Organisatie | Hollands Kroon |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel lage woonlasten en commerciële huur Participatiewet Hollands Kroon 2016 |
Citeertitel | Beleidsregel lage woonlasten en commerciële huur Participatiewet Hollands Kroon 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-10-2017 | 01-01-2016 | Nieuwe beleidsregel | 15-12-2015 | Volgnummer 10 |
1. Relevante artikelen, wetten en verordeningen
Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (P-wet) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De bedragen genoemd in deze beleidsregel zijn bedragen per maand. Als er een andere periodiciteit is bedoeld, is dat vermeld.
In de P-wet is in artikel 27 bepaald dat de bijstandsnorm lager kan worden vastgesteld voor zover de belanghebbende lagere kosten van het bestaan heeft in verband met zijn woonsituatie. Het is aan het college om te bepalen op welke wijze er rekening gehouden wordt met de lagere kosten. Tot 1 januari 2015 was de verlaging van de norm in verband met de woonsituatie opgenomen in de Toeslagenverordening. Met de invoering van de kostendelersnorm is de Toeslagenverordening vervallen.
De kostendelersnorm is ingevoerd met ingang van 01-01-2015 in de P-wet. De hoogte van de uitkering is afhankelijk van het aantal volwassen personen dat in de woning zijn hoofdverblijf heeft. De persoon die inwoont en waarmee de hoofdbewoner een overeenkomst heeft afgesloten over commerciële onderhuur of kostgangerschap, telt niet mee als kostendeler voor degene met wie hij een commerciële relatie heeft. In artikel 33 lid 4 van de P-wet is bepaald dat de inkomsten uit verhuur en kostgangerschap in mindering worden gebracht op de uitkering. De manier waarop is niet in de wet bepaald. Dat is opgenomen in deze beleidsregel.
4. Verlaging van de normbijstand op grond van artikel 21 en 22 van de P-wet in verband met woonsituatie
5. Commerciële huurprijs voor onderhuur en kostgangerschap
Een minimale commerciële huurprijs voor kostgangerschap is het bedrag genoemd in lid 1 van dit artikel verhoogd met een bedrag van minimaal € 150,-- per maand indien de warme maaltijden onderdeel uitmaken van de overeengekomen prijs en minimaal € 75,-- per maand indien de warme maaltijden zijn uitgesloten van de overeengekomen prijs.
Voor belanghebbenden die op 31-12-2015 een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangen en voor wie de toepassing van artikel 4 van deze beleidsregel nadeliger is dan de toepassing van artikel 4 zoals die luidde vóór 01-01-2016, gaat de nieuwe bepaling niet eerder in dan drie maanden nadat hij bekend is geworden met de gevolgen van de nieuwe bepaling.
De definitie van woning wijkt af van de definitie van artikel 3, 6e lid van de P-wet. Daarin is het begrip stacaravan niet genoemd. Kennelijk wordt onder woonwagen ook stacaravan verstaan. Om duidelijk te maken dat deze beleidsregel ook van toepassing is op bewoners van een stacaravan is dit begrip toegevoegd.
Toelichting artikel 5 lid 1 en 2
De kamerhuurprijs is sterk afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden. De prijzen in een stad zijn hoger dan op het platteland. Op grond van de rekentool van www.huurdersinfo.nl is de huurprijs voor een kamer van 16 vierkante meter met het gezamenlijk gebruik van de keuken, de sanitaire voorzieningen en de buitenruimte € 327,-- In de proefberekening wordt de huurprijs € 10,-- lager met iedere vierkante meter die afgetrokken wordt. Bij een kamer van 10 vierkante meter (6 minder) is de prijs dus € 60,-- lager en bedraagt € 267,--. De conclusie dat een huur van minder dan de rekenhuur (nu € 230,-- per maand) niet commercieel is, is op grond hiervan gerechtvaardigd.
Voor de kosten in verband met het verstrekken van maaltijden aan de kostganger is uitgegaan van de bedragen voor maaltijden van de NIBUD-prijzengids.
Op grond van de NIBUD-prijzengids kan er van uitgegaan worden dat er door verhuur van één kamer hogere energielasten zijn van € 40,-- per maand en de afvalstoffenheffing is € 35,-- per maand hoger. Het is redelijk om rekening te houden met deze hogere kosten en af te trekken van het overeengekomen huurbedrag.
Onderverhuur is niet van invloed op de hoogte van de huurtoeslag. Voorwaarde is wel dat de verhuurder de verhuur opgeeft bij de belastingdienst. Doet hij dat niet dan wordt de kamerhuurder gezien als medebewoner en worden de inkomsten voor de berekening van de huurtoeslag bij elkaar opgeteld.