Organisatie | Emmen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van orde raad gemeente Emmen 2017 |
Citeertitel | Reglement van orde raad gemeente Emmen 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Reglement van orde |
Geen
Gemeentewet, art. 16, Gemeentewet, art. 82
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-02-2017 | Onbekend | 16-02-2017 Emmen.nu | Onbekend |
De raad van de gemeente Emmen;
gelezen het voorstel van het Presidium d.d. 6 februari 2017;
gelet op het bepaalde in de Gemeentewet en Algemene wet bestuursrecht;
gehoord het college van burgemeester en wethouders:
Onder intrekking van het Reglement van orde raad gemeente Emmen 2011 vast te stellen het navolgende:
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 4 De gemeentesecretaris
De raad kan het college verzoeken de gemeentesecretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.
Hoofdstuk 2 TOELATING NIEUWE LEDEN EN BENOEMING WETHOUDERS
Artikel 6a Benoeming wethouders
Bij de benoeming van een wethouder stelt de voorzitter een commissie in bestaande uit drie raadsleden. De commissie onderzoekt of de benoeming van de kandidaat voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de Gemeentewet en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie; wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. Met de onder a, b en c beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan. Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G 3 van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na de mededeling daarvan.
Het presidium kan een wethouder/de wethouders verzoeken bij een vergadering van de raad aanwezig te zijn.
Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken
De voorlopige agenda en de stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de voorlopige agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden of beschikbaarstellen van de schriftelijke oproep voor een ieder in het gemeentehuis ter inzage gelegd en op de internetsite van de gemeente geplaatst. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 13. Indien ná het verzenden of beschikbaarstellen van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en op de internetsite van de gemeente en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.
De leden van de raad spreken in eerste termijn vanaf het spreekgestoelte en, indien de voorzitter dit toestaat, in tweede en eventueel volgende termijnen vanaf hun plaats en richten zich tot de voorzitter. De voorzitter, de griffier en de wethouders spreken vanaf hun plaats. Bij de begrotings- en kadernotabesprekingen spreken de collegeleden in eerste termijn vanaf het spreekgestoelte.
Artikel 22 Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde een fractie, fractie(s), leden danwel een of meer collegeleden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid per raadsvoorstel gedurende maximaal 1 minuut het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Artikel 27 Algemene bepalingen over stemming
Heeft een lid zich bij hoofdelijke stemming bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 29 Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 30 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Hoofdstuk 4 RECHTEN VAN DE LEDEN
Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
Het initiatiefvoorstel wordt op de agenda van de eerstvolgende vergadering geplaatst, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds is verzonden. In dat geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst. Pas nadat het college in de gelegenheid is gesteld wensen en bedenkingen kenbaar te maken, kan de raad een besluit nemen over het betreffende initiatiefvoorstel. Voor de mogelijkheid van het college om wensen en bedenkingen kenbaar te maken, gelden de termijnen en voorwaarden overeenkomstig artikel 38, lid 3 van dit reglement.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in, naar het oordeel van de voorzitter, spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend, Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. In de eerstvolgende vergadering na indiening wordt het verzoek in stemming gebracht bij het vaststellen van de agenda. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad anders beslist.
Artikel 38 Schriftelijke vragen
Het college draagt zorg voor een zo spoedig mogelijke schriftelijke beantwoording van de vragen, uiterlijk binnen 30 dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien schriftelijke beantwoording niet binnen 30 dagen kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller en de griffer daarvan op de hoogte, waarbij uitstel van de beantwoording wordt geacht te zijn verleend tot maximaal 60 dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn wordt aangegeven waarbinnen beantwoording plaatsvindt. Dit bericht van uitstel wordt behandeld als een antwoord.
Het lid van de raad dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp en de te stellen vragen ten minste 24 uur voor aanvang van het vragenhalfuur bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg met het presidium weigeren een onderwerp tijdens het vragenhalfuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.
De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt waarbinnen beantwoording plaats zal vinden.
Hoofdstuk 6 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES
Artikel 43 Verslag; verantwoording
Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de gemeentesecretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken of voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.
Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 40, zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 7 BESLOTEN VERGADERING
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
De krachtens artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet aan de raad opgelegde verplichtting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering, die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
Toelichting op Reglement van orde raad gemeente Emmen 2017.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Onder ‘aanhangig’ wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnde.
De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In het gewijzigde artikel 77, eerste lid, is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester.
De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Rechtspositionele bepalingen omtrent de beëdiging, woonplaats et cetera zijn niet in dit reglement opgenomen, aangezien dat beter geregeld kan worden in de ambtsinstructie voor de griffier die de raad vaststelt.
Artikel 4 De gemeentesecretaris
De gemeentesecretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de gemeentesecretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De gemeentesecretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de gemeentesecretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de gemeentesecretaris vraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie die de gemeentesecretaris bezit of kan de gemeentesecretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de gemeentelijke organisatie.
De waarnemend voorzitter van de raad is tevens voorzitter van het presidium. Tevens is geregeld dat het presidium uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter benoemd. Het presidium heeft geen rol bij vraagstukken van politieke aard. Het presidium richt zich voornamelijk op de procedures en formaliteiten t.a.v. agenda’s, vergaderingen, informatievoorziening en de werkzijze van de raad en raadscommissies. Het presidium kan binnen de kaders van dit reglement van orde voor de uitvoering van de bepalingen nadere regels stellen.
Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren.
Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd. De mogelijkheid van beroep bij de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad is vervallen door inwerking treden van de Wet dualisering.
Artikel 6a Benoeming wethouders
Dit artikel geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het
geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen
volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft
wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (Gemeentewet artikelen 36a, 36b, 41b en 41c). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd, de incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden. Bij de benoeming van een wethouder vindt een integriteitstoets plaats. De gedragscode politieke ambtsdragers speelt hierbij een rol. Daarnaast kan een verklaring omtrent het gedrag (VOG) worden gevraagd. De raad kan aangeven dat zij deze procedure wil volgen bij de benoeming van wethouders. De VOG kent een screeningsprofiel voor politieke ambtsdragers. Bij dit profiel staat de integriteit van de aspirant bestuurder centraal. Het is mogelijk om deze VOG via een spoedprocedure uit te laten voeren.
Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven
van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, tweede lid, van de Gemeentewet). In het
geval de coalitie in de raad een meerderheid heeft van één stem kan het verstandig zijn
eerst als raadslid ontslag te nemen en een nieuw raadslid te benoemen. Het vooraf ontslag
nemen als raadslid is een risico. Het kan immers gebeuren dat deze persoon of niet tot
wethouder wordt benoemd of dat de geloofsbrieven niet worden goedgekeurd.
In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractie-ondersteuning). In veel gemeenten bestaan regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractie-assistentie, etc. In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in het RvO opgenomen fractiebegrip. Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee. In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.
Artikel 8 Tijd en plaats van vergaderen
Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. Lid 3 is opgenomen om te voorkomen dat vergaderingen uitlopen tot ver na middernacht. In de jaarplanning van de raad zal een vaste datum voor de uitloopvergadering worden gepland: in principe de eerste dinsdag volgend op de dag waarop de reguliere raad wordt gepland. De resterende agenda wordt in principe op deze avond behandeld, tenzij de raad beslist dat bepaalde agendapunten kunnen opschuiven naar de eerstvolgende reguliere vergadering.
Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegestuurd. Onder zenden, versturen of (toe)sturen kan ook worden verstaan het beschikbaar stellen van de agenda en stukken op een website, tablet of iets dergelijks. Wanneer agenda en stukken digitaal op een website beschikbaar worden gesteld, gaat daar een signalering aan vooraf. Het is namelijk mogelijk, indien de raad dit wenst, de stukken en oproep niet per post maar digitaal te versturen of aan te bieden, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken waarop geheimhouding rust. Op die stukken wordt hiervan melding gemaakt en de stukken liggen ter inzage in het gemeentehuis.
Het presidium bepaalt hoe de voorlopige agenda er uit ziet. Het versturen van de agenda en stukken is geregeld in artikel 9. Dit is echter een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om ruim voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de actualiteiten. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden of beschikbaarstellen van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen. Indien er een voorstel wordt gedaan om de agenda aan te passen, bijvoorbeeld het doorschuiven van een agendapunt naar de volgende raadsvergadering, en de stemmen staken, is artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet niet van toepassing.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting
Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken
In dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.). Geïnteresseerden moeten de mogelijkheid hebben om stukken in te zien. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden of beschikbaarstellen van de schriftelijke oproep ter inzage aangeboden. Naast de fysieke terinzagelegging in het gemeentehuis, zullen de stukken doorgaans op elektronische wijze worden aangeboden. Dit gaat in ieder geval door plaatsing op de gemeenteraadsite.
Artikel 13 Openbare kennisgeving
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is er de mogelijkheid van plaatsing op het internet.
De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.
De voorzitter draagt zorg voor zitplaatsen voor de leden van de raad, de griffier, de wethouders, gemeentesecretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd . Belangstellenden kunnen plaats nemen op de publieke tribune in de raadszaal. Indien er geen vrije plaatsen meer beschikbaar zijn op de publieke tribune, kunnen belangstellenden de vergadering d.m.v. een live-uitzending volgen in een andere – daarvoor aangewezen – ruimte.
Artikel 16 Opening vergadering
De vergadering kan beginnen indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor het opnieuw beleggen van een vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.
Dit artikel regelt de verslaglegging (handelingen) en de wijze waarop het wordt vastgesteld. Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken. Het verslag wordt zo spoedig mogelijk na vaststelling openbaar gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze. Dit geldt niet voor verslagen of delen daarvan die onder de geheimhouding vallen. Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan het raadslid en de wethouder, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State). Andere vormen van integrale verslaglegging zijn ook mogelijk. Bijvoorbeeld een geluidsopname van de raadsvergadering op CD, met een overzicht van de sprekers, de onderwerpen –voorzien van tijdscodes- en een besluitenlijst.
Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.
Door de wijziging van de tafelopstelling in de raadszaal kunnen de collegeleden de raad toespreken vanaf hun plaats. Voor de begrotings- en kadernotabespreking geldt een uitzondering; dan spreken ook de collegeleden vanaf het spreekgestoelte.
Het gaat hierbij niet om interrupties (zie artikel 22). In de praktijk zal in beginsel de voorzitter bij politiek gevoelige onderwerpen de spreekvolgorde hanteren van grootste naar kleinste fractie.
Artikel 21 Aantal spreektermijnen en spreektijdverdeling
Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp. Tenzij het een motie vreemd aan de orde van de dag betreft.
Voor de zogenaamde bespreekvoorstellen (B-voorstellen) gelden twee spreektermijnen. Voor de overige voorstellen (A-voorstellen) geldt één termijn. Het presidium kan bepalen dat van de vastgestelde spreektijdenregeling wordt afgeweken. Voor de begrotingsbehandeling wordt door het presidium in ieder geval een afwijkende spreektijd vastgesteld
Artikel 22 Handhaving orde; schorsing
De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 22 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet. Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 48 van dit reglement.
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen, wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 21).
Artikel 24 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de oproep aan de leden tot de stemming begint. Gedurende maximaal 1 minuut per raadsvoorstel geeft een raadslid toelichting op de gemaakte afweging
Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32. Lid 3 van de Gemeentewet
Artikel 27 Algemene bepalingen over stemming
Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Hierbij wordt volledigheidshalve nog verwezen naar artikel 209, lid 2 Gemeentewet, welke in een bepaald geval een hoofdelijke stemming verplicht. De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Bij wie de hoofdelijke stemming begint, is geregeld in het zesde lid. Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 van de Gemeentewet. Daarnaast is artikel 2:4 van de Awb van belang. Over vraagstukken m.b.t. persoonlijk belang en de schijn van belangenverstrengeling wordt tevens verwezen naar de jurisprudentie hierover. Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. Op grond van de Gemeentewet bestaat de mogelijkheid om een elektronisch stemsysteem te gebruiken
Artikel 28 Stemming over amendementen en moties
Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 32 en 33 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp (vreemd aan de orde van de dag) geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.
Artikel 29 Stemming over personen
De Gemeentewet geeft aan dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet). Een voordracht is voor de raad bindend; de raad kan geen andere kandidaten voordragen dan op de voordracht staan. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bij voorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen. In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement. In geval van een schriftelijke stemming wordt geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het stemquorum. Bij de bepaling van het stemquorum wordt bepaald hoeveel leden hun stem moeten uitbrengen. Wanneer er bijvoorbeeld 30 leden in de raadszaal aanwezig zijn, dan dienen er 30 stembriefjes bij het stembureau ingeleverd te worden.
Artikel 30 Herstemming over personen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 31 Beslissing door het lot
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 21). Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 28. Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 35 geregelde initiatiefvoorstellen. Wanneer het college een ingediende motie overneemt, wordt deze geacht unaniem te zijn aangenomen tenzij één of meer leden om stemming hebben gevraagd. De inhoud van de motie wordt daarmee een toezegging van het college en de motie zal de facto door het college worden uitgevoerd.
Artikel 34 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij het staken van de stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, lid 4 Gemeentewet is hierop niet van toepassing)
Artikel 35 Initiatiefvoorstellen
Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. Het presidium zal de behandeling van het initiatiefvoorstel niet eerder op de concept agenda zetten, dan nadat het college in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen over het initiatiefvoorstel te uiten. In de praktijk zal het college, zodra de voorzitter het voorstel conform lid 1 heeft ontvangen, een dergelijk verzoek worden gedaan.
Artikel 36 heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel, dat het college heeft voorbereid, voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan het presidium overlaten. Als het college een voorstel wil intrekken, is het wenselijk dat – indien mogelijk - tijdig bij het presidium wordt aangegeven.
Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. In de praktijk zal een interpellatiedebat geagendeerd worden in aansluiting op het vragenhalfuur. Daarvoor is wel toestemming van de raad nodig.
Artikel 38 Schriftelijke vragen
Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen. De schriftelijke vragen op grond van artikel 38 worden bij het college ingediend. De vragen hoeven dan niet eerst administratief bij de griffie te worden verwerkt. De griffie blijft de termijnen van afhandeling volgen. Het college is verantwoordelijk voor de tijdigheid van het beantwoorden.
Deze bepaling vormt een aanvulling op het voorgestelde artikel 155, eerste lid, van de nieuwe Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het is dan ook een facultatieve bepaling. Het is aan de raad om te bepalen of de instelling van een vragenhalfuur voorafgaand aan iedere vergadering en daarmee het opnemen van een dergelijke bepaling in het reglement van orde wenselijk is. Wel is bewust gekozen voor een algemene regeling van het vragenhalfuur. Veelal fungeert de rondvraag in de raadsvergadering als een mogelijkheid tot het stellen van vragen. Omdat het de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt, kan hiervoor een aparte gelegenheid gecreëerd worden.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 41 Procedure begroting en artikel 42 Procedure jaarrekening
Deze artikelen behoeven geen toelichting. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.
Artikel 43 Verslag; verantwoording
Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.
In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 38. Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen. Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid.
Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voorzover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. De deuren worden gesloten wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt (art.23 lid 2 Gemeentewet). De raad beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd (art.23 lid 3 Gemeentewet).
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23 lid 3 en 4 Gemeentewet.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.
Artikel 47 Opheffing geheimhouding
In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet perse aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bij voorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) ook gaan om de situatie dat een voorzitter van een commissie, het college dan wel de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die aan de raadscommissie zijn overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester, het college dan wel de voorzitter van de commissie daar niet toe bereid is).
Artikel 48 Toehoorders en pers
De hier aangegeven bepalingen worden wat betreft het handhaven van de orde aangevuld door artikel 26 van de Gemeentewet. De voorzitter heeft de bevoegdheid om toehoorders die de orde doen verstoren, te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.
Artikel 49 Geluid- en beeldregistraties
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel behoeft geen toelichting.