Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Ronde Venen

Beleidsregels bestuurlijke boete De Ronde Venen 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Ronde Venen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bestuurlijke boete De Ronde Venen 2017
CiteertitelBeleidsregels bestuurlijke boete De Ronde Venen 2017
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving
  2. Participatiewet, art. 18a
  3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, art. 20a
  4. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, art. 20a
  5. Algemene wet bestuursrecht, tit. 5.4
  6. Boetebesluit socialezekerheidswetten

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-10-201701-01-2017Nieuwe regeling

10-10-2017

gmb-2017-186685

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bestuurlijke boete De Ronde Venen 2017

Artikel 1. Omschrijving begrippen

Artikel 2. Inlichtingenverplichtingen

  • 1.

    De belanghebbende meldt “onverwijld uit eigen beweging” de noodzakelijke inlichtingen en wijzigingen in zijn in zijn financiële, persoonlijke, woon- en/of leefsituatie op de eerstvolgende rechtmatigheidsverklaring (RMV), nadat het feit zich heeft voorgedaan.

  • 2.

    Wanneer de belanghebbende geen RMV heeft of geen RMV hoeft in te leveren meldt de belanghebbende “onverwijld uit eigen beweging”, de noodzakelijke inlichtingen binnen een periode van maximaal 14 dagen, gerekend vanaf het moment dat het feit zich heeft voorgedaan.

  • 3.

    Wanneer de belanghebbende niet aan het bepaalde onder het eerste en tweede lid heeft voldaan en wanneer de belanghebbende de rechtmatigheidsverklaring niet op de daarvoor vastgestelde inleverdatum heeft ingeleverd, dan kan op grond van de daarvoor geldende wetgeving het recht op de uitkering met ingang van de eerste van de maand niet worden vastgesteld. Er is dan sprake van schending van de inlichtingenplicht en een boetewaardige gedraging.

Artikel 3. Boeteonderzoek bij een lopende bezwaarzaak

Wanneer de belanghebbende bezwaar tegen een beschikking heeft aangetekend, die de aanleiding is voor het boeteonderzoek, dan wordt eerst de beslissing op de bezwaar afgewacht, alvorens besloten wordt een boeteonderzoek op te starten.

Artikel 4. Onderzoek plicht college

Wanneer de belanghebbende de inlichtingenverplichting heeft geschonden en uit het onderzoek geen feitelijke omstandigheden blijken, op grond waarvan opzet of grove schuld kan worden aangetoond, dan wordt aan de belanghebbende conform artikel 11 derde lid van de beleidsregels een boete van 50% (of 75% bij recidive) van het benadelingsbedrag opgelegd, tenzij er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, zoals bedoeld in artikel 11, vierde lid van de beleidsregels.

Artikel 5. Strafvervolging

  • 1.

    Wanneer er sprake is van samenwoonfraude en de ten onrechte teveel uitgekeerde uitkering hoger is dan € 20.000,= bruto, dan wordt er een strafrechtelijk proces opgestart;

  • 2.

    Wanneer er sprake is van kwade opzet en de ten onrechte teveel uitgekeerde uitkering hoger is dan € 20.000,= bruto, dan wordt er een strafrechtelijk proces opgestart;

  • 3.

    Bij overige gevallen waarbij de ten onrechte teveel uitgekeerde uitkering hoger is dan € 50.000,= bruto, dan wordt er een strafrechtelijk proces opgestart;

  • 4.

    Wanneer er op grond van het eerste, tweede en derde lid een strafrechtelijke procedure wordt opgestart, dan wordt het boeteproces in afwachting van het strafrechtelijke proces opgeschort;

  • 5.

    Wanneer de belanghebbende door de strafrechter wordt veroordeeld, dan wordt het boeteproces middels een rapportage afgesloten;

  • 6.

    Ziet de strafrechter af van strafvervolging, dan wordt het boeteproces/onderzoek alsnog opgestart.

Artikel 6. Cautie

Wanneer het college het voornemen heeft om aan de belanghebbende een boete op te leggen, dan is het college op grond van artikel 5:10a van de Awb verplicht om aan de belanghebbende vooraf aan het boetegesprek mede te delen dat hij niet verplicht is tot het geven van antwoorden en/of zijn medewerking aan het onderzoek te verlenen.

Artikel 7. Zienswijze belanghebbende

  • 1.

    Wanneer vast is komen te staan dat de inlichtingenverplichting is geschonden, dan dient artikel 5:50 Awb altijd ten uitvoering te worden gebracht.

  • 2.

    Wanneer de belanghebbende niet bereid is om zijn zienswijze kenbaar te maken en niet op de uitnodiging(en) van het college reageert, dan wordt aan hem conform artikel 11,derde lid van de beleidsregels een bestuurlijke boete opgelegd van 50% van het benadelingsbedrag, tenzij uit onderzoek aantoonbaar sprake is van opzet, grove schuld of aantoonbaar sprake is van verminderde verwijtbaarheid (zie artikel 11 van de Beleidsregels).

Artikel 8. Lichte of Zware procedure

  • 1.

    Wanneer de gemeente financieel niet is benadeeld of wanneer het benadelingbedrag € 340,00 of lager bedraagt, dan is er sprake van een “lichte procedure”. De belanghebbende wordt dan schriftelijk gehoord.

  • 2.

    Wanneer het benadelingsbedrag hoger is dan € 340,00 dan is er sprake van een “zware procedure”. De belanghebbende wordt dan te allen tijde persoonlijk gehoord.

Artikel 9. Eerste overtreding en benadelingsbedrag van € 150,00 oflager

  • 1.

    Wanneer bij een eerste overtreding het benadelingsbedrag € 150,00 of lager is, en aantoonbaar vast is komen te staan dat de belanghebbende de inlichtingenverplichtingen heeft geschonden, dan wordt aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing gegeven, conform artikel 2aa van het Boetebesluit SZW.

  • 2.

    Wanneer de belanghebbende, bij een eerste overtreding, binnen een periode van maximaal 60 dagen – geteld vanaf datum overtreding - zijn gedrag herstelt en uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen aan het college verstrekt - voordat (aantoonbaar) hiernaar een onderzoek is gestart - dan wordt er te allen tijde afgezien van een bestuurlijke geldboete en aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing gegeven, conform artikel 2aa van het Boetebesluit SZW.

Artikel 10. Recidive en benadelingsbedrag van € 150,00 of lager

Wanneer de belanghebbende de inlichtingenplicht herhaaldelijk heeft geschonden en dit niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag of tot een benadelingsbedrag dat € 150,00 of lager bedraagt, dan wordt de geldboete vastgesteld op maximaal € 150,00, conform artikel 2, elfde lid van het Boetebesluit SZW en vervolgens op grond van artikel 11 van de beleidsregels afgestemd op de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 11. Categorisering van de bestuurlijke boete

  • 1.

    Opzet

    Wanneer uit een onderzoek door het college onomstotelijk vast is komen te staan, dat de belanghebbende de inlichtingenplicht met opzet heeft geschonden, dan bedraagt de maximale boete 100% (of 150% bij recidive) van het benadelingsbedrag, conform artikel 2, tweede of zesde lid van het Boetebesluit SZW.

  • 2.

    Grove schuld

    Wanneer uit een onderzoek door het college onomstotelijk vast is komen te staan, dat er sprake is van grove schuld, dan bedraagt de maximale boete 75% (of 112,5% bij recidive) van het benadelingsbedrag, conform artikel 2, derde of zevende lid van het Boetebesluit SZW.

  • 3.

    Normale verwijtbaarheid

    Wanneer de belanghebbende aantoonbaar de inlichtingenplicht heeft geschonden en “opzet of grove schuld” niet onomstotelijk aangetoond kan worden, dan wordt aan de belanghebbende een boete opgelegd van 50% (of 75% bij recidive) van het benadelingsbedrag, conform artikel 2, vierde of zevende lid onder a van het Boetebesluit SZW.

  • 4.

    Verminderde verwijtbaarheid

    • I.

      Er is te allen tijde sprake van verminderde verwijtbaarheid bij situaties (criteria) zoals aangegeven in artikel 2a, tweede lid van het Boetebesluit SZW.

    • II.

      Het college kan in individuele situaties op grond van de omstandigheden van de belanghebbende, gezin en/of kind bepalen of er sprake is van verminderde verwijtbaarheid en de boete conform het vierde lid verlagen.

    • III.

      Het college stelt vast dat bij de volgende criteria in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid:

      • a.

        de belanghebbende verkeerde in een situatie, die emotioneel zo ontwrichtend was dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;

      • b.

        de belanghebbende verkeerde in een onvoorziene en ongebruikelijke omstandigheid, die emotioneel zeer belastend was, waardoor hij niet over zijn normale geestelijke vermogens beschikte;

      • c.

        het belang van het kind komt in het gedrang:

        • i.

          er wordt rekening gehouden met de rechten van de minderjarige inwonende kinderen en/of ten laste komende kinderen, waarbij opleggen van de toepasselijke boete de gezondheid van het kind (de kinderen) ernstig in gevaar kan brengen, omdat hierdoor mogelijkheden om noodzakelijke medicatie en/of medische behandelingen te financieren ernstig zal worden bedreigd of onaanvaardbare consequenties voor de minderjarige inwonende kinderen en/of ten laste komende kinderen kan hebben;

        • ii.

          er wordt rekening gehouden met de rechten van de minderjarige inwonende kinderen en/of ten laste komende kinderen, waarbij opleggen van de toepasselijke boete de ontwikkeling van het kind en de financiële omstandigheid van het kind (kinderarmoede) in een onaanvaardbare maatschappelijke situatie kan brengen.

    • IV.

      Wanneer uit onderzoek en de door belanghebbende verstrekte noodzakelijke gegevens vast is komen te staan dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, zoals bedoeld in de eerste en tweede lid, dan bedraagt de bestuurlijke boete 25% (of 37,5 bij recidive) van het benadelingsbedrag, conform artikel 2, vijfde of zevende lid onder b van het Boetebesluit SZW.

  • 5.

    Niet verwijtbaar

Artikel 12. Maximale boete per categorie (uitspraak CRvB)

Wanneer de belanghebbende een uitkering ontvangt en vast is komen te staan dat de belanghebbende de inlichtingenverplichting heeft geschonden, dan bedraagt de maximale bestuurlijke boete bij:

  • 1.

    Een eerste overtreding:

Maximale boete o.g.v. Boetebesluit socialezekerheidswetten 2017

 

Categorie verwijtbaarheid

Boetepercentage per categorie

Berekening boetebedrag

Formule

 

 

 

 

a.

Opzet

100%

5e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr

 

 

 

 

b.

Grove schuld

75%

3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr

 

 

 

 

c.

Normale verwijtbaarheid

50%

((3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr : 75) x 100) x 50%

 

 

 

 

d.

Verminderde verwijtbaarheid

25%

((3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr : 75) x 100) x 25%

  • 2.

    Een recidive:

 

Maximale boete o.g.v. Boetebesluit socialezekerheidswetten 2017

 

Categorie verwijtbaarheid bij recidive

Boetepercentage recidive per categorie

Berekening boetebedrag bij recidive

Formule

 

 

 

 

a.

Opzet

150%

5e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr

 

 

 

 

b.

Grove schuld

112,5%

3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr

 

 

 

 

c.

Normale verwijtbaarheid

75%

((3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr : 75) x 100) x 75%

 

 

 

 

d.

Verminderde verwijtbaarheid

37,5%

((3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr : 75) x 100) x 37.5%

Artikel 13. Vermogen

Er wordt bij berekening van de draagkracht van de belanghebbende geen rekening gehouden met zijn vermogen.

Artikel 14. Draagkracht en aflossingscapaciteit belanghebbende

  • 1.

    Aflossing per maand voor een niet uitkeringsgerechtigde;

    • a.

      Bij de vaststelling van het maandelijkse aflossingsbedrag, wordt een bedrag van 90% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm (geen kostendelersnorm) en de noodzakelijke bijzondere lasten vrijgelaten.

    • b.

      Na aftrek van “a” wordt de volledige resterende inkomen die overblijft aangewend voor aflossing van de bestuurlijke boete. Formule: (Totale netto inkomen – (90% van de geldende uitkeringsnorm + noodzakelijke bijzondere lasten)).

  • 2.

    Aflossing per maand voor een uitkeringsgerechtigde;

    • a.

      Bij het vaststellen van het maandelijkse aflossingsbedrag, wordt met inachtneming van artikel 12, rekening gehouden met de wettelijke beslagvrije voet van 90%. Formule: (90% van de geldende uitkeringsnorm + noodzakelijke bijzondere lasten).

  • 3.

    De op te leggen geldboete moet op grond van de wet proportioneel zijn en dient volgens de richtlijnen van de bestuursrechter - op grond van de categorie gedraging - binnen een redelijke termijn volledig te zijn betaald (aflossingscapaciteit belanghebbende).

Artikel 15. Afronden boete

De opgelegde geldboete wordt naar beneden afgerond, op hele euro’s.

Artikel 16. Schuldregeling

Artikel 17. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende en eventuele gezinsleden afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing van de beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, conform artikel 4:84 Awb.

  • 2.

    Inzake de onderwerpen die vallen onder de discretionaire bevoegdheden van het college, waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 18. Volgorde invordering

  • 1.

    De bestuurlijke boete wordt altijd eerst gevorderd.

  • 2.

    Bij situaties waarbij door een derde beslag op de uitkering van de belanghebbende is gelegd, wordt de teveel uitgekeerde uitkering (terugvorderingsbedrag) als eerste geïnd.

Artikel 19. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels bestuurlijke boete De Ronde Venen 2017”.

Artikel 20. Intrekking oude beleidsregels

De beleidsregels bestuurlijke boete PW-IOAZ-IOAW De Ronde Venen 2015 worden ingetrokken.

Artikel 21. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden direct na bekendmaking in werking en werken terug tot en met 1 januari 2017.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van de gemeente De Ronde Venen d.d. 10-10-2017,

Burgemeester en wethouders van gemeente De Ronde Venen,

Secretaris

LilianSchreurs

Burgemeester

MaartenDivendal

Toelichting Beleidsregels bestuurlijke boete 2017

Algemene informatie

Inleiding

Een bestuurlijke boete is een boete die door de overheid wordt opgelegd na een overtreding. Sinds de invoering van de bestuurlijke boete op 1 januari 2013 zijn de wetten over de bestuurlijke boete veranderd. Dit komt voornamelijk door rechtsuitspraken van de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2014 en 11 januari 2016. Door die uitspraken is de wetgeving over de bestuurlijke boete op 1 januari 2017 veranderd en versoepeld.

Veranderingen wetgeving bestuurlijke boete sinds 1 januari 2017

Als een inlichtingenverplichting wordt overtreden, wordt dit beboet. Een inlichtingenverplichting betekent dat inwoners die een uitkering ontvangt verplicht zijn alle informatie die belangrijk is voor het ontvangen van die uitkering, bekend moeten maken aan de overheid.

De uitgangspunten zijn:

  • a.

    fraude mag niet lonen. Als een uitkering onterecht is ontvangen, moet deze volledig worden terugbetaald.

  • b.

    overtredingen worden beboet.

  • c.

    recidive wordt door middel van een hogere boete zwaarder gestraft.

Als de nieuwe Fraudewet wordt ingevoerd, worden ook de volgende socialezekerheidswetten gewijzigd, zoals;

  • 1.

    De Participatiewet, artikel 18a, artikel 47g, artikel 60 en artikel 60b (deze laatste vervalt).

  • 2.

    De IOAW, artikel 20a, artikel 28 en artikel 29 (deze laatste vervalt).

  • 3.

    De IOAZ, artikel 20a, artikel 28 en artikel 29 (deze laatste vervalt).

Hoogte van de bestuurlijke boete

Bij de beoordeling van de hoogte van de bestuurlijke boete, wordt eerst gekeken naar de ernst van de overtreding. Ook wordt gekeken naar de omstandigheden van de belanghebbende en de mate van verwijtbaarheid. De mate van verwijtbaarheid betekent de mate waarin iemand zelf verantwoordelijk is voor de overtreding. Daarnaast wordt gekeken of door de boete ongewenste persoonlijke omstandigheden kunnen ontstaan.

Doel van een bestuurlijke boete

De hoogte van de boete moet passen bij doel van de bestuurlijke boete. Dit is het effect dat het college met het opleggen van de bestuurlijke boete wil bereiken.

Solidariteit

Werkende burgers mogen er vanuit gaan dat alleen mensen die daadwerkelijk recht hebben op een uitkering deze echt ontvangen. Bovendien wil de regering iedereen zoveel mogelijk laten participeren in de samenleving, door mensen perspectief te bieden op fatsoenlijk werk en inkomen. Het draagvlak voor de sociale voorzieningen blijft op deze manier behouden.

Minimum boete

Artikel 2 derde lid van het Boetebesluit socialezekerheidswetten, komt op grond van de jurisprudentie ECLI:CRVB:2014:3754 te vervallen.

Robuuste incasso (vordering verrekenen bij recidive)

Door het vervallen van artikel 60b PW, artikel 29 IOAW en artikel 29 IOAZ in de nieuwe wetgeving, komt de robuuste incasso per 1 januari 2017 te vervallen.

Artikel 1. Omschrijving begrippen

In dit artikel worden de begrippen en afkortingen die in dit beleidsstuk worden gebruikt verder uitgewerkt en uitgelegd.

Artikel 2. Inlichtingenverplichting

  • 1.

    In artikel 17 eerste lid van de PW, artikel 13 eerste lid van de IOAW, artikel 13 eerste lid van de IOAZ en artikel 30c tweede en derde lid van de wet Suwi staat wat de inlichtingenverplichting is die bij een uitkering hoort en waaraan de ontvanger van de uitkering (de belanghebbende) moet voldoen. Wanneer de belanghebbende de inlichtingenverplichting niet nakomt, dan schendt hij de inlichtingenplicht. Dan krijgt hij een bestuurlijke boete. In de wet staat dat de belanghebbende de noodzakelijke gegevens/inlichtingen “onverwijld uit eigen beweging” aan de gemeente moet doorgeven. Dit betekent dat de belanghebbende informatie die belangrijk is voor het verstrekken van de uitkering uit eigen initiatief aan de gemeente moet geven. In de Awb (Algemene wet bestuursrecht) staat dat de belanghebbende dit binnen een redelijke tijd aan de gemeente moet geven. Het college verstaat onder “onverwijld uit eigen beweging” verstrekken van de noodzakelijke inlichtingen, dat de belanghebbende de noodzakelijke gegevens, die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de uitkering dan wel op het recht op een uitkering, op de eerst rechtmatigheidsverklaring (RMV) aangeeft en op de daarvoor vastgestelde inleverdatum inlevert.

  • 2.

    Wanneer de belanghebbende geen RMV heeft of deze niet meer krijgt, dan moet hij de deze noodzakelijke gegevens vanaf het moment dat het feit zich heeft voorgedaan, deze gegevens “onverwijld uit eigen beweging” binnen een periode van 14 dagen bij de gemeente of aan zijn klantmanager doorgeven.

  • 3.

    Wanneer de belanghebbende de maandelijkse RMV niet op de daarvoor vastgestelde datum heeft ingeleverd of niet binnen een periode van 14 de noodzakelijke gegevens heeft doorgegeven nadat een wijziging in zijn financiële, persoonlijke, woon- en/of leefsituatie heeft plaatsgevonden, dan zal de gemeente een onderzoek instellen om het recht op een uitkering opnieuw vast te stellen en eventueel ook een boeteonderzoek opstarten.

Artikel 3. Boeteonderzoek bij een lopende bezwaarzaak

Omdat de beslissing op bezwaar moet worden afgewacht voordat een boeteonderzoek kan worden opgestart, betekent dit in de praktijk dat er een periode van 18 weken (en eventueel bij verlenging van de termijn 24 weken) moet worden afgewacht, voordat met een boeteonderzoek kan worden gestart. Om te voorkomen dat er gegevens verloren gaan, is binnen het team dat de uitkeringsdossiers beheert en het recht op een uitkering vaststelt, afgesproken dat van elke zaak waarbij sprake is van schending van de inlichtingenplicht, een werkproces in het uitkeringssysteem (Civision WIZ) wordt aangemaakt op naam van de behandelende ambtenaar die het bijstandsdossier beheert.

Artikel 4. Onderzoek verplicht college

De bewijslast dat de belanghebbende de inlichtingenplicht opzettelijk heeft geschonden ligt bij het college. Het college heeft daarom de plicht om bij een schending van de inlichtingenverplichting een onderzoeken in te stellen. Dit geldt ook wanneer het college van mening is dat er sprake is van grove schuld.

De CRvB heeft in zijn uitspraak van 24 november 2014 bepaald dat de maximale boete van 100% of 150% (recidive) alleen opgelegd kan worden, wanneer “opzet” door de gemeente overtuigend is aangetoond. Dit geldt ook voor “grove schuld”.

Artikel 5. Strafvervolging

Het Arrondissementsparket Midden-Nederland (Openbare Ministerie) hanteert voor de “aanwijzing sociale zekerheidsfraude” de volgende uitgangspunten, voor een strafrechtelijke procedure:

  • -

    bij samenwoonfraude een benadelingsbedrag vanaf € 20.000,00

  • -

    bij kwade opzet, waarbij de boete niet geïnd kan worden een benadelingsbedrag vanaf € 20.000,00

  • -

    bij overige gevallen een benadelingsbedrag vanaf € 50.000,00

Wanneer er een strafrechtelijke procedure wordt opgestart, dan zal de bestuursrechtelijke boeteprocedure in afwachting van de strafrechtelijke procedure, tijdelijk in de wacht worden gezet. Wordt de belanghebbende door de strafrechter veroordeeld, dan wordt het boeteproces middels een korte rapportage afgesloten.

Een belanghebbende/overtreder mag immers niet twee keer voor dezelfde fout gestraft worden.

Wordt er door de strafrechter afgezien van strafvervolging, dan wordt het boeteproces alsnog opgestart en verder afgehandeld.

Artikel 6. Cautie

De belanghebbende heeft op grond van de wet de zwijgrecht. Daar waar het college vragen gaat stellen vanuit het oogpunt om een boete op te leggen, moet altijd vooraf aan het gesprek aan de belanghebbende verteld worden dat hij niet verplicht is te antwoorden dan wel een verklaring af te leggen, artikel 5:10a Awb en artikel 29 van het Wetboek van Sr. Belanghebbende is namelijk niet verplicht om op de vragen van de klantmanager te antwoorden.

De wetgever wil hiermee voorkomen dat de belanghebbende (verdachte) ongewild aan zijn eigen veroordeling meewerkt.

Uit het boeteonderzoek dat verricht is en de afgenomen verklaring van belanghebbende moet duidelijk blijken dat aan de belanghebbende, vooraf aan het gesprek de cautie, in een door belanghebbende begrijpelijke taal, is gegeven. Dit moet gebeuren voordat de klantmanager de “hoe, wat en waarom vragen” aan de belanghebbende gaat stellen.

Het feit is wel dat wanneer de belanghebbende zich op zijn zwijgrecht beroept, de kans groot is dat het college op basis van de geringe informatie de situatie en omstandigheden van de belanghebbende niet goed kan inschatten, waardoor de op te leggen bestuurlijke boete niet gematigd kan worden. Ook zou het kunnen dat het recht op een uitkering in gevaar komt.

Artikel 7. Zienswijze belanghebbende

Op grond van artikel 5:50 van de Awb kan de belanghebbende (overtreder) in de gelegenheid worden gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen. Het college heeft bij het vaststellen van de beleidsregels het boeteproces gesplitst in een lichte en een zware procedure, zie artikel 8.

Bij de “lichte procedure” kan de belanghebbende zijn zienswijze schriftelijk of per e-mail aan het college kenbaar maken.

Let op, in de verzoekbrief aan de belanghebbende om zijn zienswijze, wordt de “cautie” schriftelijk gegeven.

Bij de “zware procedure” wordt de belanghebbende altijd mondeling gehoord, waarbij vooraf aan het gesprek aan de belanghebbende de cautie wordt gegeven.

Artikel 8. Lichte of Zware procedure

De procedure voor de bestuurlijke boete wordt opgesplitst in een “lichte“ en “zware” procedure.

  • 1.

    Boetezaken waarbij de gemeente financieel niet is benadeeld of een boetezaak waarbij sprake is van een benadeling van € 340,00 of lager vallen onder de lichte procedure. Deze kan na het schriftelijk horen van de belanghebbende middels een korte rapportage worden afgedaan. De belanghebbende ontvangt altijd een beschikking van het boetebesluit.

  • 2.

    Boetezaken waarbij het benadelingsbedrag hoger is dan € 340,00 vallen onder de zware procedure, waarbij de belanghebbende altijd persoonlijk worden gehoord. Bij de zware procedure wordt de situatie uitgebreid gerapporteerd, waarna de belanghebbende een beschikking van het boetebesluit ontvangt.

Artikel 9. Eerste overtreding en benadelingsbedrag van € 150,00 of lager

De minimum boete is in de nieuwe wetgeving komen te vervallen.

De wet stelt nu vast dat wanneer het bedrag waarvoor de gemeente benadeeld is € 150,00 of lager is, dat er dan aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing wordt gegeven. Dit geldt alleen als deze overtreding voor de eerste keer door de belanghebbende wordt begaan.

Artikel 10. Recidive en benadelingsbedrag van € 150,00 of lager

Wanneer de belanghebbende nog een keer een overtreding heeft begaan, waarbij het benadelingsbedrag € 150,00 of lager is, dan wordt aan de belanghebbende een geldboete van € 150,00 opgelegd.

Artikel 11. Categorisering van de bestuurlijke boete

  • 1.

    Opzet

    De belanghebbende heeft willens en wetens gehandeld of nagelaten, waardoor de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk is nagekomen. Gedragingen zoals beschreven in artikel 2a vierde lid van het Boetebesluit ZSW, leiden te allen tijde tot opzet.

  • 2.

    Grove schuld

    Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid leidend tot het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting. Gedragingen zoals beschreven in artikel 2a, derde lid van het Boetebesluit ZSW, leiden te allen tijde tot grove schuld.

  • 3.

    Normale verwijtbaarheid

    Is de boeteoplegger van oordeel dat de inlichtingenplicht opzettelijk is geschonden of dat er mogelijk sprake is van grove schuld, dan ligt de bewijslast hiervoor bij het college.

    Wanneer onomstotelijk vaststaat dat de inlichtingenplicht door de belanghebbende is geschonden, maar geen sprake is van opzet of grove schuld, dan bedraagt de boete in eerste instantie altijd 50% (of 75% bij recidive) van het benadelingsbedrag.

  • 4.

    Verminderde verwijtbaarheid

    Bij verminderde verwijtbaarheid is het college verplicht rekening te houden met de omstandigheden en sociaal maatschappelijke situatie van de belanghebbende.

    Is de belanghebbende/overtreder van oordeel dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, dan ligt de bewijslast hiervoor bij de belanghebbende/overtreder.

  • 5.

    Niet verwijtbaar

    Als belanghebbende de inlichtingenplicht heeft geschonden en uit onderzoek vast is komen te staan dat deze overtreding niet aan hem verweten kan worden, dan legt het college geen bestuurlijke boete op.

    Wanneer er sprake is van een zeer uitzonderlijke situatie waarin belanghebbende of zijn gezinsleden verkeert, dan kan het college afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete.

Artikel 12. Maximale boete per categorie (uitspraak CRvB)

De CRvB heeft in haar uitspraak van 16 januari 2016 bepaald dat de hoogte van de boete afhankelijk is van de aflossingscapaciteit van de belanghebbende.

Onder paragraaf 2.1 van de “Nota van toelichting” van het Boetebesluit SZW wordt de maximale boete per categorie aangegeven.

Let op! De bedragen in de laatste kolommen van de onderstaande tabellen zijn gebaseerd op bedragen uit 2017 (artikel 23 lid 4 Sr.) en worden elk 2 jaar geïndexeerd.

  • 1.

    Eerste overtreding:

Maximale boete o.g.v. Boetebesluit socialezekerheidswetten 2017

 

Categorie verwijtbaarheid

Formule

Bedragen o.g.v. indexatie 2017

 

 

 

 

a.

Opzet (100%)

5e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr

€ 82.000,=

 

 

 

 

b.

Grove schuld (75%)

3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr

€ 8.200,=

 

 

 

 

c.

Normale verwijtbaarheid (50%)

((3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr : 75) x 50%

€ 5.466,=

 

 

 

 

d.

Verminderde verwijtbaarheid (25%)

((3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr : 75) x 25%

€ 2.733,=

  • 2.

    Recidive:

Maximale boete o.g.v. Boetebesluit socialezekerheidswetten 2017

 

Categorie verwijtbaarheid bij recidive

Formule recidive

Bedragen o.g.v. indexatie 2017

 

 

 

 

a.

Opzet (150%)

5e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr

€ 82.000,=

 

 

 

 

b.

Grove schuld (112,5%)

3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr

€ 8.200,=

 

 

 

 

c.

Normale verwijtbaarheid (75%)

((3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr : 112,5) x 75%

€ 5.466,=

 

 

 

 

d.

Verminderde verwijtbaarheid (37,5%)

((3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr : 112,5) x 37,5%

€ 2.733,=

Artikel 13. Vermogen

Het vermogen van de belanghebbende wordt bij berekening van de draagkracht niet meegerekend, omdat dit al bij het vaststellen van de terugvordering in aanmerking worden genomen.

Bij terugvordering van het benadelingsbedrag (ten onrechte verstrekte uitkering) wordt namelijk al rekening gehouden met de bezittingen (vermogen) van de belanghebbende, waarop eventueel beslag gelegd kan worden.

Artikel 14. Draagkracht en aflossingscapaciteit belanghebbende (uitspraak CRvB)

Op grond van de uitspraak van de CRvB van 16 januari 2016 moet de belanghebbende (overtreder) op grond van zijn draagkracht de opgelegde boete binnen een redelijke termijn kunnen aflossen. De bestuursrechter heeft hiervoor richtlijnen opgesteld, die inhouden dat de belanghebbende de opgelegde boete moet kunnen aflossen binnen een redelijke termijn (aflossingscapaciteit belanghebbende).

Categorie gedraging

Maximale percentage boete per categorie gedraging

Door CRvB bepaalde maximale aflossingstermijn per categorie gedraging

Opzet

Boetepercentage 100%

(150% bij recidive)

Binnen 24 maanden

Grove schuld

Boetepercentage 75%

(112,5% bij recidive)

Binnen 18 maanden

Normale verwijtbaarheid

Boetepercentage 50%

(75% bij recidive)

Binnen 12 maanden

Verminderde verwijtbaarheid

Boetepercentage 25%

(37,5% bij recidive)

Binnen 6 maanden

Artikel 15. Afronden boete

Om de uitvoering van het opleggen van een geldboete te vereenvoudigen, wordt de boete naar beneden op hele euro’s afgerond .

Artikel 16. Schuldregeling

Onder schuldregeling worden alle vormen van een schuldsanering verstaan. Bij een schuldregeling mag de belanghebbende geen schulden meer maken en omdat de bestuurlijke boete als een extra schuld wordt gezien, wordt de schuldregeling in de meeste gevallen beëindigd. Vaak komt de belanghebbende na beëindiging van de schuldregeling in ernstige financiële problemen. De wetgever heeft daarom in de nieuwe wetgeving het college de mogelijkheid gegeven om de boete tijdelijk op te schorten en/of na een periode van 5 jaar goed gedrag volledig kwijt te schelden.

Artikel 17. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende en eventuele gezinsleden afwijken van de hiervoor genoemde artikelen, als het uitvoeren van deze regels tot zeer ernstige situaties voor de belanghebbende en de eventuele gezinsleden kan leiden.

Artikel 18. Volgorde invordering

De bestuurlijke boete wordt in beginsel met voorrang op andere vorderingen ingevorderd. De mogelijkheid om de boete te innen na een periode van 10 jaar, geteld vanaf de datum van de eerste beschikking, komt namelijk te vervallen.

Artikel 19. Citeertitel

De naam waarmee deze beleidsregels worden aangehaald.

Artikel 20. Intrekking eerdere beleidsregels

De huidige (oude) beleidsregels voldoen niet meer aan de nieuwe wet- en regelgeving. Daarom worden deze met de vaststelling van het nieuwe boetebeleid ingetrokken.

Artikel 21. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden met terugwerkende kracht per 1 januari 2017 in werking, in lijn met de overkoepelende wetgeving, omdat deze beleidsregels in de praktijk voor de belanghebbende gunstiger zijn ten opzichte van de overkoepelende wetgeving.

Bronnen

www.eerstekamer.nl/fraudewet

www.eerstekamer.nl/boetebesluitsocialezekerheidswetten

Schulinck: Handreiking bestuurlijke boete

VNG: fraude en handhaving

ECLI:NL:CRVB:2014:

ECLI:NL:CRVB:2016:

www.wetten.nl/participatiewet

www.wetten.nl/IOAW

www.wetten.nl/IOAZ

www.wetten.nl/strafrecht

Bijlage:  

Werkprotocol bestuurlijke boete 2017

Boetezaken waarbij de gemeente financieel niet is benadeeld of waarbij sprake is van een benadelingsbedrag van € 340,00 of lager, vallen onder de lichte procedure.

---Proces lichte procedure---

a.

Het college is financieel niet benadeeld, of

b.

Het benadelingsbedrag is € 340,00 of lager.

 

c.

Wanneer er sprake is van a of b, dan wordt de lichte procedure gevolgd en de boetezaak als volgt schriftelijk afgehandeld:

1. Taak van de klantmanager

 

I.

De belanghebbende ontvangt een brief en de boete folder van het college met het voornemen om een boete op te leggen.

 

II.

Aan de belanghebbende wordt in deze brief de cautie gegeven en uitgelegd en wordt belanghebbende om zijn zienswijze betreffende de overtreding gevraagd.

 

III.

Tijdens dit gesprek wordt de belanghebbende op de mogelijkheden van artikel 16 geïnformeerd.

 

IV.

Er wordt van deze overtreding en de zienswijze van de belanghebbende een korte rapportage gemaakt.

 

 

 

2. Taak van de medewerker hoogwaardige handhaving

 

V.

Het onderzoeksrapport boete wordt getoetst en het boetebesluit wordt genomen.

 

VI.

De belanghebbende ontvangt een beschikking over het besluit van het college.

 

 

 

Boetezaken waarbij het benadelingsbedrag hoger is dan € 340,00 vallen onder de zware procedure

“Proces zware procedure”

a.

Het benadelingsbedrag is hoger dan € 340,00.

 

b.

Wanneer er sprake is van a, dan wordt de zware procedure gevolgd en de boetezaak als volgt afgehandeld:

1. Taak van de klantmanager

 

I.

De belanghebbende ontvangt van het college een brief en de boete folder met het voornemen om een boete op te leggen en een uitnodiging voor een persoonlijk gesprek .

 

II.

Tijdens het boete gesprek aan de belanghebbende de cautie gegeven en uitgelegd in een voor belanghebbende begrijpelijke taal, voordat de “hoe, wat en waarom vragen” worden gesteld.

 

III.

Het boetegesprek wordt samen met een “tolk” in een voor belanghebbende begrijpelijke taal gevoerd

 

IV.

Tijdens dit gesprek wordt de belanghebbende op de mogelijkheden van artikel 16 geïnformeerd.

 

V.

Er wordt van de cautie en het boetegesprek een verslag opgemaakt.

 

VI.

Het boeteonderzoek en boetegesprek wordt uitgebreid gerapporteerd.

 

 

 

2. Taak van de medewerker hoogwaardige handhaving

 

VII.

Het onderzoeksrapport boete wordt getoetst en het boetebesluit wordt genomen.

 

VIII.

De belanghebbende ontvangt een beschikking over het besluit van het college