aan de rollen die diverse partijen hebben bij het beheersen van risico’s. De beleidsvrijheid is op meerdere beleidsterreinen aanwezig en wordt hierna toegelicht.

In deze paragraaf wordt beschreven welke beleidsvrijheden op het gebied van externe veiligheid een gemeente in het algemeen heeft. In hoofdstuk 3 wordt aangegeven in hoeverre de gemeente Waalwijk invulling geeft aan deze onderdelen.

 

2.4.1 Beleidsvrijheid bij plaatsgebonden risico

De normen in de regelgeving zijn gebaseerd op de PR 10-6 contour, zoals benoemd in paragraaf 2.3. Voor kwetsbare objecten, zoals woningen, is de PR 10-6 contour een harde norm (grenswaarde) waarvan niet mag worden afgeweken.

Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals kleinere bedrijven, is sprake van een zachtere norm, namelijk een richtwaarde of streefwaarde. De gemeente heeft enige beleidsvrijheid bij het vastleggen wat onder (beperkt) kwetsbare objecten wordt verstaan en heeft daarmee invloed op het al dan niet toelaten van deze objecten in de nabijheid van risicobronnen. Daarnaast kan een gemeente regels opstellen ten aanzien van (bestaande) risicobronnen en het al dan niet wenselijk zijn van het vergroten van het plaatsgebonden risico.

 

2.4.2 Beleidsvrijheid bij groepsrisico

Ten aanzien van het groepsrisico gelden geen harde wettelijke normen. Hiervoor geldt een oriëntatiewaarde, waarbij de gemeente zelf kan bepalen wat zij acceptabel vindt. Het betreft een maatschappelijke, politieke afweging in hoeverre en onder welke condities het blootstellen van grote groepen mensen aan een potentiële ramp wel verantwoord is.

Een aantal mogelijke ambities, die de gemeente - aanvullend op het landelijke beleid – kan stellen, zijn:

  • §

    Het vastleggen van een maximale toename van het groepsrisico bij ontwikkelingen, bijvoorbeeld een toename van maximaal 30%;

  • §

    Het vastleggen van een maximale waarde van het groepsrisico. Bijvoorbeeld 1 maal de oriëntatiewaarde (1 x OW).

Dergelijke regelingen kunnen ook per locatie in een gemeente verschillen. Zo is een overschrijding van de oriëntatiewaarde mogelijk wel acceptabel in een industrieel gebied, maar niet in een woonwijk. Een gemeente mag naar eigen inzicht onderbouwen waarom in bepaalde gebieden een hoger groepsrisico acceptabel is.

 

2.4.3 Beleidsvrijheid bij ruimtelijke ordening

De belangrijkste beleidsvrijheid voor een gemeente is die van de ruimtelijke ordening. Het creëren van afstand tussen risicobronnen en (beperkt) kwetsbare objecten is daarbij een belangrijk instrument. De aanwezigheid van risico’s vanwege bedrijven en transportroutes en de nabijheid van (grote groepen) burgers in gebouwen en verblijfsgebieden rondom die risicobronnen wordt in hoofdzaak bepaald door wat er in de ruimtelijke plannen is vastgelegd.

Gemeentes hebben de mogelijkheid om aanvullende eisen op te nemen ten aanzien van bepaalde functies of afstanden. Hierbij kan gedacht worden aan:

  • §

    Het opnemen van een minimale afstand van risicobronnen tot bijzonder kwetsbare objecten: de maatschappelijke aanvaarding van risico’s ligt niet voor iedereen gelijk. Er zijn bevolkingsgroepen die extra bescherming nodig hebben, zoals kinderen, bejaarden, gehandicapten, zieken, maar ook bijvoorbeeld gevangenen. Het huisvesten van deze niet– zelfredzame groepen personen binnen een invloedsgebied van een risicobron brengt een maatschappelijk risico met zich mee.

  • §

    Het opnemen van aanvullende eisen ten aanzien van de 100% letaliteitsgrens van een risicobron: binnen deze contour van een risicobron zal 100% van de onbeschermde personen overlijden bij een incident en zal het effect van een incident dan ook groter zijn.

 

2.4.4 Beleidsvrijheid bij invulling verantwoordingsplicht

De verantwoordingsplicht van het groepsrisico en de onderdelen waarop dient te worden ingegaan, is wettelijk verankerd. De gemeente kan in een beleidsvisie aanvullende onderdelen of (bouwkundige) maatregelen opnemen, die getroffen dienen te worden in bepaalde zones of bij bepaalde bevolkingsgroepen.

 

3 Visie

3.1 Ambitie gemeente Waalwijk

Het bieden van een veilige leefomgeving voor de burgers is één van de kerntaken van de overheid. Ook de gemeente Waalwijk draagt een belangrijke verantwoordelijkheid bij de omgang met externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid op een weloverwogen en heldere wijze in te vullen heeft de gemeente Waalwijk een visie ontwikkeld op externe veiligheid binnen de gemeentegrenzen.

De gemeente Waalwijk wil zorgen voor een blijvend maatschappelijk aanvaardbare risicosituatie voor burgers in relatie tot activiteiten met gevaarlijke stoffen in de omgeving.

De acceptatie van risico’s wordt gestuurd door:

  • §

    de ambitie om een veilige woonomgeving te creëren voor de inwoners;

  • §

    de ambitie om vanuit een economisch en sociaal perspectief bedrijven voldoende kansen te bieden om zich in Waalwijk te vestigen, een gezonde bedrijfsvoering te ontwikkelen en werkgelegenheid te creëren.

In dit hoofdstuk wordt invulling gegeven aan de, in hoofdstuk 2 beschreven beleidsvrijheid. Er wordt ingegaan op de beleidskeuzes ten aanzien van:

  • §

    Het plaatsgebonden risico;

  • §

    Het groepsrisico en invloedsgebieden;

  • §

    Ruimtelijke ordening;

  • §

    Invulling verantwoordingsplicht.

De gemaakte keuzes in de gemeente Waalwijk variëren per deelgebied. Om die reden is ervoor gekozen om zogenaamde gebiedstypen toe te passen. In paragraaf 3.2 wordt daarom eerst een beschrijving van die gebiedstypen gegeven. Vervolgens wordt ingegaan op de gemaakte beleidskeuzes. Daarna wordt schematisch een overzicht gegeven van alle beleidskeuzes en ambities.

Voor wijzigingen die voortvloeien uit wetswijzigingen of nieuwe rekenmethodieken is afwijking van de gemaakte beleidskeuzes mogelijk.

 

3.2 Beschrijving gebiedstypes

In de gemeente Waalwijk wordt onderscheid gemaakt in de volgende gebiedstypen:

  • 1.

    Woonwijken: dit zijn locaties die worden gekenmerkt door hoge dichtheden van personen en activiteiten, zoals wonen, scholen en zorginstellingen. Voor dit gebied geldt een laag risicoprofiel. Het gaat om de woonwijken in de kernen Sprang-Capelle, Waalwijk en Waspik. Lintbebouwing wordt tot gemengd gebied gerekend.

  • 2.

    Buitengebied: Dit gebiedstype betreft onder andere het agrarisch gebied, stilte- en natuurgebieden en gebieden voor (verblijfs)recreatie.

  • 3.

    Bedrijventerreinen: Dit zijn de gebieden waar middelgrote en grote bedrijven voorkomen. Er wordt een onderverdeling gemaakt in:

    • §

      Bedrijventerreinen Haven en Maasoever;

    • §

      Overige bedrijventerreinen.

  • 4.

    Gemengde gebieden: Dit gebiedstype omvat gebieden met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen ook andere functies voor, zoals kleine bedrijven, horeca etc. Ook lintbebouwing in het buitengebied wordt als gemengd gebied beschouwd. De acceptatie voor risico’s in dit gebied is vergelijkbaar met woonwijken.

De ligging van de gebiedstypen is opgenomen in afbeelding 4 en in bijlage 2.

 

Afbeelding 4: Ligging gebiedstypen in Waalwijk, zie regelgeving op www.waalwijk.nl

 

3.3 Beleidskeuzes ten aanzien van plaatsgebonden risico

3.3.1 Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten

De vestiging van kwetsbare objecten binnen een PR 10-6 contour van een inrichting is bij wet verboden. Voor wat betreft de vestiging van nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen een

PR 10-6 contour wordt eveneens aangesloten bij het landelijke beleid, onafhankelijk van het gebiedstype. Dat betekent dat nieuwe beperkt kwetsbare objecten in de gemeente Waalwijk niet zijn toegestaan binnen een PR 10-6 contour, tenzij sprake is van gewichtige redenen.

 

3.3.2 Uitbreiding PR 10-6 contouren bij inrichtingen

De gemeente Waalwijk maakt een keuze als het gaat om de uitbreiding van PR 10-6 contouren bij bestaande inrichtingen. Deze keuze hangt af van het gebiedstype en is in tabel 3 weergegeven. Voor windturbines geldt een afwijkend beleid, zoals opgenomen in paragraaf 3.7.

 

Tabel 3: Keuzes PR 10-6 contour per gebiedstype, zie regelgeving op www.waalwijk.nl

 

Woonwijken

Het vergroten van een PR 10-6 contour wordt niet toegelaten.

 

Buitengebied

Het vergroten van een PR 10-6 contour bij risicovolle inrichtingen is mogelijk, mits:

  • §

    op de gronden ter plaatse van de PR 10-6 contour geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten noch (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten liggen;

  • §

    binnen de vergrote PR 10-6 contour wordt aangesloten bij de regels die zijn gesteld binnen de reeds bestaande PR-contouren;

  • §

    in de toelichting bij het ruimtelijk plan een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.

 

Bedrijventerrein Haven/Maasoever en overige bedrijventerreinen

Het vergroten van een PR 10-6 contour bij bestaande Bevi-bedrijven en overige risicovolle inrichtingen is mogelijk, mits:

  • §

    op de gronden ter plaatse van de PR 10-6 contour geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten noch (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten liggen, met uitzondering van (geprojecteerde) kwetsbare objecten en/of (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten die onderdeel uitmaken van een Bevi-inrichting;

  • §

    binnen de vergrote PR 10-6 contour wordt aangesloten bij de regels die zijn gesteld binnen de reeds bestaande PR-contouren;

  • §

    in de toelichting bij het ruimtelijk plan een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.

 

Gemengde gebieden

Het vergroten van een PR 10-6 contour wordt niet toegelaten.

 

3.4 Beleidskeuzes ten aanzien van groepsrisico en invloedsgebieden

De gemeente Waalwijk heeft eveneens beleidskeuzes gemaakt ten aanzien van groepsrisico en invloedsgebieden.

Voor het bedrijventerrein Haven/Maasoever en de overige bedrijventerreinen bestaat de ambitie om de invloedsgebieden te verkleinen. Diverse inrichtingen binnen deze bedrijventerreinen kennen invloedsgebieden die delen van de woongebieden overlappen. Er wordt naar gestreefd om de invloedsgebieden van deze inrichtingen op bedrijventerreinen te verkleinen.

De gemeente Waalwijk maakt ten aanzien van de waarde van het groepsrisico de volgende keuzes, die gekoppeld zijn aan de oriëntatiewaarde:

Tabel 4: Keuzes overschrijding oriëntatiewaarde per gebiedstype, zie regelgeving op www.waalwijk.nl

Woonwijken

In woonwijken wordt een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet toegelaten. Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit voor woonwijken niet geldt indien het een invloedsgebied betreft vanuit de bedrijventerreinen (toxisch scenario). Deze invloedsgebieden zijn zo groot dat deze over de woongebieden zijn gelegen. Het toevoegen van (beperkt) kwetsbare objecten in woonwijken is derhalve altijd toegelaten.

Buitengebied

Een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt niet geaccepteerd.

Bedrijventerrein Haven/Maasoever en overige bedrijventerreinen

Binnen dit gebied is de oriëntatiewaarde richtinggevend. Overschrijding van de oriëntatiewaarde is mogelijk, indien dit noodzakelijk is voor het in stand houden van de industriële activiteiten en daarvoor zwaarwegende belangen bestaan.

Gemengde gebieden

Binnen dit gebied is de oriëntatiewaarde richtinggevend. Overschrijding van de oriëntatiewaarde is mogelijk, indien sprake is van zwaarwegende belangen.

 

3.5 Aanvullende eisen ten aanzien van ruimtelijke ordening

3.5.1 Afstanden en maatregelen t.a.v. bijzonder kwetsbare objecten

In de landelijke regelgeving worden, met uitzondering voor LPG-tankstations, geen afstanden gehanteerd tot bijzonder kwetsbare objecten, de objecten bedoeld voor zogenaamde beperkt zelfredzame personen. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal dit veranderen. De bijzondere kwetsbare objecten (ook wel zeer kwetsbare objecten genoemd) vormen een nieuwe categorie ten opzichte van het Bevi en spelen een rol in de modernisering van het omgevingsveiligheidsbeleid. Bijzonder kwetsbare objecten zijn tevens kwetsbare objecten, ze vormen een subcategorie van de categorie kwetsbare objecten uit het Bevi. Het gaat om objecten waar groepen personen verblijven met een beperkte zelfredzaamheid, zoals minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten. De gemeente Waalwijk kiest er voor om, aanvullend op de huidige landelijke regelgeving en anticiperend op de Omgevingswet, meer bescherming te geven aan kwetsbare groepen.

Het beleid van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant is om nieuwe bijzonder kwetsbare objecten zoveel mogelijk te weren binnen 750 meter van een niet-categoriale Bevi-inrichting of binnen 200 meter van een categoriale Bevi-inrichting, transportroute of buisleiding met gevaarlijke stoffen. De gemeente Waalwijk wil echter – in vergelijking tot advisering van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant - meer ruimte bieden aan de ontwikkeling van bijzonder kwetsbare objecten door kleinere afstandseisen tot bijzonder kwetsbare objecten aan te houden. Deze afstanden geven enerzijds een voldoende veiligheidsniveau en anderzijds voldoende mogelijkheden voor de realisatie van bijzonder kwetsbare objecten binnen woongebieden in de gemeente Waalwijk, waar dergelijke functies gewenst zijn.

Definitie bijzonder kwetsbare objecten

Gebouwen die specifiek bestemd zijn voor de huisvesting of verblijf van beperkt zelfredzame personen zijn bijzonder kwetsbare objecten. De gemeente Waalwijk rekent in ieder geval de volgende objecten tot bijzonder kwetsbare objecten:

  • §

    Ziekenhuizen;

  • §

    Basisscholen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen;

  • §

    Bejaardentehuizen, verpleeg- en verzorgingstehuizen;

  • §

    Tehuizen voor mensen met een fysieke of psychische beperking;

  • §

    Gevangenissen.

Met deze definitie wijkt de gemeente Waalwijk op onderdelen af van de definiëring door de Veiligheidsregio. Zo worden buitenspeeltuinen, kampeer- en evenemententerreinen, gebouwen met veel bezoekers en de vitale infrastructuur door de gemeente Waalwijk in beginsel niet beschouwd als bijzonder kwetsbare objecten.

Bijzonder kwetsbare objecten in relatie tot risicobronnen en gebiedstypen

Bijzonder kwetsbare objecten worden niet toegelaten in het gebiedstype ‘Bedrijventerrein Haven/Maasoever’. Op de overige bedrijventerreinen worden deze ook niet toegelaten, tenzij er zwaarwegende belangen zijn. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat de veiligheidssituatie en het leefklimaat voor beperkt zelfredzame personen hier relatief ongunstig is en dat in deze gebieden er juist ruimte moet zijn voor (ontwikkelingsmogelijkheden van) bedrijvigheid.

Voor de overige gebiedstypen zijn bijzonder kwetsbare objecten toegestaan, mits voldaan wordt aan de afstandseisen. Deze afstandseisen zijn opgenomen in tabel 6 en per risicobron nader gespecificeerd in bijlage 3.

Tabel 5: Keuzes bijzonder kwetsbare objecten per gebiedstype, zie regelgeving op www.waalwijk.nl

De afstandseisen zijn voor nieuwe bijzonder kwetsbare objecten afhankelijk gesteld van de risicobronnen. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de eisen die de gemeente Waalwijk hanteert ten aanzien van nieuwe bijzondere kwetsbare objecten. Een uitbreiding van een bestaand bijzonder kwetsbaar object wordt daartoe ook gerekend.

Tabel 6: Afstandseisen bij nieuwe bijzonder kwetsbare objecten

Een overzicht van de op de vaststellingsdatum te hanteren minimale afstanden is opgenomen in bijlage 3.

Motivering

De gemeente Waalwijk wijkt met deze afstandseisen af van het advies van de Veiligheidsregio. In deze paragraaf wordt de achterliggende reden waarom de gemeente eigen afstandseisen kiest, toegelicht.

Het aanhouden van een afstand van 750 meter voor een niet-categoriale Bevi-inrichting en 200 meter voor een categoriale Bevi-inrichting wordt niet noodzakelijk geacht, omdat deze afstanden gebaseerd zijn op toxische scenario’s. Bij toxische rampscenario’s is het niet altijd noodzakelijk om te vluchten, mits de afstand tot de risicobron zodanig groot is dat geen sprake is van 100% letaliteit en mits een safe haven gecreëerd kan worden door bijvoorbeeld een centraal afsluitbaar mechanisch ventilatiesysteem. Daarom wordt voor toxische scenario’s de afstand aangehouden van het invloedsgebied van dat toxisch scenario met een maximum van 200 meter voor Bevi-inrichtingen en 50 meter voor overige risicovolle inrichtingen. Bovendien wenst de gemeente Waalwijk aandacht voor de (bouwkundige) maatregelen. In de praktijk is de afstand van bevi-inrichtingen met een toxisch scenario tot woonkernen ruim 200 meter. Op basis van het vestigingsbeleid van nieuwe Bevi-inrichtingen in de gemeente Waalwijk is het ook niet mogelijk om op kortere afstand een Bevi-inrichting te realiseren. In afbeelding 5 is, voor het dichtstbij de woonkern gelegen niet categoriale bedrijf Stahl, de 750 meter contour in beeld gebracht.

Een afstand van 750 meter, zou daarmee voor een omvangrijk gebied in de gemeente Waalwijk onnodige belemmeringen opleggen aan de ontwikkeling van bijzonder kwetsbare objecten. Omdat de risico’s voor niet-zelfredzame personen het grootst zijn binnen het invloedsgebied van een brand en explosie is dit gebied aangehouden als afstandseis met daarnaast dus een maximale afstand van 200 meter vanwege toxische dampen.

 

Afbeelding 5: Afstand 750 meter vanaf Stahl, zie regelgeving op www.waalwijk.nl

 

Bij buisleidingen is de zone binnen de 100% letaliteitsgrens van het worst-case scenario het gebied waar in geval van een incident een hittestraling geldt van meer dan 35 kW/m2 en waar personen buitenshuis geen overlevingskans hebben vanwege deze grote hittestraling. Gebouwen binnen deze zone zullen branden en onherstelbare schade oplopen. Deze zone is daarom een gebied met een relatief lage overlevingskans bij een incident. Bij buisleidingen is een ‘maatgevend scenario’ een scenario met een grote kans en een ‘worstcase scenario’ een scenario met een kleine kans. Het maatgevend scenario is een gat van 40mm. Dit leidt in alle gevallen (onafhankelijk van druk en diameter) tot een 1% letaliteitsafstand van 10 meter. Het ‘worstcase scenario’ is een volledige breuk en kent grotere 1% letaliteitsafstanden.

Dit overwegende, vindt de gemeente Waalwijk het langdurig huisvesten van bijzonder kwetsbare groepen nabij buisleidingen in beginsel niet geschikt. Zij wenst daarbij een extra veiligheidsmarge in te bouwen voor bijzonder kwetsbare objecten en laat bijzonder kwetsbare objecten dan ook niet toe binnen de 100% letaliteitsgrens van het worst-case scenario van buisleidingen. Voor een overzicht van de 100% letaliteitsgrenzen per leiding wordt verwezen naar paragraaf 4.4. Deze bedragen 40 tot 100 meter.

Voor de wegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (A58 en de N261) geldt een invloedsgebied van 200 meter. Deze afstand is gebaseerd op onder andere het mogelijk voorkomen van een “warme” BLEVE en toxische wolken bij een incident.

Een warme BLEVE zou kunnen ontstaan wanneer een LPG tankwagen bij een ongeluk betrokken is, waar ook nog brand bij ontstaat. In dit scenario kan als gevolg van de oplopende druk de tank falen. De kans op dit scenario achten wij voor de A59 en de N261 zeer klein. In vergelijking tot veel andere wegen van het basisnet is de hoeveelheid vervoerde gevaarlijke stoffen over de A59 en N261 klein tot zeer klein. (Er is dan ook geen risicocontour). Daarnaast zijn de LPG tankwagens sinds 2010 voorzien van een brandwerende coating, waardoor opwarming van de tank gedurende 90 minuten wordt voorkomen. Voor wat betreft transportroutes, kiest de gemeente Waalwijk ervoor om uitsluitend afstandseisen op te nemen voor de transportroutes A59 en N261 gebaseerd op een koude BLEVE. De afstand van 70 meter is gebaseerd op een maatgevend scenario van een plasbrand of koude BLEVE (explosie). Een koude BLEVE ontstaat wanneer de tank van een LPG-tankwagen faalt als gevolg van een ongeval. Hierbij komen drukgolven vrij, welke tot op een afstand van 70 meter dodelijk zijn. Voor een plasbrand geldt dat dodelijke effecten kunnen optreden tot 60 meter.

 

Bouwkundige en organisatorische maatregelen

Bovendien geldt in alle situaties bij de vestiging van nieuwe bijzonder kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van een risicobron:

 

1.Dat de initiatiefnemer voor de aanpassing van het ruimtelijk plan dient aan te tonen dat er voldoende fysieke en organisatorsiche maatregelen zijn genomen om de zelfredzaamheid en zelfbescherming te ondersteunen. Deze maatregelen betreffen in ieder geval:

● De in het object aanwezige personen zijn/worden adequaat geinformeerd over de handelwijze bij een ongeval met gevaarlijke stoffen en zijn in staat instructies uit te voeren gericht op zelfbescherming. Deze instructies betreffen in ieder geval: binnen blijven of naar binnen gaan, ramen en deuren sluiten en eventuele mechanische ventilatie uitschakelen.

● Indien in het object mechanische ventilatie aanwezig is, moet deze centraal uit te schakelen zijn.

 

2.De gemeente beoordeelt de zelfredzaamheid en zelfbescherming aan de hand van de volgende criteria:

● De mobiliteit van de aanwezigen;

● De mate waarin de aanwezigen inzicht hebben in een gevaarlijke situatie;

● De handelingsbekwaamheid van de aanwezigen bij gevaar.

 

3.5.2 Nieuwe inrichtingen

In de gemeente Waalwijk worden, afhankelijk van het gebiedstype, nieuwe risicovolle inrichtingen (Bevi- en overige inrichtingen) niet of onder voorwaarden toegelaten. Voor windturbines geldt een afwijkend beleid, zoals opgenomen in paragraaf 3.7.

 

Tabel 7: Keuzes nieuwe risicovolle inrichtingen per gebiedstype, zie regelgeving www.waalwijk.nl

 

Woonwijken

De vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen wordt niet toegelaten.

 

Buitengebied

Nieuwe risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan, tenzij vanwege zwaarwegende belangen de vestiging van een dergelijke risicobron toch wenselijk is. Hieraan dient te allen tijde een gedegen onderbouwing ten grondslag te liggen.

 

Bedrijventerrein Haven/Maasoever

Het toestaan van nieuwe Bevi- en overig risicovolle bedrijven is mogelijk, mits:

  • §

    Het bedrijf kan aantonen dat de PR 10-6 contour is/zijn gelegen binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting, of;

  • §

    de PR 10-6 contour gronden overlapt waar geen (beperkt) kwetsbare objecten juridisch-planologisch mogelijk zijn, zoals gronden met de bestemming ‘Groen’, ‘Verkeer – Ontsluiting’, ‘Verkeer – Verblijf’ en ‘Water’, én;

  • §

    in de toelichting bij het ruimtelijk plan een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.

 

Overige bedrijventerreinen

Binnen dit gebied worden nieuwe Bevi-inrichtingen onder geen voorwaarde toegestaan. Overige nieuwe risicobronnen worden toegestaan bij zwaarwegende belangen.

 

Gemengde gebieden

De vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen wordt niet toegelaten.

 

3.6 Invulling verantwoordingsplicht

De gemeente Waalwijk heeft een standaard verantwoording groepsrisico ontwikkeld aansluitend op het standaard advies van de Veiligheidsregio. Deze standaard verantwoording groepsrisico gebruikt de gemeente Waalwijk nu voor een groot deel van haar ruimtelijke plannen/ontwikkelingen.

Om te bepalen voor welke ontwikkelingen de standaard verantwoording mag worden toegepast, is een kaart gemaakt, met daarop gemarkeerde gebieden. In afbeelding 6 is deze kaart opgenomen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen gele, blauwe, grijze en transparante zones. De transparante zones zijn gelegen buiten het invloedsgebied van risicobronnen en derhalve is bij ruimtelijke plannen in die zones geen nadere verantwoording vanuit externe veiligheid benodigd. De overige zones liggen wel binnen het invloedsgebied. De blauwe contouren zijn indicatief. Indien een kleiner invloedsgebied of wettelijke vastgelegde afstand voor een risicobron geldt, dan is die kleinere afstand maatgevend.

 

Afbeelding 6: Kaart standaard verantwoording groepsrisico, zie regelgeving op www.waalwijk.nl

 

Naast de standaard verantwoording van de gemeente bestaat het standaard advies van de Veiligheidsregio. Jaarlijks worden deze documenten bijgesteld aan de hand van nieuwe inzichten. In tabel 8 is een samenvattend overzicht weergegeven, in hoeverre toepassing kan worden gegeven aan welk document. In deze tabel is de standaard verantwoording groepsrisico van de gemeente Waalwijk aangeduid met ‘SVG’ en het standaardadvies van de Veiligheidsregio met ‘AVR’.

 

Tabel 8: Toepassing standaard verantwoording groepsrisico (SVG) en standaardadvies (AVR) per zone, zie regelgeving, www.waalwijk.nl

 

In bijlage 4 is het ‘Standaard advies van de Veiligheidsregio (2017)’ opgenomen. In bijlage 5 is de ‘Standaard Verantwoording groepsrisico van de gemeente Waalwijk (2017)’ weergegeven.

In situaties waarin de standaard verantwoording groepsrisico niet kan worden toegepast, wordt aangesloten bij de verantwoording zoals opgenomen in artikel 12 en 13 van het Bevi, artikel 7 en 8 van het Bevt en artikel 12 van het Bevb. Hierbij kan sprake zijn van een beperkte verantwoording (bij transportroutes en buisleidingen) of volledige verantwoording. In paragraaf 4.3 en 4.4. wordt hier nader op ingegaan.

 

3.7 Windturbines

De gemeente Waalwijk ambieert op Haven Acht een combinatie van windturbines en grootschalige logistiek. Windturbines zijn risicovolle objecten, in verband met een mogelijke breuk van een rotorblad of van de mast. Omdat windturbines een bijzondere categorie risicovolle objecten vormen, die in principe wel gewenst zijn in het kader van duurzaamheid, is hiervoor aanvullend beleid geformuleerd.

In de gemeente Waalwijk wordt de kwaliteit van de leefomgeving bepaald door een veelzijdige en samenhangende mix van woonfuncties, natuur en recreatie en van bedrijvigheid.

Bij het streven naar een balans tussen deze functies gelden duurzaamheid en een gebiedsgerichte visie als belangrijke beleidsuitgangspunten.

 

3.7.1 Nieuwe windturbines

Door de provincie Noord-Brabant is in de Verordening ruimte 2014 vrijwel het gehele gebied ten noorden van de A59 aangewezen als zoekgebied voor windturbines. De raad van de gemeente Waalwijk heeft in eerste instantie het gehele bedrijventerrein Haven en de beoogde uitbreiding van Haven in oostelijke richting tot het afwateringskanaal (Haven Acht) aangewezen als zoekgebied. Daarnaast is de verwachting dat met het oog op schone energie in Waalwijk ook andere locaties in Waalwijk noodzakelijk zullen zijn.

Voor nieuwe windturbines, geldt het volgende beleid per gebiedstype.

 

Tabel 9: Keuzes nieuwe windturbines per gebiedstype, zie regelgeving op www.waalwijk.nl

 

Woonwijken

De realisatie van nieuwe windturbines wordt niet toegelaten.

Buitengebied

De realisatie van nieuwe windturbines binnen dit gebied is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • §

    De gemeenteraad van Waalwijk heeft het desbetreffend gebied aangewezen als zoekgebied;

  • §

    De PR 10-5 contour overlapt geen beperkt kwetsbare objecten;

  • §

    De PR 10-6 contour overlapt geen kwetsbare objecten.

Bij tijdelijke (beperkt) kwetsbare objecten, zoals evenementen, zijn uitzonderingen denkbaar indien de windturbine wordt stilgezet wanneer het evenement wordt georganiseerd. Dit dient goed onderbouwd te worden.

 

Bedrijventerrein Haven (en Haven Acht)

De realisatie van nieuwe windturbines binnen dit gebied is in principe toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • §

    De PR 10-5 contour overlapt geen beperkt kwetsbare objecten;

  • §

    De PR 10-6 contour overlapt geen kwetsbare objecten.

Omdat de gemeente Waalwijk ruimte wil bieden aan de combinatie van logistieke bedrijven en windturbines geldt een ander toetsingskader (zie § 3.7.2) bij bepaling of sprake is van een kwetsbaar object ten opzichte van logistieke bedrijven.

Bij tijdelijke (beperkt) kwetsbare objecten, zoals evenementen, zijn uitzonderingen denkbaar indien de windturbine wordt stilgezet wanneer het evenement wordt georganiseerd. Dit dient goed onderbouwd te worden.

 

Overige bedrijventerreinen

De realisatie van nieuwe windturbines binnen dit gebied is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • §

    De gemeenteraad van Waalwijk heeft het desbetreffend gebied aangewezen als zoekgebied;

  • §

    De PR 10-5 contour overlapt geen beperkt kwetsbare objecten;

  • §

    De PR 10-6 contour overlapt geen kwetsbare objecten.

Bij tijdelijke (beperkt) kwetsbare objecten, zoals evenementen, zijn uitzonderingen denkbaar indien de windturbine wordt stilgezet wanneer het evenement wordt georganiseerd. Dit dient goed onderbouwd te worden.

 

Gemengde gebieden

De realisatie van een nieuwe windturbine wordt niet toegelaten.

 

3.7.2 Grootschalige logistiek

De gemeente Waalwijk ambieert op Haven Acht (onderdeel van Haven) een combinatie van windturbines en grootschalige logistiek. Omdat de combinatie van logistieke panden en windturbines vanwege de PR-contouren tot mogelijke aandachtspunten kan leiden, is door de gemeente Waalwijk juridisch advies ingewonnen. Daarin wordt onder meer ingegaan op de interpretatieruimte die binnen huidige de wet- en regelgeving bestaat. Dit advies resulteert in de conclusie dat de combinatie van grootschalige logistiek én windturbines voor alsnog niet uitgesloten is op basis van de huidige regelgeving. Een deugdelijke motivering is hierbij van belang.

Nieuwe wetgeving is volop in beweging. Momenteel is er onvoldoende inzicht met betrekking tot toekomstige regelgeving in relatie tot windturbines én (grootschalige) logistiek en andere bedrijven met gebouwen waarin grote gedeelten minder extensief door personen worden gebruikt. Gelet op het bovenstaande gaat Waalwijk per individueel geval bekijken hoe een windturbine en een logistiek bedrijf (ook bestaande logistieke bedrijven op Haven) gecombineerd kunnen worden.

Hiervoor hanteert de gemeente Waalwijk de volgende uitgangspunten. Wanneer er sprake is van de combinatie van logistieke bedrijvigheid en één of meerdere windturbines, dan:

  • 1.

    mogen er binnen de PR 10-5 van een windturbine geen beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten worden gesitueerd (ingevolge het Activiteitenbesluit);

  • 2.

    kan ervoor gekozen worden om bij logistieke bedrijven waarbij de personendichtheid geconcentreerd is aan één zijde van het gebouw het gebouw als meerdere objecten/functies te beschouwen. Gedeelten met een aanwezigheid van minder dan 50 personen kunnen met een onderbouwing beschouwd worden als beperkt kwetsbaar. Dit gedeelte is daarmee toegelaten binnen de PR 10-6 contour van de windturbine. Het gedeelte waar de aanwezigheid meer dan 50 personen bedraagt, blijft een kwetsbaar object en mag niet gelegen zijn binnen de PR 10-6 contour van de windturbine.

Indien toepassing wordt gegeven aan bovenstaande, dan dient de initiatiefnemer zorg te dragen voor een juiste constructie tussen het kwetsbare en beperkt kwetsbare deel van het gebouw om functies te scheiden.

  • 3.

    beoordeelt de gemeente Waalwijk samen met de Veiligheidsregio de bouwtechnische aspecten ten aanzien van constructie tussen het kwetsbare en beperkt kwetsbare gedeelte/functie van het bouwwerk.

  • 4.

    gelden voor een opslaggedeelte ten behoeve van gevaarlijke stoffen stringentere eisen. Dit om te voorkomen dat de impact door blad inslag en mastbreuk ter plaatse van de opslag van gevaarlijke stoffen plaats kan vinden. Opslag van gevaarlijke stoffen dient plaats te vinden buiten de PR 10-6 contour van een windturbine.

 

3.8 Resumerend overzicht

In dit hoofdstuk zijn verschillende ambities genoemd. In tabel 10 is een resumerend overzicht gegeven van de aanvullende eisen die de gemeente Waalwijk stelt, aanvullend op de landelijke regelgeving, per onderdeel en per gebiedstype.

 

Tabel 10: Samenvatting aanvullende beleidsregels gemeente Waalwijk per gebiedstype * Geldt alleen voor Bedrijventerrein Haven en niet voor Maasoever, zie regelgeving op www.waalwijk.nl

Voor wijzigingen die voortvloeien uit wetswijzigingen of nieuwe rekenmethodieken is gemotiveerde afwijking van de gemaakte beleidskeuzes mogelijk.

 

4 Risicoprofiel Waalwijk

Binnen de gemeente Waalwijk zijn diverse risicobronnen aanwezig. Het gaat om:

  • §

    Diverse inrichtingen;

  • §

    Windturbines;

  • §

    Transport van gevaarlijke stoffen;

  • §

    Buisleidingen.

In het onderstaande wordt een beschrijving gegeven van de bestaande risicobronnen. Daarnaast wordt voor transportroutes en buisleidingen een doorvertaling gemaakt naar de consequenties voor onder andere de verantwoording in ruimtelijke plannen. Deze doorvertaling is gebaseerd op de huidige kenmerken en berekende groepsrisico’s van de risicobronnen. Eventuele wijzigingen in de aard van de risicobronnen of beleidswijzigingen, kunnen consequenties hebben voor de conclusies.

 

4.1 Diverse inrichtingen

In de gemeente Waalwijk zijn diverse risicovolle inrichtingen aanwezig. Het gaat om bedrijven en installaties waar het gebruik, de opslag of productie van gevaarlijke stoffen op een vaste plaats plaatsvindt. Voorbeelden hiervan zijn LPG tankstations, ammoniak-koelinstallaties en opslagen met gevaarlijke stoffen. Om te kunnen bepalen of een bedrijf waar gevaarlijke stoffen worden gebruikt , opgeslagen of geproduceerd risicovol is wordt de Leidraad Risico Inventarisatie – deel Gevaarlijke stoffen, versie 6.1 december 2010 (LRI-GS 6.1 dec 2010) gehanteerd. In deze Leidraad is een drempelwaardetabel opgenomen. Een actuele versie hiervan is te vinden op de website www.risicoregister.nl. Indien de vergunde hoeveelheid gevaarlijke stoffen bij een bedrijf de waarden genoemd in de tabel overschrijdt, dan wordt dit bedrijf aangewezen als risicovol. Indien de vergunde hoeveelheid gevaarlijke stoffen bij een bedrijf bovendien de waarden genoemd in het Bevi (en Revi) overschrijdt, dan valt dit bedrijf onder de werksfeer van het Bevi. Een overzichtslijst van Bevi-inrichtingen en overige risicovolle inrichtingen is opgenomen in bijlage 3.

In 2007 heeft de gemeente Waalwijk conform artikel 18 van het BEVI een saneringsprogramma opgesteld. Dit programma is reeds uitgevoerd. Hierdoor bestaan er binnen de gemeente geen situaties meer waarin PR 10-6 contouren - al dan niet geprojecteerde - kwetsbare objecten overlappen.

Binnen de gemeente zijn op de vaststellingsdatum 7 LPG-tankstations aanwezig welke onder het Bevi vallen. Van deze stations zijn de doorzetten vastgelegd. In de bestemmingsplannen is rekening gehouden met deze LPG tankstations en zijn de risicocontouren op de verbeelding opgenomen.

Verder heeft de gemeente Waalwijk twee bedrijven waar risico bestaat op zware ongevallen (2 BRZO-inrichtingen) welke tevens vallen onder het Bevi. Het betreft Stahl Europe BV en DSM Neoresins BV. Daarnaast zijn er nog 13 Bevi-inrichtingen en meerdere overige risicovolle inrichtingen. Het merendeel van de overige risicovolle inrichtingen is risicovol vanwege de opslag van propaan.

 

4.2 Windturbines

Binnen de gemeente Waalwijk zijn windturbines aanwezig. Op het moment van vaststelling van deze visie is sprake van 5 windturbines. Deze zijn niet opgenomen op de risicokaart. In afbeelding 7 is een overzicht opgenomen van de situering van deze windturbines.

Afbeelding 7: Overzicht situering windturbines (bron: Windmolen en Windparkenkaart NL), zie regelgeving op www.waalwijk.nl

De gemeente Waalwijk hanteert een beleid hiervoor wat in hoofdstuk 3 nader is beschreven.

 

4.3 Transport van gevaarlijke stoffen

In de gemeente Waalwijk vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats op:

  • §

    De Rijksweg A59;

  • §

    De N261 (Midden-Brabantweg);

  • §

    Overige gemeentelijke transportroutes.

Binnen de gemeente Waalwijk zijn geen relevante vaar- of spoorwegen gelegen met vervoer van gevaarlijke stoffen. Sinds de inwerkingtreding van de Regeling Basisnet, is het uitgangspunt dat scheepvaart met gevaarlijke stoffen over de binnenvaartroute Maascorridor gebruikt maakt van de route Waal, kanaal van Sint Andries en Maas en vice versa. Hierdoor is de vaarweg Bergse Maas geen transportroute voor gevaarlijke stoffen.

 

4.3.1 Rijksweg A59

De rijksweg A59 loopt van oost naar west door de gemeente Waalwijk, langs de kernen Waspik en Waalwijk. De weg is opgenomen in het Basisnet en is opgedeeld in verschillende wegvakken.

Ter hoogte van Waspik, Sprang-Capelle is dit wegvak B16 (tabel 11). Na afrit 37 Waalwijk betreft het wegvak B17. In het Basisnet is opgenomen dat voor de A59 ter hoogte van de gemeente Waalwijk geen PR 10-6 bestaat. Ook is voor het wegvak geen sprake van een Plasbrandaandachtsgebied (PAG).

 

Tabel 11: Wegvakken Basisnet A59 nabij gemeente Waalwijk. Zie regelgeving, www.waalwijk.nl

 

In april 2011 is door de toenmalige RMD een groepsrisicoberekening (QRA) uitgevoerd voor de realisatie van het nieuwe gemeentehuis en toekomstige kantoorgebouwen naast de A59. Deze QRA is opgenomen in bijlage 6. Ondanks het feit dat het Basisnet nog niet van kracht was, zijn hiervoor al wel de methodiek en transportcijfers gehanteerd van het Basisnet. Uit deze berekeningen is gebleken dat ter hoogte van het gemeentehuis en de geprojecteerde naastgelegen kantoorgebouwen het groepsrisico van de A59, uitgaande van een maximale benutting van de groeiruimte voor het vervoer maximaal 0,48 x OW bedraagt. Voor het overige deel van de A59 bedraagt het hoogste groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

 

4.3.2 N261 (Midden-Brabantweg)

De N261 is een provinciale weg, die de gemeente met Loon op Zand en Tilburg verbindt. Over deze weg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Deze weg maakt geen deel uit van het Basisnet.

Uit de QRA, die is opgenomen in bijlage 6, kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een PR 10-6 en het groepsrisico op basis van het toekomstig vervoer maximaal 0,11 x OW bedraagt.

 

4.3.3 Overige gemeentelijke transportroutes

Ter bevoorrading van inrichtingen die gevaarlijke stoffen opslaan en bewerken, worden lokale wegen gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen. In afbeelding 8 is een overzicht opgenomen van transportroutes die logischerwijs gebruikt zullen worden voor deze transporten.

In 2007-2008 heeft de Provincie onderzoeken uitgevoerd naar transport van gevaarlijke stoffen over gemeentelijke wegen. Voor de gemeente Waalwijk is in kaart gebracht met welke frequentie transportstromen van gevaarlijke stoffen in bulk over de gemeentelijk wegen worden vervoerd en hoe deze transportroutes over de gemeentelijke wegen lopen. Op basis van deze informatie is het plaatsgebonden risico en het groepsrisico beoordeeld. In het onderzoek is geconcludeerd dat er in de gemeente Waalwijk geen overschrijding is van de normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Dit onderzoek is onlangs door de OMWB geactualiseerd. In vergelijking tot het onderzoek uit 2008 zijn de risico’s op gemeentelijke wegen afgenomen doordat met name het transport van LPG over gemeentelijke wegen is beperkt.

 

Afbeelding 8: Overzicht ligging gemeentelijke wegen, zie regelgeving op www.waalwijk.nl

 

4.3.4 Doorvertaling

Uit de vorige paragrafen kunnen de volgende conclusies worden getrokken voor transportroutes:

§Er is in de gemeente Waalwijk geen sprake van saneringssituaties;

Indien de standaard verantwoording groepsrisico van de gemeente Waalwijk niet kan worden toegepast geldt het volgende:

  • §

    Voor ontwikkelingen binnen 200 meter van de A59 geldt een beperkte verantwoording op basis van artikel 8, lid 2 Bevb ter hoogte van de maatgevende kilometer, zoals weergegeven in bijlage 6, indien sprake is van een toename van minder dan 10% van het groepsrisico. Indien sprake is van een toename die groter is dan 10% dient een volledige verantwoording te worden opgesteld;

  • §

    Indien een ontwikkeling binnen 200 meter van de A59 is gelegen, maar buiten de maatgevende kilometer, zoals opgenomen in bijlage 6, dan kan volstaan worden met een beperkte verantwoording. Een uitzondering hierop is de situatie waarin de nieuwe ontwikkeling naar aard en omvang zodanig is, dat in de nieuwe situatie mogelijk sprake is van een groepsrisico dat hoger is dan 0,1 x OW;

  • §

    Voor ontwikkelingen binnen 200 meter van de N261 geldt een beperkte verantwoording op basis van artikel 8, lid 2 Bevb ter hoogte van de maatgevende kilometer, zoals weergegeven in bijlage 6, indien sprake is van een toename van minder dan 10% van het groepsrisico. Indien sprake is van een toename die hoger is dan 10% dient een volledige verantwoording te worden opgesteld;

  • §

    Indien een ontwikkeling binnen 200 meter van de N261 is gelegen, maar buiten de maatgevende kilometer, zoals opgenomen in bijlage 6, dan kan volstaan worden met een beperkte verantwoording. Een uitzondering hierop is de situatie waarin de nieuwe ontwikkeling naar aard en omvang zodanig is, dat in de nieuwe situatie mogelijk sprake is van een groepsrisico dat hoger is dan 0,1 x OW;

  • §

    Voor de overige gemeentelijke routes kan op basis van vuistregels worden vastgesteld dat sprake is van een groepsrisico dat lager is dan 0,1 x OW. Een beperkte verantwoording bij ontwikkelingen binnen 200 meter is daarmee afdoende. Een uitzondering hierop geldt voor routes waar personendichtheden voorkomen, die groter zijn dan 100 personen per hectare of wanneer de ontwikkeling dusdanig groot is dat het groepsrisico in de nieuwe situatie hoger zal zijn dan 0,1 x OW. In dat geval is maatwerk benodigd om tot gefundeerde conclusies te kunnen komen. Voor een gedetailleerd overzicht van deze systematiek wordt verwezen naar het rapport ‘Vervoer Gevaarlijke Stoffen’, hetgeen momenteel door de OMWB wordt geactualiseerd. Medio 2017 zijn hiervan de resultaten beschikbaar.

 

4.4 Buisleidingen

Binnen het grondgebied van de gemeente Waalwijk is een aantal hogedruk aardgasleidingen aanwezig. In tabellen 12 en 13 zijn de eigenschappen en de rekenresultaten (m.b.v. CAROLA) uit een onderzoek van maart 2017 (bijlage 7) weergegeven van de binnen de gemeente Waalwijk gelegen buisleidingen.

 

Tabel 12: Risicoafstanden van de hogedruk gasleidingen Gasunie (brondata: Gasunie), zie regelgeving op www.waalwijk.nl

 

Tabel 13: Risicoafstanden van de overige buisleidingen (brondata: Vermilion Energy NL BV), zie regelgeving op www.waalwijk.nl

* De PR 10-6 contour is gelegen binnen de inrichtingsgrens van Vermilion

 

Uit het onderzoek blijkt dat de PR 10-6 contour van buisleidingen niet tot een knelpunt leidt. Het groepsrisico is voor alle leidingen, met uitzondering van de leiding A-618, lager dan 0,1 x OW op het moment van vaststelling van deze beleidsvisie. Uit deze resultaten kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

§Er is geen sprake van saneringssituaties in de gemeente Waalwijk.

Indien de standaard verantwoording groepsrisico van de gemeente Waalwijk niet kan worden toegepast geldt het volgende:

  • §

    Voor ruimtelijke plannen nabij leiding A-618 kan niet in alle gevallen volstaan worden met een beperkte verantwoording op basis van artikel 12, lid 3 Bevb. Indien sprake is van een toename van het groepsrisico met minder dan 10% of indien de ontwikkeling is gelegen op een afstand die groter is dan 100 meter (100% letaliteitsgrens) van deze gasleiding, kan volstaan worden met een beperkte verantwoording. In de overige gevallen dient een volledige verantwoording te worden opgesteld;

  • §

    Voor de overige leidingen kan volstaan worden met een beperkte verantwoording als bedoeld in artikel 12, lid 3 van het Bevb, tenzij de nieuwe ontwikkeling naar aard en omvang zodanig is, dat in de nieuwe situatie mogelijk sprake is van een groepsrisico dat hoger is dan 0,1 x OW.

5 Omgevingswet

De regelgeving op het gebied van externe veiligheid wordt in de toekomst onderdeel van de Omgevingswet. Bij het vormgeven van de Omgevingswet is besloten om het externe veiligheidsbeleid te moderniseren onder de nieuwe naam ‘omgevingsveiligheid’. De reden voor modernisering is gelegen in het feit dat er veel kritiek was op het instrument groepsrisico. Hier is een alternatief voor gezocht.

In de Omgevingswet wordt, naast de risicogerelateerde insteek voor het plaatsgebonden risico PR10-6 , de effectgerelateerde insteek gekozen voor de bescherming van grote groepen burgers. Daartoe worden de zogenaamde aandachtsgebieden geïntroduceerd (oftewel het “schillenmodel”). Binnen deze aandachtsgebieden dienen maatregelen genomen te worden, die de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen zo veel mogelijk beperken. Het type maatregelen dat in een aandachtsgebied genomen moet worden, hangt af van het ongevalscenario dat wordt veroorzaakt door de risicobron. Daarnaast wordt voor de bescherming van extra kwetsbare bevolkingsgroepen (kinderen, zieken, etc.) een nieuwe categorie geïntroduceerd: zeer kwetsbare gebouwen en locaties.

Zoals hierboven aangegeven is er een alternatief voor de huidige verantwoording van het groepsrisico ontworpen. Dit alternatief gaat uit van het principe dat rond een risicobron zones (schillen voor brand, explosie, gifwolk) zijn die zich bij een calamiteit van elkaar onderscheiden, maar waarbinnen wel slachtoffers (doden) kunnen vallen. Door de zones te vertalen naar gebieden rond een risicobron waarin beperkingen gelden wordt de verbinding gemaakt tussen veiligheid en ruimtelijke inrichting.

Hiertoe worden drie beleidsmatige stappen vastgelegd in wet- of regelgeving, namelijk:

  • 1.

    Veilig ontwerpen en bestemmen start met het voldoende afstand houden tussen een risicovolle activiteit en omliggende bebouwing. Hiertoe moet vroegtijdig bekend zijn in welke gebieden extra aandacht nodig is voor risico’s van brand, explosie of een toxische wolk. Dit wordt bewerkstelligt door deze aandachtsgebieden op te nemen in het omgevingsplan;

  • 2.

    Als binnen deze aandachtsgebieden toch gebouwd gaat worden, dan moet een standaard verplichting bestaan om extra veiligheidsmaatregelen te treffen om gevolgen van een calamiteit te beperken (bijvoorbeeld een brandwerende muur), of om de kans dat bij het optreden van een calamiteit die leidt tot slachtoffers, zo goed als mogelijk uit te sluiten.

  • 3.

    Indien het bevoegd gezag af wil zien van extra veiligheidsmaatregelen, dan besluit het gemeenbestuur actief om de omgevingsrisico’s te accepteren en geen invulling te geven, of binnen een kleinere afstand tot de bron, aan de standaard verplichting tot het treffen van veiligheidsmaatregelen. De reden hiervoor kan zijn dat de kans op het ongeval heel gering is, er andere grote belangen zijn, of omdat er weinig bewoners of vitale infrastructuur in het gebied aanwezig zijn.

Er zijn drie soorten aandachtsgebieden bepaald, te weten: het brandaandachtsgebied, het explosiegebied en een aandachtsgebied voor vrijkomende giftige stoffen. Naast de aandachtsgebieden wordt in de omgevingswet een nieuwe categorie objecten, in de omgevingswet gedefinieerd als gebouwen en locaties, geïntroduceerd. Naast de beperkt kwetsbare gebouwen en kwetsbare gebouwen worden de zeer kwetsbare gebouwen in de wet opgenomen. Dit betreffen gebouwen waarin zich beperkt zelfredzame personen bevinden, zoals gehandicapten of bejaarden.

Op het moment dat nieuwe wetgeving van kracht wordt dienen in het omgevingsplan van de gemeenten de afstanden voor het plaatsgebonden risico (PR10-6) rondom risicobronnen opgenomen te worden. Deze PR-contouren gelden als grenswaarde (in acht nemen) voor zeer kwetsbare en kwetsbare gebouwen en als richtwaarde (rekening houden met) voor beperkt kwetsbare gebouwen. Daarnaast dienen de aandachtsgebieden in het omgevingsplan opgenomen te worden. In geval van een nieuw initiatief binnen een aandachtsgebied zullen de daarbij behorende maatregelen aan de nieuwe gebouwen genomen moeten worden. De gemeente kan afwijken van deze maatregelen, door het nemen van gelijkwaardige maatregelen of door vooraf in beleid vast te leggen dat de maatregelen in een kleiner gebied (voorschriftengebied) dan het aandachtsgebied rondom de risicobron toegepast hoeven te worden in het belang van de integrale afweging. De gemeente moet wel kunnen onderbouwen dat de risico’s na het nemen van een dergelijk besluit aanvaardbaar blijven.

Momenteel wordt er onderzoek gedaan naar de consequenties van de modernisering van het omgevingsveiligheidsbeleid. De afstanden van de aandachtsgebieden zijn met name van BRZO-inrichtingen nog niet definitief bekent en moeten per inrichting berekend worden. Taak hiervoor ligt bij de Rijksoverheid en zal binnen de komende 2 jaar meer duidelijkheid geven. Daarnaast is nu opgenomen in het ontwerp-Besluit Kwaliteit Leefomgeving (1 juli 2016) dat er geen nieuwe zeer kwetsbare gebouwen mogen worden toegelaten binnen aandachtsgebieden. Na de consultatiefase is echter afgesproken dat dit aspect nogmaals afgewogen zal worden, om het toelaten van zeer kwetsbare gebouwen toch mogelijk te maken mits aanvullende bouwvoorschriften, andere omgevingsmaatregelen en communicatiemaatregelen zijn voorgeschreven.

In de toekomstige wetgeving zal verschil worden gemaakt tussen bestaande en nieuwe situaties. De nieuwe regels zullen gelden voor nieuwe situaties. Het is niet de bedoeling dat de nieuwe aanpak saneringssituaties oplevert.

De gemeente moet in het omgevingsplan rekening houden met het groepsrisico (kans op overlijden van tien of meer personen per jaar). Dat betekent onder meer dat de gemeente een eigen afwegingsruimte heeft bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen een aandachtsgebied. Uitgangspunt daarbij is dat de te maken afweging bij externe veiligheidsrisico’s langs drie beslispunten verloopt:

  • 1.

    Is het mogelijk de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling buiten de aandachtsgebieden te doen plaatsvinden?

  • 2.

    Als het toch wenselijk is de voorgenomen ontwikkeling binnen een aandachtsgebied mogelijk te maken, is het dan mogelijk zodanige regels in het omgevingsplan op te nemen dat de kans dat iemand binnenshuis omkomt door een brand, explosie of giftige stof verwaarloosbaar is?

  • 3.

    Is het aanhouden van voldoende afstand of het nemen van maatregelen om de dodelijke effecten van een brand, explosie of vrijkomende toxische stof weg te nemen, niet mogelijk of niet haalbaar, dan kan een gemeente regels stellen die het mogelijke aantal slachtoffers binnen het aandachtsgebied beperken.

Om beslispunt 3 te kunnen toepassen kan door het bevoegd gezag een dichthedenbeleid worden opgesteld. Het RIVM zal een handleiding voor het dichthedenbeleid maken. Deze is echter vooralsnog niet opgesteld en kan dus ook nog niet toegepast worden.

Uit bovenstaande wordt geconcludeerd dat indien de Omgevingswet van kracht wordt de gemeente zich op haar beleidsvrijheden kan voorbereiden door in haar beleid in ieder geval het volgende aandachtspunt op te nemen: een gebiedsgerichte uitwerking van het beleid met maatwerkoplossingen die passen bij de gebiedskenmerken.

Zoals al in dit aandachtspunt is aangegeven zullen per gebied maatwerkoplossingen worden getroffen die bij het betreffende gebiedskenmerk horen. Bij de afweging om te komen tot een maatwerkoplossing zullen de hierboven genoemde beslispunten worden doorlopen.

In 2016 heeft Waalwijk met zes andere gemeenten deelgenomen aan het Pilotprogramma ‘Omgevingsveiligheid in de omgevingsvisie’. Hierbij zijn de inzichten en uitgangspunten van de Omgevingswet gebruikt, evenals de instructies uit het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (BKL) en het Besluit bouwwerken Leefomgeving (BAL). Aandacht was er hierbij voor de aanpalende beleidsvelden.

 

6 Conclusies en aanbevelingen

De gemeente Waalwijk heeft er voor gekozen verdergaande beleidseisen te stellen dan in het landelijke beleid voor externe veiligheid zijn voorgeschreven. Hiertoe heeft de gemeente Waalwijk een beleidsvisie externe veiligheid opgesteld. De drie belangrijkste aandachtspunten in dit beleid zijn:

  • §

    Een gebiedsgerichte uitwerking van het beleid met maatwerkoplossingen die passen bij de gebiedskenmerken;

  • §

    Een beleid ten aanzien van de realisatie van windturbines;

  • §

    De introductie van objecten waarin zich beperkt zelfredzame personen bevinden (bijzondere kwetsbare objecten). Deze objecten wil de gemeente Waalwijk extra bescherming bieden door afstandseisen op te nemen en enkele bouwkundige en organisatorische maatregelen verplicht te stellen. De afstandseisen wijken af van de uitgangspunten van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant.

Een overzicht van de belangrijkste keuzes en grondslagen daarachter is opgenomen in hoofdstuk 3. Een samenvatting is opgenomen in tabel 10, die in het onderstaande nogmaals is opgenomen.

 

Tabel 10: Samenvatting aanvullende beleidsregels gemeente Waalwijk per gebiedstype, zie regelgeving, www.waalwijk.nl * Geldt alleen voor Bedrijventerrein Haven en niet voor Maasoever

 

Voor wijzigingen die voortvloeien uit wetswijzigingen of nieuwe rekenmethodieken is gemotiveerde afwijking van de gemaakte beleidskeuzes mogelijk.

Vanuit het risicoprofiel (hoofdstuk 4) kunnen de volgende aandachtspunten worden geformuleerd.

  • §

    Vanuit de risicovolle inrichtingen gelden in sommige gevallen grote invloedsgebieden. Gestreefd wordt om deze invloedsgebieden te verkleinen;

  • §

    Gelet op transportroutes van gevaarlijke stoffen gelden acceptabele risico’s ten aanzien van het plaatsgebonden en groepsrisico. Er gelden geen PR 10-6 contouren en het groepsrisico bedraagt bij vaststelling van deze visie maximaal 0,48 x OW ter hoogte van de A59. Op veel trajecten van transportroutes is het groepsrisico lager dan 0,1 x OW, waardoor doorgaans bij ruimtelijke plannen volstaan kan worden met een beperkte verantwoording op basis van artikel 8 van het Bevt (indien de standaard verantwoording groepsrisico niet kan worden toegepast). In hoofdstuk 4 is hier nader op ingegaan;

  • §

    Een routering van gevaarlijke stoffen wordt niet zinvol geacht.

  • §

    Uit oogpunt van de aanwezige buisleidingen met gevaarlijke stoffen gelden acceptabele risico’s. Er gelden geen PR 10-6 contouren en het groepsrisico bedraagt bij vaststelling van deze visie maximaal 0,3 x OW ter plaatse van hogedruk gasleiding A-618. Voor de overige leidingen is sprake van een groepsrisico dat lager is dan 0,1 x OW, waardoor normaliter bij ruimtelijke plannen volstaan kan worden met een beperkte verantwoording op grond van artikel 12, lid 3 van het Bevb (indien de standaard verantwoording groepsrisico niet kan worden toegepast). In hoofdstuk 4 is hier nader op ingegaan.

 

Door de komst van de Omgevingswet in 2019 kan het zijn dat dit externe veiligheidsbeleid straks opgaat in de Omgevingsvisie. Op welke wijze dit gebeurt, zal afgewogen worden in het traject tot voorbereiding op de Omgevingswet. Met dit nieuwe externe veiligheidsbeleid is dan een actueel sectoraal ingrediënt beschikbaar.

 

De raad van de gemeente Waalwijk;

gezien het voorstel van het college van Waalwijk van 11 juli 2017,

BESLUIT:

 

  • 1.

    De ‘Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Waalwijk 2017’ vast te stellen

  • 2.

    De ‘Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Waalwijk 2008’ en de ‘Aanvulling Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Waalwijk 2012’ in te trekken.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 september 2017.

   

DE RAAD VAN WAALWIJK

de griffier, de voorzitter,

   

G.H. Kocken , drs. A. M. P. Kleijngeld