Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oude IJsselstreek

Besluit van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Oude IJsselstreek houdende regels omtrent integriteitsbeoordelingen Beleidslijn BIBOB Regio Noord- en Oost Gelderland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOude IJsselstreek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Oude IJsselstreek houdende regels omtrent integriteitsbeoordelingen Beleidslijn BIBOB Regio Noord- en Oost Gelderland
CiteertitelBeleidslijn BIBOB Regio Noord- en Oost Gelderland
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp
Externe bijlageBijlagen beleidslijn BIBOB

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervangen door de Beleidslijn Bibob gemeente Oude IJsselstreek 2017.

De bekendmaking van deze regeling is niet meer te achterhalen.

De datum van inwerkingtreding van deze regeling is bij benadering vastgesteld.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-10-200821-07-2017nieuwe regeling

30-09-2008

Onbekend

.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidslijn BIBOB Regio Noord- en Oost Gelderland

 

 

1. Inleiding

1.1 Algemeen

Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (BIBOB) en het daarbijbehorende Besluit BIBOB in werking getreden.

Deze wet maakt het mogelijk ongewilde facilitering door de overheid van criminele organisaties tegen te gaan. De wet maakt het bestuursorganen mogelijk bepaalde vergunningen (o.a. drank- en horeca, coffeeshops, bouw- en milieuvergunningen) en subsidies te weigeren of in te trekken als er sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning of subsidie wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het witwassen van geld. De wet biedt tevens de mogelijkheid bureau BIBOB onderzoek te laten doen naar eventuele uitsluitingsgronden uit de Europese richtlijn Leveringen, Werken en Diensten. Een nieuwe weigeringsgrond voor aanbestedingen biedt de wet niet.

1.2 Wet BIBOB

De Wet BIBOB (hierna: de wet) geeft, zoals in de inleiding al is aangegeven, bestuursorganen een instrument in handen om zich te beschermen tegen het risico dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren. Ten eerste is de essentie van de wet gelegen in de weigeringsgronden van artikel 3 om een vergunning of subsidie te weigeren of in te trekken. Er moet dan sprake zijn van een ernstig gevaar dat de gevraagde beschikking mede zal worden gebruikt voor:

  • a.

    het benutten van voordelen uit strafbare feiten ( b.v. het witwassen van zwart geld);

  • b.

    plegen van strafbare feiten (b.v. als dekmantel);

  • c.

    daarnaast kan de beschikking geweigerd of ingetrokken worden indien er een redelijk vermoeden bestaat dat er een strafbaar feit is gepleegd teneinde de vergunning te verkrijgen (b.v. valsheid in geschrifte of omkoping).

     

Ten tweede is in de wet bepaald dat aan het door het Ministerie van Justitie ingestelde bureau BIBOB een advies gevraagd kan worden om in een concreet geval te beoordelen of er sprake is van voornoemd gevaar. Het advies kan leiden tot een betere informatiepositie van het bestuursorgaan. Bureau BIBOB heeft namelijk inzage in een aantal gesloten bronnen (o.a. van de belastingdienst) die voor het bestuursorgaan niet toegankelijk zijn.

1.3 Reikwijdte Wet BIBOB

Bij de totstandkoming van de wet is aansluiting gezocht bij het onderzoek naar de dreiging van de georganiseerde misdaad in bepaalde economische sectoren, dat op verzoek van de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa door onderzoeksgroep Fijnaut is uitgevoerd. Onder het bereik van de wet vallen:

  • 1.

    vergunningen;

  • 2.

    subsidies;

  • 3.

    aan te besteden overheidsopdrachten. 

 

Verder geldt dat slechts een beperkt aantal sectoren of branches binnen het toepassingsbereik van de wet zijn gebracht. Deze sectoren en branches zijn genoemd in de wet of het daarbij behorende Besluit. Ingevolge artikel 3 van het Besluit zijn bijvoorbeeld de sectoren bouw, informatie- en communicatietechnologie en milieu aangewezen.

1.3.1 Vergunningen

Waar het gaat om uitvoering van rijksregelgeving vallen vergunningen in het kader van de milieuwetgeving, de Drank- en Horecawet, de Wet op de kansspelen en de Woningwet (bouwvergunning) onder de wet. In het Besluit BIBOB (artikel 4) worden lokale vergunningen zoals de (exploitatie)vergunningen voor horecabedrijven en coffeeshops, de vergunning voor de exploitatie van een seksinrichting en/of escortbedrijf, of een speelautomatenhal onder de werking van de wet gebracht.

 

Ten aanzien van de toepassing van de wet op bouwvergunningen is op 15 september 2004 de zgn. Veegwet in werking getreden. De Veegwet maakt het mogelijk om de overdracht van een bouwvergunning meldingsplichtig en “BIBOBabel” te maken. Naar aanleiding van deze Aanpassingswet is bureau BIBOB voornemens een handboek op te stellen voor het toepassen van het BIBOB instrumentarium op bouwvergunningen.

1.3.2 Subsidies

Voor subsidies geldt dat in de desbetreffende regelgeving zelf moet zijn opgenomen dat de wet van toepassing is op de aanvraag of op de intrekking van de subsidie. Voor niet wettelijk of per Amvb geregelde subsidie is terzake goedkeuring van de minister van Justitie en BZK noodzakelijk.

1.3.3 Aanbestedingen

Voor aanbestedingen biedt de wet geen extra weigerings- of intrekkingsgronden.

Aanbestedende diensten blijven in dat opzichte gebonden aan de Europese richtlijnen.

Wel kan bureau BIBOB aanbestedende diensten adviseren omtrent de aanwezigheid van feiten en omstandigheden die overeenkomstig de Europese richtlijnen aanleiding geven om de gegadigde de opdracht niet te gunnen. In het Besluit BIBOB zijn vooralsnog de sectoren milieu, bouw en ICT aangewezen als toepassingsgebied voor dit soort overheidsopdrachten.

1.4 Uitgangspunten van de wet

De beslissing om een BIBOB advies aan te vragen ligt bij het bestuursorgaan. Vanwege deze keuzevrijheid verdient het de voorkeur dat dit gebeurt op basis van een te ontwikkelen beleid, waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen advies wordt gevraagd aan bureau BIBOB en hoe wordt omgegaan met overheidsopdrachten en aanvragen om vergunningen of subsidies. In eerste instantie schept dit duidelijkheid naar burgers en ondernemingen die mogelijk aan een BIBOB onderzoek kunnen worden onderworpen. Ten tweede stimuleert een beleidslijn de eenduidige beoordeling van het soort feiten en omstandigheden dat tot de aanvraag van een BIBOB advies moet leiden.

 

Zoals eerder aangegeven, is er een landelijk bureau BIBOB ingesteld. Dit bureau stelt in opdracht van het verzoekende bestuursorgaan een onderzoek in naar de aanvrager van een vergunning of subsidie, dan wel naar de gegadigde voor een overheidsopdracht. Met de resultaten van dit onderzoek formuleert het bureau een advies over het gevaar dat met de afgifte van de gevraagde beschikking of het toekennen van een bepaalde opdracht, criminele activiteiten worden gefaciliteerd. Bestuursorganen kunnen dit advies gebruiken als motivering van hun besluit. Een BIBOB onderzoek kan diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Daarom moet de afweging om over te gaan tot zo’n onderzoek weloverwogen en met in achtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Het BIBOB instrumentarium moet als ultimum remedium gebruikt worden. Eerst moeten (alle) andere (juridische) mogelijkheden worden nagegaan om een beschikking te kunnen weigeren of in te trekken voordat BIBOB ter hand wordt genomen.

2. Gevolgen Wet BIBOB

2.1 Gevolgen voor gemeenten

Ter uitvoering van de Wet BIBOB moet een beleidslijn worden opgesteld. In de beleidslijn moet worden aangegeven wanneer en op welke wijze BIBOB wordt toegepast en wanneer een BIBOB advies wordt aangevraagd bij bureau BIBOB. De beleidslijn dient om willekeur te voorkomen.

Als wordt besloten om BIBOB toe te passen moet de gemeente ervoor zorgen dat het instrument in de organisatie wordt geïmplementeerd en dat lokale regelgeving zonodig wordt aangepast. Ook is het van belang dat alle betrokkenen goed geïnformeerd worden en dat procesbeschrijvingen en werkinstructies worden opgesteld. In de bijlage is daarover de nodige informatie opgenomen. In de regio Noord- en Oost Gelderland is ervoor gekozen om een model regionaal beleid op te stellen.

2.2 Regionaal en lokaal BIBOB beleid

Door bureau BIBOB, het landelijk door het Ministerie van Justitie ingestelde bureau, is aanbevolen om een regionale beleidslijn op te stellen. Een regionale aanpak heeft als voordelen:

 

  • Dat uitwaaiering naar omliggende gemeenten voorkomen wordt;

  • Dat bovenlokale problematiek effectiever kan worden aangepakt;

  • Dat geprofiteerd kan worden van de ervaringen elders, zoals rechterlijke (procedures en) uitspraken van andere gemeenten;

  • Dat geprofiteerd kan worden van de aanwezige kennis in de regio, zowel in de voorbereiding als daarna. 

 

Het voorgaande heeft ertoe geleid dat aan het Regionaal College van de politieregio Noord- en Oost Gelderland is voorgesteld om de implementatie van de wet regionaal aan te pakken. Immers, alle gemeenten zijn geconfronteerd met deze nieuwe wet en bij vele gemeenten leeft de vraag op welke wijze de wet gestalte gegeven moet worden. Daarnaast zijn er in regioverband goede ervaringen opgedaan met de regionale aanpak van het prostitutiebeleid. Na het opheffen van het prostitutieverbod in het wetboek van Strafrecht ontstond er medio 2000 voor gemeenten een soortgelijke situatie als nu met de wet. Deze ervaringen zijn nu goed te gebruiken om BIBOB regionaal op te pakken.

 

Het Regionaal College heeft op 25 maart 2004 ingestemd met de regionale aanpak. Afgesproken is dat de gemeente Apeldoorn daarbij het initiatief neemt om één en ander in gang te zetten. Om iedereen een idee te geven van de implementatie van BIBOB voor de gemeentelijke organisatie is op 2 juni 2004 een startbijeenkomst gehouden, waarbij ook bureau BIBOB aanwezig was. Uit de bijeenkomst is gebleken dat de regionale aanpak van BIBOB breed gedragen wordt. Na de bijeenkomst is een projectgroep, bestaande uit 11 leden (incl. OM en de politie), gevormd. De projectgroep heeft de opdracht gekregen om te komen tot een regionale beleidslijn BIBOB. Ook moet de projectgroep duidelijkheid brengen hoe wordt omgegaan met de verdere implementatie van de Wet BIBOB (regionaal/lokaal, wie doet wat etc..)

De overige gemeentelijke vertegenwoordigers van de regio dienen als klankbordgroep voor de projectgroep.

 

In de hierna geschetste beleidslijn wordt de inhoud en de reikwijdte van de wet BIBOB uiteengezet. Dit beleid moet gezien worden als een model beleidslijn voor de Politieregio Noord- en Oost Gelderland. Iedere gemeente in de regio stelt op basis van dit model een lokale beleidslijn vast. Daarbij is ruimte mogelijk voor een “couleur locale”. Een en ander is afhankelijk van het ontwikkelde beleid op de diverse terreinen.

Voor een succesvolle aanpak van (georganiseerde) criminaliteit op grond van de Wet BIBOB is een goede samenwerking en afstemming tussen de gemeenten in de regio van essentieel belang.

2.3 Uitgangspunten van het beleid

Vanuit de VNG en het bureau BIBOB wordt aanbevolen om BIBOB gefaseerd in te voeren. Redenen hiervoor zijn:

  • De complexiteit van de invoering van de wet in de organisatie;

  • Bestuursorganen kunnen de wet nog niet optimaal binnen het gehele toepassingsbereik toepassen; zo zijn er nog geen subsidieregelingen aangewezen door de Minister van Justitie waarop de wet toegepast kan worden en bij overheidsopdrachten is het risico aanwezig dat BIBOB in strijd met de Europese regels wordt toegepast. Verder is er, doordat de zgn. Veegwet onlangs in werking is getreden, in den lande nog geen ervaring opgedaan met bouwvergunningen.

 

Gelet hierop en gelet op een quick scan, uitgevoerd door de projectgroep, is geconcludeerd dat de implementatie van de wet moet beginnen bij de horecavergunningen, de seksinrichtingen en escortbedrijven, de coffeeshops en de speelautomatenhallen. In een later stadium zullen stappen worden ondernomen om de milieu- en bouwvergunningen, de subsidies en de overheidsopdrachten te implementeren.

Redenen die uit de quick scan naar voren zijn gekomen om met voornoemde branches te beginnen zijn:

  • Medewerkers die belast zijn met de uitvoering van het vergunningenbeleid in betreffende branches zijn al gewend kritisch te kijken naar de persoon van de aanvrager van de vergunning;

  • Ook is men gewend om met politiegegevens om te gaan;

  • Er kan op basis van de specifieke wetgeving al veel “eigen huiswerk” worden uitgevoerd, zoals het opvragen van justitiële documentatie;

  • Vergunningen worden dikwijls gewijzigd en veelvuldig vinden in deze branches wisselingen (lees ook: transacties) plaats van ondernemers; De kans dat daarmee criminele activiteiten zijn gemoeid is daardoor groter;

  • Landelijk is gebleken dat de horecagerelateerde branche veelvuldig wordt ingezet voor criminele activiteiten.

3. BIBOB beleidslijn gemeente Oude IJsselstreek betreffende vergunningen voor horeca-, seksinrichtingen, escortbedrijven, coffeeshops (alcoholvrije bedrijven).

3.1 Inleiding

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin van honderden miljoenen guldens en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg. Ter voorkoming van voornoemde infiltratie kan het gemeentebestuur gebruik maken van een aantal instrumenten: vergunning weigeren, vergunning intrekken, pand sluiten, een subsidie of de gunning van een opdracht weigeren. Het gebruik van deze instrumenten is vaak effectief. Bestuursorganen hebben er op dit terrein per 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur, oftewel de Wet BIBOB. Ter uitvoering van deze wet is deze beleidslijn van toepassing.

3.2 Lokale situatie

De gemeente Oude IJsselstreek telt circa 98 horecabedrijven, waarvan 2 coffeeshops. Verder heeft de gemeente geen seksinrichtingen of escortbedrijven binnen haar grenzen.

 

In de gemeente Oude IJsselstreek is het conform de APV 2006 verplicht voor het exploiteren van een horecabedrijf(incl. coffeeshop), seksinrichting of een escortbedrijf een vergunning aan te vragen. Reeds voor de herindeling kende de voormalige gemeente Gendringen op basis van een overlastverordening een overlastvergunning voor horecabedrijven. De voormalige gemeente Wish had geen vergunningstelsel voor horecabedrijven. Met de herindeling is deze vergunningplicht opgenomen in de APV 2005 en geldt deze nu ook voor horecabedrijven van de voormalige gemeente Wish. In de APV 2005 en 2006 is de opdracht geformuleerd dat alle horecabedrijven in de gemeente Oude IJsselstreek op 1 januari 2009 in het bezit moeten zijn van een geldige exploitatievergunning. Op 18 juni

2006 hadden nog niet alle horecabedrijven een exploitatievergunning.

 

Naast de exploitatievergunning moeten horecabedrijven vaak ook nog beschikken over de volgende vergunningen:

  • -

    Drank- en Horecavergunning.

  • -

    Aanwezigheidsvergunning speelautomaten.

  • -

    Terrasvergunning.

 

De vergunningen van de horeca worden jaarlijks gecontroleerd. Daarbij krijgen de horecabedrijven hun gegevens toegestuurd met de vraag deze te controleren, waar nodig te corrigeren/aan te vullen en te retourneren aan de gemeente. Deze controle is niet wettelijk verplicht, maar dient ertoe om zicht te houden op de horecabedrijven in de gemeente. Formeel is het de eigen verantwoordelijkheid van horecaondernemers om wijzigingen door te geven aan de gemeente, maar de ervaring leert dat horecaondernemers dit niet doen. Dit kan ertoe leiden dat zij bij een controle van het VWA beboet worden en dat de gemeente alsnog de opdracht krijgt de vergunning te actualiseren.

3.3 Bevoegdheden

Ten aanzien van de genoemde vergunningen geldt dat het bevoegd gezag in deze zowel het college van burgemeester en wethouders als de burgemeester kan zijn. Ter voorkoming van misverstanden en omwille van de leesbaarheid wordt in vervolg gesproken over het “bevoegd gezag”, waarmee dus zowel het college als de burgemeester kan worden bedoeld.

3.4 Beleidslijn

In deze beleidslijn wordt aangegeven hoe het bevoegd gezag de Wet BIBOB zal toepassen en welke consequenties dit heeft voor de aanvragers en houders van een vergunning. Het gaat om de volgende vergunningen

  • 1.

    De vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van het horecabedrijf of het slijterbedrijf.

  • 2.

    De vergunning op grond van artikel 3.2.1 van de Algemene plaatselijke verordening voor het exploiteren van een seksinrichting en/of escortbedrijf.

  • 3.

    De vergunning op grond van artikel 2.3.2.1 van de Algemene plaatselijke verordening voor het exploiteren van een horecabedrijf (daaronder vallen o.a. ook de coffeeshops).

3.5 Uitvoering beleidslijn

Bij de beoordeling van aanvragen van bovengenoemde vergunningen, wordt onderscheid gemaakt in een “algemene aanvraag” en een “uitgebreide aanvraag”. Als de aanvraag daarna nog verder onderzocht moet worden, wordt een BIBOB advies gevraagd aan bureau BIBOB.

Artikel 3.5.1 Algemene aanvraag

Op basis van het bestaande instrumentarium kan de gemeente de aanvraag kritisch onderzoeken. Door gebruik te maken van de zgn. open bronnen kan de nodige informatie worden vergaard.

Aan de hand van een vastgesteld gemeentelijk aanvraagformulier wordt de aanvrager verzocht om diverse gegevens aan te leveren. Gebleken is dat het huidige gemeentelijke aanvraagformulier onvoldoende basis biedt voor bureau BIBOB om verder onderzoek te doen naar de handel en wandel van betrokkene(n). Denk hierbij bijvoorbeeld aan het in de Drank- en Horecawet vastgestelde formulier in het kader van het aanvragen van een drank- en horecavergunning. In ieder geval moeten, op grond van artikel 30 van de Wet BIBOB, de volgende vragen worden opgenomen in het aanvraagformulier.

  • a.

    De naam, het adres en de woonplaats of plaats van vestiging van de aanvraag of gegadigde;

  • b.

    De naam, het adres en de woonplaats van de persoon die het formulier namens de aanvrager of gegadigde invult;

  • c.

    Het nummer van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

  • e.

    De rechtsvorm van de aanvrager of gegadigde;

  • f.

    De handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager of gegadigde gebruik maakt of heeft gemaakt;

  • f.

    De natuurlijke personen of rechtspersonen die, voor zover van toepassing:

    • -

      direct of indirect leiding geven of hebben gegeven aan betrokkene;

    • -

      direct of indirect zeggenschap hebben of hebben gehad over betrokkene;

    • -

      direct of indirect vermogen verschaffen of hebben verschaft aan betrokkene;

    • -

      onderaannemer van betrokkene zijn;

  • g.

    de wijze van financiering.

 

Bij de aanvragen voor vergunningen doet zich echter de vraag voor welke gegevens wanneer gevraagd moeten worden. Immers om de uitgebreide aanvraagprocedure in te voeren voor alle aanvragers is geen reden. Daarnaast moet de belasting voor het ambtelijk apparaat niet worden onderschat als wel alle aanvragers verplicht worden om een uitgebreide aanvraag in te dienen. In verband hiermee zijn twee soorten aanvraagformulieren ontwikkeld; een “algemeen”aanvraagformulier en een “uitgebreid”aanvraagformulier.

In het algemeen kan gesteld worden dat de beoordeling van de “algemene aanvraag” al een quick scan geeft op de situatie. Aan de hand daarvan is al een duidelijk beeld ontstaan voor het nemen van een juiste beslissing op de aanvraag.

Door het toepassen van een “algemene aanvraag” en een “uitgebreide aanvraag” is het risico van willekeur aanwezig. Als leidraad wordt daarom de toetsingsprocedure gevolgd als aangegeven in paragraaf 3.5.3.

3.2.5 Uitgebreide aanvraag

Als uit de gegevens van de “algemene aanvraag” blijkt dat er nog onduidelijkheden zijn over genoemde indicatoren wordt, via de in de volgende paragraaf aangegeven toetsingsprocedure, besloten om de aanvrager een uitgebreide aanvraag voor te leggen. In de bijlage is daarvan een model opgenomen.

3.5.3 Algemene toetsingsprocedure

Gelet op het voorgaande wordt de volgende procedure gehanteerd bij nieuwe aanvragen.

  • 1.

    Bij alle aanvragen worden de aangeleverde gegevens (bescheiden, inclusief vragenlijst) globaal bekeken (quick scan). Aanbevolen wordt om een intakegesprek te houden met de aanvrager en eventuele andere betrokkene(n). Ook de wijkagent kan, afhankelijk van de situatie, daarbij aanwezig zijn (algemene aanvraag);

  • 2.

    Indien de aanvrager weigert medewerking te verlenen bij het overleggen van de gevraagde gegevens zal hij nadrukkelijk worden uitgenodigd alsnog de benodigde gegevens te overleggen. Als dan blijkt dat onvoldoende medewerking wordt verleend kan dit grond zijn voor de weigering van de vergunning op grond van de Wet BIBOB of wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten (let wel: richtlijn voor het weigeren van de vergunning op grond van de Wet BIBOB is, als de vereiste gegevens die volgens deze wet aangeleverd moeten worden ontbreken. Bij het ontbreken van gegevens die vereist zijn op grond van een andere wet, bijvoorbeeld een verklaring van sociale hygiëne op grond van de Drank- en Horecawet, wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten (artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht).

  • 3.

    Als naar aanleiding van de antwoorden op de algemene aanvraag en op basis van de ingediende bescheiden nog vraagtekens zijn (b.v. vanwege de uitkomst van de interne checklist), wordt de aanvrager verzocht om een uitgebreide aanvraag in te dienen;

  • 4.

    Bij personen die betrokken zijn geweest bij sluiting van een pand op grond van artikel 174a Gemeentewet of artikel 13b van de Opiumwet, wordt direct een uitgebreide aanvraag toegepast 1 ;

  • 5.

    Als er na de uitgebreide aanvraag nog vragen blijven bestaan, wordt advies gevraagd bij het landelijk bureau BIBOB;

  • 6.

    In de gevallen waarin de officier van justitie de gemeente adviseert 2 een advies aan het landelijk bureau BIBOB te vragen is sprake van een zwaarwegend feit en wordt een verzoek om advies aan het bureau BIBOB gericht. Alvorens hiertoe over te gaan zal met het bureau BIBOB overleg plaatsvinden omtrent de wenselijkheid van een uitgebreide aanvraag door de gemeente en de gewenste aanvullende gegevens;

  • 7.

    In gevallen waarin de mutatiefrequentie voor een bepaald pand of in een bepaald gebied hoog is, of indien informatie van derden daartoe aanleiding geeft, wordt een uitgebreide aanvraag toegepast.

 

Het bevoegde orgaan hanteert de volgende procedure voor de toetsing van de reeds verleende vergunningen (intrekken vergunning):

  • 1.

    In de gevallen waarin de officier van justitie de gemeente adviseert om een advies aan het landelijk bureau BIBOB te vragen is sprake van een zwaarwegend feit en wordt een verzoek om advies aan het bureau BIBOB gericht. Alvorens hiertoe over te gaan zal met het bureau BIBOB overleg plaatsvinden omtrent de wenselijkheid van een uitgebreide toets door de gemeente en de gewenste aanvullende gegevens;

  • 2.

    In gevallen waarin de mutatiefrequentie voor een bepaald pand of in een bepaald gebied hoog is, of indien informatie van derden daartoe aanleiding geeft, wordt een uitbreide toets uitgevoerd. De vergunninghouder zal dan worden verzocht aanvullende gegevens te verstrekken en (alsnog) de uitgebreide vragenlijst in te vullen.

  • 3.

    Indien de vergunninghouder weigert medewerking te verlenen bij het overleggen van de gevraagde gegevens c.q. de vragenlijst weigert in te vullen zal hij nadrukkelijk worden uitgenodigd alsnog de benodigde gegevens te overleggen en de vragenlijst in te vullen. Als dan blijkt dat onvoldoende medewerking wordt verleend kan dit grond zijn voor de intrekking van de vergunning krachtens artikel 3 van de Wet BIBOB.

 

Als hulpmiddel voor bovenstaande procedure kan gebruik worden gemaakt van de interne checklist met beleidsindicatoren. De indicatoren zijn onderverdeeld in de categorieën bedrijfsstructuur, de financiering, de omstandigheden in de persoon van de aanvrager en algemeen geldende en beleidsindicatoren.

3.5.4 BIBOB advies, bureau BIBOB

Als na de uitgebreide aanvraag nog vragen bestaan, kan een aanvraag aan bureau BIBOB worden voorgelegd voor een advies. Een andere aanleiding om een BIBOB advies te vragen is na een tip van de officier van Justitie aan het bestuursorgaan (artikel 26 van de wet). Het bestuursorgaan blijft overigens zelfstandig verantwoordelijk voor het aanvragen van een BIBOB advies. Ook blijft het bestuursorgaan zelf verantwoordelijk voor de beslissing die met inachtneming van het BIBOB advies wordt genomen. Bij het vragen van een BIBOB advies wordt de aanvrager daarover geïnformeerd. Daarbij wordt hij onder andere gewezen op het opschorten van de beslistermijn van de aanvraag. Tegen de aanvraag van een BIBOB advies kan geen bezwaar worden gemaakt, maar tegen de uiteindelijke beslissing op de aanvraag van het bestuursorgaan wel. In verband daarmee is het BIBOB advies wel in te zien door de aanvrager/houder van de vergunning. Het BIBOB advies valt in beginsel onder het verstrekkingsregime van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB). Op grond van artikel 10 van de WOB zal echter het openbaar maken van het advies aan derden achterwege blijven.

4. Overige

4.1 Taak regiegroep BIBOB

De uitvoering en voortgang van de beleidslijn BIBOB in de regio wordt bewaakt door de regionale regiegroep BIBOB (dit is de voormalige regionale projectgroep BIBOB). Problemen kunnen zich immers ontwikkelen en verplaatsen. Nieuwe vormen van criminaliteit kunnen zich manifesteren in de loop van de tijd. Wenselijk is een dynamische informatiepositie met een periodieke aanscherping en neerslag in een beleidsdocument. Aan de basis hiervan staan:

  • Gestructureerde raadpleging van de aanwezige open bronnen;

  • Goede contacten met de partners (projectgroep) via een structureel periodiek overleg;

  • Antennes binnen de diverse gemeentelijke afdelingen (BIBOB coördinator);

  • Goede informatieopslag en dossierbeheer. 

 

Daarnaast is het van belang dat de regionale regiegroep de uitvoering van het BIBOB instrumentarium bewaakt. Deze regiegroep leent zich daar uitstekend voor omdat daarin alle partijen zijn vertegenwoordigd.

Onderwerpen kunnen zijn:

  • Knelpunten bij de uitvoering van de wet;

  • Opstellen van diverse modellen/protocollen;

  • Juridische ontwikkelingen;

  • Samenwerking tussen partners;

  • Samenwerking met bureau BIBOB;

  • Uitwisseling van ervaringen;

  • Bewaken van lokale ontwikkelingen en wijzigingen;

  • Adviseren van de partners;

  • Aanpak uitbreiding huidige beleidslijn;

  • Oplossen van vraagstukken uit de regio (kenniscentrum).

4.2 Communicatie

De communicatie rond de invoering van de Wet BIBOB zal specifiek gericht zijn op:

  • Het gemeentebestuur;

  • De bewoners van de gemeente;

  • De betrokken ambtenaren van de gemeente;

  • De ondernemers van horecabedrijven, seksinrichtingen, escortbedrijven coffeeshops en speelhallen;

  • De ondernemers die te maken krijgen met de inzet van het BIBOB instrumentarium.

 

De communicatie gebeurt via de bestaande communicatiemiddelen (website, journalistieke middelen, brieven etc.). Verder worden belangenvertegenwoordigers in het kader van de inspraak vooraf betrokken bij de besluitvorming van de beleidslijn (o.a. Koninklijke Horeca Nederland) en wordt de beleidslijn conform de Algemene wet bestuursrecht bekendgemaakt.

 

Ook wordt de communicatie tussen gemeente, politie en justitie op regionaal niveau afgestemd. Deze afstemming vindt plaats in de regionale regiegroep BIBOB.

Deze beleidslijn is op 30 september 2008 vastgesteld door de burgemeester voor zover het besluiten betreffen die binnen zijn bevoegdheid kunnen worden genomen.

De Burgemeester van de gemeente Oude IJsselstreek

Dhr. J.P.M. Alberse

Deze beleidslijn is op 30 september 2008 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders voor zover het besluiten betreffen die binnen de bevoegdheid van het college kunnen worden genomen.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek,

de secretaris,…………………….. de burgemeester,………………

Mw. G.H. Tamminga Dhr. J.P.M. Alberse

BIJLAGEN IMPLEMENTATIE VAN DE REGIONALE BELEIDSLIJN BIBOB

Bijlagen beleidslijn BIBOB


1 ;

In deze gevallen is de inrichting gesloten wegens strijd met onder andere de openbare orde.

2

Artikel 26 Wet BIBOB bepaalt dat de officier van justitie die beschikt over gegevens die er op wijzen dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds zijn gepleegd of nog gepleegd zullen worden, het bestuursorgaan of de aanbestedende dienst kan wijzen op de wenselijkheid het Bureau om een advies te vragen.