Organisatie | Baarn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening brandveiligheid en hulpverlening 2005 |
Citeertitel | Verordening brandveiligheid en hulpverlening 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-06-2005 | 01-11-2012 | Nieuwe regeling | 25-05-2005 Gemeentenieuws Baarns Weekblad 9-6-2005 | Raadsbesluit 25 mei 2005 |
Artikel 1: begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
De taken en werkzaamheden van de brandweer die zijn gericht op de brandweerzorg en rampenbestrijding, waarbij de volgende fasen worden onderscheiden: pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg:
Het periodiek door de raad vast te stellen Brandweerbeleidsplan waarin de organisatie van het gemeentelijk brandweerkorps, alsmede het op hen van toepassing zijnde beleid en doelstellingen, worden vastgelegd;
Het jaarlijks door het College van Burgemeester en Wethouders vast te stellen plan waarin opgenomen de door de gemeentelijke brandweer in een jaar te verrichten activiteiten op basis van het gemeentelijk Brandweerbeleidsplan;
4.Brandweer Regio Utrechts Land
De tak van dienst van het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de gemeenschappelijke regeling “Brandweer Regio Utrechts Land” waaraan de gemeente deelneemt.
Artikel 3: taken gemeentelijke brandweer
De taken van de gemeentelijke brandweer bestaan, behoudens de in artikel 5 aan de Brandweerregio Utrechts Land opgedragen taken, uit:
Artikel 4: brandweerbeleidsplan
Burgemeester en Wethouders leggen de gemeenteraad eenmaal per 4 jaar een gemeentelijk brandweerbeleidsplan ter vaststelling voor, waarin is beschreven op welke wijze aan de inhoud van in artikel 3 omschreven taken van de veiligheidsketen uitvoering zal worden gegeven. Het gemeentelijk brandweerbeleidsplan omvat in elk geval een omschrijving van de taken en de bedrijfsvoering van de gemeentelijke brandweer, de consequenties van de beleidsvoorstellen voor wat betreft de personele en financiële middelen, de voertuigen, het materieel, de huisvesting en het opleiden en oefenen van het personeel;
Naast de in artikel 3, tweede lid, van de Brandweerwet 1985 en de in het artikel 4 van de gemeenschappelijke regeling Brandweer Regio Utrechts Land opgedragen taken, zijn aan de regionale brandweerorganisatie opgedragen de taken van de veiligheidsketen die niet ingevolge artikel 3 van deze verordening zijn opgedragen aan de gemeentelijke brandweer;
Burgemeester en Wethouders dragen zorg voor een adequate personeelsvoorziening ten behoeve van de gemeentelijke brandweer welke ten minste bestaat uit:
1 medewerker rampenbestrijding
In de repressieve functie Officier van Dienst (OvD) is voorzien in de vorm van een intergemeentelijke regeling tussen de gemeenten Baarn, Bunschoten, Eemnes en Soest.
Artikel 7: opleiding en oefening
Burgemeester en Wethouders dragen zorg voor opleiding en oefening, van het brandweerpersoneel, die voor de taakuitoefening noodzakelijk zijn.
Bij de bestrijding van incidenten ligt het opperbevel over de brandweer, conform de Gemeentewet, in handen van de burgemeester. Het bevel over de repressieve organisatie is opgedragen aan de commandant brandweer. Hij geeft tevens functioneel leiding aan de beroepsmedewerkers van de afdeling Brandweer. Deze taken/verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in de functieomschrijving.
1.Burgemeester en Wethouders dragen zorg voor het zoveel mogelijk in overeenstemming brengen en houden van het materieel van de gemeentelijke brandweer met de uit te voeren taken. Het materieel bestaat tenminste uit:
2.Burgemeester en Wethouders bepalen de plaats waar en de wijze waarop het materieel en de overige goederen van de gemeentelijke brandweer worden ondergebracht overeenkomstig de wettelijke eisen zoals die aan huisvesting voor de brandweer gesteld worden
Artikel 10: bluswatervoorziening
Burgemeester en Wethouders dragen zorg voor zodanige bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is.
Artikel 11: advisering regionale brandweer
Tussentijdse aanpassingen van de taken van de gemeentelijke brandweer en/of de personele en/of materiële sterkte van de gemeentelijke brandweer, die van invloed kunnen zijn op het regionaal beleid, worden ter advisering voorgelegd aan de commandant van de Brandweer Regio Utrechts Land
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 25 mei 2005
De raad voornoemd
De griffier, De voorzitter,
De structuur van de verordening is ontleend aan de door de VNG uitgebrachte modelverordening brandveiligheid en hulpverlening. De modelverordening is aangepast aan de Baarnse situatie. In navolging van de VNG wordt met het vaststellen van de verordening beoogd dat gemeenten aangeven op welke wijze zij hun verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid gestalte geven. Sleutelbegrip daarbij is het (brand)veiligheidsniveau. Dit begrip wordt overigens in de verordening zelf niet genoemd.
Het (brand)veiligheidsniveau wordt enerzijds bepaald door de gekozen repressieve sterkte van de gemeentelijke brandweer en anderzijds door het brandpreventieniveau van die gemeente. In de verordening wordt dit (brand)veiligheidsniveau aangegeven door de beschrijving van de taken en bevoegdheden op het gebied van de (brand)veiligheid en de daaraan gekoppelde verdeling tussen de gemeentelijke en de regionale brandweer. Hierbij is tevens rekening gehouden met het Project Versterking Brandweer (PVB). Bij de uitvoering van dit PVB is het gewenste zorgniveau vastgelegd. Het gewenste zorgniveau heeft betrekking op alle onderdelen van de brandweerzorg, hulpverlening en rampenbestrijding, ook wel genoemd de zogenaamde veiligheidsketen.
Het aldus aangegeven niveau wordt vervolgens, voor wat betreft de consequenties voor de uitvoering, nader uitgewerkt in een brandweerbeleidsplan waarin de onderwerpen brandweerzorg en rampenbestrijding centraal staan, dat ingevolge van artikel 4 door Burgemeester en Wethouders tenminste één keer per vier jaar moet worden voorgelegd aan en vastgesteld door de gemeenteraad.
De verordening beschrijft enerzijds de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bestuursorganen (het gezag) over de brandweer en anderzijds het beheer over de gemeentelijke brandweer. De verordening geeft de samenhang weer tussen de wettelijke kaders waarbinnen de brandweer opereert, de bestuurlijke en beleidsmatige kaders (artikel 4), de organisatorische kaders en taken (artikelen 3 en 5), de bestuurlijke verantwoordelijkheden met betrekking tot het personeel, het opleiden en oefenen, het materieel en de bluswatervoorziening (artikelen 6, 7, 9 en 10) en het beheer van de gemeentelijke brandweer (artikel 8).
In de overwegingen zijn alle voor de brandweer relevante wetten en voorschriften genoemd waarbinnen de gemeentelijke brandweer opereert en die nodig zijn om de veiligheid van de burgers te garanderen. Genoemd worden de Gemeentewet, de Brandweerwet 1985, de Wet Rampen en Zware Ongevallen, de Woningwet en de Wet Milieubeheer. Naast de wettelijke taken volgens de Brandweerwet 1985 is tevens de positie vastgelegd van de Brandweer Regio Utrechts Land, die ondersteunend en aanvullend werkt ten opzichte van de gemeentelijke brandweer. De bestuurlijke verantwoordelijkheid met betrekking tot de regionale brandweer is vastgelegd in een gemeenschappelijke regeling.
Artikel 1: begripsomschrijvingen
De in artikel 1 opgenomen begripsomschrijvingen zijn ontleend aan terzake gegeven definities in het Project Versterking Brandweer (PVB). De begrippen die voortvloeien uit de veiligheidsketen zijn specifiek bedoeld ten behoeve van de artikelen 3 en 5. Door de introductie van het begrip “veiligheidsketen” wordt aangegeven dat het takenpakket voor de brandweer meer omvat dan enkel preventief en repressief optreden. Voorts wordt hiermee tot uitdrukking gebracht dat ieder onderdeel van de veiligheidsketen voldoende kwalitatief ontwikkeld dient te worden om het gewenste (brand)veiligheidsniveau te bereiken c.q. te verzekeren.
Artikel 2: gemeentelijke brandweer
Artikel 1 van de Brandweerwet 1985 regelt, dat er in elke gemeente een gemeentelijke brandweer is, behoudens indien ingevolge samenwerking met andere gemeenten een regeling terzake tot stand gekomen is.
Artikel 3: taken gemeentelijke brandweer
Lid 1: de in artikel 3 genoemde taken van de gemeentelijke brandweer geven aan, dat deze tenminste bestaan uit de feitelijke uitvoering terzake van werkzaamheden van het voorkomen en beperken van brand, ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt. Voortvloeiend uit de veiligheidsketen gaat het om alle werkzaamheden op het gebied van pro-actie, preventie, preparatie, repressie, nazorg en het optreden bij rampen en zware ongevallen.
Lid 2: hierin wordt bedoeld de algemene dienstverlening door de brandweer, anders dan de wettelijke taken. Daarbij kan in algemene zin gedacht worden aan taken die ook door marktpartijen verricht zouden kunnen worden, maar die omwille van beschikbaarheid aanvullend aan de brandweer opgedragen zijn.
Artikel 4: brandweerbeleidsplan
Dit artikel regelt de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad met betrekking tot het vervullen van de voorwaarden voor een goede taakvervulling door de gemeentelijke brandweer. Deze verantwoordelijkheid ligt vast in artikel 1 van de Brandweerwet. Artikel 4 voorziet in een voortschrijdend proces van beleidsvorming waarin de relaties kunnen worden gelegd met de procedures en de bedrijfsvoering die in de eigen gemeente gebruikt kunnen worden. Gekozen is, om daarmee enerzijds de duurzaamheid van het brandweerbeleidsplan aan te geven en anderzijds voor het verkrijgen van aansluiting met de bestuurlijke cyclus in de gemeente, voor een vierjarige periode. Tevens dient er jaarlijks, gelijktijdig met de begroting, een werkplan voor het jaar daaropvolgend te worden vastgesteld. In dit werkplan wordt de beleidsvisie uit het brandweerbeleidsplan, verder uitgewerkt.
Dit artikel, waarin de regionale taken worden aangehaald, correspondeert met de door de gemeenten in de Brandweer Regio Utrechts Land vastgestelde hoofdlijnen van beleid.
In artikel 5 gaat het om het op regionaal niveau organiseren en uitvoeren van de gemeentelijke taken. Deze taken kunnen:
De in dit artikel omschreven bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het personeel geeft aan dat Burgemeester en Wethouders verantwoordelijk zijn voor een minimum aan gekwalificeerd brandweerpersoneel ter uitvoering van de taken, inclusief bedrijfsvoering, volgens de veiligheidsketen. De omvang van de repressieve dienst is afgestemd op de continue beschikbaarheid van 1 tankautospuit, 1 red- en 1 hulpverleningsvoertuig. I.v.m. met een sociaal aanvaardbaar rooster bestaat de repressieve dienst uit 4 ploegen die beurtelings dienst doen.
Bij de behoefte aan opschaling wordt gebruik gemaakt van vrij instromend personeel.
Om de functie officier van dienst (O.v.D.) zowel kwalitatief als kwantitatief te kunnen realiseren, is een intergemeetelijke samenwerkingsovereenkomst gesloten met de gemeenten Bunschoten, Eemnes en Soest.
Artikel 7: opleiding en oefening
Dit artikel over opleiden en oefenen regelt de verantwoordelijkheid van Burgemeester en Wethouders met betrekking tot de kwaliteit voor het brandweerpersoneel. Dit leidt onder andere tot het vaststellen van een meerjaren opleidings- en oefenplan.
Het bepaalde in artikel 8 legt de grondslag vast voor de éénhoofdige leiding en de gezagsverhouding die voor een goed functioneren van de brandweer onmisbaar zijn. De functieomschrijving van het afdelingshoofd / commandant brandweer en de gemeentelijke mandaatregeling zullen naast de aan een juiste taakvervulling verbonden verplichtingen en bevoegdheden de regeling voor de vervanging van de commandant bevatten.
In dit artikel legt de gemeenteraad de verantwoordelijkheid voor het kwalitatief en kwantitatief minimaal benodigde materieel van de brandweer vast. Deze verantwoordelijkheid wordt opgedragen aan Burgemeester en Wethouders. Zij valt uiteen in twee leden. Het eerste lid regelt de verantwoordelijkheid voor de materieelvoorziening,. Dat bepaalt de aard en omvang van het materieel hetwelk moet worden ingezet.
Het tweede lid regelt de opslag van materieel en middelen in de gemeente.
Artikel 10: bluswatervoorziening
Het blussen van branden is een belangrijke taak van de brandweer. Het blusmiddel water wordt naast andere blusmiddelen het meest gebruikt. De zorg voor de brandveiligheid, zoals bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Brandweerwet 1985, geeft aan dat Burgemeester en Wethouders tevens verantwoordelijk zijn voor een adequaat bluswaterleidingnet, open water, speciale blusvijvers en geboorde putten.
De openbare bluswatervoorziening dient van een kwantiteit en kwaliteit te zijn die is gerelateerd aan de gebruiksvoorschriften zoals die zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Het is aan te bevelen in elk bestemmingsplan aan te geven wat de capaciteit is/zal zijn van de openbare bluswatervoorziening.
Artikel 11: advisering regionale brandweer
In de verordening wordt nadrukkelijk uitgegaan van een innige relatie van de gemeentelijke met de regionale brandweer. Met dit artikel wordt expliciet gemaakt, dat over eventuele tussentijdse aanpassingen van gemeentelijke taken en/of de personele en/of materiële sterkte van de gemeentelijke brandweer (die van invloed kunnen zijn op het regionale beleid), voorafgaand aan finale besluitvorming advies moet worden ingewonnen bij de regionale brandweer. Daarmee kan worden gewaarborgd dat de onderlinge verbondenheid van gemeenten en de regionale brandweer ook feitelijk in stand blijft.
Artikel 12: citeertitel en in werking treden
De Verordening Brandveiligheid en Hulpverlening moet op grond van artikel 2 van de Brandweerwet 1985 binnen een week na vaststelling aan Gedeputeerde Staten worden gezonden.
Met de inwerkingtreding van de verordening brandveiligheid en hulpverlening komt de eerder vastgestelde organisatieverordening brandweer te vervallen.